KRONIEK VAN DEN DAG
Nederlands oozi|digheidspoSitiek
ss onwankelbaar,
De Maansteen
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 15 APRIL 1940.
No. 89.
Zweden in de knel
Doordat de Noren tot verdediging van
huis en hof tegen den vreemden indringer
hebben besloten en het oorlogsgeweld zich
dientengevolge naar Scandinavië uitbreidde,
is het grootste land op het Scandinavisch
schiereiland, Zweden, in1 een uiterst hache
lijke positie komen te verkeeren Op veler
lei manieren kan het plotseling voor ver
schrikkelijke problemen worden gesteld,
rechtstreeks voortvloeiende uit de nieuwe
situatie. Dat was reeds het geval toen het
scheen alsof Duitschland er in zou slagen
ook Noorwegen zonder noemenswaardig
verzet te bezetten, gelijk Denemarken,
maar dat is honderdmaal meer het geval
nu het blijkt, dat de Noren zich niet bij
den toestand neerleggen en pogen georgani-
seerden tegenstand te bieden. Waarbij zij
de hulp der Geallieerden hebben aanvaard.
Hoeveel complicaties daaruit voor Zweden
kunnen ontstaan van meer dan één zijde
blijkt al direct, wanneer men een blik
op de kaart slaat.
Zuid-Zweden bevindt zich als het ware'
vlak naast den doorgang, dien Duitschland
zich over het land, over het water en door
de lucht gekozen heeft om zijn plannen in
Noorwegen door te zetten. Het bezette De
nemarken wordt nu mede als basis voor
den strijd in Noorwegen aangewend. Zoodat
Denemarken, het Kattegat en het Skager-
rak een soort van „corridor" vormen, wel
ke Duitschland strikt noodig heeft voor
zijn verdere actie. Het ligt voor de hand,
dat de Engelsche vloot en luchtmacht trach
ten het verkeer door dien corridor zoo mo
gelijk geheel stop te zetten. Maar zelfs wan
neer ze in dat laatste niet voldoende sla
gen, kan het toch zijn, dat de Duitsche ver
liezen te groot worden of het tempo van
aanvoer van troepen en benoodigdheden op
gevaarlijke wijze vertraagd zou worden,-
zoodat de Duitsche leiding het noodig zou
kunnen oordeelen van Zwedens Westkust
gebruik te maken. Temeer acht men dit
mogelijk, omdat langs deze kust een spoor
lijn loopt, welke directe aansluiting met
Oslo geeft.- Deze verbinding is in betrekke
lijk korten tijd gemakkelijk tegen luchtaan
vallen van de zijde der Geallieerden te be
veiligen. Uit strategisch oogpunt bekeken
is derhalve de Zweedsche Westkust voor de
Duitsche legerleiding onder de huidige om
standigheden zeer aantrekkelijk.
Maar ook elders kunnen zich situaties
voordoen, welke Zweden voor een moeilijke
beslissing zouden plaatsen. Noorwegen
heeft, nog méér dan Finland, een „wespen
taille", en het is niet onwaarschijnlijk, dat
getracht zal worden in deze smalle (maar
door de terreingesteldheid wel moeilijke)
strook, van de bezette havens uit, militaire
„lijnen" naar de Zweedsche grens te trek
ken, welke de onderlinge verbinding tus-
schen de troependeelen van de Noren (en
eventueel een geallieerd expeditieleger)
zouden kunnen afsnijden. Zweden zou dan
een omtrekkende beweging over Zweedsch
gebied moeten verhinderen of de kans loo-
pen uij eigen terrein den strijd te zien over
gebracht.
Aldus eenige kwesties, welke zich direct i
kunnen voordoen. Indirect staat Zweden
echter voor niet minder groote moeilijkhe
den, die zich gedeeltelijk aandienen in den
vorm van een gewetensconflict. Men stelle
zich slechts het gevoel voor van de Zweden,
die straks bij het ijsvrij raken van de Both-
nische Golf, hun ijzererts via Lulea naar
Duitschland moeten sturen met de weten
schap, dat uit dat ijzer óók de wapens wor
den gesmeed, waarmede de eigen buren,
welke zij als broeders beschouwen, worden
gedood. Zenden zij het erts niet, dan ko
men zij natuurlijk onmiddellijk in conflict
met Duitschland, zelfs wanneer zij het
standpunt zouden innemen aan géén van
beide partijen meer erts te leveren, zoo dit
al mogelijk mocht zijn.
Daarnaast staat de kwestie van de direc
te hulp aan Noorwegen. De neiging der
Zweden om de Noren allen steun te ver-
leenen, waartoe zij in staat zijn, is natuur
lijk buitengewoon sterk. Zy hebben het vol
ste recht om wapens te leveren (zooals men
weet beschikt Zweden over de beroemde
Boforsfabriëken), zjj hebben in zekeren zin
ook het recht om de Zweden, die als vrij
willigers in Noorwegen willen dienen en in
eigen land niet dienstplichtig zijn, te laten
vertrekken. Evenwel: Duitschland kijkt
thans zeer scherp toe op de gedragingen
der Zweden en men kan ervan overtuigd
zijn, ,dat achter de schermen over deze
aangelegenheden het noodige zal worden
gezegd. Uit de campagne van de Duitsche
radio en de Duitsche pers, welke werd ont
ketend naar aanleiding van het (overigens
zeer begrijpelijke) feit, dat men den Noor-
sehen Kamervoorzitter Hambro, die te
Stockholm vertoeft, zekere publieiteitsfaci-
liteiten verstrekte, blijkt reeds voldoende
hoezeer de Zweden onder politieken en di-
plomatieken druk worden gezet.
Bij de materieele hulpverleening aan
Noorwegen ontmoet Zweden bovendien nog
het bezwaar, dat het daarmede zichzelf van
hulpmiddelen berooft, welke het wellicht
binnenkort zeer van noode zal hebben. Men
dient hierbij niet uit het oog te verliezen,
dat de Zweden zeer vrijgevig zijn geweest
tijdens het FinschRussisch conflict en dat
ze niet over al te groote reserves beschik
ken. Bovendien heeft men daar te lande in
het algemeen ook nog een bewapenings
achterstand in te halen. Zweden heeft zich
wel niet zóó ver op het pad der ontwape
ning begeven als Denemarken en Noorwe
gen, maar het is toch pas betrekkelijk kort
(eerst sinds 1937) bezig weer een weer
macht van eenige beteekenis op te bou
wen. Het moet dus, zij het met een bloe
dend hart, ook uit practische overwegingen
wel zeer terughoudend zijn in zijn toezeg
gingen jegens Noorwegen. Noorwegens mi
nister van buitenlandsche zaken, die ook
naar Stockholm is gereisd, zal dit ongetwij
feld bemerken.
Die terughoudendheid klemt voor Zwe
den temeer, omdat liet niet zeker is van de
houding van Rusland, dat weliswaar het
standpunt van afzijdigheid tegenover de
jongste gebeurtensisen in Scandinavië
schijnt in te nemen, maar omtrent welks
ware gevoelens en voornemens- men toch
niet de minste zekerheid heeft.
Moskou kan verstoord zijn over de Duit
sche actie en het kan het er volmaakt mee
eens zijn. In beide gevallen zijn verrassin
gen niet geheel uitgesloten. En Rusland
heeft zijn strategische positie tegenover
Zweden 'door de vestiging der basis op
Hangö en in de Baltische landen enorm
versterkt. De Zweedsche Oostkust is zeer
kwetsbaar geworden. Waarschijnlijk acht
men een ingrijpen van Rusland vooralsnog
niet, maar Zweden dient er toch in ieder
geval rekening mede te houden en dat
heeft vér-strekkende consequenties voor
zijn militaire organisatie.
De oorlog
nadert Amerika'"
„De oorlog nadert de Ver. Staten, aldus
volgens Havas het voornaamste thema, dat
de Amerikaansche bladen gisteren behan
delden in hun commentaren op den oorlog
in Scandinavië."
De „New-Yoi'k Times" wijst er op, dat
het optreden van Duitschland den neutra
len geen keus meer laat en dat de recente
ontwikkeling der vijandelijkheden de Ver.
'Staten ér toe brengt hun positie opnieuw
te overwegen.
„Het zou struisvogelpolitiek zijn den oor
log in Scandinavië te beschouwen als een
gebeurtenis, die alleen van belang is voor
de voorposten der Amerikaansche defensie.
De gebeurtenis, die men thans meemaakt,
vormt de ernstigste dreiging, die er ooit be
staan heeft tegen de vlootmacht van Enge
land en het bestaan zelve van de Fransche
en Britsche rijken. De aanval, die Dene
marken onderwierp en Narvik bereikte, is
in werkelijkheid een poging tot algeheele
overheersching van Europa. De toekomst
van millioenen en millioenen menschen
hangt geheel af van de botsing tusschen de
nationaal-socialisten en de geallieerden".
De „New-Yorlc Herald Tribune" schrijft,
dat thans, evenals in 1917 het Amerikaan
sche volk de gedachte afwijst van in den
oorlog te trekken. Maar thans, meer nog dan
dan in 1917, bedreigt de oorlog de Ameri
kaansche belangen. Het eenige, dat dit kan
verhinderen, is een volledige overwinning
van de Geallieerden en een onherstelbare
neder-laag van Duitschland. De Ver. Staten
moeten wennen aan de gedachte, dat zij
zich gedwongen zouden kunnen zien aan
den strijd te gaan deelnemen, wanneer dat
het eenige middel zou vormen om hun be
langen te beschermen".
Een Amerikaansche fantasie officieel tegengesproken
Men henle niet met nzen vijand:
het gerucht.
De Regeeringspersdiensï meldt:
Zaterdag viel een nieuw voorbeeld te sig-
naleeren van het in omloop brengen van
een uiterst lichtvaardiggerucht met be
trekking tot ons land.
Het te Washington verschijnende Amer-
rikaansche b2ad „Evening Star" vermeldde,
naar de Duitsche radio mededeelde, dat een
troepentransport Engeland had verlaten.
Het Amerikaansche blad trok daaruit op
eigen gezag de conclusie, dat dit troepen
transport op weg zou zijn naar Noorwegen
ofnaar Nederland.
Behalve door de Duitsche radio werd
deze mededeeiing Zaterdagavond ook verder
verspreid door het Berlijnsehe dagblad
„Nachtausgabe".
Waarschijnlijk had hierop betrekking het
om 8.20 Ned. tijd door de Britsche radio
uitgezonden bericht, dat uit Duitsche bron
opnieuw geruchten kwamen, als zoude van
Britsche zijde een aanslag worden voorbe
reid op Nederland. Daaraan werd door de
Britsche radio een even stellige als ondub
belzinnige tegenspraak toegevoegd in de
zen vorm:
„Dit is zulk een fantastischen onzin, dat
niemand buiten Duitschland er ook maar
een oogenblik geloof aan zal hechten".
Het Engelsche Reuterbureau berichtte
Zaterdag nog:
„In gezaghebbende kringen te Londen
wordt vanavond verklaard, dat wederom
geruchten uit Duitsche bron in omloop wor
den gebracht, volgens welke de Geallieer
den een of andere actie ter schending van
de Nederlandsche neutraliteit zouden be
ramen. Niets is dwazer of boosaardiger dan
deze geruchten, welke niemand huiten
Duitschland zullen misleiden".
Geen afspraak met een der
oorlogvoerenden.
De Regeeringspersdienst meldt verder
De laatste dagen kan men in de buiten
landsche pers; in verband met de recente
internationale gebeurtenissen, hier en daar
zekere verwachtingen aantreffen ten aan
zien van de verder aan te nemen houding
van kleinere neutrale staten, waaronder
Nederland.
Onder den indruk van uitingen over de
neutralen in het Britsche en Fransche par
lement, zouden deze staten gevoelig kun
nen worden, heet het, voor suggesties in
den zin van reeds te voren gemaakte af
spraken met de geallieerde belligerenten,
ter zekerstelling van hulp bij een eventu-
eele aanranding van de andere zijde.
Hiertegenover wordt andermaal vastge
steld, zij het, althans voor het Nederland
sche volk, ten overvloede, dat de Neder
landsche regeering van den aanvang af een
onwankelbare en ondubbelzinnige onzijdig-
heidspolitiek heeft gevolgd, die zij onver
anderd bljjft handhaven en waarin voor
van te voren met welken belligerent ook
gemaakte afspraak geen plaats is.
Dit standpunt kan, naar de Nederland
sche regeering recht heeft te vertrouwen,
bij de regeeringen van alle oorlogvoeren
den volledig bekend worden geacht,
„Onze ergste vijand".
Van bevoegde militaire zijde schrijft men
ons uit 's-Gravenhage
In deze dagen, nu de spanningen buiten
onze grenzen Nederland meer dan ooit
voorbereid vinden op iedere eventualiteit,
is het gerucht onze ergste vijand.
Het gerucht immers veroorzaakt ook
daar spanningen, waar daarvoor geen en
kele aanleiding bestaat. Het blaast alle-
daagsche feiten op tot bedenkelijke symp
tomen en wijst normale gebeurtenissen aan
als teekenen van dreigend gevaar.
Zoo is door sommigen zelfs de nachtelijke
militaire oefening, die Vrijdag in Den Haag
werd gehouden, opgevat als een zoodanig
teeken. Wie echter dergelijke opvattingen
verkondigt, heult niet onzen vijand: het
gerucht. Oefeningen van een gemobiliseerd
leger bewijzen uitsluitend, dat dit leger zijn
gewone dagehjksche plicht doet. Dit doet
men toch overal. In plaats van hierin een
dreiging te zien, hoort men dit op te vat
ten als een geruststelling.
Dat de Nederlander gerust kan zijn in
het besef beschermd te worden door een
krachtige en vaardige weermacht, zal hem
thans en ook later werkelijk uit nog wel
meer oefeningen van die weermacht blij
ken.
Uitbreiding rati dei slaaf van
De Regeeringpersdienst meldt:
Bij Koninklijk besluit van 1 November
1939 is, voornamelijk in het midden, Wes
ten en Zuid-Oosten des lands, een aantal
gemeenten in staat van beleg verklaard.
Bij een Zaterdag verschenen Kon. besluit
is hieraan uitbreiding gegeven, in dier voe
ge, dat thans in het Zuiden (Noord-Bra
bant) en in de Noordelijke en Oostelijke
provinciën een verdere strook in staat van
beleg is verklaard.
Rusland weigert den Duitschers
het gebruik van Moermansk.
Het Russische nieuwsagentschap Tass be
richt uit Moskou: De „Daily Telegraph" en
het Litausche blad „Lietupos Aidas" heb
ben gemeld, dat Duitsche troepen, die te
Narvik zijn aangekomen, afkomstig waren
uit Moermansk, waar zij tevoren zouden
zijn aan land gezet. Tass is gemachtigd te
verklaren, dat deze berichten volkomen on
waar en van provocatieven aard zijn.
Het Fransche persbureau Havas meldt
over deze kwestie: De Duitsche ambassa
deur te Moskou heeft aan den Russischen
volkscommissaris voor buitenlandsche za
ken, Molotof, voor Duitschland om het
recht verzocht, gebruik te maken van de
haven van Moermansk als basis voor de
Duitsche oorlogseenheden.
Dit bericht is in een telegram uit Kaunas
gemeld aan het Zweedsche blad „Aftonbla-
det" en er wordt aan toegevoegd, dat
Duitschland tevens om het recht verzocht
zou hebben gebruik te maken van de spoor
lijn LeningradMoermansk. Rusland zou
gemeend hebben deze verzoeken niet te
moeten inwilligen en deze afwijzing geba
seerd hebben op den wensch absoluut bui
ten het Noordsche conflict te blijven.
EEN DUITSCHE TEGEN
SPRAAK.
De Duitsche ambassadeur te Moskou,
graal Von der Schuienhurg, heeft in ant
woord op een vraag van journalisten tegen
gesproken, dat hij zou hebben gevraagd om
Duitsche troepen door Rusland naar Noor
wegen te laten trekken.
ENORME BRAND IN DE HAVEN VAN
GENT.
In de haven van Gent heeft Zaterdag een
felle brand gewoed, tengevolge waarvan
drie entrepots in de asch zijn gelegd. Twin
tigduizend balen katoen, jute en vlas zijn
een prooi der vlammen geworden. De aan
gerichte schade zou 30 millioen francs be
dragen.
De brand was een der felste, die men te
Gent ooit heeft meegemaakt. Voordat cle
brandweer ter plaatse was aangekomen had
de brand reeds geweldige afmetingen aan
genomen.
Een liefdesdrama op de
BelgisckNederlandsche grens.
MIJNWERKER DOODDE ZIJN
NICHT EN PLEEGDE DAARNA
ZELFMOORD.
In het Belgische plaatsje Op hoven heeft
zich een drama afgespeeld, dat zijn vervolg
heeft gehad in de Nederlandsche gemeente
Thorn, dat ten Zuiden.van Weert (L.) ligt.
De ongeveer dertigjarige mijnwerker P. H.
heeft eerst zijn nicht in Ophoven, met wie
hij sedert eenige jaren intieme relaties on
derhield, gedood en daarna heeft hij zelf
moord gepleegd.
H. is werkzaam in de mijn „Maurits",
doch vermoedelijk had hij Zaterdagochtend
vrij. Hij begaf zich naar Ophoven om een
bezoek te brengen aan zijn nicht H. H. S.,
echtgenoote van zijn neef, met wie hij rela
ties onderhield. Vermoedelijk hebben de
man en de vrouw een woordenwisseling ge
kregen, welke tenslotte zoo hoog is geloo-
pen, dat H. een revolver te voorschijn haal
de en de vrouw dood schoot, Hij is daarna
weer naar Nederland teruggekeerd en
bracht een bezoek aan zijn broer, die in
Thorn woont. Tijdens dit bezoek, werd H.
niet wel. Hij begaf zich naar bulten en en
kele oogenblikken later hoorde zijn broer
tot zijn grooten schrik een revolverschot.
Hij snelde naar buiten en vond den onge
veer 30-jarigen P. H. ontzield ter aarde
liggen.
P. H. was ongehuwd en woonde in bij zijn
vader te Wessem. Hij stond over het alge
meen gunstig bekend en viel op zijn gedrag
niets aan te merken. Het vreeselijke ge
beurde heeft dan ook in de gemeenten
Wessem en Thorn, waar beide slachtoffers
zeer goed bekend waren, groote ontstelte
nis gewekt.
De vrouw H. H. S. was ongeveer 35 jaar
oud en reeds langen tijd gehuwd. Zij dreef
in de gemeente Ophoven een klein cafétje,
terwijl haar man timmerman is. Zij laat
twee kinderen achter, een meisje van 18
jaar en een jongen van 25 jaar.
SOLDAAT VERDRONKEN.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
zijn twee soldalen te Roermond in de Maas
te water geraakt. Een van hen, de 19-jarige
J. A., afkomstig uit Holten (O.) is ver
dronken. De ander kon door toegeschoten
omwoners worden gered.
Engeland heeft mijnen
gelegd in de Oostzee
De geheele Onsifcsche kust
zou thans versperd zijn.
De Britsche admiraliteit deelt mede:
„De admiraliteit geeft er kennis van, dat
mijnen gelegd zijn in de Oostzee en de toe
gangswegen daarheen".
Men legt deze mededeeiing van de ad-
.miralUeit aldus uit, dat dit beteekent, dat
cle geheele Oostzeekust van Duitschland
door het nieuwe mijnenveld wordt afge
sloten, daar dit (met uitzondering van de
Zweedsche wateren) het Zuidelijk deel van
de Oostzee afdekt, in Noordelijke richting
tot een punt op ongeveer 12 mijl ten Zuiden
van Memel.
Het nieuwe mijnenveld vindt aansluiting
bij het reeds in het Skagerrak en Kattegat
gelegde mijnenveld, strekt zich uit door den
Grooten en den Kleinen Belt en komt dan
uit in de eigenlijke Oostzee. De door de
Engelschen gelegde mijnenvelden dekken
thans de geheele kust van Duitschland en
het door Duitschland bezette Denemarken
af.
VERBAZING IN MILITAIRE
KRINGEN.
Reuter meldt uit Stockholm: Zweedsche
militaire en marinedeskundigen zijn zeer
verbaasd over het leggen van Britsche mij
nenvelden in de Opstzee. Men veronderstelt,
dat dit door vliegtuigen is geschied en in
dit geval acht men het des te opmerkelij
ker, aangezien de zwaar geladen toestellen
een langen weg hadden af te leggen van
hun Britsche basis naar de Oostzee en te
rug.
Door WILKIE COLLINS.
Nederlandsche bewerking van
A. A. HUMME Jr.
20).
Cuff was even vlug beneden. Hij duwde
✓Samuel op zij en stond met de hand aan
het open portier op hetzelfde oogenblik dat
.juffrouw Rachel ging zitten.
„Wat wensclit u?" vroeg zij uit de hoogte.
„Een enkel woord slechts, juffrouw, voor
u vertrekt", antwoordde Cuff. „Ik kan u
natuurlijk niet beletten een bezoek aan uw
tante te brengen, maar ik moet u er op at
tent maken, dat u, door ons onder deze om
standigheden te verlaten, het opsporen van
den diamant zeer bemoeilijkt. Wilt u dit
■even bedenken voor u besluit te vertrek
ken
Juffrouw Rachel gaf hem zelfs geen ant
woord. „Vooruit, James!" beval zij den
koetsier op luiden toon.
Zonder verder een Woord te zeggen, sloot
•Cuff het portier. Op hetzelfde oogenblik
kwam' mynheer Franklin de trap afhollen.
„Adieu. Rachel", zei hij, haar zijn hand toe
stekend.
„Vooruit!" riep juffrouw Rachel, nog
harder dan de eerste maal, haar neef vol
komen negeerend.
Mijnheer Franklin deed verbijsterd een
•stap achteruit. De koetsier, niet wetende
wat hem te doen stond, keek naar mijn
meeste res, die nog in dezelfde houding was
blijven staan, terwijl toorn, verdriet en
schaamte zich op haar gezicht afspiegelden.
Zij gaf hem een teeken weg te rijden, keer
de zich om en ging haastig weer binnen.
Mijnheer Franklin, die het rijtuig nakeek,
riep haar toe: „Tante, u had toch gelijk. Ik
dank u voor uw vriendelijkheid en gastvrij
heid. Ik zal nu ook maar gaan".
Lady Verinder bleef een oogenblik staan,
als wilde zij hem overreden, doch alsof zij
niet zeker was van zichzelf, wuifde zij
slechts met haar hand en zei met gebroken
stem: „Kom nog even bij me, voor je ver
trekt, Franklin", waarna zij zich in haar
kamer terugtrok.
„Je kunt nog één ding voor my doen.
Betteredge", zei mijnheer Franklin met
tranen in de oogen. „Zorg dat ik zoo gauw
mógelijk met den trein weg kan". Hij ging
hierop eveneens naar binnen en liet mij
met Cuff alleen.
Deze stond met zijn handen in de zakken,
zijn blik gevestigd op een opening tusschen
het geboomte, waardoor hij het gezicht had
op eer deel van cle oprijlaan, onderwijl een
deuntje fluitend.
„Dit lijkt mü niet de tijd om te fluiten",
zei ik geërgerd.
.„Daar heeft u gelijk in, mijnheer Bette
redge", antwoordde Cuff onverstoorbaar.
„Het is daarentegen wel tijd om de zaak
flink aan te pakken, zonder aanzien des
persoons. We zullen met Rosanna Spear
man beginnen. Waar is Joyce, dat facto-
vtum van inspecteur Seegrave?"
Ik zond een van de staljongens uit om
hem te zoeken, en na eenigen tyd kwam
deze weer terug, gevolgd door Joyce, die
niet erg op zijn gemak scheen.
„Waar is Rosanna Spearman?" vroeg
Cuff, z
„Ik kan er geen verklaring voor vinden,
mijnheer", begon Joyce, „en het spijt mij
verschrikkelijk, maar op de een of andere
Zonder de vrouw, is menig man
ruw, grof en vereenzelvigd geworden,
de vrouw is de van nature aangewe
zene, zachtere en betere gevoelens bij
hem te ontwikkelen.
manier
„Voor ik naar Frisinghall ging", viel
Cuff hem in de rede, „heb ik u opdracht ge-
geven, Rosanna Spearman in het oog te
houden, zonder haar te laten merken, dat
ze geobserveerd werd. Komt u mü nu ver-
tellen, dat zij u om den tuin heeft weten
te leiden?"
„Ik vrees, mijnheer", zei Joyce met be
nepen stem, „dat ik te goed gezorgd heb,
dat zij mij niet zou zien. Er zijn zooveel
gangen in het sousterrain
„Hoe lang is het geleden, dat u haar het
laatst gezien hebt?"
„Byna een uur, mijnheer".
„U kunt weer teruggaan naar uw werk
te Frisinghall". zei Cuff op zijn gewone la
conieke manier. „Ik geloof niet, dat uw ta
lent bij mij tot zijn volle ontplooiing komt.
Misschien ligt dit werk niet in uw lijn.
Goeden morgen".
De man droop af. Ik wist niet, hoe ik het
bericht van Rosanna's verdwijning moest
opnemen en bleef Cuff eenigszins verbluft
aankijken.
„Neen, mijnheer Betteredge", zei deze,
alsof hij mijn gedachten kon raden, „uw
vriendin Rosanna Spearman zal niet zoo ge
makkelijk door mijn vingers glippen, als. u
misschien denkt. Het onderzoek zal nu
moeten worden verplaatst naar het huis,
waar juffrouw Verinder naar toe is gegaan,
en wel veel eerder dan ik had verwacht.
Intusschen moet ik u verzoeken, nogmaals
het personeel by elkaar te roepen.
HOOFDSTUK XVIII.
Het bericht van Rosanna's verdwijning
scheen zich als een loopend vuurtje onder
het personeel te hebben verspreid. Zij had
den direct navraag gedaan en ontdekt, dat
een jongen, die den bijnaam .Duffy" had
en die nu en dan werd aangesteld om den
tuin te wieden, haar een half uur tevoren
had gezien. Duffy was'er zeker van, dat zij
hem in het dennenbosch, in de richting van
liet strand, was voorbij gehold'.
„Ga met my mee, Duffy", zei Cuff, „dan
kr'yg jé een shilling van me. En wilt u do
sjees laten inspannen, mijnheer Betteredge?
Ik heb hem straks wellicht noodig".
H\j verwijderde zich na deze woorden snel
in de richting van het Beefzand, gevolgd
door Duffy.
Na verloop van eenigen tijd kwam Duffv
terug met een bericht voor mij. geschre
ven op een velletje papier, dat Cuff uit zijn
zakboekje had gescheurd en dat luidde:
„Stuur mij onmiddellijk een van Rosanna's
schoenen. Haast u".
Ik zond de eerste dienstbode, zoo gauw ik
haar kon vinden, naar Rosanna's kamer en
gaf 'den jongen opdracht Cuff te melden,
dat ik direct zou volgen en den schoen zou
meebrengen.
Toen ik zoo snel als mijn gevorderde
leeftijd toeliet, mij naar 't strand spoedde,
zag ik dat de hemel zich met donkere wol
ken bedekte en al spoedig kwam de regen
in stroomen neer, in vlagen door den "wind
voortgedreven. Een eind verder vond ik
den jongen, die zich aan de iyzyde van een
duin tegen het hemelwater trachtte te be
schutten. Daarop werd mijn oog getroffen
door de woeste zee, de golven, die in wilde
branding op de zandbank braken, de regen-
vlagen," die als witte sluiers over het water
vlogen en de eenzame figuur van een man
op het verlaten strand Cuff.
Hij wees met zijn hand naar het Noorden,
zoodra hij mij gewaar werd. „Blijf aan dien
kant!" schreeuwde hij. „En kom zoo naar
mij toe!"
Ik volgde zijn aanwijzing. Ik snakte naar
adem en mijn hart bonsde, alsof het zou
barsten. Spreken kon ik niet. Ik had wel
honderd vragen te stellen, maar ik kon er
geen over mijn lippen krijgen. De uitdruk
king van zyn gezicht maakte my angstig en
in zijn oogen las ik afgrijzen. Hij rukte mij
den schoen uit de hand en plaatste dien in
een voetafdruk, die naar het Zuiden wees,
naar de rotskaap, die het Beefzand aan de
Zuidzijde afsloot. De afdruk was nog niet
door den regen uitgewischt en de schoen
paste er precies in.
Cuff wees zwijgend op den schoen en
toen ik hem bij den arm greep en iets wilde
zeggen, kon ik evenmin een woord uit
brengen. Hij volgde het voetspoor tot waar
het zand bij de rotsen ophield, die door den
opkomenden vloed overspoeld werden,
waardoor ook de oppervlakte van het Beef
zand aan ons oog onttrokken was. Hoe wij
ook zochten, wij vonden geen spoor, dat in
tegenovergestelde richting leidde.
Ten laatste gaf hij het op. Hij keek mij
een oogenblik zwijgend aan. vervolgens zijn
blik naar de zee te keeren en naar het
drijfzand, waar de golven steeds hooger
ovei-heen spoelden. Ik volgde zijn blik en
begreep de gedachte, die daarachter schuil
ging. Mijn knieën begonnen te knikken en
ik kon mij niet langer staande houden.
„Zy is naar de schuilplaats terug ge
gaan", hoorde ik hem mompelen. ..Zij is
daarbij het slachtoffer geworden van een
vreeselijk ongeluk".
(Wordt vervolgd"'