NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
No. 1903.
Zaterdag 7 December 1935
42e Jaargang.
DRUK EN UITGAVE
A. G. M. MARKUSSE TE WISSENKERKE
TELEFOON No. 10
VRAAGT SPERWER
-
Prijs der Advertentiën: van 1 tot 5 regels 50
cent, iedere regel meer 10 cent. Bij abon
nement aanzienlijke korting. Familieberichten
en daarop betrekking hebbende dankbetuigingen
van 1 tot 6 regels 75 cent, iedere regel meer
12'/i cent.
Abonnementsprijs f 1.— per jaar bij vooruit
betaling. Franco per post f2.25 per jaar
Toezending advertentiën tot Vrijdagmorgen
8 uur (wettelijken tijd). Oplaag 1800 ex.
Het dagelijksch bestuur van het Waterschap „Willem c.a." maakt
bekend, dat door de Algemeene Vergadering van dat Waterschap is
vastgesteld de volgende Keur of Politieverordening.
KEUR OF POLITIEVERORDENING OP HET GEBRUIKMAKEN
VAN DE HAVEN VAN HET WATERSCHAP „WILLEM C.A." IN
NOORD-BEVELAND, GENAAMD „DE GEERSDIJKSCHE KAAI".
Artikel 1.
Ieder, die van de haven gebruik maakt, is gehouden zich daarbij
te gedragen naar de bevelen van de politie en naar die van den ha
venmeester.
De gezagvoerders of schippers zullen hun vaartuigen moeten leg
gen op plaatsen, hun door den havenmeester aangewezen en zijn ver
plicht, tenzij zij daadwerkelijk aan het laden of lossen zijn, op diens
bevel onmiddellijk te verhalen.
Zij dragen zorg, dat zich aan boord steeds een persoon bevindt,
bekwaam om de bevelen uit te voeren.
De vaartuigen mogen nimmer worden gelegd in de uitwaterings
geul van het Waterschap.
Art. 2.
De schippers of gezagvoerders zullen in de haven hun vaartuigen
behoorlijk met touwen of kettingen vastleggen en zoowel bij hun ver
blijf in de haven als bij het uit- en invaren zorgdragen, dat geen an
ker of ketting voor den boeg hangt.
Bij het tegemoet varen van andere vaartuigen moet de boegspriet
worden gelicht. Het varen in de havengeul door motorvaartuigen, van
den mond af tot de scheepszaten en omgekeerd, mag niet geschieden
met meer dan halve kracht.
Boven of op de scheepszaten is het in beweging stellen of heb
ben van de schroef van motorvaartuigen verboden, wanneer niet vol
doende water aanwezig is, zulks ter beoordeeling van den havenmeester.
De schroeven mogen niet noodeloos in werking worden gesteld
of gehouden.
Art. 3.
Het is verboden vaartuigen anders vast te leggen dan aan de
daarvoor bestemde meerpalen, of met haken of boomen tegen de be
schoeiingen te stooten, zullende daartoe gebruik gemaakt moeten wor
den van de vloeipalen.
Het uit- en inwinden is alleen geoorloofd door gebruikmaking van
de meerpalen.
Tenzij in dringenden nood is het verboden in de haven ankers
of dreggen uit te werpen.
Art. 4.
Alle schaden, welke aan haven of kaai en de los- of laadplaatsen
door schippers of door hun knechts of door eigenaren van goederen
of door hun werklieden wordt toegebracht, zal door den schipper of
eigenaren der goederen op hun kosten en tot genoegen van het da
gelijksch bestuur van het Waterschap moeten worden hersteld, bij
gebreke waarvan dit door het dagelijksch bestuur op kosten der na-
iatigen zal geschieden.
Art. 5.
Schippers van aan den wal liggende schepen zijn verplicht op
bevel van den havenmeester te gedoogen, dat achterliggende vaar
tuigen over de hunne worden gelost of geladen.
Art. 6.
Houtvlotten, afzonderlijke balken, wrakken, voor de vaart onbruik
bare vaartuigen of andere voorwerpen, die aan de scheepvaart hin
derlijk kunnen zijn, mogen in de haven of geul niet zonder uitdruk
kelijke vergunning van het dagelijksch bestuur van het Waterschap
verblijven.
Art. 7.
Het is verboden om rijs-, kram-, steenglooiings- en andere wer
ken, welke zich aan havendammen bevinden, te beloopen of met een
of ander voorwerp te bezetten of vuil daarop te werpen.
Art. 8.
Het is verboden steen of vuil in de haven te werpen, zullende
voorts iedere schipper verplicht zijn, alvorens de haven te verlaten,
al het door hem daarop gebrachte vuil op te zuiveren en weg te voe
ren, alsmede de aarde, welke tengevolge van het laden of lossen uit
zijn vaartuig op de haven wordt gebracht, te verwijderen.
Hierop maken bieten- en pulpvui! een uitzondering.
Art. 9.
Het is verboden pek, teer, harpuis, olie, talk of andere licht ont
vlambare stoffen aan boord der in de haven liggende vaartuigen te
verwarmen, te smelten of te koken.
Het is verboden de vaartuigen in de haven af te branden.
Het afbranden van vaartuigen kan alleen geschieden terzijde van
de havengeul, op een door den havenmeester aan te wijzen plaats.
Art. 10.
Het is verboden het havenplein te bezigen tot het plaatsen of
leggen van voorwerpen, niet ter lading bestemd of in de haven ge
lost.
Art. 11.
Het is verboden de haven binnen te komen of te verlaten, indien
naar het oordeel van den havenmeester de waterstand van het oogen-
blik de ,vrees wettigt, dat het schip in den mond van de haven zal
blijven vastzitten.
Art. 12.
Van de bepalingen in de vorige artikelen kan alleen worden afge
weken, bij schriftelijke vergunning door het dagelijksch bestuur van
het Waterschap.
Art. 13.
Overtredingen van de bepalingen dezer keur of verordening, waartoe
behoort elke overtreding of nalatigheid van een verbod, bevel, voor
schrift, voorwaarde of bepaling krachtens deze keur of verordening,
door het daartoe door het bevoegde gezag gegeven, wordt, voor zoo
ver daartegen niet is voorzien bij een wet, een algemeene maatregel
van bestuur of een provinciale verordening, gestraft als volgt:
van art: 1, 3, 5, 7 en 8 met een geldboete van ten hoogste f 5.
van art: 2, 9 en 11 met een geldboete van ten hoogste f 10.
van art: 6 met een geldboete van ten hoogste f 15.
Art. 14.
Deze verordening treedt in werking op den achtsten dag na
hare afkondiging, welke Keur of Politieverordening is goed
gekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland, bij hun be
sluit van 9 Augustus 1935 No. 168, 2e afdeeling.
Gegeven 7 December 1935.
Het dagelijksch bestuur voornoemd,
A. I. fANSE, Voorzitter.
TH. WOLSE, Ontvanger-Griffier.
WISSENKERKE, 7 December 1935.