Jongens
Kreymborg
Vijftien ja ar maximumstraf
wegens spionnage.
Japan en NeJeilandsdi Oost-Mie,
Waarhorg-Kleeding
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIBBEIEURGSCBE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DINSDAG Tb AI-HUIL i»<m
KRONIEK VAN DEM MG
Het groote waagstuk.
In Noorwegen vertelt men aan de kin
deren, dat het land op- de volgende manier
ontstaan is: Toen God de wereld schiep,
maakte hp alles zoo goed mogelijk, en het
was goed. Overal was de aarde vruchtbaar;
overal was er land, waar struik en boom
en bloem konden groeien. Overal was er
water, dat het land bevloeide. Het was een
mooie en goede wereld.
Maar de duivel kon niet verkroppen, dat
zoo iets moois werd gemaakt en dat voor
de menschen! In zijn woede nam de duivel
een geweldig rotsblok en dat slingerde hij
naar de aarde. Het rotsblok spatte bij het
neerkomen uiteen in duizenden stukken en
brokken, die veel vruchtbaar land honder
den meters bedolven. Zoo maakte de duivel
een stuk „duivelsche" wereld, een woestenij
van gekorven en gespleten steen, .waar wel
nooit iets zou groeien en waar niemand zou
kunnen leven.
God was bedroefd. Alle stof was gebruikt
om de aarde te vormen en er was niet meer
over. Nochtans maakte de Heer het werk
des duivels zooveel mogelijk ongedaan door
hier en daar op de rotswoestenij nog een
dun laagje aarde uit te spreiden, zoodat er
toch leven mogelijk zou zijn.
Zoo ontstond vertelt men in het land
van Koning Haakon Noorwegen.
Hoe men tot deze legende gekomen is,
wordt duidelijk als men alleen reeds de
kaart bekijkt en ziet, dat het land eigenlijk
een groot gebergte is, met een weinig bouw
land op de hellingen. Inderdaad is slechts
vijf procent van het land in cultuur ge
bracht tégenover byv. 80 in Neder
land.
Noorwegen is tien maal zoo groot als ons
land, doch de bevolking bedraagt maar 2,9
millioen, zoodat Nederland dus 30 maal zoo
dicht bevolkt is! Het is echter bekend, dat
Noorwegen ook andere bronnen van be
staan heeft dan den landbouw: vooral vis-
scherij, hout, mijnen en scheepvaart.
Over de Deensche middelen van bestaan
hebben wij j.l. Zaterdag reeds uitvoerige
mededeelingen gedaan. De bevolking van
dit land bedraagt 3,7 millioen, terwijl de
oppervlakte een derde grooter is dan de
onze. De bevolkingsdichtheid van Denemar
ken is dus een-zestiende van die van Ne
derland.
Het derde Scandinavische land, Zweden,
heeft 6,3 millioen inwoners, terwijl de op
pervlakte 14 maal zoo groot is als die van
Nederland.
Zweden is veel vruchtbaarder dan Noor
wegen. De helft der bevolking leeft van
land- en tuinbouw, terwijl verder van groo-
te beteekenis zijn de mijnen hout (pa
pier), de visscherij en de ijzer-industrie.
Deze landen staan thans in het middel
punt der belangstelling van heel de we
reld. Wat zal er gebeuren in die landen en
wat zal er gebeuren met die landen? Hoe
zal het Duitsche waagstuk afloopen? Zal
Duitschland in staat zjjn voordeel te trek
ken uit den sprong naar het Noorden? Of
zal de machtige Britsche vloot dit beletten?
Vele militaire deskundigen waren van mee
ning, dat Engeland een aanval zou doen op
de Deensche kust of op de Deensche eilan
den, die de Oostzee afsluiten. Als de Engel-
schen zieh daar vast zouden kunnen neste
len, zouden zij de Duitsche troepen in Noor
wegen van hun basis en aanvoeren afsnij
den, zoodat deze opgesloten zouden zitten
en door de vereenigde krachten van de No
ren en de Geallieerden bestookt konden
worden, zonder eenige versterking te ont
vangen. Gisteren kwam het bericht, dat
Engeland een andere tactiek volgt. Het
heeft aangevallen in Noorwegen. Wat zijn
de voordeelen daarvan? Allereerst geeft
deze daad der Engelschen den Noren na
tuurlijk meer moed dan de vele beloften,
waaraan de wereld zoo langzamerhand ge
wend is geraakt. Ten tweede kan de Duit
sche ijzerertsaanvoer door een bezetting
van strategische punten op de Noorsche
kust belemmerd worden, vooral als voor
die kust de vloot de wacht houdt, zoodat
eventueel passeerende schepen a.h.vv zou
den worden „stukgeknepen".
En zoo zijn er meer voordeelen op te
noemen. Doch in dezen tyd van bliksem
snelle beslissingen en handelingen hebben
hypotheses slechts een zeer betrekkelijke
waarde.
Wetsontwerp Ingediend ©m de straffen voor
misdrijven tegen den staat te verhaogen
De Minister van Justitie heeft bij de
Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend
bevattende nadere voorzieningen tegen het
bekend worden van staatsgeheimen verhoo
ging van den maximum-straf op een aantal
misdrijven tegen de veiligheid van den staat.
Aan de memorie van toelichting tot dit
wetsontwerp is het volgende ontleend:
De spionnagezaken van de laatste maan
den hebben aangetoond, dat onder bepaalde
omstandigheden de maximum-straf, in arti
kel 98 van het wetboek van strafrecht ge
steld op openbaarmaking of aan buitenland-
sche mogendheden bekendmaken van za
ken, waarvan de geheimhouding door het
belang van den staat wordt geboden, te
laag is te achten.
De Minister meent, dat een verhooging
tot vijftien jaar, gezien de andere artikelen
van den eersten titel van het tweede boek
van het W. v. Str., in het bijzonder de arti
kelen met hooge straf-maximum verdedig
baar is, mits gelijktijdig de andere lagere
straf-maxima in dezen titel worden ver
hoogd. Deze verhoogingen zijn trouwens
ook op zich zelf, gezien het karakter der
hier in aanmerking komende feiten, wen-
schelijk. Het ontwerp stelt dienvolgens voor
om het maximum van artikel 98 te bren
gen op vijftien jaar, dat van de artikelen 95,
tweede lid, 96, 97a, 100, 103 en 104 te ver
dubbelen. Aldus blijft de onderlinge ver
houding tusschen de misdrijven van dezen
titel zooveel mogelijk bewaard.
Gelijktijdig worden andere wijzigingen en.
aanvullingen voorgesteld, van belang voor
een doeltreffende bestrijding van spionna-
ge.
In de eerste plaats brengt artikel 1 eeni
ge redactiewijzigingen aan in het thans be
staande eenig lid van artikel 98, welke wij
zigingen onder omstandigheden het bewijs
van het misdrijf zullen ;kunnen vergemak
kelijken. Men zie mét name de invoeging:
„of redelijkerwijs moet vermoeden", welke
zich bü bestaande artikelen van het wet
boek aansluit, en de redactie: „of aan zoo-
'danige personen, dat gevaar ontstaat dat
de inhoud aan een buiténlandsche mogend
heid bekend wordt."
Daarnaast wordt toevoeging van een
tweede lid voorgesteld, hetwelk voorberei
dingshandelingen zelfstandig strafbaar stelt
met een maximum-straf, overeenkomend
met het nieuwe maximum, voorgesteld
voor de misdrijven van de artikelen 96, 97a
en 103.
Ten slotte bevat het ontwerp een een
voudige aanvulling van artikel 4 van het
wetboek, welke za2 bewerken, dat de mis
drijven van artikel 98 ook onder de wer
king van onze strafwet zullen vallen, indien
zij ten nadeele van ons land in het buiten
land worden gepleegd.
Een verklaring van den Japanschen
minister van buitenlandsche zaken.
Het Japansche persagentschap Domei
meldt uit Tokio: Op een hem door verte
genwoordigers van de pers gestelde vraag
betreffende het standpunt van Japan ten
aanzien van een eventueel betrokken ra
ken van Nederland in den Europeeschen
oorlog en de gevolgen daarvan voor Neder-
landsch Oost-Indië, heeft "de Japansche mi
nister van buitenlandsche zaken, Arita, het
volgende antwoord gegeven:
„Met de Zuidzee-gebieden, in het bijzon
der Nederlandsch Oost-Indië, is Japan eco
nomisch verbonden door nauwe betrekkin
gen van wederkeerigheid in de bediening
van elkanders behoeften. Op soortgelijke
wijze handhaven andere landen in Oost-
Azië nauwe economische betrekkingen met
die streken. Dat wil zeggen, dat Japan, deze
landen en deze streken tezamen bijdragen
tot de welvaart van Oost-Azië door weder-
zijdsche hulp en onderlinge onafhankelijk
heid. Mochten de vijandelijkheden in Euro
pa uitgebreid worden tot Nederland en,
zooals gij zegt, gevolgen hebben in Neder
landsch Oost-Indië, dan zou dat niet alleen
ingrijpen in de handhaving en bevordering
van bovengenoemde betrekkingen van eco
nomische onderlinge afhankelijkheid, in het
tezamen leven en in de gezamenlijke wel
vaart, maar ook aanleiding geven tot een
onwenschelijken toestand, gezien van het
standpunt van den vrede en de stabiliteit in
Oost-Azië. Met het oog op deze overwegin
gen kan de Japansche regeering slechts
diep bezorgd zijn over iedere ontwikkeling
van den oorlog in Europa, waarmede een
agressie zou gepaard gaan, die van in
vloed zou kunnen zijn op den status quo van
Nederlandsch Oost-Indië".
Het A.N.P. teekent hierbij aan: voorals
nog zijn er geen aanwijzingen dat Neder
land in Europa in oorlog zou geraken.
De gebeurtenissen ontwikkelen zich op
het oogenblik zoo snel, dat de wereld in
angstig toezien begrijpt: het groote spel
des doods is pas begonnen.
Mocht zulks niettemin toch geschieden dan,
zoo werd er óp gewezen, volgt daaruit
geenszins, dat zulks eenig gevolg zou heb
ben voor de positie van Nederlandsch Indië,
een gebiedsdeel, dat z(jn eigen bestuur
heeft en welks onaantastbaarheid door de
belligerenten, die in Oost-Azië over strijd
krachten beschikken ter conferentie van
Washington (1922) uitdrukkelijk is gewaar
borgd, evenals door de Ver. Staten van
Amerika en Japan.
De Nederlamdscke gezant bij
minister Arita.
Alvorens Arita de vertegenwoordigers
van de pers ontving, om hun vragen over
de Japansche houding in verband met een
mogelijk betrokken raken van Nederland
bij den Europeeschen oorlog te beantwoor
den, had de minister'va'n buitenlandsche za
ken den Nederlandschen gezant in Tokio,
generaal P. C. Pabst, uitgenoodigd een be
zoek te komen brengen aan zijn departe
ment. De Nederlandsche gezant verscheen
om 16 uur 50 op het departement, waar
Arita hem een uiteenzetting gaf van Japans
werkelijke bedoeling ten aanzien van deze
kwestie en den gezant verzocht zijn regee-
ring hiervan op de hoogte te brengen. Het
onderhoud tusschen Arita en Pabst duurde
45 minuten.
Duitsche agenten gearresteerd
in Zuidslavië.
Het Engelsche Reuterbureau meldt uit de
Zuidslavische hoofdstad Belgrado: Op 15
April is hier een aantal sensationeele ar
restaties verricht, toen de politie bezoeken
bracht aan huizen van personen, die er van
verdacht worden Duitsche agenten te zijn.
Men gelooft, dat (leze arrestaties het be
gin vormen van een krachtige campagne
de activiteit van agenten der Duitsche ge
heime politie in Zuidslavië te beteugelen.
Wil Engeland de neutralen
nog verder rantsoeneeren?
„Duitschland zou kunnen
trachten hun voorraden
te veroveren."
Het feit. dat de buit aan petroleum,
welke den' Dultschers in Denemarken in
handen viel, zoo groot is. doet het groote
Engelsche dagblad .Times" in een hoofd
artikel de vraag stellen, waarom de klei
ne neutrale landen in de gelegenheid zijn
gesteld zulke groote voorraden te vormen.
De reden daarvan, aldus het blad, was
klaarblijkelijk, dat de Engelsche autoritei
ten genoegen namen met de verzekering
dat deze voorraden niet dienden voor her
export naar Duitschland. Met de mogelijk
heid, dat Duitschland niet in staat zijn
de door koop de goederen te verkrijgen
landen zou binnenvallen en de goederen
zou wegrooven, was geen rekening ge
houden. Denemarken is ten slotte niet het
eenige neutrale land, dat aan Duitschland
grenst en petroleum is ook niet het eeni
ge artikel, dat in staal is den Duitschers
als lokaas te dienen. Het blad herinnert
vervolgens aan den sterk toegenomen ex
port uit Amerika naar de kleine neutrale
landen, en wijst er op, dat dit nog niet
behoeft te beteekenen, "dat deze landen
clandestien toch naar Duitschland zouden
hei uitvoeren. Immers, wijs geworden door
de ervaringen van den vorigen oorlog, is
het hun opzet een groote reserve te kwee-
ken. Het lot van Denemarken wijst echter
op een ander gevaar, nl. dat Duitschland
poogt zich goederen te eigenen.
In verband hiermee concludeert de „Ti
mes", dat het tijd wordt te overwegen of
tegen dit risico geen maatregelen moeten
worden getroffen en herinnert in verband
hiermee aan den vorige» wereldoorlog,
waarin de neutrale landen werden gerant
soeneerd en slechts voorraden konden in
voeren naar gelang van de behoefte er aan.
lialië's rechten in de
Middellandsche Zee
De „Giornale d'Italia" keert
ziek tegen de Fransche
hegemonie.
Uit Rome: In een artikel over het vraag
stuk der Middellandsche Zee wijdt de direc
teur der „Giornale d'itaüa" een beschou
wing aan de Fransche politiek in dit op
zicht ten aanzien van Italië. Deze politiek,
aldus schrijft hij, wordt sedert lang be-
heerscht door een plan van overheersching
op het vasteland en in de Middellandsche
Zee. Het blad spreekt dan over de bezet
ting van Tunis door Frankrijk, de aan
Abessynie verleende hulp tijdens de eerste
Italiaansche koloniale acties, een anti-Ita-
liaansche politiek in de Middellandsche Zee
en Afrika, bij de opstelilng van het verdrag
van- Versailles-,-Franscb .verzet .tegen Itali
aansche vlootpariteit en de sancties gedu
rende den oorlog in Abessynie. Italië be
twist het burgerrecht en de macht van het
Fransche volk in de Middellandsche Zee
niet. Maar Frankrijk, dat tegenwoordig
minder zielen telt dan Italië, heeft vrijheid
vair handelen in de Middellandsche Zee en
den Atlantischen Oceaan, terwijl zich het
leven van het Italiaansche volk geheel in
de Middellandsche Zee concentreert. De po
litiek en de stellingen, die Frankrijk in de
Middellandsche Zee bezet houdt, bescher
men imperiale en niet alleen nationale be
langen. Italië erkent deze belangen, maar
kan niet toestaan, dat zij een systeem van
hegemonie vormen, dat zich boven de eer
ste behoeften van andere volken plaatst.
Verplichte sportbeoefening in
Turkije.
Het TurkscRè staatsblad publiceert thans
de wet over de verplichte sportbeoefening
voor mannen en vrouwen. De vrouwen zijn
30 jaar „sportplichtig", de mannen tot
45 jaar. Men moet drie tot vier uur per
eek sport beoefenen.
Verplichte arbeid in Finland.
Officieel wordt uit Helsinki medegedeeld,
dat twee gedemobiliseerde lichtingen van
het Finsche leger zijn opgeroepen voor ver
plichten arbeid in landbouw en industrie.
Zweden gaat zuinig worden.
Havas meldt uit Stockholm: Het ver
bruik van gas zal in Zweden beperkt en
wellicht geheel gestaakt worden. Den
Zweden wordt aangeraden, zuinig om te
gaan met steenkool.
Een regeeringsdecreet vermeldt, dat
alle aardolie zal worden gerequireerd.
DE SOVJETS BETALEN SCHA
DEVERGOEDING.
Voorts is een regeling tot stand geko
men tusschen de Zweedsche regeering en
de Russische regeering over door de Sov
jets verschuldigde schadeloosstellingen we
gens de verwoestingen in het dorp Pajala
tijdens een Russisch bombardement aan
gericht. De Sovjet-Unie heeft op zich ge
nomen 40,000 Zweedsche kronen te beta
len.
zijn even trotsch op zoo'n
prachtig Waarborg pak als
op zoo'n mooie, moderne
Waarborg Tweedjas.
Moeders, die haar jongens
niet alleen graag goed ge
kleed zien, maar tevens letten
op kwaliteit en prijs, verkiezen
Alléén bij:
De Maansteers
Door WELKIE COLLINS.
Nederlandsche bewerking van
A. A. HUMME Jr.
21).
Cuff hielp mij weer ter been en leidde
mü weg van de plaats waar zij haar dood
gevonden had. Dit bracht mij tot bezinning
en kort daarop zag ik de mannelijke be
dienden van ons huis en de visscher Yol-
land op ons afkomen, die ons vroegen of
het meisje gevonden was. In een paar woor
den verklaarde Cuff, wat hij uit de voet
sporen bad afgeleid, en gaf hun als zijn
meening te kennen, dat er een ongeluk
moest zijn gebeurd. Zich tot mij wendend,
voegde hjj er aan toe, dat het moest zijn
gebeurd aan den kant van het drijfzand.
„Het was geen ongeluk!" wierp ik te
gen. „Toen zij hier kwam, was dat met de
bedoeling een einde aan haar leven te ma
ken!"
Brj de duinen kwamen wij den tweeden
stalknecht tegen, die mij met een somher
gezicht 'n briefje overhandigde. „Penelope
heeft mij opgedragen,, u dit te geven, mijn
heer Betteredge", zei hij. „Zij heeft het in
Rosanna's kamer gevonden".
Het was een afscheidswoord aan den
ouden man, die, den hemel zij dank, altijd
zijn best had gedaan, haar vriendelijk te
bejegenen.
„U heeft m\j dikwijls vergeven, mijnheer
Betteredge. Als u weer eens het Beefzand
ziet, probeert u dan nogmaals mij te ver
geven. Ik heb mijn graf gevonden, waar het
op mij wachtte. Tot aan mijn dood ben ik
u dankbaar voor uw vriendschap".
Dat was alles, maar het was genoeg om
mij, ouden man, in snikken te doen uit
barstten.
Cuff deed een stap naar mij toe, zonder
twijfel met de beste bedoelingen, doch ik
deed, vol afkeer, een schrede achteruit.
„Raak mij niet aan", riep ik. „Het is de
vrees voor u, die haar hier toe gedreven
heeft".
„U vergist u, mijnheer Betteredge", ant
woordde hij rustig. „Maar we hebben thuis
gelegenheid genoeg, hierop terug te ko
men".
Wij gingen huiswaarts. Ik volgde achter
aan, steunende op den arm van den stal
knecht, door den striemenden regen, terug
naar het verdriet en de zorgen, die thuis
op ons wachtten.
HOOFDSTUK XIX.
Zij, die vooruit waren gegaan, hadden 't
nieuws reeds verteld, en toen ik thuis
kwam, vond ik het geheele personeel in
opschudding. Toen wij langs de kamer van
lady Verinder liepen, werd de deur op een
heftige manier geopend en mijn meesteres
kwam, geheel ontdaan door het vreesdijke
voorval, naar buiten, gevolgd door mijn
heer Franklin, die vergeefsche pogingen
deed haar te lcalmeeren.
„U is hiervoor verantwoordelijk!" beet zy
Cuff toe, wild gesticuleerend. „Gabriel! geef
dien man zijn geld en verlos mij van zijn
aanwezigheid!"
Cuff, die de eenige van ons was, die zijn
kalmte had weten te bewaren, wist zich
uit deze pijnlijke situatie te redden.
„Ik ben evenmin voor dit droevige voor
val verantwoordelijk als u, mevrouw", zei
hij kalmeerend. „Als u' er over een half uur
nog op staat, dat ik vertrek, zal ik aan uw
verlangen voldoen, maar ik zal uw geld
Geduld is een plant, waarvan de
wortel bitter, maar de vrucht zoet is.
lllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllHlillllllllllll
niet aannemen".
Hy zei dit op een beleefden, doch beslis
ten toon, die zijn uitwerking niet miste, en
mijn meesteres liet zich nu door haar neef
in haar kamer terugvoeren Na verloop
van een half uur belde zij, en toen ik mij
naar haar kamer begaf, kwam ik mijnheer
Franklin tegen, die mij mededeelde, dat
lady Verinder bereid was, Cuff te ontvan
gen, wederom in mjjn tegenwoordigheid.
Op onzen weg door de vestibule bleef hij
staan om het spoorboekje te raadplegen.
„Gaat u ons, heusch verlaten mijnheer?"
vroeg ik. Juffrouw Rachel zal zeker van
gedachten veranderen, als u haar den tijd
geeft".
Dat zal zij misschien, wanneer zij
hoort, dat ik ben vertrokken en zij mij niet
meer zal terugzien", antwoordde hij.
Cuff en ik vervolgden onzen weg naar
de zitkamer van mijn meesteres.
Gedurende ons laatste onderhoud scheen
zij haar oogen niet van haar boek te wil
len afwenden, doch nu keek zij 'Cuff aan
met een blik, even standvastig als de zyne.
Het onbuigzame karakter van de familie
sprak uit iedere lijn van haar gelaat en
ik begreep, dat zy zich op het ergste had
voorbereid.
HOOFDSTUK XX.
Nadat wij plaats hadden genomen, leid
de lady Verinder het gesprek in.
„Mijnheer Cuff", begon zij, „ik kan mis
schien een verontschuldiging aanvoeren
voor de harde woorden, die ik u een half
uur geleden heb toegevoegd, maar dit wil
Ik niet doen. Ik geef u echter de verzeke
ring, dat het mij oprecht spijt, als ik u
misschien onrecht aandeed."
Cuff verklaarde hierop, dat hij in het
geheel niet voor den tragischen dood van
Rosanna Spearman aansprakelijk kon wor
den gesteld, aangezien het voor het welsla
gen van zijn onderneming noodzakelijk was,
alles te vermijden, dat haar zou hebben
kunnen verontrusten.
„Ik heb een reden hooren opgeven voor
haar zelfmoord, die, hoewel ik een andere
meening ben toegedaan, misschien wel de
juiste is, doch die geen verband houdt met
de zaak waarvoor ik hier ben gekomen.
Ik geloof, dat een ondragelijk gevoel van
onrust, naar aanleiding van den verloren
diamant, haar tot dezen stap heeft ge
dreven. Ik weet niet wat dit gevoel van
onrust geweest is, maar ik geloof dat ik,
indien u mij dit toestaat, de persoon kan
aanwijzen, die kan uitmaken of ik gelijk
heb of niet."
Lady Verinder dacht een oogenblik na.
„Is die persoon in het huis aanwezig?"
„Die persoon heeft het huis verlaten,
mevrouw."
„Wees zoo goed u nader te verklaren.
Bedoelt u mijn dochter?"
„Ja", antwoordde Cuff.
Mijn meesteres had.haar chequeboek voor
zich op tafel liggen toen wij binnenkwa
men, blijkbaar met de bedoeling den re
chercheur zijn honorarium te betalen. Zij
nam 't op en legde het terug in de lade.
„Ik had gehoopt", zei zij rustig, „dat ik
uw diensten had kunnen beloonen en af
scheid van u had kunnen nemen, zonder
dat mijn dochter op deze wijze ter sprake
zou worden gebracht."
„Ik heb een reden
„U hooft mii geen reden op te geven. Na
wat u zoo juist gezegd heeft, zult u wel
begrijpen, dat u te ver is gegaan, om terug
te krabbelen. Ik ben het aan mijzelf en aan
mijn kind verplicht er op te staan, dat u
hier blijft en een volledige verklaring af
legt".
Cufr keek op zijn horloge.
„Als er tijd geweest was, mevrouw, zou
ik er de voorkeur aan hebben gegeven, mijn
rapport op schrift te stellen, in plaats van
dit mondeling te doen. Maar als dit onder
zoek voortgang moet hebben, is de tijd te
kostbaar om dien met schrijven te ver
knoeien. Ik ben bereid direct van wal te
steken. Het is voor mij zeer pijnlijk, hier
over te spreken en voor u om dit aan te
hooren
„Ik kan het misschien minder pijnlijk
voor u maken", onderbrak zij hem, „als ik
het voorbeeld geef door ronduit een vraag
te stellen. U verdenkt juffrouw Verinder
ervan, dat zy met een speciale bedoeling
den diamant heeft verduisterd, niet waar?"
„Volkomen juist, mevrouw".
„Goed. Maar vóór u begint, moet ik, als
haar moeder, verklaren, dat zij niet in
staat is te doen wat u veronderstelt. Uw
kennis van haar karakter is gebaseerd op
observatie van één of twee dagen, de mijne
van haar geheele leven. U moogt uw ver
denking gerust uiten; mij zult u daarmee
niet kwetsen. Ik kan u vooraf zeggen, dat
u, ondanks uw ondervinding, ditmaal een
verkeerde conclusie hebt getrokken. Ik be
zit geen speciale informatie. Mijn dochter
heeft my, evenmin als u, in vertrouwen ge
nomen, maar ik ben zoo zeker van mijn
opvatting, omdat ik mijn kind ken".
Zij wendde zich toi mij en reikte mij zwij
gend haar hand, die ik eerbiedig kuste.
„U kunt gaan", zei zjj, met een blik op
Cuff.
(Wordt vervolgd).