KRONIEK VANJEN DAG
Het conflict ®p de
Middelburgsche welling.
De fSnandeele politiek der regeering
De Maansteen
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 4 APRIL 1940. No. 80.
Nieuw gelag te betalen
door de kleine neutralen
De kleine neutralen kunnen het zich weer
voor gezegd houden: ze moeten hun handel
met Duitsehland beperken, anders krijgen
ze er economisch van langs, door Frankrijk
en Engeland. Chamberlain verklaarde dit
eergisteren met grooten nadruk in het En-
gelsche Lagerhuis. Overigens niet onver
hoeds. Men was er al op voorbereid: door
de Fransche en Engelsche pers; vooral in
verband met den commentaar, welke on
langs het optreden van den nieuwen Fran-
schen minister-president Reynaud verge
zelde. Reynaud, bü zijn landgenooten be
kend als „de kleine korporaal", wil
lijk' men weet een straffere oorlogvoe
ring pogen door te zetten. Blijkbaar moet
men de aankondiging van Chamberlain als
het eerste symptoom hiervan beschouwen.
Wij zetten gisteren te dezer plaatse uit
een, dat de „lekken" in de blokkade der ge
allieerden zich hoofdzakelijk daar bevinden,
waar ze niet dichtgestopt kunnen worden:
in het Zuiden en het Oosten en men kan ze
aanduiden met de namen Italië en Rusland.
De aankondiging van Chamberlain is uit
dezen hoofde niet veel meer dan een slag
in de lucht. Wat in Duitsehland binnenkomt
via de overige „lekken" kan nauwelijks
naam hebben. Desalniettemin zullen Frank
rijk en Engeland nu probeeren aan dit wei
nige een einde te maken. Men zou daar vre
de mee kunnen hebben oorlog is oorlog
ware het niet, dat de kleine neutralen
weer het gelag moeten betalen. En dat dan
volkomen onrechtmatig. Immers, men kan
te Londen en Parijs op geen enkelen houd
baren juridischen grond den maatregel ver
dedigen. Reeds de uitlegging, welke tegen
woordig aan het begrip „contrabande",
wordt gegeven, loopt de spuigaten uit. Wat
nu te gebeuren staat, komt echter neer op
een volslagen verkrachting van het neutra
liteitsbeginsel. Beperk den handel met
Duitsehland, zoo wordt den kleinen neutra
len gesommeerd, anders zullen wij (Enge
land en Frankrijk) jullie het leven zuur
maken met economische „represailles"!
Men voelt heel goed in Engeland, dat de
zaak juridisch door geen enkelen beugel
meer is te wringen. Daarvan getuigen de
Engelsche persstemmen: Hoor, hoe de „Dai
ly Mail" orakelt:
„Het bestaan van de kleine neutralen
een grooten oorlog is hard. Deze landen
hebben echter zelf de keus. Als zij den al-
gemeenen vijand steunen, ondermijnen zij
de algemeene vrijheid. Zij stellen hun eigen
onafhankelijkheid in de waagschaal. De
neutrale buurlanden van Duitsehland, die
door verleiding of vreesaanjaging bewo
gen zijn tot een voordeeligen buitenspori-
gen handel met de nationaal-socialisten,
hebben een duidelijke waarschuwing ont
vangen."
En dan de „Times":
„Waar dë zaak, waarvoor wij strijden,
evenzeer de zaak van de neutralen is als
van onszelven, lijkt het volstrekt niet
delijk te eischen, dat zij een welwillende en
geen stipte interpretatie zullen geven aan
de neutraliteitsregelen.
Tenslotte hebben wij te doen met een
misdadige natie, welke een internationalen
roof heeft gepleegd in Tsjechoslowakije, en
tracht een internationalen moord te plegen
in Polen, en als in den strijd om hem tot
machteloosheid te dwingen enkele slagen
den toeschouwer deren, moeten zij hun
kwetsuren zoo geduldig mogelijk dragen en
zich herinneren, dat de beste dienst, welken
wjj hun allen kunnen bewijzen, is den strijd
in den korst mogelijken tijd tot een einde
te brengen."
Wat toch een edelaardige bezorgdheid
over het verschrikkelijke lot dier arme,
kleine neutralen. Ze zouden, als men op al
de betuigingen van liefde let een hemel op
aarde moeten hebben. Louter voor hen gin
gen Frankrijk en Engeland den oorlog in.
Moeten ze daar dan niet voor over hebben,
economisch een beetje geworgd te worden?
Ach. en dan nog die Duitsche genegen
heid. Ook Duitsehland strijdt voor een we
reld, waarin het voor de kleinen niets daix
rozengeur en maneschijn zal zijn (made
in Germanyen het is daarbij zoo vol vuur,
dat zijn duikbooten Noorsche, Deensche,
De commissie uit den handel zet
haas* actie voort.
Maar een spoedig vergelijk blijft
gewenscht.
Op de Middelburgsche groenteveiling,
de Coöperatieve Veilingsvereeniging „Wal
cheren" bestaat op het oogenblik, naar
men weet, oneenigheid over het al of niet
doelmatig' zijn van den door het veiling-
bestuur ingevoerden „centralisatie-maat
regel." Het bestuur wil namelijk dat de
producten groepsgewijs worden geveild,
d.w.z. alle soorten groenten soort bij
soort. Tal van kooplieden verklaarden niet
accoord te gaan met dezen gecentraliseer-
den verkoop. De „Commissie uit den han
del" ging er zelfs toe over den tuindei*s,
die lid zijn van de Coöperatie aan te raden
zich tegen deze wijze van veiling te ver-
zetten, terwijl de koopers werd geadvi
seerd de producten niet te koopen. Zoo
wel de commissie als de met hen sympa
thiseerenden werd daarop door het be
stuur den toegang tot de veiling ontzegd.
De Commissie toog aanstonds aan het
werk om nu op andei'e wijze, d w.z. buiten
de veiling om, groenten naar Walcheren te
krijgen.
In een verleden week gehouden vergade
ring van de Commissie uit den handel
werd de commissie gemachtigd met de bü
deze kwestie betrokkenen te onderhande
len en maatregelen te nemen inzake de
centrale punten van aanvoer. Een week
later zou men de zaak dan weer onder
oogen zien.
Dit was dan gistermiddag het geval. In
café De Eendracht te .Middelburg had de
Commissie uit den handel deze tweede
vergadering belegd, waarop weer vele vei
lingbezoekers aanwezig waren.
De voorzitter der commissie, de heer J
Leijnse, sprak een welkomstwoord in het
bijzonder tot den heer Tj. Reitsma, secre
taris van den bond van kleinhandelaren
in groenten en fruit in Nederland, die
zich op de hoogte wilde stellen van het
hangende conflict, teneinde het te bespre
ken in het dagelijksch bestuur van den
bond en zoo noodig van advies te dienen.
Verder wilde spr. allereerst de groote
vreugde van de commissie uitspreken over
de loyale medewerking van allen; zij is
boven allen lof verheven. Dit geeft de
overtuiging dat men op den goeden weg
Spr. wees er verder op, dat de commis
sie nog steeds van ooi-deel is, dat het
hangende conflict zoo spoedig mogelijk
dient te worden opgelost. Wat dat be
treft was spr. het volkomen eens met het
hoofdartikel in ons blad van Zaterdag jl.
Wanneer twee groepen strijden, dan Icrügt
de een zoowel als de ander klappen. En
in deze kwestie is het bovendien te be
treuren dalt de tfclers die de goederen
aan de veiling leveren, nu moeten ervaren
dat de pi-oducten niet afgenomen worden.
Daarom blüft het eerste verlangen: het
zoeken naar een oplossing. Doch als men
strijdt voor het goede recht, dan moet dit
recht ook met hand en tand verdedigd
worden.
Wanneer de veiling zegt: we zün. baas
in eigen huis, dan is dat goed. Maar spr.
zou dit willen beperken wanneer zaken
in het geding komen, die zoowel handel
als veiling aangaan. Dan is overleg ge
wenscht.
Spr. wees er op, dat de goederen die op
Walcheren worden geteeld, niet worden
geboycot. Men wenscht en wil ze ook af
nemen, echter niet zooals de veiling ze te
koop aanbiedt.
Zweedsche en Nederlandsche schepen bij
tientallen naar den zeebodem bevorderen
en zün vliegtuigen eerzame Nederlandsche
visschers op mitrailleurkogels vergasten.
Als men eens heusch ging vechten aan
het Westelük front en die kleinen, die hee-
lemaal niet van oorlog houden, met rust
liet?
Gezien de groote medewerking, welke
de commissie ondervindt, deed spr. het
voorstel de zaak door te zotten, en vol
gende week weer te vergaderen. Het is
liet beste dat de kwestie per %veek wordt
bekeken.
De vergadering ging met dit voorste]
accoord.
HET CONFLICT IS ZEER TE
BETREUREN.
Vervolgens kreeg de heer Tj. Reitsma,
secretaris van den landelijken bond het
woord. Spr. zeide dat de houding van de
commissie correct en zakelijk is te noe
men. Het afdeelingsbestuur heeft dit con
flict ook besproken. Men betreurde hei
algemeen dat in dezen lüd een dergelijk
conflict is ontstaan. En omdat men den
ernst van de kwestie aanvoelde, heelt de
bond zich met de commissie in verbinding
gesteld.
Spr. uitte woorden van waardeering tol
den secretaris, den heer Louws en den
voorzitter, den lieer Leijnse.
Spr. was er van overtuigd, dat de Wal-
chersche kleinhandel in een conflict is ge
wikkeld. dat niet gezocht is en dat door
het veilingsbestuur is opgedrongen. Bij
de pogingen om tot een oplossing te komen
hebben de kooplieden terecht de belan
gen en de rechten van den kleinhandel
op het oog gehad.
Spr. betoogde met nadruk dat het i
'daag aan den dag geen tijd is elkander
een conflict op te dringen. Het is thans
meer dan ooit gebiedende eisch elkanders
rechten te behartigen en geen strijd uit
te lokken.
Wanneer de veiling meent reglementee
ringen te moeten invoeren, dat is dat
haar goed recht, maar zijn deze in strijd
met' de belangen van den handel, dan ge
tuigt dit van 'een verkeerde verhouding
tusschen die twee groepen en van een niet
begrijpen van de belangen van den koop
man. Een dergelijke' houding is funest
voor de belangengroepen. De taak van
een veilingbestuur is toch om vooral de
verkoopgelegenheid zoo te maken, dat het
een aantrekkingskracht op de kooplieden
uitoefent. De buitenlandsche export is al
genoeg aan banden gelegd, moet men nu
ook nog de binnenlandsciie handel gaan
benadeelen?
Het dagelijksch bestuur heeft aan spr
opdracht gegeven alle mogelijkheden uil
te putten, om tot een vergelük te komen;
maar aan de belangen van den kleinhan
del moet niet tekort gedaan worden.
Spr. gaf den raad zich te houden as
de leiding van het bestuur en commissic
Bevreesd hoeft men niet te zijn, dat men
zonder groente komt té zitten of dat de
groente te duur wordt.. En het is ook .niet
de bedoeling het. algemeen belang van
den tuinbouw of den consument te scha
den.
Het bondsbestuur tal niets nalaten
het conflict op te lossen en er zorg voor
dragen dat aan de rechten van den koop
man niet tekort wordt gedaan.
De voorzitter zegde den spreker voor
zün toespraak en de toezegging dank.
De heer Arendse wees er nog op, dat
het er niet om gaat om de telers in de
put te brengen. Volgens spr. gaat het niet
alleen om de blokveiling. Er is meer. Het
veilingsbestuur heeft eerst de saneering
den nek omgedraaid en nu wil het vol
gens spr. de bonden de das om doen. De
telers zün er de dupe van en wij krijgen
de schuld.
De heer Reitsma was het met den vo-
rigen spr. eens dat de manier waarop de
ménschen zijn weggestuurd schandelijk is.
Maar nog meer te betreuren vond spr.
het dat, nu door de kopstukken der be
langengroepen gewerkt wordt aan een
grootsch plan om door samenwerking tus
schen producent, distribuant en consument,
de producten op VI© eigen, binnenlandsciie
markt grooter bekendheid te geven rn
de Nederlandsche groenten populair te ma
ken, thans op Walcheren den splijtzwam
Een vroolijk gezicht in sombere tijden. Twee landsverdedigers met hun mo
derne uitrusting in de omlijsting van verweerde steenen, die op historische
oudheid kunnen bogen.
Tweede Kamerleden uitten hun
meening.
Na een Paaschreces van enkele weken,
is de Tweede Kamer gistermiddag weder
bijeen gekomen. Bij de behandeling van
het wetsontwerp tot aanwijzing van hef
fingen ten behoeve van het leeningsfonds
1940 hebben negen sprekers het woord ge
voerd. In navolging van den heer Teulings
(r.k.) vroegen verschillende sprekers de
regeering een gelegenheid te scheppen
voor een breed-opgezette gedaehtenwisse-
ling over_ de financièringspolitiek der bui
tengewone uitgaven. Deze afgevaardigde
drong aan op een volkomen coördinatie
van prijs-, loon- en begrootingspolitielc. Hü
waarschuwde dat men niet te laat moet
komen met een aan de huidige omstandig
heden aangepast plan van oorlogsfinancie
ring. De heer Van Gelderen (s.d.) verklaar
de, dat bü de te treffen maatregelen richt-
lynen van economische doelmatigheid en
van sociale rechtvaardigheid voor oogen
gehouden moeten worden. Hij betoogde
voorts, dat na den vorigen oorlog de directe
belastingen aanmerkelük verlicht zün ge
worden, de indirecte belastingen daarente
gen verzwaard. Hij wenschte daarom de
heffingen op suiker en koffie tüdelük te
zien, opdat zü vervangen kunnen worden
bü het dekkingsplan, dat de minister in
het najaar zal indienen. Den termijn van
15 jaren voor de aflossing zeide hij voorts
te lang te achten en hü bepleitte een hef-
gedreven wordt tusschen producent en
distribuant.
Maar, zoo besloot spr we laten ons
niets opdringen.
Daarop werd een pauze gehouden, waar
na een huishoudelijke bijeenkomst volgde.
fing ineens en verschillende andere maat
regelen.
Verschillende sprekers, onder wie de hee-
ren Bierema (lib.), Rutgers van Rozenburg
(c.h.) en De Wilde (a.r.) zeiden zich on
der de huidige omstandigheden niet tegen
de voorgestelde heffingen te willen ver
zetten. Hoewel er vele bezwaren aan kle
ven. Tegen verhooging van den suikerac-
eijns verzetten zich de heeren Teulings en
Bierema, tegen verhooging van de heffing
op benzine en van de successiebelasting in
het bijzonder de heer Bijlsma (v.d.). Ook
door andere sprekers werden enkele be
zwaren tegen de voorgestelde maatregelen
geuit.
De heer De Marchant et d'Ansembourg
(n.s.b.) achtte heffing op levensbehoeften
onsociaal en hij meende, dat er nog wel an
dere belastingbronnen konden worden aan
geboord. Evenais de heeren Posthuma (c.
d.u.) en De Visser (comm.) verklaarde hü
zich tegen het ontwerp. De laatste kwam
in het bijzónder op voor de belangen der
minst draagkrachtigen.
In een uitvoerig betoog besprak de heer
De Wilde (a.r.) de financieele vooruitzich
ten voor ons land. Met de voorgestelde fi
nanciering van de mobilisatie-uitgaven zei
de deze spreker zich te kunnen vereenigen.
Die uitgaven zullen exorbitant zijn, aldus
de heer De Wilde, die haar op ruim zes
honderd millioen gulden per jaar schatte.
Men zorge, dat in de toekomst zoo min
mogelijk vaste lasten op ons volk drukken,
aldus spreker, die voorts betoogde, dat de
kans op inflatie niet gering is, als te veel
wordt geleend voor consumptieve uitgaven.
Door een heffing ineens zal een kleine twin
tig millioen gulden aan belasting minder
behoeven te worden geheven, aldus bere
kende spr.
Hedenmiddag zou minister De Geer de
sprekers beantwoorden.
Door WILKIE COLLINS.
Nederlandsche bewerking van
A. A. HUMME Jr.
11).
Toen Penelope aan haar kamerdeur klop
te, kwam lady Verinder buiten, de deur
achter zich sluitende, waarop wij hoorden
dat juffrouw Rachel de deur weer op slot
deed.
„Het verlies van den diamant heeft Ra
chel erg aangegrepen," zei myn meesteres.
„Ze wil er niet over spreken, zelfs niet te
gen mü. Je kunt haar dus voorloopig niet
ondervragen."
Deze med^deeling vergrootte de verle
genheid, waarin wü ons bevonden, doch
mijn meesteres, die na een oogenblik haar
gewone kalmte herwonnen had, zei rustig:
„Er blijft mij dan niets anders over, dan
de hulp van de politie in te roepen."
„En het eerste wat de politie zal moeten
doen," viel münheer Franklin bü, „is die
drie goochelaars arresteeren, die hier gis
teravond zijn geweest."
Lady Verinder en münheer Godfrey, die
niet wisten, welk verband er bestaan kon
tusschen die Indiërs en den diamant ke
ken uiterst verbaasd op.
„Ik kan dit op het oogenblik niet nader
uitleggen", vervolgde münheer Franklin,
„maar ik weet zeker, dat die kerels den
steen gestolen hebben. Geeft u my maar
een brief, geadresseerd aan den commissa
ris te Frisinghall", zei hü tegen zyn tante,
„waarin u alleen hoeft te vermelden, dat ik
uw belangen behartig en uw wenschen uit,
dan rüd ik daarmee direct weg. Als wü nog
een kans willen hebben de dieven te ach
terhalen, moeten wü geen oogenblik verlie
zen."
Nadat münher Franklin was vertrokken
en wü ontbeten hadden, liet mün meeste
res mü roepen, en ik zag mü genoodzaakt
haar alles te vertellen, wat ik omtrent de
Indiërs en hun complot Wist. Daar zü een
icordate vrouw was, herstelde zü zich spoe
dig van den eersten schrik, die myn mede-
deeling veroorzaakte. Zü scheen meer be
zorgd omtrent haar dochter dan over het
complot. „Je weet, hoe eigenaardig Rachel
kan zijn en hoe verschillend zü is van an
dere meisjes" zei ze. „Maar ik heb haar nog
nooit zoo vreemd en gesloten gezien als nu.
Het lükt wel, of het verlies van den dia
mant haar verstand heeft aangedaan. Wie
had kunnen denken, dat die verschrikke-
lyke diamant in zoo'n korten tyd een der-
gelijken invloed op haar kon krügen?"
Het was inderdaad vreemd. Anders dan
andere meisjes van haar leeftyd, had zij zich
nooit veel gelegen laten liggen aan speel
goed of bijouterieën en nu was zij zoo ont
daan dat zij zich in haar kamer had opge
sloten.
Münheer Franklin kwam even voor elf
terug.
„En" vroeg mün meesteres, „komt de
politie?"
„Ja", zei hy, „ze zouden direct in een
rijtuig achter my aan komen. Inspecteur
Seegrave en twee agenten. Een formaliteit,
anders niet. Het is een hopeloos geval."
„Wat! Zün de Indiërs ontsnapt, mijn
heer?" vroeg ik.
„Die arme miskende Indiërs zün, zeer on
rechtvaardig in hechtenis genomen", ant
woordde mynheer Franklin. „Ze zyn zoo
Onbeteugelde bedrijvigheid, van
welken aard die ook zij, loopt op mis
lukking uit.
onschuldig als een pasgeboren kind. Mijn
idee, dat één van hen zich in het huis ver
scholen had, bleek, evenals myn andere
theorieën, uit~de Iuchtgegrepen te zijn. Het
is bewezen", herhaalde hü, nogmaals den
nadruk leggend op zyn gebrek aan inzicht,
„dat het totaal onmogelijk is."
Het eerste onderzoek naar de gedragin
gen der Indiërs wees uit, dat zü zelfs geen
poging hadden gedaan de stad te verlaten.
Het bleek dat zü den vorigen avond tus
schen tien en elf, vergezeld van het jonge
tje, te Frisinghall waren teruggekeerd,
hetgeen bewees, dat zij regelrecht, nu hun
voorstelling op ons terras, naar hun loge
ment waren gegaan. De politie, die om
streeks middernacht aanleiding had gehad,
dit logement te doorzoeken, had ze daar
aangetroffen, evenals het Engelsche jonge
tje. Kort na middernacht had ik alle deu
ren en ramen van ons huis gesloten, dus
duidelyker bew]js ten gunste van de Indiërs
kon niet worden aangevoerd. Doch aange
zien het mogelijk was, dat na het onderzoek
de politie aanwijzingen omtrent de mede
plichtigheid van de Indiërs zou vinden, zou
de inspecteur zorgen, dat ze een week ach
ter slot worden gehouden. Ze hadden in on
wetendheid, in de stad, een of ander-politie-
voorschrift overschreden, dat hun echter
nauwelyks als wetsovertreding kon worden
aangerekend. Iedere maatschappelijke in
stelling, de rechtspraak inbegrepen, is ech
ter voor manipulaties vatbaar; men moet
slechts weten hoe te handelen.
Een minuut of tien later werd inspecteur
Seegrave aangediend. Na een grondig on
derzoek rondom het huis kwam hij tol de
conclusie, dat er geen inbraak was ge
pleegd en dat dus de diefstal was bedreven
door iemand, die zich reeds binnenshuis
bevond. Hü besloot daarop, het boudoir van
juffrouw Rachel te onderzoeken en daarna
met de ondervraging van het personeel te
beginnen. Hy posteerde een der agenten op
de trap, die naar de bedienden kamers voer
de, met de instructie, tot nader order nie
mand het andere deel van het huis te laten
betreden.
Deze maatregel had tot resultaat, dat de
vrouwen, geheel ontdaan, zich gezamenlijk
naar juffrouw Rachel's boudoir begaven en
van inspecteur Seegrave op hoogen toon
eisch ten, dat hy ronduit zou zeggen, wie van
haar hy' verdacht. Deze bleef ecliter de si
tuatie meester en wist ze met zyn barsche
stem zoo te imponeeren, dat zij geheel en
al den moed 'verloren.
„Naar beneden, jullie vrouwen!" bulder
de hij. „Ik kan jullie hier niet gebruiken.
Kük, wat een van jullie al met haar rok
gedaan heeft", zei hü, op een veeg wijzend,
die op de pas beschilderde deur. dicht onder
het slot, was gemaakt. „Er uit! Maak dat
je weg komt!"
Rosanna Spearman stond het dichtst bü
de deur, en toen zy, als eerste, de kamer
verliet, volgden de anderen gedwee haar
voorbeeld, waarop de inspecteur zijn on
derzoek voltooide, hetgeen echter niets op
leverde. Vervolgens vroeg hy mij, wie den
diefstal het eerst had ontdekt, en daar myn
dochter dit had gedaan, werd zij binnenge
roepen en ondervraagt en toen de lade ge
opend en leeg gevonden, waarop zij het
huis had gealarmeerd.
De inspecteur wilde nu graag juffrouw
Rachel spreken, doch toen Penelope dit
verzoek voor de gesloten deur overbracht,
antwoordde zy: „Ik heb de politie niets te
1 vertellen ik wil niemand spreken", welk
antwoord den inspecteur scheen te verbazen
en te kwetsen. Ik verklaarde, dat de jonge
dame ongesteld was en vroeg hem nog wat
geduld te hebben, waarna wij naar bene
den gingen en mijnheer Godfrey en mijn
heer Franklin in de vestibule vonden.
Bij hun ondervraging bleek, dat zij ner
gens iets van afwisten en niets verdachts
hadden gehoord, en ik kon niet anders dan
dezelfde verklaring afleggen.
„Wü hebben niets aan dien vent", fluis
terde münheer Franklin mij toe. „Inspec
teur Seegrave is een ezel".
Mün dochter en ik volgden den inspec
teur weer terug naar het boudoir, nu om
te zien of het meubilair soms gedurende
den nacht verplaatst was, aangezien zün
voorafgaand onderzoek hem blükbaar niet
volkomen omtrent dit punt had gerust ge
steld. Terwijl wü hiermede bezig waren,
ging de slaapkamerdeur open en kwam
juffrouw Rachel tot onze verbazing naar
buiten. Zü nam haar tuinhoed, die op een
stoel lag, en wendde zich tot Penelope met
de vraag:
„Mijnheer Franklin Blake heeft je van
morgen met een boodschap naar mij toe
gestuurd niet waar?"
„Ja juffrouw".
„Hü wilde mü spreken?"
„Ja juffrouw".
„Waar is hü op 't oogenblik?"
Ik hoorde stemmen op het terras enuit
het raam kijkende, zag ik beide heeren op
en neer wandelen, waarop ik voor myn
dochter antwoordde: „Mijnheer Franklin is
op het terras, juffrouw".
(Wordt vervolgd).