KRONIEK VANJEN DAG Het conflict ®p de Middelburgsche welling. De fSnandeele politiek der regeering De Maansteen TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 4 APRIL 1940. No. 80. Nieuw gelag te betalen door de kleine neutralen De kleine neutralen kunnen het zich weer voor gezegd houden: ze moeten hun handel met Duitsehland beperken, anders krijgen ze er economisch van langs, door Frankrijk en Engeland. Chamberlain verklaarde dit eergisteren met grooten nadruk in het En- gelsche Lagerhuis. Overigens niet onver hoeds. Men was er al op voorbereid: door de Fransche en Engelsche pers; vooral in verband met den commentaar, welke on langs het optreden van den nieuwen Fran- schen minister-president Reynaud verge zelde. Reynaud, bü zijn landgenooten be kend als „de kleine korporaal", wil lijk' men weet een straffere oorlogvoe ring pogen door te zetten. Blijkbaar moet men de aankondiging van Chamberlain als het eerste symptoom hiervan beschouwen. Wij zetten gisteren te dezer plaatse uit een, dat de „lekken" in de blokkade der ge allieerden zich hoofdzakelijk daar bevinden, waar ze niet dichtgestopt kunnen worden: in het Zuiden en het Oosten en men kan ze aanduiden met de namen Italië en Rusland. De aankondiging van Chamberlain is uit dezen hoofde niet veel meer dan een slag in de lucht. Wat in Duitsehland binnenkomt via de overige „lekken" kan nauwelijks naam hebben. Desalniettemin zullen Frank rijk en Engeland nu probeeren aan dit wei nige een einde te maken. Men zou daar vre de mee kunnen hebben oorlog is oorlog ware het niet, dat de kleine neutralen weer het gelag moeten betalen. En dat dan volkomen onrechtmatig. Immers, men kan te Londen en Parijs op geen enkelen houd baren juridischen grond den maatregel ver dedigen. Reeds de uitlegging, welke tegen woordig aan het begrip „contrabande", wordt gegeven, loopt de spuigaten uit. Wat nu te gebeuren staat, komt echter neer op een volslagen verkrachting van het neutra liteitsbeginsel. Beperk den handel met Duitsehland, zoo wordt den kleinen neutra len gesommeerd, anders zullen wij (Enge land en Frankrijk) jullie het leven zuur maken met economische „represailles"! Men voelt heel goed in Engeland, dat de zaak juridisch door geen enkelen beugel meer is te wringen. Daarvan getuigen de Engelsche persstemmen: Hoor, hoe de „Dai ly Mail" orakelt: „Het bestaan van de kleine neutralen een grooten oorlog is hard. Deze landen hebben echter zelf de keus. Als zij den al- gemeenen vijand steunen, ondermijnen zij de algemeene vrijheid. Zij stellen hun eigen onafhankelijkheid in de waagschaal. De neutrale buurlanden van Duitsehland, die door verleiding of vreesaanjaging bewo gen zijn tot een voordeeligen buitenspori- gen handel met de nationaal-socialisten, hebben een duidelijke waarschuwing ont vangen." En dan de „Times": „Waar dë zaak, waarvoor wij strijden, evenzeer de zaak van de neutralen is als van onszelven, lijkt het volstrekt niet delijk te eischen, dat zij een welwillende en geen stipte interpretatie zullen geven aan de neutraliteitsregelen. Tenslotte hebben wij te doen met een misdadige natie, welke een internationalen roof heeft gepleegd in Tsjechoslowakije, en tracht een internationalen moord te plegen in Polen, en als in den strijd om hem tot machteloosheid te dwingen enkele slagen den toeschouwer deren, moeten zij hun kwetsuren zoo geduldig mogelijk dragen en zich herinneren, dat de beste dienst, welken wjj hun allen kunnen bewijzen, is den strijd in den korst mogelijken tijd tot een einde te brengen." Wat toch een edelaardige bezorgdheid over het verschrikkelijke lot dier arme, kleine neutralen. Ze zouden, als men op al de betuigingen van liefde let een hemel op aarde moeten hebben. Louter voor hen gin gen Frankrijk en Engeland den oorlog in. Moeten ze daar dan niet voor over hebben, economisch een beetje geworgd te worden? Ach. en dan nog die Duitsche genegen heid. Ook Duitsehland strijdt voor een we reld, waarin het voor de kleinen niets daix rozengeur en maneschijn zal zijn (made in Germanyen het is daarbij zoo vol vuur, dat zijn duikbooten Noorsche, Deensche, De commissie uit den handel zet haas* actie voort. Maar een spoedig vergelijk blijft gewenscht. Op de Middelburgsche groenteveiling, de Coöperatieve Veilingsvereeniging „Wal cheren" bestaat op het oogenblik, naar men weet, oneenigheid over het al of niet doelmatig' zijn van den door het veiling- bestuur ingevoerden „centralisatie-maat regel." Het bestuur wil namelijk dat de producten groepsgewijs worden geveild, d.w.z. alle soorten groenten soort bij soort. Tal van kooplieden verklaarden niet accoord te gaan met dezen gecentraliseer- den verkoop. De „Commissie uit den han del" ging er zelfs toe over den tuindei*s, die lid zijn van de Coöperatie aan te raden zich tegen deze wijze van veiling te ver- zetten, terwijl de koopers werd geadvi seerd de producten niet te koopen. Zoo wel de commissie als de met hen sympa thiseerenden werd daarop door het be stuur den toegang tot de veiling ontzegd. De Commissie toog aanstonds aan het werk om nu op andei'e wijze, d w.z. buiten de veiling om, groenten naar Walcheren te krijgen. In een verleden week gehouden vergade ring van de Commissie uit den handel werd de commissie gemachtigd met de bü deze kwestie betrokkenen te onderhande len en maatregelen te nemen inzake de centrale punten van aanvoer. Een week later zou men de zaak dan weer onder oogen zien. Dit was dan gistermiddag het geval. In café De Eendracht te .Middelburg had de Commissie uit den handel deze tweede vergadering belegd, waarop weer vele vei lingbezoekers aanwezig waren. De voorzitter der commissie, de heer J Leijnse, sprak een welkomstwoord in het bijzonder tot den heer Tj. Reitsma, secre taris van den bond van kleinhandelaren in groenten en fruit in Nederland, die zich op de hoogte wilde stellen van het hangende conflict, teneinde het te bespre ken in het dagelijksch bestuur van den bond en zoo noodig van advies te dienen. Verder wilde spr. allereerst de groote vreugde van de commissie uitspreken over de loyale medewerking van allen; zij is boven allen lof verheven. Dit geeft de overtuiging dat men op den goeden weg Spr. wees er verder op, dat de commis sie nog steeds van ooi-deel is, dat het hangende conflict zoo spoedig mogelijk dient te worden opgelost. Wat dat be treft was spr. het volkomen eens met het hoofdartikel in ons blad van Zaterdag jl. Wanneer twee groepen strijden, dan Icrügt de een zoowel als de ander klappen. En in deze kwestie is het bovendien te be treuren dalt de tfclers die de goederen aan de veiling leveren, nu moeten ervaren dat de pi-oducten niet afgenomen worden. Daarom blüft het eerste verlangen: het zoeken naar een oplossing. Doch als men strijdt voor het goede recht, dan moet dit recht ook met hand en tand verdedigd worden. Wanneer de veiling zegt: we zün. baas in eigen huis, dan is dat goed. Maar spr. zou dit willen beperken wanneer zaken in het geding komen, die zoowel handel als veiling aangaan. Dan is overleg ge wenscht. Spr. wees er op, dat de goederen die op Walcheren worden geteeld, niet worden geboycot. Men wenscht en wil ze ook af nemen, echter niet zooals de veiling ze te koop aanbiedt. Zweedsche en Nederlandsche schepen bij tientallen naar den zeebodem bevorderen en zün vliegtuigen eerzame Nederlandsche visschers op mitrailleurkogels vergasten. Als men eens heusch ging vechten aan het Westelük front en die kleinen, die hee- lemaal niet van oorlog houden, met rust liet? Gezien de groote medewerking, welke de commissie ondervindt, deed spr. het voorstel de zaak door te zotten, en vol gende week weer te vergaderen. Het is liet beste dat de kwestie per %veek wordt bekeken. De vergadering ging met dit voorste] accoord. HET CONFLICT IS ZEER TE BETREUREN. Vervolgens kreeg de heer Tj. Reitsma, secretaris van den landelijken bond het woord. Spr. zeide dat de houding van de commissie correct en zakelijk is te noe men. Het afdeelingsbestuur heeft dit con flict ook besproken. Men betreurde hei algemeen dat in dezen lüd een dergelijk conflict is ontstaan. En omdat men den ernst van de kwestie aanvoelde, heelt de bond zich met de commissie in verbinding gesteld. Spr. uitte woorden van waardeering tol den secretaris, den heer Louws en den voorzitter, den lieer Leijnse. Spr. was er van overtuigd, dat de Wal- chersche kleinhandel in een conflict is ge wikkeld. dat niet gezocht is en dat door het veilingsbestuur is opgedrongen. Bij de pogingen om tot een oplossing te komen hebben de kooplieden terecht de belan gen en de rechten van den kleinhandel op het oog gehad. Spr. betoogde met nadruk dat het i 'daag aan den dag geen tijd is elkander een conflict op te dringen. Het is thans meer dan ooit gebiedende eisch elkanders rechten te behartigen en geen strijd uit te lokken. Wanneer de veiling meent reglementee ringen te moeten invoeren, dat is dat haar goed recht, maar zijn deze in strijd met' de belangen van den handel, dan ge tuigt dit van 'een verkeerde verhouding tusschen die twee groepen en van een niet begrijpen van de belangen van den koop man. Een dergelijke' houding is funest voor de belangengroepen. De taak van een veilingbestuur is toch om vooral de verkoopgelegenheid zoo te maken, dat het een aantrekkingskracht op de kooplieden uitoefent. De buitenlandsche export is al genoeg aan banden gelegd, moet men nu ook nog de binnenlandsciie handel gaan benadeelen? Het dagelijksch bestuur heeft aan spr opdracht gegeven alle mogelijkheden uil te putten, om tot een vergelük te komen; maar aan de belangen van den kleinhan del moet niet tekort gedaan worden. Spr. gaf den raad zich te houden as de leiding van het bestuur en commissic Bevreesd hoeft men niet te zijn, dat men zonder groente komt té zitten of dat de groente te duur wordt.. En het is ook .niet de bedoeling het. algemeen belang van den tuinbouw of den consument te scha den. Het bondsbestuur tal niets nalaten het conflict op te lossen en er zorg voor dragen dat aan de rechten van den koop man niet tekort wordt gedaan. De voorzitter zegde den spreker voor zün toespraak en de toezegging dank. De heer Arendse wees er nog op, dat het er niet om gaat om de telers in de put te brengen. Volgens spr. gaat het niet alleen om de blokveiling. Er is meer. Het veilingsbestuur heeft eerst de saneering den nek omgedraaid en nu wil het vol gens spr. de bonden de das om doen. De telers zün er de dupe van en wij krijgen de schuld. De heer Reitsma was het met den vo- rigen spr. eens dat de manier waarop de ménschen zijn weggestuurd schandelijk is. Maar nog meer te betreuren vond spr. het dat, nu door de kopstukken der be langengroepen gewerkt wordt aan een grootsch plan om door samenwerking tus schen producent, distribuant en consument, de producten op VI© eigen, binnenlandsciie markt grooter bekendheid te geven rn de Nederlandsche groenten populair te ma ken, thans op Walcheren den splijtzwam Een vroolijk gezicht in sombere tijden. Twee landsverdedigers met hun mo derne uitrusting in de omlijsting van verweerde steenen, die op historische oudheid kunnen bogen. Tweede Kamerleden uitten hun meening. Na een Paaschreces van enkele weken, is de Tweede Kamer gistermiddag weder bijeen gekomen. Bij de behandeling van het wetsontwerp tot aanwijzing van hef fingen ten behoeve van het leeningsfonds 1940 hebben negen sprekers het woord ge voerd. In navolging van den heer Teulings (r.k.) vroegen verschillende sprekers de regeering een gelegenheid te scheppen voor een breed-opgezette gedaehtenwisse- ling over_ de financièringspolitiek der bui tengewone uitgaven. Deze afgevaardigde drong aan op een volkomen coördinatie van prijs-, loon- en begrootingspolitielc. Hü waarschuwde dat men niet te laat moet komen met een aan de huidige omstandig heden aangepast plan van oorlogsfinancie ring. De heer Van Gelderen (s.d.) verklaar de, dat bü de te treffen maatregelen richt- lynen van economische doelmatigheid en van sociale rechtvaardigheid voor oogen gehouden moeten worden. Hij betoogde voorts, dat na den vorigen oorlog de directe belastingen aanmerkelük verlicht zün ge worden, de indirecte belastingen daarente gen verzwaard. Hij wenschte daarom de heffingen op suiker en koffie tüdelük te zien, opdat zü vervangen kunnen worden bü het dekkingsplan, dat de minister in het najaar zal indienen. Den termijn van 15 jaren voor de aflossing zeide hij voorts te lang te achten en hü bepleitte een hef- gedreven wordt tusschen producent en distribuant. Maar, zoo besloot spr we laten ons niets opdringen. Daarop werd een pauze gehouden, waar na een huishoudelijke bijeenkomst volgde. fing ineens en verschillende andere maat regelen. Verschillende sprekers, onder wie de hee- ren Bierema (lib.), Rutgers van Rozenburg (c.h.) en De Wilde (a.r.) zeiden zich on der de huidige omstandigheden niet tegen de voorgestelde heffingen te willen ver zetten. Hoewel er vele bezwaren aan kle ven. Tegen verhooging van den suikerac- eijns verzetten zich de heeren Teulings en Bierema, tegen verhooging van de heffing op benzine en van de successiebelasting in het bijzonder de heer Bijlsma (v.d.). Ook door andere sprekers werden enkele be zwaren tegen de voorgestelde maatregelen geuit. De heer De Marchant et d'Ansembourg (n.s.b.) achtte heffing op levensbehoeften onsociaal en hij meende, dat er nog wel an dere belastingbronnen konden worden aan geboord. Evenais de heeren Posthuma (c. d.u.) en De Visser (comm.) verklaarde hü zich tegen het ontwerp. De laatste kwam in het bijzónder op voor de belangen der minst draagkrachtigen. In een uitvoerig betoog besprak de heer De Wilde (a.r.) de financieele vooruitzich ten voor ons land. Met de voorgestelde fi nanciering van de mobilisatie-uitgaven zei de deze spreker zich te kunnen vereenigen. Die uitgaven zullen exorbitant zijn, aldus de heer De Wilde, die haar op ruim zes honderd millioen gulden per jaar schatte. Men zorge, dat in de toekomst zoo min mogelijk vaste lasten op ons volk drukken, aldus spreker, die voorts betoogde, dat de kans op inflatie niet gering is, als te veel wordt geleend voor consumptieve uitgaven. Door een heffing ineens zal een kleine twin tig millioen gulden aan belasting minder behoeven te worden geheven, aldus bere kende spr. Hedenmiddag zou minister De Geer de sprekers beantwoorden. Door WILKIE COLLINS. Nederlandsche bewerking van A. A. HUMME Jr. 11). Toen Penelope aan haar kamerdeur klop te, kwam lady Verinder buiten, de deur achter zich sluitende, waarop wij hoorden dat juffrouw Rachel de deur weer op slot deed. „Het verlies van den diamant heeft Ra chel erg aangegrepen," zei myn meesteres. „Ze wil er niet over spreken, zelfs niet te gen mü. Je kunt haar dus voorloopig niet ondervragen." Deze med^deeling vergrootte de verle genheid, waarin wü ons bevonden, doch mijn meesteres, die na een oogenblik haar gewone kalmte herwonnen had, zei rustig: „Er blijft mij dan niets anders over, dan de hulp van de politie in te roepen." „En het eerste wat de politie zal moeten doen," viel münheer Franklin bü, „is die drie goochelaars arresteeren, die hier gis teravond zijn geweest." Lady Verinder en münheer Godfrey, die niet wisten, welk verband er bestaan kon tusschen die Indiërs en den diamant ke ken uiterst verbaasd op. „Ik kan dit op het oogenblik niet nader uitleggen", vervolgde münheer Franklin, „maar ik weet zeker, dat die kerels den steen gestolen hebben. Geeft u my maar een brief, geadresseerd aan den commissa ris te Frisinghall", zei hü tegen zyn tante, „waarin u alleen hoeft te vermelden, dat ik uw belangen behartig en uw wenschen uit, dan rüd ik daarmee direct weg. Als wü nog een kans willen hebben de dieven te ach terhalen, moeten wü geen oogenblik verlie zen." Nadat münher Franklin was vertrokken en wü ontbeten hadden, liet mün meeste res mü roepen, en ik zag mü genoodzaakt haar alles te vertellen, wat ik omtrent de Indiërs en hun complot Wist. Daar zü een icordate vrouw was, herstelde zü zich spoe dig van den eersten schrik, die myn mede- deeling veroorzaakte. Zü scheen meer be zorgd omtrent haar dochter dan over het complot. „Je weet, hoe eigenaardig Rachel kan zijn en hoe verschillend zü is van an dere meisjes" zei ze. „Maar ik heb haar nog nooit zoo vreemd en gesloten gezien als nu. Het lükt wel, of het verlies van den dia mant haar verstand heeft aangedaan. Wie had kunnen denken, dat die verschrikke- lyke diamant in zoo'n korten tyd een der- gelijken invloed op haar kon krügen?" Het was inderdaad vreemd. Anders dan andere meisjes van haar leeftyd, had zij zich nooit veel gelegen laten liggen aan speel goed of bijouterieën en nu was zij zoo ont daan dat zij zich in haar kamer had opge sloten. Münheer Franklin kwam even voor elf terug. „En" vroeg mün meesteres, „komt de politie?" „Ja", zei hy, „ze zouden direct in een rijtuig achter my aan komen. Inspecteur Seegrave en twee agenten. Een formaliteit, anders niet. Het is een hopeloos geval." „Wat! Zün de Indiërs ontsnapt, mijn heer?" vroeg ik. „Die arme miskende Indiërs zün, zeer on rechtvaardig in hechtenis genomen", ant woordde mynheer Franklin. „Ze zyn zoo Onbeteugelde bedrijvigheid, van welken aard die ook zij, loopt op mis lukking uit. onschuldig als een pasgeboren kind. Mijn idee, dat één van hen zich in het huis ver scholen had, bleek, evenals myn andere theorieën, uit~de Iuchtgegrepen te zijn. Het is bewezen", herhaalde hü, nogmaals den nadruk leggend op zyn gebrek aan inzicht, „dat het totaal onmogelijk is." Het eerste onderzoek naar de gedragin gen der Indiërs wees uit, dat zü zelfs geen poging hadden gedaan de stad te verlaten. Het bleek dat zü den vorigen avond tus schen tien en elf, vergezeld van het jonge tje, te Frisinghall waren teruggekeerd, hetgeen bewees, dat zij regelrecht, nu hun voorstelling op ons terras, naar hun loge ment waren gegaan. De politie, die om streeks middernacht aanleiding had gehad, dit logement te doorzoeken, had ze daar aangetroffen, evenals het Engelsche jonge tje. Kort na middernacht had ik alle deu ren en ramen van ons huis gesloten, dus duidelyker bew]js ten gunste van de Indiërs kon niet worden aangevoerd. Doch aange zien het mogelijk was, dat na het onderzoek de politie aanwijzingen omtrent de mede plichtigheid van de Indiërs zou vinden, zou de inspecteur zorgen, dat ze een week ach ter slot worden gehouden. Ze hadden in on wetendheid, in de stad, een of ander-politie- voorschrift overschreden, dat hun echter nauwelyks als wetsovertreding kon worden aangerekend. Iedere maatschappelijke in stelling, de rechtspraak inbegrepen, is ech ter voor manipulaties vatbaar; men moet slechts weten hoe te handelen. Een minuut of tien later werd inspecteur Seegrave aangediend. Na een grondig on derzoek rondom het huis kwam hij tol de conclusie, dat er geen inbraak was ge pleegd en dat dus de diefstal was bedreven door iemand, die zich reeds binnenshuis bevond. Hü besloot daarop, het boudoir van juffrouw Rachel te onderzoeken en daarna met de ondervraging van het personeel te beginnen. Hy posteerde een der agenten op de trap, die naar de bedienden kamers voer de, met de instructie, tot nader order nie mand het andere deel van het huis te laten betreden. Deze maatregel had tot resultaat, dat de vrouwen, geheel ontdaan, zich gezamenlijk naar juffrouw Rachel's boudoir begaven en van inspecteur Seegrave op hoogen toon eisch ten, dat hy ronduit zou zeggen, wie van haar hy' verdacht. Deze bleef ecliter de si tuatie meester en wist ze met zyn barsche stem zoo te imponeeren, dat zij geheel en al den moed 'verloren. „Naar beneden, jullie vrouwen!" bulder de hij. „Ik kan jullie hier niet gebruiken. Kük, wat een van jullie al met haar rok gedaan heeft", zei hü, op een veeg wijzend, die op de pas beschilderde deur. dicht onder het slot, was gemaakt. „Er uit! Maak dat je weg komt!" Rosanna Spearman stond het dichtst bü de deur, en toen zy, als eerste, de kamer verliet, volgden de anderen gedwee haar voorbeeld, waarop de inspecteur zijn on derzoek voltooide, hetgeen echter niets op leverde. Vervolgens vroeg hy mij, wie den diefstal het eerst had ontdekt, en daar myn dochter dit had gedaan, werd zij binnenge roepen en ondervraagt en toen de lade ge opend en leeg gevonden, waarop zij het huis had gealarmeerd. De inspecteur wilde nu graag juffrouw Rachel spreken, doch toen Penelope dit verzoek voor de gesloten deur overbracht, antwoordde zy: „Ik heb de politie niets te 1 vertellen ik wil niemand spreken", welk antwoord den inspecteur scheen te verbazen en te kwetsen. Ik verklaarde, dat de jonge dame ongesteld was en vroeg hem nog wat geduld te hebben, waarna wij naar bene den gingen en mijnheer Godfrey en mijn heer Franklin in de vestibule vonden. Bij hun ondervraging bleek, dat zij ner gens iets van afwisten en niets verdachts hadden gehoord, en ik kon niet anders dan dezelfde verklaring afleggen. „Wü hebben niets aan dien vent", fluis terde münheer Franklin mij toe. „Inspec teur Seegrave is een ezel". Mün dochter en ik volgden den inspec teur weer terug naar het boudoir, nu om te zien of het meubilair soms gedurende den nacht verplaatst was, aangezien zün voorafgaand onderzoek hem blükbaar niet volkomen omtrent dit punt had gerust ge steld. Terwijl wü hiermede bezig waren, ging de slaapkamerdeur open en kwam juffrouw Rachel tot onze verbazing naar buiten. Zü nam haar tuinhoed, die op een stoel lag, en wendde zich tot Penelope met de vraag: „Mijnheer Franklin Blake heeft je van morgen met een boodschap naar mij toe gestuurd niet waar?" „Ja juffrouw". „Hü wilde mü spreken?" „Ja juffrouw". „Waar is hü op 't oogenblik?" Ik hoorde stemmen op het terras enuit het raam kijkende, zag ik beide heeren op en neer wandelen, waarop ik voor myn dochter antwoordde: „Mijnheer Franklin is op het terras, juffrouw". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5