DE BANNELING VAN EMELISSE. Middeleeuwsche Novelle van Noord-Bevelandsch Blinken en Verzinken (1325—1334) door A. M. WESSELS. (11 om het mes kampen. Bijna allen hoopten vurig, dat de Soelekerker het verliezen zou. „Gooi jij maar eerst" klonk de stem van Arno gul. De aangesprokene deed het en wierp. Allen keken vol spanning naar de rollende steenen, totdat ze stil bleven liggen. „Tien, tien" klonk het verheugd van alle kanten over deze mooie worp. Arno greep thans de steenen vast. „Nu gaat het er op of er onder" sprak hij. „Moge de fortuin inij gunstig zijn o Wibold, kijk toch eens even naar die brandende blok, die zal straks nog buiten den haard vallen De poortwachter keek naar den haard, terwijl de oogen van de an deren er eveneens op gericht waren. Onwillekeurig stak Arno de handen in zijn zakken. ,,'t Vuur kan geen kwaad" zei Wibold, de blokken iets verschik kend, en er gelijkertijd nog een paar opgooiend. „Vooruit dan maar! De laatste worp!" onder die uitroep wierp Ar no de steenen over de tafel en vol spanning keken allen toe. „Elf! Gewonnen!" juichte de Soelekerker, en strekte reeds begee- rig de handen naar de prijs uit, die voor Wibold op tafel lag. „Om den drommel niet! Overgooien!" riep plotseling Onno'sstem en eer iemand het verhinderen kon, greep hij de steenen van de ta fel. Allen keken verrast op, en staarden den hevig opgewonden On- no aan. „Overgooien zeg ik!" herhaalde deze, „en dan niet met deze stee nen, maar met Vaders steenen, die jij in je zak weggemoffeld hebt". Een groote opwinding ontstond door die mededeeling. Woedend weigerde Arno. Maar het baatte hem niet, want eenige knechten grepen hem aan en haalden uit zijn zakken de twee andere steenen, die den gehee- len avond door de anderen gebruikt waren. Steeds had Arno kans gezien, door de aandacht van zich af te leiden, als door hem hem gegooid moest worden, stil de steenen te verwisselen. Dit werd nu allen duidelijk. „Daarom moest Wibold zeker naar het vuur kijken valsche speler" voegde Rudolf van Hamerstede hem toe, terwijl hij hem een geduchte stomp gaf. „Stilte mannen! Kalm zijnl" beval de wijze Wibold „niet beschul digen voor wij zekerheid hebben. Onno geef de steenen van den Soelekerker aan mij! Goed zoo! „Arno gooi jij nu eerst eens over met deze steenen" beval hij ter wijl hij den valschen speler de echte gaf, die door de Burchtknech ten uit zijn zak gehaald waren. Deze, bang dat de algeheele woede, zich tegen hem zou keeren, durfde het niet laten en wierp. Het was een één en een twéé. „Drie" klonk het van allen kant. „Nu gooi ik eens met Arno's steenen" sprak Wibold. Talrijke oogen volgden met spanning deze gooi en evenals bij Ar no van Soelekerke was het elf, een vijf en een zes. Dit kwam door dat het gewicht der steenen zoo was gemaakt dat deze twee cijfers steeds boven moesten komen, Men wenschte nu geen verdere uitlegging meer. De prijs werdt aan den Burchtknecht gegeven, die het in een eer lijke kamp tot de eindronde gebracht had. Arno werd op staanden voet, door stompen, het vertrek uitgejaagd en verboden, dit voorloopig te betreden. Verachtelijk wierp Poortwachter Wibold Arno's eigendom op het vuur en een oogenblik later speelden de vlammen met de valsche steenen. Met een hart vol woede en wraakzuchtige gedachten, spoedde de valsche speler zich naar zijn vertrek. Zich onderweg nog omkee- rend naar Wibolds vertrek, stak hij de gebalde vuist op en riep: „Wraak! Wraak! Vervloekte Poortwachterszoon 1 Die nederlaag zal ik je duur betaald zetten! Een van beiden zal ten onder gaan! Voor ons beiden is geen plaats in dezen Catschen Burcht." Hoofdstuk IV. DE HOEVENAARSDOCHTER. Op een kwartier afstands van Welle, evenwel nog op het gebied der Heerlijkheid Emeüsse, aan den zoom van het Welsche Bosch, lag een mooie groote hoeve „de Welsche Wacht" geheeten, welke te dier tijde bewoond werd door den hoevenaar Wigbert. De streek was een heerlijk en aangenaam vertoevingsoord voor de reiziger die Noord-Beveland bezocht. Verschillende hoeven wissel den het gezicht der prachtige natuur liefelijk af, maar toch was er in deze streek geen hoeve te vinden, die aangenamer gelegen was dan „de Welsche Wacht". Het huis was door hooge dennenboomen beschut eenerzijds en anderzijds door welige' weiden omgeven, waarin Wigberts koeien graasden, en het lag daar zoo uitlokkend en net, dat men bij den eersten aanblik onwillekeurig zéide „daar is het heerlijk en goed wo nen." Hoe men aan dien naam kwam Dat vond vermoedelijk zijn oorzaak in het feit, dat er aanvanke lijk een boschwachterswoning stond, wier bewoner het opzicht over het Welsche bosch had, opdat men de Edelen niet te veel wild zou ontrooven. Zoo werd dit huis „de Welsche Wacht" genoemd en toen later de Edele Borsellenvan der Veere, den Heer van Cortgene, die zeer rijk was, daarbij een groote schuur liet opbouwen, kreeg deze bij de dorpers dezelfde naam. De hoevenaar Wigbert was zeer populair. Hij had evenals Wi bold de slag tegen de Vlamingen meegemaakt en de lidteekenen op zijn gelaat, getuigden ervan, dat hij zich in dien roemrijken slag dapper geweerd had. Het was nu al het vijfde geslacht der Wigberts, dat de hoeve be stuurde, welke met de Heerlijkheid in eigendom aan den Catschen Burchtheer was overgegaan. Voor een hoevenaar was die verwisseling van Heeren, niet altijd even aangenaam. De dood van den Ambachtsheer ontbond in deze Middeleeuwsche tijd eenvoudig de huur, en zoo de opvolger den hoevenaar niet genegen was, zag het er voor dezen maar donker uit, want de spreuk „Nieuwe Heeren, nieuwe Wetten" vond reeds prae- tische toepassing in verschillende gevallen. Toen dan ook de „Welsche Wacht" voor goed aan de Heerlijkheid Cats kwam en aan de voorvader van Heer Nicolaas was overgegaan, was de toenmalige Wigbert naar den Burcht toegestapt en had den Heer van Emelisse en Welle gevraagd, de hoeve weder te mogen in- pachten. Dit werd toegestaan. Met den dood van Heer Nicolaas's Vader, was dan ook deze Wig bert op den Burcht gekomen en hij mocht het genoegen smaken, dat zijn verzoek bij Heer Nicolaas en Vrouwe Catharina in goede aarde viel, en tegen billijken prijs kon hij zich weer voor onbepaalden tijd blijven vestigen, zeer tot genoegen der omwonenden. Zijne ijverige vrouw en zijn eenige dochter Herta, stonden hem trouw terzijde, en met de knechts der hoeve, was het daar gezamelijk onder elkaar, een genoegelijk leven. Velen bezochten de Wigberts en steeds werd ieder gastvrij ont vangen. Meermalen was de Burchtheer met Vrouwe Catharina, wanneer zij een tocht gedaan hadden op „de Welsche Wacht" afgestapt, om zich met een dronk te verfrisschen, en een poosje te kouten, en steeds waren zij opgetogen over de gulle ontvangst der bewoners. Zooals te begrijpen was had reeds menige Noord-Bevelandsche jongeman zijn oogen op de Welsche maagd laten vallen, doch het zeer aan haar ouders gehechte meisje had steeds allen afgewezen. Haar grootste genot bestond in de werkzaamheden van het hoeve- bedrijf. Het was op zekeren dag toen Herta bezig was de koeien te mel ken, toen de Burchtknecht Arno van Soelekerke, die met een zen ding belast was van Vrouwe Catharina aan den Prior van het Emelis- ser St. Clara Klooster, het weiland passeerde. Zijn vrijmoedigheid en brutaliteit getrouw, sprong hij over de bree- de sloot die het weiland van den heirweg scheidde, en vroeg aan de maagd om een kroes melk, teneinde zijn dorst te lesschen. Welwillend werd deze hem verstrekt, doch bij Arno was het niet zoozeer om de melk, dan wel om de maagd te doen, met wie hij nader wilde praten. Hij begon Herta te vleien met hare schoonheid en haar ijver, en het einde van zijn listig opgezet betoog was, dat hij haar trachtte te overhalen, om nader met hem kennis te maken en samen uit te gaan. Verontwaardigd wijst Herta hem af, maar dit was niet naar den zin van den Catschen Burchtknecht, doch hij is voorzichtig. „Wij spreken elkaar nog wel eens nader, wellicht denkt gij er straks wel anders over" zei hij op zoetsappigen toon en vervolgde zijn tocht. In zijn gedachten liep hij echter over de knappe Welsche hoeve- naarsdochter te denken, en pijnigde zijn hersenen met de gedachte op welke wijze hij het aan moest leggen, om te slagen. „Niet deze zaak forceeren" mompelde hij „men vangt meer vliegen met stroop, dan met azijn." Na dezen middag kon Herta niet te Cats komen of steeds werd ze lastig gevallen door den opdringerigen Soelekerker en hoe halstarri- ger zij weigerde, hoe meer hij zijn pogingen verdubbelde. Op een zekeren middag komt Arno weer langs den weg en ziet hij de maagd alleen in het veld en hij besloot weer eens een kans te wagen. Hij "snelde op haar toe en sprak: „Herta, kunt gij mij niet één oogenblik alléén gunnen. Alléén om uwen 't wille ben ik naar Welle gekomen" en op vurigen toon voeg de hij er bij „Gij hebt mijn hart overwonnen, gij onvergelijkelijk meisje! Ik leg dat gaarne en vol vreugde aan uwe voeten neer Herta. Neem het aan en wees de mijne! Uw Vader zal ik wel voor mij zien te winnen 1 Herta dacht dat haar hart stilstond, toen de Soelekerker met dit aanzoek zoo botweg op haar afkwam. Het bloed week uit hare wangen, zij klemde de lippen vast opeen en antwoordde niet één woord. Zij ging bleek voort met haar werk Toen kwam Arno dichterbij en greep haar hand vast en riep harts tochtelijk uit: „Antwoordt mij Hertal Slechts één enkel woordje en jubelend zal ik het in het Welsche Bosch uitgalmen, dat de schoonste maagd van Noord-Beveland, de mijne is geworden I" Uit hare hand, welke hij, ondanks hare pogingen tot bevrijding vast hield omklemd, scheen gloeiend vuur in zijn aderen over te gaan. Als er eerst nog trots en eerzucht mee in het spel waren geweest, nu sprak slechts wilde hartstocht uit zijn blik. Zijn heete adem, streek haar langs het gezicht, toen hij bevende van opwinding, met bijna heesche stem riep: „Zeg ja Herta, zeg ja! Gij moet de mijne worden, gij moet!" Herta had zich zoover mogelijk achterover gebogen om niet door hem te worden aangeraakt. Het bloed keerde terug in hare wangen en eindelijk opende zich ook haar mond. Het klonk -als de kreet van een diep gekweld hart, toen zij uit riep: „Ik kan niet en ik wil nietl Nooit!" Dat woord trof den Soelekerker als een zweepslag.

Krantenbank Zeeland

Noord-Bevelands Nieuws- en advertentieblad | 1929 | | pagina 3