Jongens Kreymborg Vijftien ja ar maximumstraf wegens spionnage. Japan en NeJeilandsdi Oost-Mie, Waarhorg-Kleeding TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIBBEIEURGSCBE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DINSDAG Tb AI-HUIL i»<m KRONIEK VAN DEM MG Het groote waagstuk. In Noorwegen vertelt men aan de kin deren, dat het land op- de volgende manier ontstaan is: Toen God de wereld schiep, maakte hp alles zoo goed mogelijk, en het was goed. Overal was de aarde vruchtbaar; overal was er land, waar struik en boom en bloem konden groeien. Overal was er water, dat het land bevloeide. Het was een mooie en goede wereld. Maar de duivel kon niet verkroppen, dat zoo iets moois werd gemaakt en dat voor de menschen! In zijn woede nam de duivel een geweldig rotsblok en dat slingerde hij naar de aarde. Het rotsblok spatte bij het neerkomen uiteen in duizenden stukken en brokken, die veel vruchtbaar land honder den meters bedolven. Zoo maakte de duivel een stuk „duivelsche" wereld, een woestenij van gekorven en gespleten steen, .waar wel nooit iets zou groeien en waar niemand zou kunnen leven. God was bedroefd. Alle stof was gebruikt om de aarde te vormen en er was niet meer over. Nochtans maakte de Heer het werk des duivels zooveel mogelijk ongedaan door hier en daar op de rotswoestenij nog een dun laagje aarde uit te spreiden, zoodat er toch leven mogelijk zou zijn. Zoo ontstond vertelt men in het land van Koning Haakon Noorwegen. Hoe men tot deze legende gekomen is, wordt duidelijk als men alleen reeds de kaart bekijkt en ziet, dat het land eigenlijk een groot gebergte is, met een weinig bouw land op de hellingen. Inderdaad is slechts vijf procent van het land in cultuur ge bracht tégenover byv. 80 in Neder land. Noorwegen is tien maal zoo groot als ons land, doch de bevolking bedraagt maar 2,9 millioen, zoodat Nederland dus 30 maal zoo dicht bevolkt is! Het is echter bekend, dat Noorwegen ook andere bronnen van be staan heeft dan den landbouw: vooral vis- scherij, hout, mijnen en scheepvaart. Over de Deensche middelen van bestaan hebben wij j.l. Zaterdag reeds uitvoerige mededeelingen gedaan. De bevolking van dit land bedraagt 3,7 millioen, terwijl de oppervlakte een derde grooter is dan de onze. De bevolkingsdichtheid van Denemar ken is dus een-zestiende van die van Ne derland. Het derde Scandinavische land, Zweden, heeft 6,3 millioen inwoners, terwijl de op pervlakte 14 maal zoo groot is als die van Nederland. Zweden is veel vruchtbaarder dan Noor wegen. De helft der bevolking leeft van land- en tuinbouw, terwijl verder van groo- te beteekenis zijn de mijnen hout (pa pier), de visscherij en de ijzer-industrie. Deze landen staan thans in het middel punt der belangstelling van heel de we reld. Wat zal er gebeuren in die landen en wat zal er gebeuren met die landen? Hoe zal het Duitsche waagstuk afloopen? Zal Duitschland in staat zjjn voordeel te trek ken uit den sprong naar het Noorden? Of zal de machtige Britsche vloot dit beletten? Vele militaire deskundigen waren van mee ning, dat Engeland een aanval zou doen op de Deensche kust of op de Deensche eilan den, die de Oostzee afsluiten. Als de Engel- schen zieh daar vast zouden kunnen neste len, zouden zij de Duitsche troepen in Noor wegen van hun basis en aanvoeren afsnij den, zoodat deze opgesloten zouden zitten en door de vereenigde krachten van de No ren en de Geallieerden bestookt konden worden, zonder eenige versterking te ont vangen. Gisteren kwam het bericht, dat Engeland een andere tactiek volgt. Het heeft aangevallen in Noorwegen. Wat zijn de voordeelen daarvan? Allereerst geeft deze daad der Engelschen den Noren na tuurlijk meer moed dan de vele beloften, waaraan de wereld zoo langzamerhand ge wend is geraakt. Ten tweede kan de Duit sche ijzerertsaanvoer door een bezetting van strategische punten op de Noorsche kust belemmerd worden, vooral als voor die kust de vloot de wacht houdt, zoodat eventueel passeerende schepen a.h.vv zou den worden „stukgeknepen". En zoo zijn er meer voordeelen op te noemen. Doch in dezen tyd van bliksem snelle beslissingen en handelingen hebben hypotheses slechts een zeer betrekkelijke waarde. Wetsontwerp Ingediend ©m de straffen voor misdrijven tegen den staat te verhaogen De Minister van Justitie heeft bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend bevattende nadere voorzieningen tegen het bekend worden van staatsgeheimen verhoo ging van den maximum-straf op een aantal misdrijven tegen de veiligheid van den staat. Aan de memorie van toelichting tot dit wetsontwerp is het volgende ontleend: De spionnagezaken van de laatste maan den hebben aangetoond, dat onder bepaalde omstandigheden de maximum-straf, in arti kel 98 van het wetboek van strafrecht ge steld op openbaarmaking of aan buitenland- sche mogendheden bekendmaken van za ken, waarvan de geheimhouding door het belang van den staat wordt geboden, te laag is te achten. De Minister meent, dat een verhooging tot vijftien jaar, gezien de andere artikelen van den eersten titel van het tweede boek van het W. v. Str., in het bijzonder de arti kelen met hooge straf-maximum verdedig baar is, mits gelijktijdig de andere lagere straf-maxima in dezen titel worden ver hoogd. Deze verhoogingen zijn trouwens ook op zich zelf, gezien het karakter der hier in aanmerking komende feiten, wen- schelijk. Het ontwerp stelt dienvolgens voor om het maximum van artikel 98 te bren gen op vijftien jaar, dat van de artikelen 95, tweede lid, 96, 97a, 100, 103 en 104 te ver dubbelen. Aldus blijft de onderlinge ver houding tusschen de misdrijven van dezen titel zooveel mogelijk bewaard. Gelijktijdig worden andere wijzigingen en. aanvullingen voorgesteld, van belang voor een doeltreffende bestrijding van spionna- ge. In de eerste plaats brengt artikel 1 eeni ge redactiewijzigingen aan in het thans be staande eenig lid van artikel 98, welke wij zigingen onder omstandigheden het bewijs van het misdrijf zullen ;kunnen vergemak kelijken. Men zie mét name de invoeging: „of redelijkerwijs moet vermoeden", welke zich bü bestaande artikelen van het wet boek aansluit, en de redactie: „of aan zoo- 'danige personen, dat gevaar ontstaat dat de inhoud aan een buiténlandsche mogend heid bekend wordt." Daarnaast wordt toevoeging van een tweede lid voorgesteld, hetwelk voorberei dingshandelingen zelfstandig strafbaar stelt met een maximum-straf, overeenkomend met het nieuwe maximum, voorgesteld voor de misdrijven van de artikelen 96, 97a en 103. Ten slotte bevat het ontwerp een een voudige aanvulling van artikel 4 van het wetboek, welke za2 bewerken, dat de mis drijven van artikel 98 ook onder de wer king van onze strafwet zullen vallen, indien zij ten nadeele van ons land in het buiten land worden gepleegd. Een verklaring van den Japanschen minister van buitenlandsche zaken. Het Japansche persagentschap Domei meldt uit Tokio: Op een hem door verte genwoordigers van de pers gestelde vraag betreffende het standpunt van Japan ten aanzien van een eventueel betrokken ra ken van Nederland in den Europeeschen oorlog en de gevolgen daarvan voor Neder- landsch Oost-Indië, heeft "de Japansche mi nister van buitenlandsche zaken, Arita, het volgende antwoord gegeven: „Met de Zuidzee-gebieden, in het bijzon der Nederlandsch Oost-Indië, is Japan eco nomisch verbonden door nauwe betrekkin gen van wederkeerigheid in de bediening van elkanders behoeften. Op soortgelijke wijze handhaven andere landen in Oost- Azië nauwe economische betrekkingen met die streken. Dat wil zeggen, dat Japan, deze landen en deze streken tezamen bijdragen tot de welvaart van Oost-Azië door weder- zijdsche hulp en onderlinge onafhankelijk heid. Mochten de vijandelijkheden in Euro pa uitgebreid worden tot Nederland en, zooals gij zegt, gevolgen hebben in Neder landsch Oost-Indië, dan zou dat niet alleen ingrijpen in de handhaving en bevordering van bovengenoemde betrekkingen van eco nomische onderlinge afhankelijkheid, in het tezamen leven en in de gezamenlijke wel vaart, maar ook aanleiding geven tot een onwenschelijken toestand, gezien van het standpunt van den vrede en de stabiliteit in Oost-Azië. Met het oog op deze overwegin gen kan de Japansche regeering slechts diep bezorgd zijn over iedere ontwikkeling van den oorlog in Europa, waarmede een agressie zou gepaard gaan, die van in vloed zou kunnen zijn op den status quo van Nederlandsch Oost-Indië". Het A.N.P. teekent hierbij aan: voorals nog zijn er geen aanwijzingen dat Neder land in Europa in oorlog zou geraken. De gebeurtenissen ontwikkelen zich op het oogenblik zoo snel, dat de wereld in angstig toezien begrijpt: het groote spel des doods is pas begonnen. Mocht zulks niettemin toch geschieden dan, zoo werd er óp gewezen, volgt daaruit geenszins, dat zulks eenig gevolg zou heb ben voor de positie van Nederlandsch Indië, een gebiedsdeel, dat z(jn eigen bestuur heeft en welks onaantastbaarheid door de belligerenten, die in Oost-Azië over strijd krachten beschikken ter conferentie van Washington (1922) uitdrukkelijk is gewaar borgd, evenals door de Ver. Staten van Amerika en Japan. De Nederlamdscke gezant bij minister Arita. Alvorens Arita de vertegenwoordigers van de pers ontving, om hun vragen over de Japansche houding in verband met een mogelijk betrokken raken van Nederland bij den Europeeschen oorlog te beantwoor den, had de minister'va'n buitenlandsche za ken den Nederlandschen gezant in Tokio, generaal P. C. Pabst, uitgenoodigd een be zoek te komen brengen aan zijn departe ment. De Nederlandsche gezant verscheen om 16 uur 50 op het departement, waar Arita hem een uiteenzetting gaf van Japans werkelijke bedoeling ten aanzien van deze kwestie en den gezant verzocht zijn regee- ring hiervan op de hoogte te brengen. Het onderhoud tusschen Arita en Pabst duurde 45 minuten. Duitsche agenten gearresteerd in Zuidslavië. Het Engelsche Reuterbureau meldt uit de Zuidslavische hoofdstad Belgrado: Op 15 April is hier een aantal sensationeele ar restaties verricht, toen de politie bezoeken bracht aan huizen van personen, die er van verdacht worden Duitsche agenten te zijn. Men gelooft, dat (leze arrestaties het be gin vormen van een krachtige campagne de activiteit van agenten der Duitsche ge heime politie in Zuidslavië te beteugelen. Wil Engeland de neutralen nog verder rantsoeneeren? „Duitschland zou kunnen trachten hun voorraden te veroveren." Het feit. dat de buit aan petroleum, welke den' Dultschers in Denemarken in handen viel, zoo groot is. doet het groote Engelsche dagblad .Times" in een hoofd artikel de vraag stellen, waarom de klei ne neutrale landen in de gelegenheid zijn gesteld zulke groote voorraden te vormen. De reden daarvan, aldus het blad, was klaarblijkelijk, dat de Engelsche autoritei ten genoegen namen met de verzekering dat deze voorraden niet dienden voor her export naar Duitschland. Met de mogelijk heid, dat Duitschland niet in staat zijn de door koop de goederen te verkrijgen landen zou binnenvallen en de goederen zou wegrooven, was geen rekening ge houden. Denemarken is ten slotte niet het eenige neutrale land, dat aan Duitschland grenst en petroleum is ook niet het eeni ge artikel, dat in staal is den Duitschers als lokaas te dienen. Het blad herinnert vervolgens aan den sterk toegenomen ex port uit Amerika naar de kleine neutrale landen, en wijst er op, dat dit nog niet behoeft te beteekenen, "dat deze landen clandestien toch naar Duitschland zouden hei uitvoeren. Immers, wijs geworden door de ervaringen van den vorigen oorlog, is het hun opzet een groote reserve te kwee- ken. Het lot van Denemarken wijst echter op een ander gevaar, nl. dat Duitschland poogt zich goederen te eigenen. In verband hiermee concludeert de „Ti mes", dat het tijd wordt te overwegen of tegen dit risico geen maatregelen moeten worden getroffen en herinnert in verband hiermee aan den vorige» wereldoorlog, waarin de neutrale landen werden gerant soeneerd en slechts voorraden konden in voeren naar gelang van de behoefte er aan. lialië's rechten in de Middellandsche Zee De „Giornale d'Italia" keert ziek tegen de Fransche hegemonie. Uit Rome: In een artikel over het vraag stuk der Middellandsche Zee wijdt de direc teur der „Giornale d'itaüa" een beschou wing aan de Fransche politiek in dit op zicht ten aanzien van Italië. Deze politiek, aldus schrijft hij, wordt sedert lang be- heerscht door een plan van overheersching op het vasteland en in de Middellandsche Zee. Het blad spreekt dan over de bezet ting van Tunis door Frankrijk, de aan Abessynie verleende hulp tijdens de eerste Italiaansche koloniale acties, een anti-Ita- liaansche politiek in de Middellandsche Zee en Afrika, bij de opstelilng van het verdrag van- Versailles-,-Franscb .verzet .tegen Itali aansche vlootpariteit en de sancties gedu rende den oorlog in Abessynie. Italië be twist het burgerrecht en de macht van het Fransche volk in de Middellandsche Zee niet. Maar Frankrijk, dat tegenwoordig minder zielen telt dan Italië, heeft vrijheid vair handelen in de Middellandsche Zee en den Atlantischen Oceaan, terwijl zich het leven van het Italiaansche volk geheel in de Middellandsche Zee concentreert. De po litiek en de stellingen, die Frankrijk in de Middellandsche Zee bezet houdt, bescher men imperiale en niet alleen nationale be langen. Italië erkent deze belangen, maar kan niet toestaan, dat zij een systeem van hegemonie vormen, dat zich boven de eer ste behoeften van andere volken plaatst. Verplichte sportbeoefening in Turkije. Het TurkscRè staatsblad publiceert thans de wet over de verplichte sportbeoefening voor mannen en vrouwen. De vrouwen zijn 30 jaar „sportplichtig", de mannen tot 45 jaar. Men moet drie tot vier uur per eek sport beoefenen. Verplichte arbeid in Finland. Officieel wordt uit Helsinki medegedeeld, dat twee gedemobiliseerde lichtingen van het Finsche leger zijn opgeroepen voor ver plichten arbeid in landbouw en industrie. Zweden gaat zuinig worden. Havas meldt uit Stockholm: Het ver bruik van gas zal in Zweden beperkt en wellicht geheel gestaakt worden. Den Zweden wordt aangeraden, zuinig om te gaan met steenkool. Een regeeringsdecreet vermeldt, dat alle aardolie zal worden gerequireerd. DE SOVJETS BETALEN SCHA DEVERGOEDING. Voorts is een regeling tot stand geko men tusschen de Zweedsche regeering en de Russische regeering over door de Sov jets verschuldigde schadeloosstellingen we gens de verwoestingen in het dorp Pajala tijdens een Russisch bombardement aan gericht. De Sovjet-Unie heeft op zich ge nomen 40,000 Zweedsche kronen te beta len. zijn even trotsch op zoo'n prachtig Waarborg pak als op zoo'n mooie, moderne Waarborg Tweedjas. Moeders, die haar jongens niet alleen graag goed ge kleed zien, maar tevens letten op kwaliteit en prijs, verkiezen Alléén bij: De Maansteers Door WELKIE COLLINS. Nederlandsche bewerking van A. A. HUMME Jr. 21). Cuff hielp mij weer ter been en leidde mü weg van de plaats waar zij haar dood gevonden had. Dit bracht mij tot bezinning en kort daarop zag ik de mannelijke be dienden van ons huis en de visscher Yol- land op ons afkomen, die ons vroegen of het meisje gevonden was. In een paar woor den verklaarde Cuff, wat hij uit de voet sporen bad afgeleid, en gaf hun als zijn meening te kennen, dat er een ongeluk moest zijn gebeurd. Zich tot mij wendend, voegde hjj er aan toe, dat het moest zijn gebeurd aan den kant van het drijfzand. „Het was geen ongeluk!" wierp ik te gen. „Toen zij hier kwam, was dat met de bedoeling een einde aan haar leven te ma ken!" Brj de duinen kwamen wij den tweeden stalknecht tegen, die mij met een somher gezicht 'n briefje overhandigde. „Penelope heeft mij opgedragen,, u dit te geven, mijn heer Betteredge", zei hij. „Zij heeft het in Rosanna's kamer gevonden". Het was een afscheidswoord aan den ouden man, die, den hemel zij dank, altijd zijn best had gedaan, haar vriendelijk te bejegenen. „U heeft m\j dikwijls vergeven, mijnheer Betteredge. Als u weer eens het Beefzand ziet, probeert u dan nogmaals mij te ver geven. Ik heb mijn graf gevonden, waar het op mij wachtte. Tot aan mijn dood ben ik u dankbaar voor uw vriendschap". Dat was alles, maar het was genoeg om mij, ouden man, in snikken te doen uit barstten. Cuff deed een stap naar mij toe, zonder twijfel met de beste bedoelingen, doch ik deed, vol afkeer, een schrede achteruit. „Raak mij niet aan", riep ik. „Het is de vrees voor u, die haar hier toe gedreven heeft". „U vergist u, mijnheer Betteredge", ant woordde hij rustig. „Maar we hebben thuis gelegenheid genoeg, hierop terug te ko men". Wij gingen huiswaarts. Ik volgde achter aan, steunende op den arm van den stal knecht, door den striemenden regen, terug naar het verdriet en de zorgen, die thuis op ons wachtten. HOOFDSTUK XIX. Zij, die vooruit waren gegaan, hadden 't nieuws reeds verteld, en toen ik thuis kwam, vond ik het geheele personeel in opschudding. Toen wij langs de kamer van lady Verinder liepen, werd de deur op een heftige manier geopend en mijn meesteres kwam, geheel ontdaan door het vreesdijke voorval, naar buiten, gevolgd door mijn heer Franklin, die vergeefsche pogingen deed haar te lcalmeeren. „U is hiervoor verantwoordelijk!" beet zy Cuff toe, wild gesticuleerend. „Gabriel! geef dien man zijn geld en verlos mij van zijn aanwezigheid!" Cuff, die de eenige van ons was, die zijn kalmte had weten te bewaren, wist zich uit deze pijnlijke situatie te redden. „Ik ben evenmin voor dit droevige voor val verantwoordelijk als u, mevrouw", zei hij kalmeerend. „Als u' er over een half uur nog op staat, dat ik vertrek, zal ik aan uw verlangen voldoen, maar ik zal uw geld Geduld is een plant, waarvan de wortel bitter, maar de vrucht zoet is. lllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllHlillllllllllll niet aannemen". Hy zei dit op een beleefden, doch beslis ten toon, die zijn uitwerking niet miste, en mijn meesteres liet zich nu door haar neef in haar kamer terugvoeren Na verloop van een half uur belde zij, en toen ik mij naar haar kamer begaf, kwam ik mijnheer Franklin tegen, die mij mededeelde, dat lady Verinder bereid was, Cuff te ontvan gen, wederom in mjjn tegenwoordigheid. Op onzen weg door de vestibule bleef hij staan om het spoorboekje te raadplegen. „Gaat u ons, heusch verlaten mijnheer?" vroeg ik. Juffrouw Rachel zal zeker van gedachten veranderen, als u haar den tijd geeft". Dat zal zij misschien, wanneer zij hoort, dat ik ben vertrokken en zij mij niet meer zal terugzien", antwoordde hij. Cuff en ik vervolgden onzen weg naar de zitkamer van mijn meesteres. Gedurende ons laatste onderhoud scheen zij haar oogen niet van haar boek te wil len afwenden, doch nu keek zij 'Cuff aan met een blik, even standvastig als de zyne. Het onbuigzame karakter van de familie sprak uit iedere lijn van haar gelaat en ik begreep, dat zy zich op het ergste had voorbereid. HOOFDSTUK XX. Nadat wij plaats hadden genomen, leid de lady Verinder het gesprek in. „Mijnheer Cuff", begon zij, „ik kan mis schien een verontschuldiging aanvoeren voor de harde woorden, die ik u een half uur geleden heb toegevoegd, maar dit wil Ik niet doen. Ik geef u echter de verzeke ring, dat het mij oprecht spijt, als ik u misschien onrecht aandeed." Cuff verklaarde hierop, dat hij in het geheel niet voor den tragischen dood van Rosanna Spearman aansprakelijk kon wor den gesteld, aangezien het voor het welsla gen van zijn onderneming noodzakelijk was, alles te vermijden, dat haar zou hebben kunnen verontrusten. „Ik heb een reden hooren opgeven voor haar zelfmoord, die, hoewel ik een andere meening ben toegedaan, misschien wel de juiste is, doch die geen verband houdt met de zaak waarvoor ik hier ben gekomen. Ik geloof, dat een ondragelijk gevoel van onrust, naar aanleiding van den verloren diamant, haar tot dezen stap heeft ge dreven. Ik weet niet wat dit gevoel van onrust geweest is, maar ik geloof dat ik, indien u mij dit toestaat, de persoon kan aanwijzen, die kan uitmaken of ik gelijk heb of niet." Lady Verinder dacht een oogenblik na. „Is die persoon in het huis aanwezig?" „Die persoon heeft het huis verlaten, mevrouw." „Wees zoo goed u nader te verklaren. Bedoelt u mijn dochter?" „Ja", antwoordde Cuff. Mijn meesteres had.haar chequeboek voor zich op tafel liggen toen wij binnenkwa men, blijkbaar met de bedoeling den re chercheur zijn honorarium te betalen. Zij nam 't op en legde het terug in de lade. „Ik had gehoopt", zei zij rustig, „dat ik uw diensten had kunnen beloonen en af scheid van u had kunnen nemen, zonder dat mijn dochter op deze wijze ter sprake zou worden gebracht." „Ik heb een reden „U hooft mii geen reden op te geven. Na wat u zoo juist gezegd heeft, zult u wel begrijpen, dat u te ver is gegaan, om terug te krabbelen. Ik ben het aan mijzelf en aan mijn kind verplicht er op te staan, dat u hier blijft en een volledige verklaring af legt". Cufr keek op zijn horloge. „Als er tijd geweest was, mevrouw, zou ik er de voorkeur aan hebben gegeven, mijn rapport op schrift te stellen, in plaats van dit mondeling te doen. Maar als dit onder zoek voortgang moet hebben, is de tijd te kostbaar om dien met schrijven te ver knoeien. Ik ben bereid direct van wal te steken. Het is voor mij zeer pijnlijk, hier over te spreken en voor u om dit aan te hooren „Ik kan het misschien minder pijnlijk voor u maken", onderbrak zij hem, „als ik het voorbeeld geef door ronduit een vraag te stellen. U verdenkt juffrouw Verinder ervan, dat zy met een speciale bedoeling den diamant heeft verduisterd, niet waar?" „Volkomen juist, mevrouw". „Goed. Maar vóór u begint, moet ik, als haar moeder, verklaren, dat zij niet in staat is te doen wat u veronderstelt. Uw kennis van haar karakter is gebaseerd op observatie van één of twee dagen, de mijne van haar geheele leven. U moogt uw ver denking gerust uiten; mij zult u daarmee niet kwetsen. Ik kan u vooraf zeggen, dat u, ondanks uw ondervinding, ditmaal een verkeerde conclusie hebt getrokken. Ik be zit geen speciale informatie. Mijn dochter heeft my, evenmin als u, in vertrouwen ge nomen, maar ik ben zoo zeker van mijn opvatting, omdat ik mijn kind ken". Zij wendde zich toi mij en reikte mij zwij gend haar hand, die ik eerbiedig kuste. „U kunt gaan", zei zjj, met een blik op Cuff. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5