NOORD-BEVELANDS
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
K. H. Schippers Co.
AUTO TE RIJDEN.
No. 1851
Zaterdag 11 November 1933
40e Jaargang.
DRUK EN UITGAVE A. G. M. MARKUSSE TE WISSENKERKE - TELEFOON No. 10
Sperwer
boven aan".
INGEZONDEN STUKKEN
Prijs der Advertentiën: van 1 tot 5 regels 50
cent, iedere regel meer 10 cent. Bij abon
nement aanzienlijke korting. Familieberichten
en daarop betrekking hebbende dankbetuigingen
van 1 tot 6 regels 75 cent, iedere regel meer
12'/2 cent.
Abonnementsprijs f 1.— per jaar bij vooruit
betaling. Franco per post f2.25 per jaar.
Toezending advertentiën tot Vrijdagmorgen
8 uur (wettelijken tijd). Oplaag 1800 ex.
(Buiten verantwoordelijkheid
van de Redactie.)
Geachte Redacteur,
Wilt U zoo goed zijn onderstaand
stukje op te nemen. Hartelijk dank
bij voorbaat.
Noord-Beveland is een blad rij
ker geworden. Daarin worden ech
ter geen ingezonden stukken opge
nomen die godsdienstige, politieke
of persoonlijke kwestie's behande
len. Nu loop ik met een persoon
lijke vraag rond, die een gods
dienstige kwestie raakt en die ik
dus alleen in Uw blad kwijt kan:
Een blad zonder openlijk en eer
lijk gesprek met zijn lezers is waar
deloos. Waarom mag toch iedereen
zijn meening niet ronduit zeggen?
En waarom is één van de predikan
ten van Noord-Beveland bij de me
dewerkers niet genoemd? Is hij uit
gesloten? zoo ja, Waarom?
Is dit geen politieke, dan toch
zeker een persoonlijke, ja zelfs een
uiterst godsdienstige kwestie.
Wie helpt ons uit de droom?
Kortgcne. PLANTSOEN.
Geachte Redactie!
Zou U zoo vriendelijk willen
zijn dit stuk nog eens te plaatsen,
het is langer geworden dan ik ver
moedde.
Bij voorbaat mijn dank.
Wissenkerke. A. TE GUSSINKLO
Geachte Redactie. Vergun mij
eenige korte kantteekeningen te
maken op de breedvoerige vertoo-
gen van den heer Plantsoen. Ik
wensch te beginnen met enkele op
merkingen over het eerst versche
nen gedeelte.
De inzender betoogt dit: „het
huisgezin zorgt voor de opvoeding,
de school voor het onderwijs." Dit
is alvast misgezien.
Hierin stemmen alle paedagogen
overeen, en hierover zijn het ook
alle Openbare en alle Bijzondere
onderwijzers het eens, dat de school
in de eerste plaats opvoedings-in-
stituut is en in de 2de plaats pas
onderwijs- inrichting. Wat de deur
dichtdoet is dit, dat de Wetgever
dit in art. 42 uitdrukkelijk eischt.
De openbare school voedt op, de
Bijz. school voedt op. Er is ver
schil in richting, in doel, dit weten
we. We kunnen zelfs verder gaan,
de kameraden, met wie de leerling
in aanraking komt, hebben invloed
op zijn opvoeding, hetzij ten goede
hetzij ten kwade. De beschouwing
van den heer Plantsoen, lijkt mij
dan ook een vergissing, waarvoor
hij bij geen enkelen pedagoog steun
vindt en waardoor een groot ge
deelte van zijn verdere beschou
wingen waardeloos wordt.
Een 2e punt. De geachte inzen
der stelt de ouders alleen verant
woordelijk voor de opvoeding; wat
juist is, en wil dus geen hulp van
derden; wat onjuist is. Zijn systeem
past in de primitieve middeleeuwen.
De vader is daar verantwoordelijk;
hij bakt daarom voor zijn eigen
kroost het brood, hij weeft zelf het
linnen, hij bedoktert het zieke kind,
hij zorgt voor de eenvoudige ont
wikkeling, en geeft het kind een
opvoeding.
Thans in onzen gecompliceerden
tijd leven we in de eeuw van de
doorgevoerde werkverdeeling; de
vader roept de hulp van den bak
ker; van den schoenmaker, van den
dokter, van den onderwijzer-opvoe
der in. Maar hij blijft de verant
woordelijke persoon en daarom ziet
hij wel toe, welken onderwijzer-op-
voeder hij kiest, op welke school
hij zijn kinderen plaatst.
Een 3e punt. De inzender acht
de opvoeding een hoogst ernstige
zaak en duldt geen inmenging van
anderen. Dit is een hoogst kostelij
ke waarheid. Wat heeft het den
voorstanders van het bijzonder on-
is Uw adres om veilig, billijk en aangenaam
Chauffeurs die niet alleen voorzichtig zijn
doch ook motorkennis bezitten brengen U
waar U zijn moet.
Brieng Is medicien mee uut stad, zegt
U tegen de vrachtrijder.
Waarom Zegt U er niet bij:
„Uit de Goessche Apotheek"??
De apotheek garandeerd U betrouw
baarheid. Hoedt U voor kwakzalverij!
derwijs geen moeite gekost om de
ouders daarvan te doordringen.
Maar dan ook de consequenties
aangedurfd! Dan geen inmenging
van de Overheid, dan ook geen in
vloed van den Staat. Dan geen O-
verheidsschool. Dan kan en mag
men niet eerder rusten tot men een
school heeft, die van de ouders zelf
uitgaat; waar men de kinderen in
een sfeer brengt, die zich aanpast
bij den geest, die in het gezin leeft.
Daar alleen kan men vrede bij heb
ben. 't Is de eer van de ouders der
Christelijke school dat zij die op
offeringen hebben aangedurfd, dat
zij daarvoor vaak schande en smaad,
die soms niet gering waren, hebben
willen dragen. Waarom? Omdat zij
weten en diep gevoelen dat zij voor
de opvoeding verantwoordelijk zijn
en eenmaal in den dag der dagen
hiervan rekenschap zullen afleggen.
Het is onbegrijpelijk, dat de in
zender deze voor de hand liggende
gevolgtrekking niet ziet.
Nu zou ik even tot het 2e num
mer van de artikelenreeks willen
overgaan. Hier laat de schrijver een
eenigzins anderen toon hooren. Hij
laat het in het midden, wat mem
zal moeten kiezen, dat zal van om
standigheden afhangen. Loopt de
keuze tusschen een slechte Christe
lijke school en een goede Openba
re dan kiest hij voor zich de goe
de Openbare, in zulk een goede
openbare school blijft het levens
beginsel van het kind gaaf, blijft
het kinderlijk geloof ongeschokt en
de godsdienstige opvatting ongerept.
We zullen eens nader bezien wat
daarvan aan is.
Als er één stad in Nederland was
waar men goede, uitstekende Open
bare scholen moest en zou hebben
dan was het Amsterdam. Onder
vigueur der wet van '78, toen de
gemeenteraad zelf de salarissen
vaststelde, had men daar een schit
terende salarisregeling; de minste
onderwijzer moest zelfs in het be
zit der hoofdacte zijn, de beste leer
krachten werden naar Amsterdam
gelokt, de beste peedagogen aan het
hoofd gesteld. De scholen daar
blonken uit. En nu zullen we eens
kijken waarop dat uitliep. Is het
Christelijk beginsel in deze scho
len gaaf en ongeschonden gebleven.
In Amsterdam waar de Openbare
School oppermachtig heerschte met
haar eerste klasse onderwijzers, is
het zoover gekomen, dat nog slechts
één tiende deel der bevolking de
Kerk bezoekt; en daar is alles on
der begrepen, Hervormd, Roomsch,
Gereformeerd, Heilsleger, alles. Hier
ziet men de uitkomst, 't Is hetzelf
de beginsel, dat een halve eeuw
geleden leefde, toen men beweerde:
„Bouw maar Openbare Scholen en
ge kunt de gevangenissen sluiten".
Zou de schrijver nu werkelijk
meenen, dat men een kind uit een
Christelijk gezin straffeloos naar
zoo'n school kon zenden. Thuis
ziet zoo'n kind dat er met God
begonnen wordt, dat de dagtaak
aan den Heer wordt opgedragen,
het leeft en gevoelt zich in een
sfeer, waarvan Christus het mid
delpunt is, en zulk kind komt ver
volgens op een school, waar van
dien Christus gezwegen wordt, moet
worden gezwegen, terwille van an
dersdenkenden, dien Christus, uit
Wien en tot Wien alle dingen zijn.
Zou de schrijver heusch denken, dat
dit alles aan de aandacht der kin
deren ontgaat, die zulke fijne op-
merkers zijn? Ik vrees dat er in
het kind iets gebroken wordt, dat
onherstelbaar is, en dat mogelijk
tot eeuwige schade van het kind
uitloopt. De meening van den schrij
ver lijkt mij wel naief.
Als opmerking bij het 3de stuk
moet ik mijn spijt uitspreken, dat
schrijver dit niet in de pen gehou
den heeft. Daaruit blijkt, ik zal
het maar zacht zeggen een minder
vriendelijke gezindheid tegenover
de Chr. School, ook een totale on
bekendheid met het Chr. onderwijs
en een schroomeiijke oppervlakkig
heid. Dit komt al uit in zijn „mild"
oordeel over het gros der Bijz. on
derwijzers. Ik vermoed dat ik heel
wat meer omgang heb gehad met
de Collega's bij het Bijz. Onderwijs
dan schrijver. En dan wil ik wel
zeggen, dat ik ze niet heb aange
troffen, die Collega's, die zulk een
hooge borst opzetten tegenover hun
ambtgenooten van de Openbare
Scholen. Wel ken ik er die een
geringen dunk van zich zelf heb
ben, waar ze zich geroepen gevoe
len tot een heerlijke en moeilijke
taak en telkens in hun arbeid moe
ten ervaren, dat zij ook maar on
volmaakte menschen zijn. Zoo heb
ik er wel velen aangetroffen die
liever in bescheidenheid hun weg
gaan; maar wie dat zijn die zulk
een hooghartige houding aannemen
tegenover andersdenkende ambts
broeders weet ik niet, ze zijn mij
althans onbekend.
Ook het oordeel des Schrijvers
over de Chr. Scholen is allesbehal
ve welwillend. Dat is jammer voor
hem. Waarom? Omdat de versla-