KRONIEK VAN DEI DAG
Hei conflicttusschen regeering en N.V.L.
ad&-lunl<>iigeneeskrachtig en verkwikkend!
De Maansteen
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 12 APRIL 1940.
No. 87.
Een kans voor Engeland
en Frankrijk.
Noorwegen capituleert niet. In tegenstel
ling tot de Denen, hebben de Ndren zich
tot tegenweer tegen den Duitschen inval
in hun land aangegord. Nygaardsvold, de
Noorsche premier, deelde het besluit der
regeering tot afwijzing van de Duitsche
eischen mede in een Koninklijke proclama
tie, welke door haar soberheid ontroerend
waardig moet heeten.
„Duitschland, aldus dit stuk, heeft tegen
over Noorwegen een daad van geweld ge
pleegd, zooals de geschiedenis er maar al
te veel kent. De Duitschers hebben het
land overweldigd met bommen en andere
vernietigingsmiddelen en zij hebben de rech
ten van een klein volk, dat in vrede wenscht
te leven, ernstig geschonden. De Noorsche
regeering is er van overtuigd, dat de ge-
heele beschaafde wereld deze daad van ge
weld veroordeelt en bovenal, dat het Noor
sche volk bereid is al zijn pogingen te rich
ten op herstel van de vrijheid en onafhan
kelijkheid, welke door een vreemde mo
gendheid onderdrukt zijn. De toekomst van
Noorwegen ziet er voor het oogenblik mis
schien somber uit en de invallers kunnen
stellig groote verwoestingen aanrichten,
doch de regeering is er van overtuigd, dat
voor het land een nieuwe en vrije toe
komst zal dagen. Zij spoort derhalve het
geheele Noorsche volk aan het erfdeel van
de vrijheid des lands te bewaren en den
strijd voor de vrijheid voort te zetten, ge
trouw aan de groote denkbeelden, die se
dert eeuwen den grondslag hebben gevormd
voor den vooruitgang van ons land.
Leve het vaderland, leve het vrije Noor
wegen!"
Een tragisch lot viel den Noren ten deel.
Maar wellicht is de strijd, dien zij aanvaard
hebben, beter dan de onderwerping der
Denen. Men misprijze de Denen overigens
niet, dat zij het hoofd bogen. Zij konden
niet anders. Immers, de Duitsche troepen
hadden zich reeds van een groot deel van
Denemarken meester gemaakt, voordat de
Denen goed en wel beseften wat er gaande
was. De overrompeling voltrok zich zoo
onverhoeds, dat aan verzet niet te denken
viel. Men zou hen alleen ten laste kunnen
leggen, dat ze niet beter op hun qui vive
zijn geweest. Zij lieten na bij het begin van
den oorlog te mobiliseeren, in de onderstel
ling dat hun land weinig gevaar liep. Hoe
jammerlijk werden ze in hun goed ver
trouwen bedrogen
Maar dit geldt evenzeer voor de Noren.
Ook Noorwegen was onvoldoende voorbe
reid op eventualiteiten, welke het nu zoo
duur te staan komen. Dat de Noren niet
volkomen overrompeld werden, gelijk de
Denen, danken ze louter en alleen aan
de gunstiger geografische situatie van hun
land. In Noorwegen konden de Duitschers
niet zoo maar binnenwandelen. Met trans
portschepen moesten de troepen worden
aangevoerd en daardoor kregen de Noren
tijd, zich toch nog tot tegenstand te orga-
niseeren.
Hoe het drama zich nu verder zal ont
wikkelen, is voorshands moeilijk te voor
zien. Engeland en Frankrijk zijn eindelijk
uit hun slof geschoten misschien nog
niet te laat. Misschien zullen ze er alsnog
in slagen te voorkomen, dat de Duitschers
een groote massa troepen naar Noorwegen
brengen. Men kan in elk geval aannemen,
dat de Geallieerden er nu alles op zetten.
In eerste instantie waren ze ook hier weer
te laat. Maar ze hebben nu nog een kans.
Zouden ze die niet voldoende benutten, dan
lijden ze een nederlaag, welke men bij
voorbaat fnuikend mag noemen. Ten aan
zien van Polen en Finland konden de Ge
allieerden laten gelden, dat directe hulp
verleening tot de onmogelijkheden behoor
de, nademaal die landen niet bereikbaar
waren. Ten aanzien van Noorwegen staat
de zaak echter geheel anders. Noorwegen
ligt om zoo te zeggen naast de (Engelsche)
deur. Geografisch verkeeren de Engelschen
hier zelfs in een gunstiger positie dan de
Duitschers (in aanmerking genomen, dat
hun vloot veel sterker is). Op korten ter
mijn zal moeten blijken, of de Geallieerden
ditmaal hun slag weten te slaan.
«BOfBSKA. m m m
Het ministerie zou alle vraagstukken
hebben onderschat.
Persconferentie van het bestuur
der N.V.L.
Verklaarbaar is het, dat de Nederland-
sche Vereeniging voor Luchtbescherming,
na de mededeelingen, welke de minister van
binnonlandsche zaken, de heer Van Boeyen,
de vorige week in een persconferentie heeft
gedaan met betrekking tot het geschil, dat
ter zake tusschen hem en de vereeniging is
gerezen, er harerzijds prijs op stelde, ook
de pers in te lichten omtrent het standpunt,
dat zij steeds heeft ingenomen, en nog im
mer inneemt, ondanks het zeer betreurens
waardige conflict, dat geleid heeft tot een
volkomen breuk tusschen den minister en
de vereeniging.
Eh het spreekt vanzelf, dat wij, na de
uitvoerige publicatie van het standpunt des
ministers .thans, op grond van den steeds
in de Nederlandsche journalistiek gehuldig-
den stelregel van het hoor en wederhoor,
evenzeer gaarne plaats verleenen aan de
uiteenzettingen van de zijde der vereeniging
waarbij wij er echter nadrukkelijk op wij
zen, dat .wij ons uitsluitend, bepalen tot een
objectieve weergave van de mededeelingen,
welke ons zijn geworden op de persconfe
rentie van de vereeniging, waarop de voor
zitter, de heer Joh. W. Klein, oud-burge
meester van .Ridderkerk, en de secretaris
directeur, mr. H. Bogaardt, de noodige in
lichtingen hebben verstrekt.
De voorzitter, de heer Klein, heeft er
dan allereerst met den meesten nadruk op
gewezen, dat niemand meer dan het be
stuur zelf het ontstane conflict betreurt.
Het heeft alle mogelijke moeite gedaan om
openbaarmaking daarvan te voorkomen, en
zelfs na de persconferentie, belegd door den
minister, heeft het zich nogmaals tot den
Raad van Ministers gewend, in de hoop,
dat alsnog een schikking tot stand zou
kunnen komen. Dit mocht helaas niet het
geval zijn. Het bestuur deed dezen stap in
's lands belang, en om de belangen van
hen, die dit bestuur hebben gekozen, te be
hartigen. Voor deze belangen heeft dit
hoofdbestuur steeds pal gestaan, al in een
tijd, toen van overheidswege nagenoeg geen
aandacht aan dé luchtbescherming werd
besteed, en het hoopt zulks ook in de toe
komst te kunnen, blijven doen. Juist deze
overtuiging maakt, volgens de meening van
den heer Klein, dqt het conflict in het hui
dig stadium van secundair belang kan wor
den geacht.
Primair is 't antwoord op de vraag: Indien
de N.V.L. als centrale, landelijke organisa
tie ophoudt te bestaan, waar zal dan het
particulier initiatief .belanden? Het hoofd
bestuur heeft steeds als'de eenige taak van
de vereeniging gezien het geven van voor
lichting op het gebied van de zelfbescher
ming door den individueelen burger, en zich
immer angstvallig onthouden van inmen
ging in de taak der overheid. Hier ligt in
derdaad een belangrijk terrein voor het
particuliere initiatief, dat practisch in de
N.V.L. is belichaamd, en ook steeds als
zoodanig door den minister is erkend.
Daarom zal de vereeniging ernaar blij
ven streven dat particulier initiatief onge
schonden te handhaven^ en te voorkomen,
dat het door volledige inschakeling in amb
telijke instanties zal worden gemaakt tot
een holle frase. Het hoofdbestuur heeft re
den te vreezen, dat het particulier initiatief
zal verdwijnen, als de N.L.V. verdwijnt of
zoodanig wordt gedecentraliseerd, 'dat de
spontane levenskracht die erin schuilt,
wordt gebroken.
Het is daarom, dat het hoofdbestuur de
beschuldigingen van den minister niet on-
weerlegd kan laten, want het gaat er naar
de meening van dit bestuur niet in de eer
ste plaats om, wie- ih het huidige conflict
gelijk heeft, maar hoe bereikt kan worden,
dat de organisatie der luchtbescherming op
de juiste wijze kan worden voltooid.
TWEE OORZAKEN.
Naar het oordeel van den heer Klein
zijn al de moeilijkheden terug te brengen
tot twee hoofdoorzaken.
De eerste oorzaak is de bij het ministerie
van Binnenlandsche Zaken heerschende op
vatting betreffende de verhouding tusschen
het ambtelijk element en het particuliere
initiatief. In het bijzonder huldigt dit mi
nisterie de opvatting, dat het particulier ini
tiatief in alle onderdeden onderworpen be
hoort te blijven aan het ambtelijk inzicht.
Do N.V.L. kan zeggen dat zoolang de
minister zelf erkent dat het welslagen van
de luchtbescherming, voor zoo'n groot ge
deelte van de medewerking van het par
ticuliere initiatief afhangt het ten
minste een gemis aan tact of beleid is om
het particulier initiatief aan banden te leg
gen op de wijze als de minister het blijkbaar
wil doen.
De tweede en minstens even zwaar we
gende oorzaak is dat het ministerie van
Binnenlandsche Zaken alle vraagstukken
die met de luchtbescherming samenhangen
steeds volkomen heeft onderschat, met het
gevolg dat men met alle maatregelen ach
ter de feiten aanloopt.
DE DETAILS.
De secretaris der Vereeniging. mr. H,
Bogaardt, heeft vervolgens eenige be
schuldigingen, door den minister in zijn
persconferentie geuit, weerlegd, allereerst
mededeelende, dat de N.V.L. bijna elke
mededeeling van den minister als onjuist
moet betitelen, „Het aantal onjuistheden
ligt zoo opgetast, dat wij er niet aan
kunnen denken deze stuk voor stifk te
gaan behandelen en ons tot eenige punten
beperken zoo zeide hij.
De minister heeft gezegd, dat allerlei
klachten leidden tot de instelling van de
commissie Quarles van Ufford. Dit is vol
komen in strijd met de. feiten. Zooals de
heer P. C, A. van Lith, de oud-voorzitter
van de N.V.L., heeft verklaard, is de in
stelling van de commissie Quarles van
Ufford het gevolg van het vertoog van den
heer Van Lith, dat door de wijze waarop
de minister de N.V,Lr behandelde, een con
flict tusschen den minister en de N.V.L.
niet kon uitblijven.
De minister resumeert dan in een vijftal
punten het rapport Quarles van Ufford,
doch begaat daarbij twee zeer belangrijke
onjuistheden. In het derde punt zegt de
minister, dat alle besJuitc^uan de organen
van de N.V.L. door drie' genoemde over
heidspersonen vernietigd zouden kunnen
worden. Dit is volkomen onjuist, aange
zien het rapport Quarles van Ufford het
veto-recht uitsluitend aan de burgemees
ters ten aanzien van de besluiten van
plaatselijke afdeelingen geeft.-
In het vijfde punt resumeert de minis
ter uit het rapport Quarles van Ufford een
rijkssubsidie van 27,500 per jaar, met
een regeeringsgarantie voor de exploitatie
van „Luchtgevaar,"
De minister tracht hierdoor aanneme
lijk te maken, dat hij zich aan de minimum
eischen van het rapport Quarlès van Uf
ford heeft gehouden. Deze voorstelling van
zaken is echter volkomen In strijd met
het rapport.
Immers, dit rapport raamt de uitgaven
van de N,V.L. per jaar (als uiterst mini
mum) op 67,500 (ongeacht een garantie
voor „Luchtgevaar") en stelt dan voor,
dat het grootste deel van dit bedrag, en
wel 40.000, zal worden verkregen door
subsidieering door de gemeenten. De minis
ter verzwijgt nu dat het opbrengen van
40,000, waarvoor de tusschenkomst van
den minister onontbeerlijk zou zijn ge
weest, nooit heeft plaats gehad, aldus de
heer Bogaardt.
DE STATUTENWIJZIGING.
Minister Van Boeyen verwijt aan het
bestuur dat het de statuten-wijziging op
de lange baan heeft geschoven en toen de
statuten-wijziging niet meer te vermijden
vlei, de essentialia van het rapport Quar
les van Ufford heeft aangetast, Even later
antwoordt de minister op een vraag: of de
nieuwe statuten van de N.V.L, in hoofd
zaak door de regeering zijn voorgeschre
ven, ontkennend en deelt daarbij mede,
dat 'de statuten in eersten aanleg door den
secretaris zijn ontworpen.
Het is onbegrijpelijk, dat de minis
ter zulke mededeelingen aan de pers ver
strekt, zoo zeide de secretaris.
De juiste toedracht is de navolgende.
Nadat op 26 April 1939 het secretariaat
het eerste ontwerp naar het ministerie had
gezonden, werd de heer mr, Heusdens, com
mies bij het ministerie, door den minister
aangewezen om de bepalingen na te gaan
en daarin eventueel wijzigingen aan te
brengen. In de maand Mei 193'9 hebben
dan ook besprekingen plaats gehad, waar
van het resultaat den minister blijkbaar
niet bevredigde. Nadat immers de verschil
lende ministerieele crises in Juni/Juli en
de mobilisatie in Augustus/September
stagnatie hadden veroorzaakt, werd in de
maand September in de plaats van mr,
Heusdens door den minister den heer mr.
J. M. Kan, hoofdcommies bij 't ministerie
van Binnenlandsche Zaken, aangewezen
om een geheel nieuw ontwerp statuten te
maken. Mr. Kan voldeed aan deze op
dracht, doch werd hierin belemmerd door
een vrij langdurige ziekte, Eind October
1939 was mr. Kan echter wederom in
staat zjjn werkzaamheden aan te vangen,
zoodat verschillende besprekingen plaats
vonden met mr, Garrer, administrateur bij
het secretariaat van de N.V.L.
In dit verband reproduceerde de heer
Bogaardt een brief van mr, Kan, waar
uit blijkt, dat het overleg in de binnenka
mers van het Ministerie feitelijk eerst op
23 November 1939 beëindigd was. Immers
even vóór dat oogenblik waren door den
minister nog enkele redactioneele wijzigin
gen aangebracht,
Indien wij hiertegenover stellen, aldus
de heer Bogaardt, dat de hoofdbestuurs
vergadering reeds op 1 December 1939 het
ontwerp-Statuten heeft behandeld en dat
daaraan nog vooraf was gegaan het over
leg met het ministerie van justitie, zooals
dat door mr. Kan was gevraagd, dan blijkt
de beschuldiging Van het onzerzijds op de
lange baan schuiven van de Statuten-wijzi
ging volkomen uit de lucht gegrepen, ter
wijl tevens zonneklaar blijkt, dat liet mi
nisterie een overwegend aandeel in de sa
menstelling van de Statuten heeft willen
hebben.
DE LUBEMA.
De minister zegt, verder dat het bestuur
voor den schijn vergaderingen organiseerde,
waarin enkele onbenullige algemeenheden
aan de orde werden gesteld, terwijl belang-,
rijke-besluiten elders vielen, o.a. de oprich
ting van de sterk aangevochten verkoops
organisatie Lubema.
Toen in de eerste dagen van September
de distributie van gasmakers door de N.V.L.
ter sprake kwam, ontving het bestuur van
de N.V.L. opdracht om binnen enkele uren
een distributie schema samen te stellen. Bij
die gelegenheid is reeds de oprichting van
een aparte verkoopsorganisatie ter sprake
gekomen.
Nadat de Inspectie aan de N.V.L. bericht
had, dat een voor die dagen vrij groot
kwantum ter beschikking van de N.V.L.
werd gesteld voor de distributie onder de
burgerbevolking, werd aan de hand van
het oorspronkelijke schema de hand gelegd
aan een dergelijke verkoopsorganisatie. Bjj
een der besprekingen, die in begin Sep
tember 1939 terzake met de Inspectie heb
ben plaats gevonden, heeft het bestuur
ran de N.V.L. gelegenheid gehad om de
drukproef voor de circulaire ter kennis van
den Inspecteur te brengen.
Per pak van 1 Kg.: 20 ct. - Per pak van 3 Kg.: 45 ct..
Nu de boter duur is kunt U
deze vervangen door heerlijke
Zwanenberg's leverpastei.
Rijk aan vitaminen, sterkende
lever en vetten, daardoor zoo
uitermate voedzaam.
DE KWESTIE-HARINXMA.
Voorts bracht de minister ter sprake den
brief van den Commissaris der Koningin
an Friesland.
Het hoofdbestuur der N.V.L. laat de mo
gelijkheid open dat de Commissaris der Ko
ningin het slachtoffer is geworden van een
machinatie, en het heeft goede gronden
om zulks te onderstellen. Niet alleen toch
dat de heer Van Harinvma thoe Slooten
steeds een voorvechter is geweest van de
luchtbescherming, doch ook is bij het na
slaan van de dossiers der N.V.L. gebleken,
dat de heer Van Harinxma thoe Slooten
het destijds met de houding van de Regee
ring in het geheel niet eens was.
Ons werft (getoohd een brief, dien de
Raad van Toezicht, waarvan de heer Van
Harinxma thoe Slooten lid was, aan den
minister van Binnenlandsche Zaken op 15
November 1937 heeft toegezonden, alsmede
een afschrift van den brief, die dezelfde
Raad van Toezicht aan den voorzitter van
den ministerraad, dr. H. Colijn, heeft doen
toekomen. In beide brieven wordt de mi
nister in gebreke gesteld en het blijkt, dat
de heer Van Harinxma thoe Slooten zich
geheel met den inhoud van dien brief heeft
vereenigd.
Ten overvloede vestigde mr. Bogaardt er
de aandacht op, dat deze instemming niet
alleen was van platonischen aard, doch ge
grond was op een zeer persoonlijk inzicht.
Immers, uit het extract van de notulen
blijkt, dat de heer Van Harinxma thoe
Slooten zich erover beklaagd heeft, dat de
noodlijdende gemeenten van dezen minis
ter evenmin iets te verwachten hadden en
dat de Regeering doof bleef voor alle ver-
toogen op luchtbesehermingsgebied, ook
van de provinciale besturen.
Tot zoover de weerleggingen door den
heer Bogaardt van de mededeelingen des
ministers. Uit den aard .der zaak hebben wij
slechts die weerleggingen hierboven weer
gegeven, welke slaan - op—detailpunten,, die
ook in ons verslag van de ministerieele con
ferentie zijn opgenomen.
Van de gelegenheid tot het stellen van
vragen is door eenige aanwezigen gebruik
gemaakt. Uit de beantwoording van deze
vragen resumeeren wjj nog, dat het hoofd
bestuur er niet aan denkt, te voldoen aan
den drang van den minister om heen te
gaan. Het zal verantwoording afleggen aan
de algemeene vergadering der vereeniging,
welke 27 April a.s. te Utrecht zal worden
gehouden, en aan deze vergadering de be
slissing laten.
Het hoofdbestuur kon niet met concrete
feilen antwoorden op de vraag, op grond van
welke feiten de minister nu toch zijn be
slissing heeft genomen. Zoowel de voorzit-
er als de secretaris antwoordden op desbe
treffende vragen, dat zij dat niet wisten;
hun waren geen feiten bekend, die den mi-
n'ster daartoe aanleiding hadden gegeven.
Wel heeft de minister de heeren Klem en
Bogaardt „dubbel spel" verweten t.a.v. de
nieuwe statuten, doch daarvan is geen
prake. De N.V.L. is ten allen tijde ook
nu nog volkomen bereid met de overheid
samen te werken niet alleen, doch ook om
naar leiding te accepteeren.
(Ingez. Med.)
Door YVILKIE COLLINS.
Nederlandsche bewerking van
A. A. HUMME Jr.
HOOFDSTUK XV.
Lady Verinder zat aan tafel met een
opengeslagen boek voor zich, waar zij haar
oogen niet van afwendde, toen wij binnen
kwamen.
„Is het voor uw onderzoek noodzakelijk,
rechercheur", vroeg zij, „te weten of iemand
dit huis wenscht te verlaten?"
„Zeer noodzakelijk, mevrouw".
„Ik moet u dan mededeelen, dat juffrouw
Verinder van plan is bij haar tante, me
vrouw Ablewhite, te Frisinghall te gaan
logeeren. Zij wilde morgen vroeg reeds
vertrekken".
„Mevrouw, ik kan juffrouw Verinder
niet beletten haar eigen weg te gaan, maar
indien mogelijk, had ik gaarne, dat zij haar
vertrek tot een later uur uitstelde. Ik moet
morgenochtend zelf naar Frisinghall en
denk om twee uur terug te zijn, misschien
eerder. Als u uw dochter tot zoo lang hier
kunt. houden, zou ik haar graag voor haar
vertrek onverwacht een paar woorden wil
len toevoegen".
Mijn meesteres gaf mij opdracht den
koetsier te zeggen, dat hij pas om twee uur
met hét rijtuig voor moest komen, waarop
Cuff zei:
„Als juffrouw Verinder haar verwonde
ring uit over deze wijziging van haar plan
nen, verzoek ik u, haar niet te zeggen, dat
dit op mijn verlangen geschiedt".
Mijn meesteres hief haar hoofd op, alsof
zij iets wilde zeggen, doch bedwong zich,
schonk haar aandacht weer aan het open
geslagen boek en gaf met een handgebaar
te kennen, dat wij konden gaan.
„Een bewonderenswaardige vrouw", zei
Cuff, toen wij weer in de vestibule stonden.
„Als zij zich niet zoo in bedwang had we
ten te houden, zou het probleem, waar u
zich het hoofd over breekt, mijnheer Bet-
teredge, vanavond zijn opgelost".
Bij deze woorden drong de ontstellende
waarheid zich plotseling aan mij op. Ik
moet een oogenblik van mijn verstand be
roofd zijn geweest, want ik greep 'Cuff bij
zijn schouders en drukte hem tegen den
muur, terwijl ik hem toeriep: „Ellendeling,
je hebt al dien tijd voor mij verborgen ge
houden, dat er iets niet in orde is met juf
frouw Rachel!"
„Ha", zei Cuff, zonder een spier te ver
trekken, „u heeft het dus eigenlijk gera
den".
Ik liet hem los, beschaamd over mijn ge
brek aan zelfbeheersching en bood hem mijn
excuses aan.
„Vertel mij de geheele waarheid, recher
cheur", zei ik. „Waar verdenkt u haar
van? U bewijst mij geen dienst, voor iets
voor mij verborgen te houden".
„Ik verdenk niet", antwoordde Cuff. „Ik
weet het zeker".
Bijna liet ik m\j weer door mijn drift mee-
sleepen. „Wilt u beweren, dat juffrouw
Rachel haar eigen diamant gestolen heeft?"
vroeg ik.
„Ja", antwoordde Cuf. „Daar komt het
op neer. Juffrouw Verinder heeft van het
begin af aan den Maansteen in haar bezit
gehad en heeft Rosanna Spearman in ver
trouwen genomen, er op rekenende, dat wij
Kijkt moedig in den nacht en ver
heugt u over de komende ochtendzon.
iiiiiiiiiiiyiiiiiiiiiuiii
Rosanna van diefstal zouden verdenken.
Daar heeft u de lieele zaak in een paar
woorden uiteengezet".
„Geef mij daar een verklaring van", was
al wat ik kon uitbrengen.
„Die zult u morgen hebben. Als juffrouw
Verinder weigert haai- voorgenomen be
zoek aan haar tante uit te stellen, hetgeen
zij zal doen, zooals u zult zien, zal ik ge
noodzaakt zijn, de heele zaak aan lady
Verinder uit te leggen, waarbij ik om uw
aanwezigheid zal verzoeken".
Meer wilde hij niet loslaten, en waar mijn
eetlust nu geheel verdwenen was, zorgde ik
er voor, dat Cuff bediend werd, waarna ik
mij naar het Terras begaf, om mijn gedach
ten den vrijen loop te laten. Ik werd hierin
na eenigen tijd gestoord door Samuel, die
mij een briefje van mijn meesteres bracht.
Zjj deelde mij hierin mede, dat de com
missaris te Frisinghall haar bericht had ge
zonden, dat in het begin van de volgende
week de drie Indiërs weer op vrije voeten
zouden moeten worden gesteld, dus als zii
nogmaals ondervraagd moesten worden,
moesten wij hier niet te lang mee wachten.
Zij had vergeten Cuff tijdens het laatste
onderhoud hiervan in kennis te stellen en
verzocht mij dit verzuim te herstellen.
Ik vond Cuff in druk gesprek met den
tuinman gewikkeld, een flesch whisky tus
schen hen in op tafe.l
Hij las het bericht aandachtig, herinner
de zich dat inspecteur Seegrave in z\jn rap
port melding had gemaakt van een ont
dekkingsreiziger. die de taal der Indiërs
sprak, en verzocht mij zijn adres op het
briefje te schrijven. Hij wilde hem dan op
zoeken als hij naar Frisinghall ging.
In de gang kwam ik mijn dochter tegen
die daar stond te wachten tot juffrouw
Rachel haar zou bellen om haar koffers
r de aanstaande reis te pakken. Zij was
in een verre van opgewekte stemming. „Al
les schijnt verkeerd te gaan, vader", zei ze.
„Ik heb een gevoel, alsof een onheil boven
ons hoofd hangt".
Ik dacht er precies zoo over, maar liet
hiervan tegenover mijn dochter niets blij
ken en sprak er over heen. Daar juffrouw
Rachel een oogenblik daarna belde, haast
te Penelope zich naar haar meesteres, ter
wijl ik mij naar de vestibule begaf, om den
barometer te raadplegen.
Toen ik bij de deur kwam, die toegang
gaf tot de bcdiendenkamer, werd deze van
de andere zijde opengerukt door Rosanna
Spearman, die met een smartelijke uitdruk
king op haai- gelaat en haar hand tegen
haar boezem gedrukt voorbij wilde loopen.
„Wat scheelt er aan, kind?" vroeg ik, haar
tegenhoudende. „Ben je ziek?"
„Laat mij met rust!" antwoordde zij, ter
wijl ze mijn hand van zich afduwde en zich
haastig verwijderde. Ik riep de keukenmeid
die in de buurt was, om een oogje op haar
te houden, waarop Cuff, die mij blijkbaar
gehoord had, uit mijn kamer kwam en
vroeg wat er gebeurd was. „Niets", ant
woordde ik.
- Mijnheer Franklin kwam een oogenblik
later bij mij en vroeg, of ik iets van Rosan
na Spearman gezien had.
„Zjj liep mij juist voorbij, mijnheer", ant
woordde ik, „blijkbaar erg in den put".
„Daar ben ik misschien de oorzaak van.
Betteredge".
„U, mijnheer!"
„Ik kan er geen verklaring voor vinden",
zei mijnheer Franklin. ..maar als zij iets
afweet van de verdwijning van den dia
mant, geloof ik dat zij op het punt stond
een bekentenis af te leggen".
„Was het een toevallige ontmoeting?"
vroeg ik.
„Ik zocht wat afleiding aan de biljart
tafel, toen Rosanna, zoo wit als een doek,
binnenkwam. Ik vroeg of ze mij wilde spre
ken, waarop ze antwoordde: „Ja, als ik den
moed kan vinden". Ik kon maar één uit
legging aan dit antwoord geven en ik vond
het een zeer pijnlijke situatie. „Ik begrijp je
niet", zei ik. „Is er iets, dat ik voor je doen
kan?" en om mij een houding te geven,
ging ik door met biljarten. Dit bleek ech
ter een verkeerde uitwerking te hebben,
want ik hoorde haar mompelen: „Hij kijkt
alleen maar naar de biljajrtballen. Mij wil
hij niet eens aanzien", en voor ik haar kon
tegenhouden, was ze weggeloopen. Wil je
zoo goed zijn, haar uit te leggen, Bettered
ge, dat ik niets onvriendelijks bedoelde? Ik
heb weliswaar onvriendelijke gedachten je
gens haar gekoesterd en gehoopt, dat zij
voor de verdwijning van den diamant aan
sprakelijk zou kunnen worden gesteld, niet,
omdat ik haai- een kwaad hart toedraag,
maar Hij voltooide zijn zin niet. doch
ik begreep, wat hij had willen zeggen. Eerst
als de verdwijning van den Maansteen op
een ander kon worden teruggebracht, zou
Cuff's verdenking van juffrouw Rachel
worden afgewenteld. Het ging er niet lan
ger om haar zenuwen te kalmeeren, doch
om haar onschuld te bewijzen.
Ik hoorde, dat Rosanna naaf bed was ge
gaan en verzocht had met rust te worden
gelaten, dus als zjj een bekentenis had wil
len afleggen had zij dit plan voorloopig op
gegeven.
(Wordt vervolgd).