TtHGG
q mé!
NIUNIJ
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 23 MAART 1940. No. 71.
KRONIEK VAN DEN DAG
Oorlogs-Paschen.
Hei is wel een heel slecht bij de Paasch-
gedachte passende sfeer, waarin de wereld
thans Paschen viert. Nergens schynt er
sprake van „opstanding" te zijn. Eerder
schijnt de nienschhe.d onder te gaan in
bloed en vuur. Maar de schijn is niet meer
dan schijn. Ondergaan zal de menschheid
niet. Er zullen menschen, onschuldige men-
schen, mannen, vrouwen en kinderen ster
ven in dezen oorlog, maar de menschheid
zal leven. Nog zoo zeer moge het schijnen
of de wereld ondergaat, steeds zal daar
weer zrjn de Opstanding.
Geloovigen en ongeloovigen, allen weten
dit. Allen weten ook, dat deze oorlog niet
eeuwig duren kan. En hoe erger het wordt,
hoe beter de menschen zullen beseffen, dat
hij niet eeuwig duren mag, dat hij reeds
veel te lang geduurd heeft, dat het tijd
wordt om eindelijk versstandig te zyn on
Lot elkaar te komen. Is dit niet onmiddel
lijk mogelijk, dan moet men toch tot het
inzicht komen, dat het verkeerd is om a
priori elkaar en anderen den pas af te snij
den voor werkelijk gemeende vredespo
gingen.
Als wjj thans de eiscnen der oorlogvoe
renden vernemen, dan is het ons duidelijk,
dat deze slechts vervuld kunnen worden bij
een zoodanige overwinning van een partij
dat die voor de andere een totale vernie
tiging beteekent. Doch eer het zoover zou
zijn, zon de overwinnaar zoodanige wonden
krijgen, dat hij eerst na lange jaren weer
op krachten zou kunnen komen.
Ee» dergelijke oorlog is waanzinnig en
misdadig. Een dergelijke oorlog is moord en
zelfmoord.
Maar gelukkig is na een half jaar de veel
voorspelde „totale oorlog" nog geen werke
lijkheid geworden. Beide partijen weten
wat er zou volgen op een poging daar
toe. Het antwoord zou niet lang op zien
laten wachten en dat antwoord zou ver
schrikkelijk zijn.
De vrees daarvoor houdt de oorlogvoe
renden nog gelukkig leeen.
Voorloopig roept men hier on daar nog
om krachtiger actie". Mogen wij nooit ver
vulling daarvan beleven! Hoe onwaarschijn
lijk het thans ook lijkt, er moet een moge
lijkheid 2ijn om tot elkaar te komen. Moge
de tijd van Paschen de staatslieden meer
tot bezinning brengen en tot bereidheid hun
gedachten nogmaals te laten gaan over dat
onderwerp, waarover heel de menschheid
denkt en waar heel de menschheid naar
verlangt, als zij niet verblind is door oor-
logswaan.
Maandenlang is nu reeds in de volkeren
gehamerd het „Weest paraat".
Het beteekent: „Weest paraat voor den oor
log". Wij warén dom genoeg om het tot het
een oorlog te laten komen en nu vraagt
men van ons, dat wij ons daar nog verder
voor inspannen. Als wij hier „ons" zeggen,
dan bedoelen wij „de menschheid". Want
niet Hitler en Chamberlain zijn zoo dom
geweest om oorlog te gaan voeren. Meneer
Schmidt en meneer Smith moesten het a!s
hun schuld beschouwen. De duizenden
Schmidt's in Duitschland en de duizenden
Smith's in Engeland hebben het zoover la
ten komen, hebben het laten komen tot
iets, wat zij zelf niet willen. Nu marchee-
ren zij tegen elkaar. Of beter: zij marchee-
ren niet tegen elkaar. De een wacht op
den ander en de ander komt maar niet!
Schmidt en Smith zijn ondergedoken in
de vloedgolf van het grijsgrauw. Zij zijn
eigenlijk naamloos, hebben geen eigen le
ven. Zij zijn soldaat. Maar meer dan ooit
roept Paschen ons toe, dat soldaat-zijn niet
de taak is van den mensch op aarde
Mensen zijn moeten wij. Mogen wij het nog
op tijd weer leeren!
Ook Duitschland tegen een verbond
der Scandinavische staten
Het Berlijnsche blad „BÖrseu Zeitung"
richtte zich gisteren in een artikel tegen
het geopperde plan van een defensief ver
bond tusschen Noorwegen,- Zweden en Fin
land, evenals men te Moskou heeft gedaan
dus.
„Het was van den aanvang af duidelijk",
aldus het blad, „dat een dergelijk verbond,
onmiddellijk na een fel militair en moreel
conflict, trots allen goeden bedoelingen,
naar zijn aard reeds bij de Sovjet-Unie de
vraag moest doen rijzen, waartoe het wer
kelijk dient en lot welke misbruiken het
zou kunnen leiden.
Dat dit wantrouwen niet misplaatst was,
is aangetoond door zekere stemmen en ma
noeuvres der Westelijke mogendheden, die
in zulk een pact een welkome gelegenheid
zien, het hun ontglippende neutrale Noor
den weer op te vangen om zich als tweede
linie op te dringen.
Bovendien", zoo vervolgt het blad, „heeft
de geschiedenis dezer regionale „verdedi-
gings-bondgenootschappen" de laatste 20
jaar geleerd, dat men onder den dekman
tel der non-agressie de grootste agressivi
teit kan ontwikkelen. Het beste voorbeeld
hiervoor is de doorloopende poging der
Westelijke mogendheden om den Balkan-
bond voor haar doeleinden te gebruiken.
Thans echter blijkt, dat het Noordsche ver
bond waarschijnlijk een doodgeboren kind
je zal zijn, trachten de Westelijke mogend
heden Duitschland het geestelijk vaderschap
er van in de schoenen te schuiven.
De opmerking van een vooraanstaande
Zweedsche persoonlijkheid, dat de bedoe
ling van het bondgenootschap „ook tegen
De
pPhobos" niei gezonken
Het schip is een Engelsche
haven binnengesleept.
Het tankschip ..Phobos" van de N.V. Ne-
derlardsch-Indische Tankstoomboot Maat
schappij, dat Woensdagmorgen bij de Brit-
sche Zuidoostkust op een mijn is geloopen,
waarbij zeven personen het leven hebben
gelater, (o.m. de stuurman, uit Vliïsingeh
afkomstig)- is gisteren door sleepbooten een
Britsche haven binnengebracht.
Aanvankelijk werd gevreesd dat de
„Phobos" zou zinken er. de bemanning ber
gaf zich aan land. Ondanks de ernstige
schade, welke het schip had opgeloopen.
bleef het echter drijven. Redd'ngsploeger
en duikers begaven zich met 'sleepbooten
naar de plaats, waar het schip voor an
ker lag en gingen aar. boord. Later' keer
de ook de bemanning naar de Phobos"
terug.
Omdat aan boord van het tankschip
slechts eer. zeewaardige boot was overge
bleven de andere waren door de ex
plosie vernield werd een reddingboot
opgedragen een oogje in het zeil te hou
den. Deze reddingboot keerde gisteravond
na vierentwintig uur in de buurt te zijn ge
bleven in de haven terug. De zee in de
omgeving var. het tankschip was bedekt
met een dikkelaag olie. welke" uit een
twintig tot dertig voet groot gat aan
stuurboord stroomde. Hel overtrof alle
verwachtingen, dat de „Phobos" drijvende
bleef. Het was slechts te danken aan de
krachtsinspanningen van de leden van de
reddingsploeger en van de duikers, die dag
en nacht aan de pompen bleven en het
schip inmiddels herstelden, dat het gelukt
is de „Phobos" in veilige haven, te bren
gen.
Uhmo\s Paschen.
Een Finsche geschiedenis.
Zij waren afgelost. Uit de voorste linie,
waar dag en nacht de mitrailleurs hun doo-
denzang zongen, waar onafgebroken de
dreiging loerde van den aanval, en waar
steeds opnieuw die aanval losbrak in een
storm van lood, waren zij teruggetrokken.
Doodelyk vermoeid lagen zij op hun man
tels, voor het oogenblik veilig. Geen geluid
drong door tot in dit gewelf, een onderdeel
van de derde linie.
Een enkele lamp verlichtte de ruimte,
waar deze soldaten van een klein maar dap
per volk een korte rust namen, moésten ne
men, omdat zij anders niet meer op kon
den tegen dien vijand, die steeds meer hun
verdediging dreigde te verlammen: de
slaap.
Hoe lang hadden zij daar gelegen Zr
wisten het zelf niet.
Nauwelijks herinnerden zij zich hoe zü
hier gekomen waren. Ja, onderweg waren
weer eenige goede kameraden gevallen om
nooit weer op te staan. Maar reeds zoove-
len waren uit het leven weggerukt, dat ook
dit geen bijzonderen indruk maakte. Zij wa
ren apathisch. Een verlangen kenden zij
slechts: slaap.
Als blokken waren zij hier neergevallen.
En nu werden zij wakker. Vreemd was dat
Zoolang hadden zij samen gevochten, ge
wacht en gewaakt, geleden en gehoopt, dat
het was alsof zij elkaar altijd gekend had
den. Samen waren zij gaan slapen en, alsof
een geheimzinnig fluïdum door hen allen
ging, werd nu de een na den ander wakker.
Niemand rookte, niemand had een anderen
wensch, dan zóó nog wat te blijven liggen.
Dan klonk ergens uit een hoek een zacht
gefluister; daar bad iemand.
„Amen", zeiden degenen, die om hem
heen zaten. Zij wisten niet wét hü gebeden
had. Maar kon hij anders bidden dan het
gebed, dat in hun aller harten was?
De een of ander, die nu „naar voren" was
gegaan, een aflosser, had hier een gitaar
achtergelaten. Op het oogenblik zou hij wel
wat anders hooren dan snarenspel. Als hij
tenminste nog iets kon hooren... Uhmo vond
de gitaar toen hij opstond om zijn stijve len
denen wat te rekken. Hij nam haar mee
naar zijn plekje, waar hij weer op de dikke
witte jas ging zitten, die hem tot bed en
deken gediend had.
Een gitaar na al die weken van bloedigen
strijd, een gitaar in een betonnen onderko
men!
Even raakt Uhmo de snaren aan, om te
zien of ze goed gestemd zijn. De anderen
kijken op. Nog heeft niemand een woord
gezegd.
Het zwijgen is als het oppervlak van een
stillen, donkeren vijver, onberoerd.
Dan, ineens, valt er hoog boven dien vij
ver een klank in den lucht, één enkele
lichte noot, een ster van muziek, helder als
kristal. Zij suist omlaag door den hemel,
schitterend, levend als diamant.
Tlngg... het kringelt in den vijver. Weg
zijn de wolken. Wijder en wijder sprankelt
het gouden licht.
Het water glanst en kleurt en leeft.
Nu is er wind, zacht en koel als de lente.
Hij danst en deint over het oppervlak, zoo
ijl, zoo teer, dat hij het nauwelijks raakt.
Uhmo grijpt in (de snaren, sneller en
sneller... Eén warreling is het nu, één wild,
vreugd beweging op den vijverspiegel.
Een bruine nicotinevinger raakt een an
dere snaar, even maar. Een rukwind gaat
dwars door alle plezier, weer en weer. Har
der wordt de wind. Hooger en hooger golft
het water. Donkerder wordt het.
Uhmo zit met de oogen dicht.
Hij jaagt de vlagen over de zilveren
schittering^, harder) vlugger;, meedoogen-
loos Het glanzend beweeg van daarnet is
nu een woeste kolking Als dol slaat de man
erop. Hij zweept de golven omhoog. De
spiegel ligt in duizend diggels. Het stormt
in Uhmo's binnenste en het stormt in zijn
gitaar. Plotseling een streek als een don
het Zuiden" gericht is, gevoegd bij de reeds
opgesomde belangen, die de Westelijke mo
gendheden bij zulk een pact zouden hebben,
hebben er toe geleid, dat Duitschland niet
alleen zelf met een misbruiken hiervan re
kening moet houden, doch oök het Sovjet-
Russische wantrouwen volkomen begrijpe
lijk vindt" zoo besluit de Börsen Zei
tung".
DE SOVJET-RUSSISCHE
TEGENSTAND.
De Sovjet-pers keert zich steeds scher
per tegen het plan van den defensieven
driebond en zet in tal van artikelen uiteen,
dat Moskou een dergelijk plan niet kan
goedkeuren. Volgens het D.N.B. betoogen
de bladen te Moskou, dat „dezelfde krach
ten, die de Scandinavische landen bij het
Finsche conflict bijna in een oorlog gewik
keld hadden, thans in dezelfde richting
werkzaam zijn door propaganda voor de
Noordsclre defensie-alliantie te voeren". De
Sovjet-pers wijst in dit verband in het bij
zonder op de „activiteit van twee Zweed
sche persoonlijkheden, generaal Okermann
en den schrijver Heglun, die indertijd reeds
met verdachten ijver voor het defensieplan
aan het werk gingen". Dé bladen citeeren
voorts eenige- artikelen uit de Zweedsce'n
pers, om daarmede aan te toonen, dat „de
meerderheid van het Zwèëdsche volk niet
op de provocaties van de oorlogshitsers wil
ingaan". Alle artikelen in de Russische pers
verklaren ten slotte dat een Noordsche
driebond de neutraliteit van Zweden en
Noorwegen schendt en tegen de Sovjet-
Unie is gericht.
Finland kan niets missen!
EEN TOTAAL UITVOERVERBOD.
Krachtens een verordening van de pre
sident der Finsche republiek is, nadat
reeds een wetsontwerp was uitgevaardigd
over een uitvoerverbod van goud en zilver,
thans een algemeen uitvoerverbod voor al
le goederen uitgevaardigd. Zonder een spe
ciale vergunning van de rijksbureaux mo
gen geen goederen meer uit Finland wor
den uitgevoerd. Binnen den kortst moge-
lijken tijd zal de staatsraad een dienover
eenkomstig wetsvoorstel aan den Rijksdag
voorleggen.
NA PASCHEN REGEERING-
WIJZIGING?
Volgens het Finsche blad „Hufvudstads-
bladet" is na Paschen een reorganisatie der
regeering te verwachten. Behalve de mi
nister van defensie, de, minister van onder
wijs, de minister van voedselvoorziening en
de minister van handel, zou ook Paasilcivi,
die deel uitmaakte van de Finsche delega
tie in Moskou, zich uit de regeeringsza-
ken willen terugtrekken. Naar verluidt,
zou de minister van buitenlandsche zaken,
Tanner, in het nieuwe kabinet, de porte
feuille van Financier krijgen, welke hij
ook vroeger gehad heeft.
ELFJARIGE JONGEN ONDER ZAND BE
DOLVEN EN GESTIKT.
Gisterochtend waren eenige kinderen in
de omgeving van de waterleiding te Kat
wijk aan den Rijn aan het spelen. Zij groe
ven een gat in den dijk, waarvan een zand-
storting het gevolg was. De elfjarige zoon
van de familie G. Aanhanen te Katwijk
aan den Rijn, werd bedolven. Toen voorbij
gangers den jongen hadden bevrijd, bleek
de dood reeds te zijn ingetreden.
derslag.
En het is stil. Er is geen storm meer en
er is geen vijver meer. Er is niets,- een ho
peloos zwart en leeg niets.
De mannen om Uhmo heen zwijgen.
Wat valt er te zeggen? Niets immers!
Wat hij heeft meegemaakt, hebben zij al
len meegemaakt, misschien meer. Wat valt
daarover te zeggen? Daar valt alleen maar
te zwijgen, en te bidden, en te vechten.
Uhmo denkt aan wat hem hierheen ge
dreven heeft. Hü ziet zijn huis, zijn akker,
zijn kind, alles, wat hij had op aarde. En hü
ziet het voor zich, zooals men hem verteld
beeft, en zooals het is gegaan met zoovelen
van zijn landgenooten en met zoovele van
hun dorpen, die daar argeloos onder de
sneeuw lagen.
Op een avond, dat Uhmo thuiskwam van
het houthakken vond hij zü'n dorp gebom
bardeerd. De vreeselijke wreede vogels des
doods uit het Oosten hadden ook hier hun
prooi geëischt, in een onschuldig boeren
dorp. Eén puinhoop was het thans, platge
schoten en uitgemoord.
Uhmo schreide niet. En de enkelen, die
met hem zochten, schreiden nic-t. Zij had
den geen tijd voor tranen. Als bezeten
werkten zij, groeven en ruimden, zoekend,
hopend tegen beter weten in. Tevergeefs
Heel den nacht had hij door willen werken,
zoekend naar de resten van zijn kind.
Maar tegen middernacht kwam men hem
halen. Hij werd opgeroepen. Anderen na
men zijn werk over, zouden het hem laten
weten als zij resultaten hadden. Nooit heeft
hü iets gehoord... Uhmo ging naar het
front. Zijn scherpe oog en vaste hand, zijn
doodsverachting, hadden den vijand reeds
vele levens gekost. Maar daarmee kreeg hij
zijn eenigen jongen niet terug.
Waar leeft hü eigenlyk nog voor, denkt
hij soms bitter. Hij is totnogtoe gespaard
gebleven, maar waarom? Beteren dan hü
ziin heengegaan. Nu zit hy hier. Straks
zullen ze wel eten krijgen. Nog een nacht
blijven ze misschien en dan gaan ze weer
naar voren, terug in die hel. En wat komt
„Op een oor na gevild'l
Kwajongens of
misdadigers
Hel Handelsblad schrijft:
De lichtkogel-regen boven Nederland
schynt den laatsten tijd wat minder te
worden. Misschien is het slechts een adem
pauze. Misschien is de aardigheid er af by
déze „regenmakers" makers van licht-
kogelregens omdat de zenuwen van het
Nederlandsche publiek taaier blijken te zijn
dan zij wellicht gedacht hebben. Misschien
weten de aanstichters van dit spelletje nu
wat zij weten wilden. Misschien ook zijn
zy bezorgd geworden nu de regeering ein
delijk maatregelen gaat nemen om spion
nen, landverraders en andere ondergravers
van de orde en de veiligheid wat steviger
te kunnen aanpakken dan tot dusver mo
gelijk was. Al gaat dat naar onzen smaak
in een tempo dat veel te traag is in ver
houding tot het gevaar dat bezworen moet
worden.
Intusschen heeft de minister van Justitie
onlangs verklaard, dat de strijd tegen de
lichtkogels „op een oor na gevild was". Wij
wachten met belangstelling op de voleindi
ging van dit vil-proces, en we hopen, dat de
regeering ons dan ook de huid van het wild
zal kunnen toonen. Ten bewijze dat mer
niet al te zachtmoedig zal zyn opgetreden.
En ook om nu eindelijk eens precies te la
ten hooren wat de bedoelingen van de „re
gen-makers" eigenlijk geweest zyn.
Aan veelheid van theorieën heeft het
waarlyk niet ontbroken. Maandenlang
heeft men verspreid over heel ons land,
geheimzinnige lichtsignalen van allerlei
aard gezien. Het stroomde berichten van
waarnemers, die in hun omgeving 's avonds
of 's nachts een vuurpijl, een uiteenspatten
de ster, een zich in de lucht langzaam ver
plaatsenden dan wfel stilstaanden vuurbol,
een sterken lichtbundel of iets dergelijks
hadden gezien. De vuurbollen of lichtbun
dels gingen vaak aan en uit alsof er morse
seinen mede werden gegeven. De sterkte
en de kleur van hel licht wisselden dikwijls
binnen enkele seconden. Soms was het voor
'ngewyden heel duidelijk, dat de waarne
mer een zoeklicht van onze weermacht of
het schieten van onze luchtdoelartillerie
met lichtspoormunitie voor geheime licht
signalen had aangezien Meestentijds echter
was het waarschijnlijk, dat er een of an
der zeer kunstig vuurwerk was gebruikt.
Vaak werden da lichtsignalen ook als ko
mende uit snelrijdende auto's waargenomen.
Enkele keeren zelfs werd dan ook door de
politie opsporing van dergelijke, auto's ver
zocht.
Indien binnenkort mocht blijken, dat
heel de affaire der lichtsignalen slechts een
x'elletje is, dat werd op touw gezet om in
ons land den zenuwenoorlog te voeren voor
binnen- of buitenlandsche. rekening, dan is
het te hopen, dat zij die zich op deze wijze
hebben misdragen niet als kwajongens zul
len worden behandeld, maar een ongezou
ten straf zullen krijgen, in overeenstemming
met den oorlogstijd waarin Wij leven, en
die op het gebied der lands1 Veiligheid geen
grapjes kan 'verdragen. Dit is ook' no'órfig'
uit een oogpunt van preventie. De
zelfde individuen immers, die in de afge-
loopen maanden uit verborgen schuilhoeken
ons land op vuurwerk wisten te onthalen,
zullen er morgen wellicht toe overgaan om
echte spionnage of sabotage te bedrijven.
Het zou zelfs geenszins onmogelyk behoe
ven te worden geacht, dat het vuurwerk
reeds op dit oogenblik dient om bepaalde,
wél met een zekere beteekenis uitgezonden
seinen te camoufleeren.
Wat hier precies van juist zal blijken te
er dan? Vechten, moorden, een strijd strij
den, dien wellicht niemand anders in hun
plaats had aangedurfd, maar cue hun zelf
nu hopeloos lijkt.
Een deur slaat toe. Laarzen stampen
door de ga.ng naderby over den steenen
grond. Dat zal het eten zyn. De hoofden
wenden zich naar den deur. Het zijn niet
de etenhalers. Het is één man, een korpo
raal.
„Goelen avond", zegt hü- Een brommen
antwoordt hem. Hij kykt rond en zegt dan,
wat harder: „Het is afgeloopen, mannen."
Ze zien hem aan. Wat bedoelt hij?
Ja", zegt de korporaal, „Het is afge
loopen; het is vrede!"
Verwonderd staren zij den man aan. Zij
luisteren, maar begrypen niet. Zij hooren,
maar kunnen niet geiooven.
Toch is het waar. Het is vrede gewor
den. Niet die vrede, waarop zij gehoopt
hebben, maar toch: vrede.
Uhmo's troep is niet meer „naar voren"
gegaan. Ze werden nog iets teruggetrok
ken en aan het werk gezet. Ze moesten
graven, graven, graven. Nieuwe stellingen,
nieuwe onderkomens, nieuwe bunkers.
.Uhnio werkt en werkt. Maar het laat
hem niet los. Hij kan het niet uit zijn ge
dachten kwjjt raken, het vreeselyke beeld
van het vernielde dorp. Nu hij des nachts
tijd heeft om te slapen, kén hij niet. Uren
lang ligt hü wakker.
Hü vraagt verlof om naar huis te gaan.
Zyn dorp ligt vlak binnen de nieuwe grens;
daar zal hü dus evengoed aan het werk
kunnen. En misschien wordt het daar an
ders. In den oorlog had hü geen tijd om
te denken, maar nu is hü bang, dat hy van
het denken, van steeds dezelfde gedachten,
nog gek wordt.
Nu glydt hy verder naar het Noorden op
zyn ski's. Vanavond kan hü er zyn, bij de
ruïne van zün dorp, de ruïne van zyn le
ven. Hy trekt door een land, dat als ver
vloekt is, maar daaraan zyn de oogen reeds
gewend en hy let alleen op den grond,
Noorwegen protesteert legen de
Duitsehe Mandeling van
usufralte sehepe®.
BESPREKINGEN VOORGESTELD.
Het Noorsche ministerie van buitenland
sche zaken deelt mede: „Op 8 Maart heeft
de Noqrsche gezant te Berlijn het Duitsehe
ministerie van buitenlandsche zaken een
nota overhandigd, waarin de Noorsche re
geering verklaart, 'dat zy met groote onge
rustheid de 'methodes van de oorlogvoering
ter zee, die het verlies van schepen tot re
sultaat hébben, heeft gadegeslagen. Tot
deze schepen behooren de' „Enid", de „Son-
ga", 'de „Tenipo" en de „Eika". De Noor
sche regeering is van meening, dat zy, zich
houdende aan de regels van het volken
recht, zoowel als aan die van het Duitsehe
prijzenrecht, bevoegd is te eischen, dat neu
trale schepen ,die ladingen naar Noorwe
gen brengen, niet worden blootgesteld aan
aanvallen door de Duitsehe strydkrachten.
De Noorsche regeering meent, dat dit
evenzeer moet gelden voor Noorsche sche
pen, die tusschen andere neutrale landen
varen of die op weg zijn naar een land,
dat met Duitschland in oorlog is, zoolang
zij geen contrabande aan boord hebben.
De Noorsche regeering staat op het
standpunt, dat, wanneer uit de documen
ten blijkt, dat de lading Noorsche eigen
dom is, het volkenrecht den Duitschen
strijdkrachten geenszins toestaat neutrale
schepen tot zinken te brengen, alleen op
het motief, dat die schepen gedurende de
reis mogelijk naar een vijandelijke contrö-
lehavcn worden gebracht.
De Noorsche regeering onderstelt, dat
de Duitsehe regeering het in beginsel met
deze overwegingen eens is, doch acht hét,
met het oog op de scheepsverliezen, die
Noorwegen den laatsten tijd heeft geleden,
wenschelijk, dat deze vraagstukken zoo
spoedig mogelijk door vertegenwoordigers
van beide landen worden besproken, opdat
de Noorsche scheepvaart minder gevaarlyk
wordt en de voorziening van Noorwegen
gewaarborgd wordt. De Noorsche gezant te
Berlijn heeft de Duitsehe regeering dan
ook verzocht hem te doen weten, of ook
zij dergelijke besprekingen gewenscht acht."
„Foto's van Sylt zijn
onbruikbaar."
Reuter meldt uit Londen: De Britsche
admiraliteit deelt mede, dat de verkennings
vliegtuigen, die na den aanval op Sylt ovèr
het eiland gevlogen zyn om foto's te ne
men, wegens het afweergeschut niet laag
genoeg konden komen, om de aangebrachte
ernstige schade voldoende du delyk vast te
leggen Ook waren de weersomstandighe
den daarvoor te slecht. De genomen foto's
worden dan ook ondeugdelijk geacht ,om
langs fotografischey weg de schade te kun
nen vaststéllen.
zijn, in. ieder geval moet er een eind aan
-kiidYenr Cms volk laat zich door lichtkogels
en wat er verder by zulk vuurwerk hoort,
niet intimideeren of 'zenuwachtig maken,
maar het iaat ook niet met zich' spelen,
noch door kwajongens, noch door menschen
met misdadiger, bedoelingen. Dan
wordt het kwaad en is hei bereid om hard
te slaan. Dat de zaak, volgens minister Ger-
brandy, op een oor na gevild is. zal velen
hebben verheugd. Wij verwachten nu ook.
dat er voor de schuldigen binnen niet al te
langen tijd een even wettig als raak pak
ransel, of zyn juridisch equivalent op zal
volgen.
(Ingez. Med.)
zoekt de plekken waar hy het snelst voor
uit komL.
Rook stijgt op uit zijn dorp. Er zyn weer
menschen! Halverwege de helling moet hij
afbinden. Daar is geen sneeuw meer.
Beneden in het dorp zien ze den soldaat
aankomen. Wie zou het zyn?
Een troep kinderen draaft hem tege
moet. Uhmo begi'ypt: zoo rennen ze iederen
keer, dat er iemand het dorp binnenkomt.
Er is geen gezin, dat niet vader en zoons
heeft zien vertrekken. Maar op hem wacht
niets dan een stukgeschoten huis... De tra
nen staan hem in de oogen. De kinderen
draven door. Nog kunnen ze niet zien wie
het is daarboven. Alle soldaten zyn gelyk.
Zoo was myn Jarvi ook, denkt de soldaat.
Zoo heerlijk jong, zoo vlug, altüd rennend
om de eerste te zijn.
De eerste Door zyjx tranen heen kijkt
Uhmo naar de troep jongens. En daar: de
eerste. God, mijn God, is het waar?
„Jarvi", wil hy roepen, maar de woorden
blyven hem in de keel steken. Het is zijn
kind.
„Vader, vader", juicht het ventje, „nu is
alles weer goed."
De soldaat drukt het in zyn vodden tegen
zich aan, als was hij het kostbaarste op
aarde.
„Jaxwi, Jarvi. ben je dan niet dood?"
Neen hoor. Ik was óp het land toen z^
hier schoten. Wat zie je er fyn uit, vader."
Hand in hand staan ze en kijken neer op
de ruïne, die hun dorp gevvoi'den is. Maar
reeds kronkelt er weer rook omhoog uit
een paar schoorsteenen. Waar de dood was,
is weer leven. En naast Uhmo staat ziin
kind. Het is hem alsof de jongen is opge
staan uit den dood.
Het kerkje is vernield. Maar als door een
wonder is het torentje gespaard. En plot
seling klept daar beneden het klokje. Luch
tige klankjes tingelen omhoog tegen de
helling. Vol geluk en trots kykt de knaap
op naar den stoeren man naast hem: „Mor
gen is het Paschen, vader."