KRONIEK VAN DEN DAG Nederlands oozi|digheidspoSitiek ss onwankelbaar, De Maansteen TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 15 APRIL 1940. No. 89. Zweden in de knel Doordat de Noren tot verdediging van huis en hof tegen den vreemden indringer hebben besloten en het oorlogsgeweld zich dientengevolge naar Scandinavië uitbreidde, is het grootste land op het Scandinavisch schiereiland, Zweden, in1 een uiterst hache lijke positie komen te verkeeren Op veler lei manieren kan het plotseling voor ver schrikkelijke problemen worden gesteld, rechtstreeks voortvloeiende uit de nieuwe situatie. Dat was reeds het geval toen het scheen alsof Duitschland er in zou slagen ook Noorwegen zonder noemenswaardig verzet te bezetten, gelijk Denemarken, maar dat is honderdmaal meer het geval nu het blijkt, dat de Noren zich niet bij den toestand neerleggen en pogen georgani- seerden tegenstand te bieden. Waarbij zij de hulp der Geallieerden hebben aanvaard. Hoeveel complicaties daaruit voor Zweden kunnen ontstaan van meer dan één zijde blijkt al direct, wanneer men een blik op de kaart slaat. Zuid-Zweden bevindt zich als het ware' vlak naast den doorgang, dien Duitschland zich over het land, over het water en door de lucht gekozen heeft om zijn plannen in Noorwegen door te zetten. Het bezette De nemarken wordt nu mede als basis voor den strijd in Noorwegen aangewend. Zoodat Denemarken, het Kattegat en het Skager- rak een soort van „corridor" vormen, wel ke Duitschland strikt noodig heeft voor zijn verdere actie. Het ligt voor de hand, dat de Engelsche vloot en luchtmacht trach ten het verkeer door dien corridor zoo mo gelijk geheel stop te zetten. Maar zelfs wan neer ze in dat laatste niet voldoende sla gen, kan het toch zijn, dat de Duitsche ver liezen te groot worden of het tempo van aanvoer van troepen en benoodigdheden op gevaarlijke wijze vertraagd zou worden,- zoodat de Duitsche leiding het noodig zou kunnen oordeelen van Zwedens Westkust gebruik te maken. Temeer acht men dit mogelijk, omdat langs deze kust een spoor lijn loopt, welke directe aansluiting met Oslo geeft.- Deze verbinding is in betrekke lijk korten tijd gemakkelijk tegen luchtaan vallen van de zijde der Geallieerden te be veiligen. Uit strategisch oogpunt bekeken is derhalve de Zweedsche Westkust voor de Duitsche legerleiding onder de huidige om standigheden zeer aantrekkelijk. Maar ook elders kunnen zich situaties voordoen, welke Zweden voor een moeilijke beslissing zouden plaatsen. Noorwegen heeft, nog méér dan Finland, een „wespen taille", en het is niet onwaarschijnlijk, dat getracht zal worden in deze smalle (maar door de terreingesteldheid wel moeilijke) strook, van de bezette havens uit, militaire „lijnen" naar de Zweedsche grens te trek ken, welke de onderlinge verbinding tus- schen de troependeelen van de Noren (en eventueel een geallieerd expeditieleger) zouden kunnen afsnijden. Zweden zou dan een omtrekkende beweging over Zweedsch gebied moeten verhinderen of de kans loo- pen uij eigen terrein den strijd te zien over gebracht. Aldus eenige kwesties, welke zich direct i kunnen voordoen. Indirect staat Zweden echter voor niet minder groote moeilijkhe den, die zich gedeeltelijk aandienen in den vorm van een gewetensconflict. Men stelle zich slechts het gevoel voor van de Zweden, die straks bij het ijsvrij raken van de Both- nische Golf, hun ijzererts via Lulea naar Duitschland moeten sturen met de weten schap, dat uit dat ijzer óók de wapens wor den gesmeed, waarmede de eigen buren, welke zij als broeders beschouwen, worden gedood. Zenden zij het erts niet, dan ko men zij natuurlijk onmiddellijk in conflict met Duitschland, zelfs wanneer zij het standpunt zouden innemen aan géén van beide partijen meer erts te leveren, zoo dit al mogelijk mocht zijn. Daarnaast staat de kwestie van de direc te hulp aan Noorwegen. De neiging der Zweden om de Noren allen steun te ver- leenen, waartoe zij in staat zijn, is natuur lijk buitengewoon sterk. Zy hebben het vol ste recht om wapens te leveren (zooals men weet beschikt Zweden over de beroemde Boforsfabriëken), zjj hebben in zekeren zin ook het recht om de Zweden, die als vrij willigers in Noorwegen willen dienen en in eigen land niet dienstplichtig zijn, te laten vertrekken. Evenwel: Duitschland kijkt thans zeer scherp toe op de gedragingen der Zweden en men kan ervan overtuigd zijn, ,dat achter de schermen over deze aangelegenheden het noodige zal worden gezegd. Uit de campagne van de Duitsche radio en de Duitsche pers, welke werd ont ketend naar aanleiding van het (overigens zeer begrijpelijke) feit, dat men den Noor- sehen Kamervoorzitter Hambro, die te Stockholm vertoeft, zekere publieiteitsfaci- liteiten verstrekte, blijkt reeds voldoende hoezeer de Zweden onder politieken en di- plomatieken druk worden gezet. Bij de materieele hulpverleening aan Noorwegen ontmoet Zweden bovendien nog het bezwaar, dat het daarmede zichzelf van hulpmiddelen berooft, welke het wellicht binnenkort zeer van noode zal hebben. Men dient hierbij niet uit het oog te verliezen, dat de Zweden zeer vrijgevig zijn geweest tijdens het FinschRussisch conflict en dat ze niet over al te groote reserves beschik ken. Bovendien heeft men daar te lande in het algemeen ook nog een bewapenings achterstand in te halen. Zweden heeft zich wel niet zóó ver op het pad der ontwape ning begeven als Denemarken en Noorwe gen, maar het is toch pas betrekkelijk kort (eerst sinds 1937) bezig weer een weer macht van eenige beteekenis op te bou wen. Het moet dus, zij het met een bloe dend hart, ook uit practische overwegingen wel zeer terughoudend zijn in zijn toezeg gingen jegens Noorwegen. Noorwegens mi nister van buitenlandsche zaken, die ook naar Stockholm is gereisd, zal dit ongetwij feld bemerken. Die terughoudendheid klemt voor Zwe den temeer, omdat liet niet zeker is van de houding van Rusland, dat weliswaar het standpunt van afzijdigheid tegenover de jongste gebeurtensisen in Scandinavië schijnt in te nemen, maar omtrent welks ware gevoelens en voornemens- men toch niet de minste zekerheid heeft. Moskou kan verstoord zijn over de Duit sche actie en het kan het er volmaakt mee eens zijn. In beide gevallen zijn verrassin gen niet geheel uitgesloten. En Rusland heeft zijn strategische positie tegenover Zweden 'door de vestiging der basis op Hangö en in de Baltische landen enorm versterkt. De Zweedsche Oostkust is zeer kwetsbaar geworden. Waarschijnlijk acht men een ingrijpen van Rusland vooralsnog niet, maar Zweden dient er toch in ieder geval rekening mede te houden en dat heeft vér-strekkende consequenties voor zijn militaire organisatie. De oorlog nadert Amerika'" „De oorlog nadert de Ver. Staten, aldus volgens Havas het voornaamste thema, dat de Amerikaansche bladen gisteren behan delden in hun commentaren op den oorlog in Scandinavië." De „New-Yoi'k Times" wijst er op, dat het optreden van Duitschland den neutra len geen keus meer laat en dat de recente ontwikkeling der vijandelijkheden de Ver. 'Staten ér toe brengt hun positie opnieuw te overwegen. „Het zou struisvogelpolitiek zijn den oor log in Scandinavië te beschouwen als een gebeurtenis, die alleen van belang is voor de voorposten der Amerikaansche defensie. De gebeurtenis, die men thans meemaakt, vormt de ernstigste dreiging, die er ooit be staan heeft tegen de vlootmacht van Enge land en het bestaan zelve van de Fransche en Britsche rijken. De aanval, die Dene marken onderwierp en Narvik bereikte, is in werkelijkheid een poging tot algeheele overheersching van Europa. De toekomst van millioenen en millioenen menschen hangt geheel af van de botsing tusschen de nationaal-socialisten en de geallieerden". De „New-Yorlc Herald Tribune" schrijft, dat thans, evenals in 1917 het Amerikaan sche volk de gedachte afwijst van in den oorlog te trekken. Maar thans, meer nog dan dan in 1917, bedreigt de oorlog de Ameri kaansche belangen. Het eenige, dat dit kan verhinderen, is een volledige overwinning van de Geallieerden en een onherstelbare neder-laag van Duitschland. De Ver. Staten moeten wennen aan de gedachte, dat zij zich gedwongen zouden kunnen zien aan den strijd te gaan deelnemen, wanneer dat het eenige middel zou vormen om hun be langen te beschermen". Een Amerikaansche fantasie officieel tegengesproken Men henle niet met nzen vijand: het gerucht. De Regeeringspersdiensï meldt: Zaterdag viel een nieuw voorbeeld te sig- naleeren van het in omloop brengen van een uiterst lichtvaardiggerucht met be trekking tot ons land. Het te Washington verschijnende Amer- rikaansche b2ad „Evening Star" vermeldde, naar de Duitsche radio mededeelde, dat een troepentransport Engeland had verlaten. Het Amerikaansche blad trok daaruit op eigen gezag de conclusie, dat dit troepen transport op weg zou zijn naar Noorwegen ofnaar Nederland. Behalve door de Duitsche radio werd deze mededeeiing Zaterdagavond ook verder verspreid door het Berlijnsehe dagblad „Nachtausgabe". Waarschijnlijk had hierop betrekking het om 8.20 Ned. tijd door de Britsche radio uitgezonden bericht, dat uit Duitsche bron opnieuw geruchten kwamen, als zoude van Britsche zijde een aanslag worden voorbe reid op Nederland. Daaraan werd door de Britsche radio een even stellige als ondub belzinnige tegenspraak toegevoegd in de zen vorm: „Dit is zulk een fantastischen onzin, dat niemand buiten Duitschland er ook maar een oogenblik geloof aan zal hechten". Het Engelsche Reuterbureau berichtte Zaterdag nog: „In gezaghebbende kringen te Londen wordt vanavond verklaard, dat wederom geruchten uit Duitsche bron in omloop wor den gebracht, volgens welke de Geallieer den een of andere actie ter schending van de Nederlandsche neutraliteit zouden be ramen. Niets is dwazer of boosaardiger dan deze geruchten, welke niemand huiten Duitschland zullen misleiden". Geen afspraak met een der oorlogvoerenden. De Regeeringspersdienst meldt verder De laatste dagen kan men in de buiten landsche pers; in verband met de recente internationale gebeurtenissen, hier en daar zekere verwachtingen aantreffen ten aan zien van de verder aan te nemen houding van kleinere neutrale staten, waaronder Nederland. Onder den indruk van uitingen over de neutralen in het Britsche en Fransche par lement, zouden deze staten gevoelig kun nen worden, heet het, voor suggesties in den zin van reeds te voren gemaakte af spraken met de geallieerde belligerenten, ter zekerstelling van hulp bij een eventu- eele aanranding van de andere zijde. Hiertegenover wordt andermaal vastge steld, zij het, althans voor het Nederland sche volk, ten overvloede, dat de Neder landsche regeering van den aanvang af een onwankelbare en ondubbelzinnige onzijdig- heidspolitiek heeft gevolgd, die zij onver anderd bljjft handhaven en waarin voor van te voren met welken belligerent ook gemaakte afspraak geen plaats is. Dit standpunt kan, naar de Nederland sche regeering recht heeft te vertrouwen, bij de regeeringen van alle oorlogvoeren den volledig bekend worden geacht, „Onze ergste vijand". Van bevoegde militaire zijde schrijft men ons uit 's-Gravenhage In deze dagen, nu de spanningen buiten onze grenzen Nederland meer dan ooit voorbereid vinden op iedere eventualiteit, is het gerucht onze ergste vijand. Het gerucht immers veroorzaakt ook daar spanningen, waar daarvoor geen en kele aanleiding bestaat. Het blaast alle- daagsche feiten op tot bedenkelijke symp tomen en wijst normale gebeurtenissen aan als teekenen van dreigend gevaar. Zoo is door sommigen zelfs de nachtelijke militaire oefening, die Vrijdag in Den Haag werd gehouden, opgevat als een zoodanig teeken. Wie echter dergelijke opvattingen verkondigt, heult niet onzen vijand: het gerucht. Oefeningen van een gemobiliseerd leger bewijzen uitsluitend, dat dit leger zijn gewone dagehjksche plicht doet. Dit doet men toch overal. In plaats van hierin een dreiging te zien, hoort men dit op te vat ten als een geruststelling. Dat de Nederlander gerust kan zijn in het besef beschermd te worden door een krachtige en vaardige weermacht, zal hem thans en ook later werkelijk uit nog wel meer oefeningen van die weermacht blij ken. Uitbreiding rati dei slaaf van De Regeeringpersdienst meldt: Bij Koninklijk besluit van 1 November 1939 is, voornamelijk in het midden, Wes ten en Zuid-Oosten des lands, een aantal gemeenten in staat van beleg verklaard. Bij een Zaterdag verschenen Kon. besluit is hieraan uitbreiding gegeven, in dier voe ge, dat thans in het Zuiden (Noord-Bra bant) en in de Noordelijke en Oostelijke provinciën een verdere strook in staat van beleg is verklaard. Rusland weigert den Duitschers het gebruik van Moermansk. Het Russische nieuwsagentschap Tass be richt uit Moskou: De „Daily Telegraph" en het Litausche blad „Lietupos Aidas" heb ben gemeld, dat Duitsche troepen, die te Narvik zijn aangekomen, afkomstig waren uit Moermansk, waar zij tevoren zouden zijn aan land gezet. Tass is gemachtigd te verklaren, dat deze berichten volkomen on waar en van provocatieven aard zijn. Het Fransche persbureau Havas meldt over deze kwestie: De Duitsche ambassa deur te Moskou heeft aan den Russischen volkscommissaris voor buitenlandsche za ken, Molotof, voor Duitschland om het recht verzocht, gebruik te maken van de haven van Moermansk als basis voor de Duitsche oorlogseenheden. Dit bericht is in een telegram uit Kaunas gemeld aan het Zweedsche blad „Aftonbla- det" en er wordt aan toegevoegd, dat Duitschland tevens om het recht verzocht zou hebben gebruik te maken van de spoor lijn LeningradMoermansk. Rusland zou gemeend hebben deze verzoeken niet te moeten inwilligen en deze afwijzing geba seerd hebben op den wensch absoluut bui ten het Noordsche conflict te blijven. EEN DUITSCHE TEGEN SPRAAK. De Duitsche ambassadeur te Moskou, graal Von der Schuienhurg, heeft in ant woord op een vraag van journalisten tegen gesproken, dat hij zou hebben gevraagd om Duitsche troepen door Rusland naar Noor wegen te laten trekken. ENORME BRAND IN DE HAVEN VAN GENT. In de haven van Gent heeft Zaterdag een felle brand gewoed, tengevolge waarvan drie entrepots in de asch zijn gelegd. Twin tigduizend balen katoen, jute en vlas zijn een prooi der vlammen geworden. De aan gerichte schade zou 30 millioen francs be dragen. De brand was een der felste, die men te Gent ooit heeft meegemaakt. Voordat cle brandweer ter plaatse was aangekomen had de brand reeds geweldige afmetingen aan genomen. Een liefdesdrama op de BelgisckNederlandsche grens. MIJNWERKER DOODDE ZIJN NICHT EN PLEEGDE DAARNA ZELFMOORD. In het Belgische plaatsje Op hoven heeft zich een drama afgespeeld, dat zijn vervolg heeft gehad in de Nederlandsche gemeente Thorn, dat ten Zuiden.van Weert (L.) ligt. De ongeveer dertigjarige mijnwerker P. H. heeft eerst zijn nicht in Ophoven, met wie hij sedert eenige jaren intieme relaties on derhield, gedood en daarna heeft hij zelf moord gepleegd. H. is werkzaam in de mijn „Maurits", doch vermoedelijk had hij Zaterdagochtend vrij. Hij begaf zich naar Ophoven om een bezoek te brengen aan zijn nicht H. H. S., echtgenoote van zijn neef, met wie hij rela ties onderhield. Vermoedelijk hebben de man en de vrouw een woordenwisseling ge kregen, welke tenslotte zoo hoog is geloo- pen, dat H. een revolver te voorschijn haal de en de vrouw dood schoot, Hij is daarna weer naar Nederland teruggekeerd en bracht een bezoek aan zijn broer, die in Thorn woont. Tijdens dit bezoek, werd H. niet wel. Hij begaf zich naar bulten en en kele oogenblikken later hoorde zijn broer tot zijn grooten schrik een revolverschot. Hij snelde naar buiten en vond den onge veer 30-jarigen P. H. ontzield ter aarde liggen. P. H. was ongehuwd en woonde in bij zijn vader te Wessem. Hij stond over het alge meen gunstig bekend en viel op zijn gedrag niets aan te merken. Het vreeselijke ge beurde heeft dan ook in de gemeenten Wessem en Thorn, waar beide slachtoffers zeer goed bekend waren, groote ontstelte nis gewekt. De vrouw H. H. S. was ongeveer 35 jaar oud en reeds langen tijd gehuwd. Zij dreef in de gemeente Ophoven een klein cafétje, terwijl haar man timmerman is. Zij laat twee kinderen achter, een meisje van 18 jaar en een jongen van 25 jaar. SOLDAAT VERDRONKEN. In den nacht van Zaterdag op Zondag zijn twee soldalen te Roermond in de Maas te water geraakt. Een van hen, de 19-jarige J. A., afkomstig uit Holten (O.) is ver dronken. De ander kon door toegeschoten omwoners worden gered. Engeland heeft mijnen gelegd in de Oostzee De geheele Onsifcsche kust zou thans versperd zijn. De Britsche admiraliteit deelt mede: „De admiraliteit geeft er kennis van, dat mijnen gelegd zijn in de Oostzee en de toe gangswegen daarheen". Men legt deze mededeeiing van de ad- .miralUeit aldus uit, dat dit beteekent, dat cle geheele Oostzeekust van Duitschland door het nieuwe mijnenveld wordt afge sloten, daar dit (met uitzondering van de Zweedsche wateren) het Zuidelijk deel van de Oostzee afdekt, in Noordelijke richting tot een punt op ongeveer 12 mijl ten Zuiden van Memel. Het nieuwe mijnenveld vindt aansluiting bij het reeds in het Skagerrak en Kattegat gelegde mijnenveld, strekt zich uit door den Grooten en den Kleinen Belt en komt dan uit in de eigenlijke Oostzee. De door de Engelschen gelegde mijnenvelden dekken thans de geheele kust van Duitschland en het door Duitschland bezette Denemarken af. VERBAZING IN MILITAIRE KRINGEN. Reuter meldt uit Stockholm: Zweedsche militaire en marinedeskundigen zijn zeer verbaasd over het leggen van Britsche mij nenvelden in de Opstzee. Men veronderstelt, dat dit door vliegtuigen is geschied en in dit geval acht men het des te opmerkelij ker, aangezien de zwaar geladen toestellen een langen weg hadden af te leggen van hun Britsche basis naar de Oostzee en te rug. Door WILKIE COLLINS. Nederlandsche bewerking van A. A. HUMME Jr. 20). Cuff was even vlug beneden. Hij duwde ✓Samuel op zij en stond met de hand aan het open portier op hetzelfde oogenblik dat .juffrouw Rachel ging zitten. „Wat wensclit u?" vroeg zij uit de hoogte. „Een enkel woord slechts, juffrouw, voor u vertrekt", antwoordde Cuff. „Ik kan u natuurlijk niet beletten een bezoek aan uw tante te brengen, maar ik moet u er op at tent maken, dat u, door ons onder deze om standigheden te verlaten, het opsporen van den diamant zeer bemoeilijkt. Wilt u dit ■even bedenken voor u besluit te vertrek ken Juffrouw Rachel gaf hem zelfs geen ant woord. „Vooruit, James!" beval zij den koetsier op luiden toon. Zonder verder een Woord te zeggen, sloot •Cuff het portier. Op hetzelfde oogenblik kwam' mynheer Franklin de trap afhollen. „Adieu. Rachel", zei hij, haar zijn hand toe stekend. „Vooruit!" riep juffrouw Rachel, nog harder dan de eerste maal, haar neef vol komen negeerend. Mijnheer Franklin deed verbijsterd een •stap achteruit. De koetsier, niet wetende wat hem te doen stond, keek naar mijn meeste res, die nog in dezelfde houding was blijven staan, terwijl toorn, verdriet en schaamte zich op haar gezicht afspiegelden. Zij gaf hem een teeken weg te rijden, keer de zich om en ging haastig weer binnen. Mijnheer Franklin, die het rijtuig nakeek, riep haar toe: „Tante, u had toch gelijk. Ik dank u voor uw vriendelijkheid en gastvrij heid. Ik zal nu ook maar gaan". Lady Verinder bleef een oogenblik staan, als wilde zij hem overreden, doch alsof zij niet zeker was van zichzelf, wuifde zij slechts met haar hand en zei met gebroken stem: „Kom nog even bij me, voor je ver trekt, Franklin", waarna zij zich in haar kamer terugtrok. „Je kunt nog één ding voor my doen. Betteredge", zei mijnheer Franklin met tranen in de oogen. „Zorg dat ik zoo gauw mógelijk met den trein weg kan". Hij ging hierop eveneens naar binnen en liet mij met Cuff alleen. Deze stond met zijn handen in de zakken, zijn blik gevestigd op een opening tusschen het geboomte, waardoor hij het gezicht had op eer deel van cle oprijlaan, onderwijl een deuntje fluitend. „Dit lijkt mü niet de tijd om te fluiten", zei ik geërgerd. .„Daar heeft u gelijk in, mijnheer Bette redge", antwoordde Cuff onverstoorbaar. „Het is daarentegen wel tijd om de zaak flink aan te pakken, zonder aanzien des persoons. We zullen met Rosanna Spear man beginnen. Waar is Joyce, dat facto- vtum van inspecteur Seegrave?" Ik zond een van de staljongens uit om hem te zoeken, en na eenigen tyd kwam deze weer terug, gevolgd door Joyce, die niet erg op zijn gemak scheen. „Waar is Rosanna Spearman?" vroeg Cuff, z „Ik kan er geen verklaring voor vinden, mijnheer", begon Joyce, „en het spijt mij verschrikkelijk, maar op de een of andere Zonder de vrouw, is menig man ruw, grof en vereenzelvigd geworden, de vrouw is de van nature aangewe zene, zachtere en betere gevoelens bij hem te ontwikkelen. manier „Voor ik naar Frisinghall ging", viel Cuff hem in de rede, „heb ik u opdracht ge- geven, Rosanna Spearman in het oog te houden, zonder haar te laten merken, dat ze geobserveerd werd. Komt u mü nu ver- tellen, dat zij u om den tuin heeft weten te leiden?" „Ik vrees, mijnheer", zei Joyce met be nepen stem, „dat ik te goed gezorgd heb, dat zij mij niet zou zien. Er zijn zooveel gangen in het sousterrain „Hoe lang is het geleden, dat u haar het laatst gezien hebt?" „Byna een uur, mijnheer". „U kunt weer teruggaan naar uw werk te Frisinghall". zei Cuff op zijn gewone la conieke manier. „Ik geloof niet, dat uw ta lent bij mij tot zijn volle ontplooiing komt. Misschien ligt dit werk niet in uw lijn. Goeden morgen". De man droop af. Ik wist niet, hoe ik het bericht van Rosanna's verdwijning moest opnemen en bleef Cuff eenigszins verbluft aankijken. „Neen, mijnheer Betteredge", zei deze, alsof hij mijn gedachten kon raden, „uw vriendin Rosanna Spearman zal niet zoo ge makkelijk door mijn vingers glippen, als. u misschien denkt. Het onderzoek zal nu moeten worden verplaatst naar het huis, waar juffrouw Verinder naar toe is gegaan, en wel veel eerder dan ik had verwacht. Intusschen moet ik u verzoeken, nogmaals het personeel by elkaar te roepen. HOOFDSTUK XVIII. Het bericht van Rosanna's verdwijning scheen zich als een loopend vuurtje onder het personeel te hebben verspreid. Zij had den direct navraag gedaan en ontdekt, dat een jongen, die den bijnaam .Duffy" had en die nu en dan werd aangesteld om den tuin te wieden, haar een half uur tevoren had gezien. Duffy was'er zeker van, dat zij hem in het dennenbosch, in de richting van liet strand, was voorbij gehold'. „Ga met my mee, Duffy", zei Cuff, „dan kr'yg jé een shilling van me. En wilt u do sjees laten inspannen, mijnheer Betteredge? Ik heb hem straks wellicht noodig". H\j verwijderde zich na deze woorden snel in de richting van het Beefzand, gevolgd door Duffy. Na verloop van eenigen tijd kwam Duffv terug met een bericht voor mij. geschre ven op een velletje papier, dat Cuff uit zijn zakboekje had gescheurd en dat luidde: „Stuur mij onmiddellijk een van Rosanna's schoenen. Haast u". Ik zond de eerste dienstbode, zoo gauw ik haar kon vinden, naar Rosanna's kamer en gaf 'den jongen opdracht Cuff te melden, dat ik direct zou volgen en den schoen zou meebrengen. Toen ik zoo snel als mijn gevorderde leeftijd toeliet, mij naar 't strand spoedde, zag ik dat de hemel zich met donkere wol ken bedekte en al spoedig kwam de regen in stroomen neer, in vlagen door den "wind voortgedreven. Een eind verder vond ik den jongen, die zich aan de iyzyde van een duin tegen het hemelwater trachtte te be schutten. Daarop werd mijn oog getroffen door de woeste zee, de golven, die in wilde branding op de zandbank braken, de regen- vlagen," die als witte sluiers over het water vlogen en de eenzame figuur van een man op het verlaten strand Cuff. Hij wees met zijn hand naar het Noorden, zoodra hij mij gewaar werd. „Blijf aan dien kant!" schreeuwde hij. „En kom zoo naar mij toe!" Ik volgde zijn aanwijzing. Ik snakte naar adem en mijn hart bonsde, alsof het zou barsten. Spreken kon ik niet. Ik had wel honderd vragen te stellen, maar ik kon er geen over mijn lippen krijgen. De uitdruk king van zyn gezicht maakte my angstig en in zijn oogen las ik afgrijzen. Hij rukte mij den schoen uit de hand en plaatste dien in een voetafdruk, die naar het Zuiden wees, naar de rotskaap, die het Beefzand aan de Zuidzijde afsloot. De afdruk was nog niet door den regen uitgewischt en de schoen paste er precies in. Cuff wees zwijgend op den schoen en toen ik hem bij den arm greep en iets wilde zeggen, kon ik evenmin een woord uit brengen. Hij volgde het voetspoor tot waar het zand bij de rotsen ophield, die door den opkomenden vloed overspoeld werden, waardoor ook de oppervlakte van het Beef zand aan ons oog onttrokken was. Hoe wij ook zochten, wij vonden geen spoor, dat in tegenovergestelde richting leidde. Ten laatste gaf hij het op. Hij keek mij een oogenblik zwijgend aan. vervolgens zijn blik naar de zee te keeren en naar het drijfzand, waar de golven steeds hooger ovei-heen spoelden. Ik volgde zijn blik en begreep de gedachte, die daarachter schuil ging. Mijn knieën begonnen te knikken en ik kon mij niet langer staande houden. „Zy is naar de schuilplaats terug ge gaan", hoorde ik hem mompelen. ..Zij is daarbij het slachtoffer geworden van een vreeselijk ongeluk". (Wordt vervolgd"'

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5