NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
No. 1884.
Zaterdag 27 Juli 1935
41e Jaargang.
DRUK EN UITGAVE A. G. M. MARKUSSE TE WISSENKERKE - TELEFOON No. 10
SPERWER CACAO
Prijs der Advertentiën: van 1 tot 5 regels 50
cent, iedere regel meer 10 cent. Bij abon
nement aanzienlijke korting. Familieberichten
en daarop betrekking hebbende dankbetuigingen
van 1 tot 6 regels 75 cent, iedere regel meer
12cent.
80 CENT PER KILOPAK
45 CENT PER PONDSPAK
Abonnementsprijs f 1.per jaar bij vooruit
betaling. Franco per post f2.25 per jaar.
Toezending advertentiën tot Vrijdagmorgen
8 uur (wettelijken tijd). Oplaag 1800 ex.
Men verzoekt ons opname van onderstaand artikel, geschreven
door Ing. A. O. Rijsdijk in „De Molenaar" van 15 Mei 1935.
DE BOERENSTAND EN DE MARGARINE-FABRIKANT.
Vervolg.
Een twede fout is, dat de Crisiszuivelcentrale de prijsverhouding
van boter tot margarine heeft aangenomen als 32. Bij een boterprijs
van f 1.80, werd dus de prijs voor margarine voor de consument ge
steld op f 1.20. Door bijmenging van 25°/0 roomboter in de margarine
werd dit surrogaat dus veredeld en diende de prijsverhouding evenzeer
herzien te worden.
Na invoering van het meng-gebod diende de prijsverhouding van bo
ter tot margarine dus te zijn als 4—3. Door hiermede geen rekening te
houden, zijn vele boter verbruikers tot het verbruik van veredeld surro
gaat, d.w.z. van margarine met bijgemengde boter, daar deze naar ver
houding in prijs gunstiger kwam te staan. Hierdoor is het gehele meng-
gebod in zijn uitwerkingdus een succes voorde margarinefabrikant, een strop
voor de boer. Uit dit alles blijkt wel, dat de boer niet behoeft te reke
nen op daadwerkelijke steun van de Regering, echter zichzelf dient te
helpen. Dit kan hij door zelf onder geen enkele voorwaarde margarine
te gebruiken. Voor het eten van boter door de boeren is nu eens geen
enkele regeringsmaatregel nodig; alleen een vaste wil en goed inzicht
in de zaak, waarom het gaat, is voldoende om alle boeren tot het be
sluit te brengen, dat zij voortaan het product margarine, dat op zichzelf
hun erfvijand is, niet meer in huis willen hebben.
Indien wij aannemen, dat de helft van de boeren margarine eet en dit
is zeker het geval, en zij gebruiken gemiddeld 1 kg. per week, dan wordt
er door de boeren alleen reeds 100.000 kg. margarine per week gegeten.
Dit laatste is voorzichtig geraamd, daar dit voor een gezin van 5 pers.
10 kg. per hoofd en per jaar is, terwijl het statisch gemiddelde vetver-
bruik circa 15 kg. is. Wij nemen dan ook aan, dat een boer nog onge
veer '/3 uit eigen slacht gebruikt. Indien deze 100.000 kg. margarine
door boter zou worden vervangen, dan zou dit voor onze boter-positie
meer betekenen dan 10% verhoging van het mengpercentage in de
margarine.
Er wordt namelijk maar 90.000 kg. boter per week in de margarine ver
werkt.
De boer beschouwt de margarine-fabrikant terecht als zijn grootste en
gevaarlijkste concurrent. Het is onbegrijpelijk, dat hij niet inziet zijn aarts
vijand te steunen door margarine te eten. Ook bedrijfseconomisch is de
boer, die margarine eet, een man, die zijn eigen graf graaft, daar hij
mede betaalt aan de millioenen dividenden en hoge lonen in de beschut
te margarine-industrie, en de invoer bevordert van buitenlandse vetten,
terwijl hij zelf het vet in overvloed en in veel betere kwaliteit produ
ceert, dat hij tegen verliesgevende prijzen moet exporteren.
Nu met de nieuwe regeling van het karn-verbod, de boer in de ge-
legendheid is gesteld boter voor eigen gebruik te betrekken tegen ma
tige prijzen, zal het de boerenstand nog minder moeilijk worden ge
maakt hun eigen boerenboter te eten. Sedert 1931 is de Landbouwcrisis-
wet begonnen voor steun aan de boer, dus sedert dien tijd heeft de o-
verheid ingezien de boer te moeten helpen.
In diezelfde periode vanaf 1931 tot en met 1934 heeft de margarine
industrie meer dan 100.000.000 guldens netto verdiend.
Deze ongehoorde hoge winsten zijn opgebracht door de armsten van
ons volk en hoe er omgesprongen wordt met de millioenen, die zijn sa
men geschraapt uit de beurzen van onze margarine eters moge blijken
uit het feit, dat aan de Directie van een der margarine-fabrieken een
millioen tantième werd uitgekeerd in één jaar tijd. Thans is de marga
rine-industrie zodanig overgekapitaliseerd, dat zij met het in Nederland
verdiende geld geen raad meer weten en om er emplooi voor te zoeken
op 10 Mei 1935 een speciale vergadering belegden voor het wijzigen
van de statuten zodanig, dat een weg wordt gevonden onze Nederland
se millioenen te verschuiven naar Engeland. Op 3 Mei werd in Amster
dam met algemene stemmen reeds toestemming verleend door de aan
deelhouders. Zulk een kapitaal-vlucht wordt in een land, waar de staat
de macht in handen heeft, ten strengste gestraft. Daar wordt de staat
dan vereenzelvigd met de gehele natie, niet slechts met de burocratie of
de Regering of de partijen, die haar beheerst. Daar de margarine-indus
trie echter zo machtig is geworden, dat zij een staat vormt in onze
Staat, zullen wij met lede ogen moeten toezien, dat dit geld over de
grenzen gaat.
Alleen de consument is in zijn geheel genomen bij machte de mar
garine-fabricage zodanig te beperken, dat in onze Nederlandse vetbalans
ruimte gemaakt wordt voor onze Nederlandse boter.
De beperking van de margarine-fabricage zal slechts aan een zeer
klein aantal arbeiders werk ontnemen, hetgeen in geen geval opweegt
tegen de enorme belangen, die er voor de gehele boerenstand tegenover
staan. De Regering stelt één millioen gulden per jaar beschikbaar uit de
zuivelpot voor propaganda voor het gebruik- van zuivelproducten. Iedere
boer zal zeker gaarne er in toestemmen dit millioen beschikbaar te stel
len voor de werklozen, die in margarinefabrieken op straat komen te
staan, indien de margarinefabricage als hiervoren genoemd beperkt wordt.
Tot nog toe worden er alleen Nederlands-Indische grondstoffen gebruikt
voor de fabricage van dat kwantum margarine, dat in Holland wordt
gegeten. Voor het exportkwantum worden alle mogelijke grondstoffen
gebruikt afkomstig uit landen, waarmede wij uit handelspolitiek oogpunt
geen of nagenoeg geen belangen hebben. In plaats dat er voor deze mar
garine dan soyabonen of traansoorten worden gebezigd, zou het een Ne
derlands belang zijn, de grondstoffen, die nodig zijn voor de fabricage
van export-margarine te betrekken uit Nederlandse koloniën. Onze Oost
zou hierdoor een compensatie hebben voor het verminderde afzetgebied
tengevolge van productie-beperking van margarine voor binnenlands ge
bruik. Indien er 20.000 Tons minder margarine geproduceerd zou wor
den, worden er hier te lande tenminste ook 30.000 Tons veekoeken en
schroot minder geproduceerd, die toch nodig zijn. Dit kwantum zou zeer
wel betrokken kunnen worden uit onze koloniën. De importeurs hier te
lande, wien het ook al niet naar de vleze gaat, zouden hierdoor al een
kleine verbetering van hun positie krijgen. Vele bedrijfsgroepen, die zich
bewegen rondom de landbouw- en ve.eteelt zouden er tenslotte ook me
de gebaat zijn. Tot nog toe zien wij, dat de middenstand en de coöpe
ratie leven als kat en hond, hetwelk zijn oorzaak vindt in het feit, dat
de middenstand het als zeer terecht een onrechtmatige daad beschouwt,
dat van Overheidswege de coöperatie in vele opzichten bevoorrecht wor
den. Vooral ten aanzien van functies in landbouwcrisisinstellingen.
Inderdaad hebben de Coöperaties sedert het bestaan van de Land-
bouw-Crisiswetgeving met grote schreden terrein gewonnen op de mid
denstand. Enkel en alleen door deze bevoorrechting. Door de jarenlange
oppositie van de middenstand hiertegen, begint men in Regeringskringen
langzaam aan te begrijpen, dat men voortaan niet meer moet meten met
twee maten. Het is dan ook hoog tijd, dat de groepen MIDDENSTAND
en COÖPERATIE hun krachten niet verspillen door nu onderling te kib
belen, daar beide groepen thans een gemeenschappelijke vijand hebben
in de margarine-industrie. Zowel de Coöperatie als de middenstand heb
ben den boer tot klant en door verder te kibbelen, zou het spreekwoord
zijn waarheid vinden: „Twee honden vechten om een been en de derde'
loopt er hard mee heen...". Wat doet de Margarine-Industrie namelijk.
Bedrijven die tot de Margarine-Industrie behoren en/of in ieder geval
hierbij financieel betrokken zijn, zijn zich sedert 24 November 1933, de
dag, waarop de contingentering van veekoeken werd ingevoerd, op gro
te schaal gaan toeleggen op de mengveevoederfabricage, en begeven
zich hiermede op een geheel nieuw terrein, hetwelk tot nog toe toebe
hoorde aan de specifieke mengveevoederbedrijven, molenaarsbedrijven
en Coöperaties.
Het verkoopssysteem, hetwelk wordt toegepast, is ten enenmale
fnuikend voor de bestaande mengveevoederindustrie. Met een leger pro
pagandisten en met pagina's advertenties wordt de boerenklant veroverd
door de leverantie van mengveevoeder, afkomstig van de margarine-in
dustrie. Tonnen worden er ten koste gelegd, om deze mengveevoeder
fabricage tot zich te trekken, welke enorme bedragen men gevoeg'lijk
kan fourneren uit de millioenen winsten van de margarine-fabricage. De
prijzen van de mengveevoeders worden bovendien zo laag gesteld, dat
de boer door zijn egoïsme verlokt, de producten koopt uit dat bedrijf, het
welk hem de doodsteek toebrengt. Vele boeren kopen zulke mengvee
voeders zonder te weten, dat deze afkomstig zijn van de machtige mar
garine-concurrent, omdat zij verkocht worden onder de benaming van
de fabrieken, die naar buiten heen afzonderlijk staan, echter niets anders
zijn dan dochterondernemingen. De boerenpers moest zich schamen om
nog pagina's advertenties op te nemen over margarine en mengveevoe
ders van deze kunstboterindustrie. Het ware te wensen, dat vooral de
provinciale bladen zoveel moed hadden, dat zij, niettegenstaande de ver
lokkende financiële voordelen toch geen enkele advertentie over marga
rine wilden opnemen, evenmin over de voederstoffen, die onder welke
benaming dan ook worden aangeboden en afkomstig zijn van het Mar
garine-concern.
De redacties van deze bladen dienen overtuigd te zijn, dat de con
currentie van de margarine de doodsteek is voor de veehouderij, een
bron van volkswelvaart, waarvan tenslotte ook de provinciale pers het
(Zie slot op de laatste pagina.)