Een uitstekend middel
Een kijkje in Hongarije
VOOR DE JEUGD.
Een Idee van Knappertje
EEN VISSENPARADIJS
door Wil Bokhorst.
In een stad in Noord-Amerika zijn een
paar grote visvijvers en omdat het stadsbe
stuur veel van vissen houdt, wil het alles
doen, wat het maar kan om de vissen het
leven zo aangenaam mogelijk te maken.
Er wordt voor gezorgd, dat de dieren al
tijd voldoende insecten te eten krijgen,
Daarvoor is een heel bijzonder systeem uit
gedacht, dat van groot nut is en bovendien
een buitengewoon mooi gezicht. Verschil
lende waterleidingen zijn in de vijvers aan
gelegd, waardoor kleine waterstralen met
duizende fijne druppeltjes boven het wa
teroppervlak uitspringen, 's Avonds wor
den die stralen verlicht en daardoor lijkl
het alsof er een lichtende sluier over de
vijver hangt. Op dit licht komen nu de in
secten af. Maar de waterstraaltjes vallen
weer allemaal in de 'vijver terug en daar
door in de war geraakt, vliegen de dieren
te dicht boven de oppervlakte en verdwij
nen in de bekken van de vissen, die op
hun prooi wachten. Op die manier kan
zelfs het menu van de vissen nog eens ver
anderd worden door de stralen met ver
schillende kleuren te belichten. Het is im
mers bekend, dat verschillende insecten
door bepaalde kleuren in het bijzonder wor
den gelokt.
De Czardas, de nationale Hongaarse dans.
Van Breukelen was burgemeester van
Hoekjesbek, een klein plaatsje, dat toen
nog zo goed als onbekend was. Dit stukje
aarde had, ten tijde van de gebeurtenis, die
ik jullie ga vertellen, nog helemaal geen
verbinding met de rest van de wereld. Zo
nu en dan vertoonde zich een koopman, een
tourist of een verdwaalde landloper in de
hobbelige straten. Maar dat was ook onge
veer alles wat er aan vreemdelingen bin
nen kwam. Zo was het ook een gebeurtenis,
ais een Hoekjesbekker zijn ossen naar de
acht uur verder gelegen stad dreef. Dat
kwam hoogst zelden voor. Maar de bewo
ners waren, misschien juist hierdoor, ge
lukkiger dan menig stadsmens. Ze mopper
den niet onder hun werk, leefden gelukkig
en goed en waren altijd vrolijk. Maar nu
zal ik jullie vertellen van de schelmen
streek die de burgemeester met den hout
hakker uithaalde.
Op zekeren morgen, 't was nog erg vroeg,
en de burgemeester scharrelde half aange
kleed op zijn kamer, kwam er van achter
de hooischuur een bedelaar de dorpsstraat
af. Wat hem zo vroeg uit de veren had
doen zijn, is niet met zekerheid te zeggen,
maar wel is bekend, dat 't hem weinig
moeite kostte, zijn hand in het open raam
van de kamer van den burgemeester te ste
ken, met het resultaat dat een paar heren-,
schoenen onder zijn jas verdwenen.
Maar nauwelijks wilde het langvingerige
heerschap zijn weg vervolgen, of een bul
derend „halt" deed hem de schrik om de
benen slaan. Hij bleef stokstijf staan, alsof
hij tegenover een troep tijgers stond, en
durfde geen vin te verroeren. Een paar
minuten later stonden de schoenen weer
op hun plaats en was de betrapte zondaar
aan 'l werk in de houtschuur. Toen Hij
voor de keuze werd gesteld: óf zijn zonde
te boeten door een gevecht met de honden
óf openlijk te schande gemaakt-te worden,
.of zijn misstap goed te maken door te wer
ken, had hij het laatste, namelijk „houthak
ken" gekozen. Met de hoop er stiekum van
door te gaan. Maar daar had de burgemees
ter voor gezorgd: zo lang zijn twee honden
in het zonnetje voor de deur van de schuur
zaten, kon hij er zeker van zijn, dat de be
delaar zijn werk niet in de steek zou laten.
Toen de bedelaar om een hoek van de
deur gekeken had en daar twee trouwe
wachters zag zitten, begon hjj scheldend en
tierend met zijn werk en sloeg er op los,
dat de splinters in 't rond vlogen. De men
sen die zo langzamerhand voorbij kwamen,
waren hoogst verbaasd over den vlijtigen
.man, die al zo vroeg aan 't werk was maar
op hun vraag, vanwaar en hoe hij hier
kwam, kregen ze geen antwoord, waarna ze
hem spottend veel plezier wensten en ver
der liepen.
woners van een dorp naar een of ander
feest of een bruiloft gaan. Vooral de
vrouwen zien er dan mooi uit. Ze dragen
smalle keurslijfjes en wijduitstaande rok
ken in de prachtigste kleuren.
Hongaarse muziek.
De Hongaarse muziek wordt nogal eens
met zigeunermuziek verward, omdat de zi
geuners de Hongaarse muziek buitenge
woon goed kunnen spelen. In hun orkesten
is de viool het voornaamste instrument, .je
vindt deze orkesten overal, in de café's
van steden en dorpen. Soms zingen de
mensen uit zichzelf mee, iets wat je in ons
land niet zo veel ziet.
De vertelkunst.
Vooral de paardenherders houden van
vertellen. Als ze een hele dag op de kale
poesta hebben doorgebracht, gaan ze des
avonds in hun wijde, grijze mantels, ora
het kampvuur zitten, en dan is "er een, die
vertelt. Vaak vertelt hy een historisch ver
haal of een legende.
Er is een legende die bewijst dat de Hon
garen en de Hunnen met elkaar verwant
zijn. Die legende is als volgt:
Nimrod, de held van de jacht had twee
zoons, Humor en Magor. Op zekere dag za
gen ze een prachtig hert. Ze wilden het
hert schieten en mee naar huis nemen.
Maandenlang achtervolgden ze het dier;
telkens als ze dachten dat ze het schieten
konden, was het beest verdwenen. Toen ze
eindelijk doodmoe in het moeras van Turan
en Turkestan kwamen, verdween het hert
voorgoed. Maar in het moeras vonden de
beide broers twee koningsdochters. Humor
trouwde met de een en Magor met de an
dere. De nakomelingen van Humor zijn nu
de Hunnen, en die van Magor, de Magga-
ren of Hongaren.
De hoofdstad van Hongarije is Boedapest.
De stad bestaat uit twee delen, namelijk
Boeda en Pest. Tussen deze beide stadsde
len stroomt de rivier de Donau. Door over
de grote brug te lopen kom je van Boeda
naar Pest en omgekeerd. Het is verder de
eerste badplaats van het land.
Ik zou haast vergeten te zeggen dat de
Hongaren zulke uitstekende dansers zijn.
Je hebt zeker wel eens gehoord van de
Czardas", de nationale Hongaarse dans.
Hierboven zie je een foto van een dans
paar. Als je de Czardas wel eens hebt zien
dansen, hetzij op de film of op 't toneel,
zul je weten, dat het een allesbehalve saaie
dans is. De muziek is ook erg opwindend.
Voor vandaag genoeg over Hongarije, dit
prachtige land. Een andere keer zullen we
weer eens een reisje naar dit land onder-
DE GRIZZLY BEER.
Na het ontbijt verscheen Van Breukelen
met een fles melk en een grote homp brood.
Zonder een woord te zeggen zette de bur
gemeester deze voorwerpen op de grond en
ging aan zijn werk, terwijl de bedelaar nog
steeds razend en tierend, maar weer op zijn
houtblok sloeg. Een twede poging tot vluch
ten mislukte eveneens door de waakzaam
heid van de honden. Daarom ging hij met
hernieuwde woede het houtblok te lijf; hij
had zich maar al te graag uit de voeten
gemaakt.
De middag bracht hem een pan met rijst,
groente -en een groot stuk vlees, wat hij
allemaal verslond. Hij was namelijk honge
rig geworden, want de laatste 24 uur had
hij behalve vruchten, niets te eten gehad
en dan het werk, dat hy niet gewend was...
O, wat haatte hij dat werk! Hij hield
trouwens helemaal niet van werken! En
omdat hij 't zo vreselijk vond, gunde hij
zich niet eens een paar minuten rust, maar
sloeg er op los, en wenste bij iedere slag,
hét werk en den burgemeester naar de
maan.
Tegen vier uur kwam de burgemeester
weer met een kop thee en een stuk brood.
Weer zei hy niets en liet den bedelaar met
zijn werk alleen. Die keek niet-op of om,
raasde verder en dacht er nu alleen maar
aan, om zijn werk af te krijgen. Tegen zes
uur was hij klaar. En toen ruimde hij alles
op en maakte alles zo schoon, dat het leek
alsof er wel tien werkvrouwen aan de slag
geweest waren.
Toen omstreeks zeven uur de mensen
met hun vee van de weide terugkwamen,
feliciteerden ze den vlijtigen man spottend,
maar keken vol bewondering naar de
schuur, die er ais een schoongemaakte huis
kamer uitzag. Van Breukelen was ook te
vreden en verloste zijn gevangene met een
grijnzend gezicht.
Met een pak boterhammen onder zijn
arm en de waarschuwing om nooit meer in
't dorp te komen; verliet de bedelaar, die
uit angst voor de honden geen woord durf
de te zeggen, de schuur en liep, alsof hy
met den trein mee moest, het dorp uit;
razend en tierend op den burgemeester, die
hem een dag in de hel had laten leven.
RAADSELS.
1. Je vindt me altijd in de straat, maar
irooit op de weg. Wie ben ik?
2. Ik ben een woord van tien letters.
Mijn geheel is een ding dat rijdt.
1 8 9 10 is goed, aardig, prettig.
5 6 2 Y is een stuk vis.
3 4 is een meisjesnaam.
In de aardrijkskundeles heb je natuurlijk
Hongarije en de voornaamste plaatsen van
dat land geleerd. Maar veel meer dan de
vorm van het land, de voornaamste bron
nen van inkomsten en de taal, zul je wel
niet weten, tenzij jullie als eens boeken
over Hongarije gelezen hebt. Misschien zijn
sommigen van jullie er zelfs geweest, hoe
wel het nog een aardig eindje weg is. Maai
zelfs als je er geweest bent en verschillen
de steden hebt bezocht, is er toch veel aan
je oog voorby gegaan, want het merkwaar
dige, het echt Hongaarse moet je in de dor
pen vinden. In de steden is alles gemoder
niseerd en het nationale karakter is vaak
vervangen door het internationale, zoals
dit in de grote steden van alle landen ge
beurt. We zullen dus op reis gaan naar het
platteland van Hongarije.
Het eerste wat je opvalt is de eigenaar
dige bouw van de huizen. De huizen zijn
hier gebouwd van aarden brikken fbrikke*"
zijn bakstenen), die in de zon gedroogd
worden. Ze zijn laag en wit en hebben een
sierlijke zuilengalerij. Van binnen zijn de
muren ook wit, minstens twee maal per
jaar, gaat de verfkwast er over heen. Ir
het portaal staat een grote oven, met een
vierkante lemen onderbouw.
In iedere zitkamer staat een grote, geslo
ten haard, ongeveer twee tot drie meter
hoog, waarvan de mond in het portaal uit
komt. Van daaruit wordt er hout of riet
opgedaan.
Rondom deze hoge kachel staan een paar
gemakkelijke stoelen. Het dak van deze
huizen bestaat meestal uit bossen riet. De
houten afdaken zijn vaak met kunstig
houtsnijwerk versierd.
In een ander deel van het land, vind je
alles van steen, huizen, schuttingen, schu
ren, daken, enz. Hier wordt niet met riet,
maar alleen met hout gestookt. Daar heb
ben ze ook de z.g. rookkamers, dat zijn
keukens zonder dak; met open haarden
zonder schoorsteen. Ze zyn altijd zwart.
Om dit saaie vertrek een beetje op te vro
lijken, snijden de mensen, stervormige
schijfjes van aardappelen, waarmee ze wit
te figuurtjes op de muren drukken.
De muurversiering van de kamérs is iets
dat ons direct opvalt. Op een achtergrond
van groen of blauw, soms wit of bruin,
schildert men bloembouquetjes of een of
andere vogel, b.v. de zwaan of de ooievaar.
Het grootste sieraad van de kamer is het
divanbed, waar allerlei bonte kussens pry-
ken. Behalve in borduren en weven, zyn
de Hongaren erg bedreven in de pottebak-
kerskunst. Er is daar heel wat moois te
zien.
Je geniet van het schouwspel als de be-
Er was een berencircus in de stad ge
weest. De beren hadden heel wat kunstjes
laten zien; ze hadden gedanst, muziek ge
maakt, gymnastiek gedaan, sigaren ge
rookt, en zich over 't algemeen als mensen
gedragen. Geen wonder, dat ze in de geest
van de talryke kinderen,, die het circus be
zocht hadden, een beetje onheil gesticht
hadden. De berenkunstjes hadden een die
pe indruk op de jongens en meisjes ge
maakt. Ze hadden genoten. Ze hadden nooit
geweten dat die dieren zo knap waren.
Op zekere dag kwam, bij het plant- en
dierenkundeuur, de beer ter sprake. De on
derwijzer merkte al gauw dat het circus
grote invloed op zijn leerlingen had gehad,
en hy verviel van de ene lachbui in de an
dere. Maar Wouter spandde de kroon.
„Wie kan mij iets van de Grizzly-beer
vertellen?" vroeg mijnheer Van Dijk.
Wouter stak zijn vinger op. „Ik heb gis
teren juist gelezen", zei hij, „dat de Grizz
ly-beer een zwarte harige huid en een vre
selijk slecht handschrift heeft".
„Maar Wouter", lachte mynheer Van
Dijk, „wat de beren ook geleerd mogen
hebben, schrijven kunnen ze in elk geval
niet!"
Wouter's lip begon te beven. „Ik heb 't
toch heus gelezen", fluistert hy, „de Grizz
ly-beer heeft een zwart vel en een ver
schrikkelijke poot!"
Een mooie foto van
EEN SPELLETJE MET KNIKKERS
Iedereen houdt van knikkeren. We we
ten allemaal wat dat is. Je maakt een gat
in de grond en probeert, van een zekere af
stand af, knikkers in dat gat te krijgen. En
we weten ook, dat er knikkers in allerlei
soorten bestaan. „Gewone", glazen en
„onyxe".
Vroeger bestonden er marmeren knik
kers. Maar we weten niet allemaal, dat
het knikkerspel al heel oud is, want de
Germanen speelden het al. Zij namen rond-
geslepen steentjes uit de beek, en gooiden
hiermee naar een doel of een steen, om te
zien, wie het beste kon raken. Dat is het
eigenlijke doel van het spel: onze vaardig
heid in „doelen" te oefenen.
Er bestaat nog een ander soort knikker
spel. De speler leert er meer van, want dit
herders in de Poesta.
spel is moeilijker. Je neemt een schoenen
doos of zoiets, doet de deksel eraf, en
maakt in de rand van de ene kant, v\)£,
vierkante gaten, die ongeveer twee of drie
centimeter groot zyn, en op iets grotere^af
stand van elkaar liggen. Je kunt desnoods
ook acht gaten maken. Boven elk gat zet
ten we het nummer, 1, 2, 3 enz. We zetten
de doos met de gaten op de grond. Op eni
ge afstand van de doos trekken we een
streep en nu kun je beginnen. Ieder van
de medespelenden moet proberen zjjn knik
kers in een van de gaten te krijgen. Er
moet een soort „kassier" zijn, die de knik
kers uitbetaalt. Rolt er b.v. een knikker In
gat 3, dan betaalt hij drie knikkers uit, by
no. 6, zes knikkers, en alle knikkers, die
nergens in komen, krijgt hij. Deze knikkers
neemt hy, als alle deelnemers een beurt ge-
hnd hebben.
IK KAN NIET BIJ DE BEL,
JE HELPT ME TOCH ZEKER WEL?
Dit zyn de letters óf voor 1, 2, 3, horii
zontaal, óf voor 1, 2, 3, vertikaal. Voor bei
de moet je dus het aantal bovengenoemde
letters, met 2 vermenigvuldigen. Horizon
taal en vertikaal zijn namelijk dezelfde
woorden.
1. specerij.
2. in 't geheim.
3. aantal van drie.
INVULRAADSEL
De letters, die gebruikt worden zijn:
•[BTbijp 'uioJtaijs 'praTSOui :Suissoido
Oaae vriend, Knappertje was naar de
markt geweest en bad een vette gans ge
kocht. Van huis had hij een mand meege
bracht om het beest in te stoppen. O, dat
was allesbehalve makkelijk! „Wees toch
aens stil!" riep Knappertje vertwijfeld te
gen het beweeglijke dier,
Eindelijk! Het dier zat gevangen. Vol
goede moed nam Knappertje het hengsel
onder zijn arm. Poeh, wat zwaar! Na twee
passen gedaan te hebben, moest hij al uit
rusten. Wat nu?
Knappertje heette niet voor niets Knap
pertje. Hij had een idee. Een lach gleed
over zyn bolle toet. Hij nam zijn zakmes en
sneed een groot gat in de bodem, waar hij
de poten van da gans doorstak.
Er is niet veel meer te vertellen. Op dt
foto (die een belangstellend fotograaf oh-
derweg van hen maakte), zie je het stel
welgemoed naar huis tippelen. Hou het
bééld goed in je hoofd; 't kan je van pas
komen, als je zelf eens een gans moet ko
pen!