TtHGG q mé! NIUNIJ TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 23 MAART 1940. No. 71. KRONIEK VAN DEN DAG Oorlogs-Paschen. Hei is wel een heel slecht bij de Paasch- gedachte passende sfeer, waarin de wereld thans Paschen viert. Nergens schynt er sprake van „opstanding" te zijn. Eerder schijnt de nienschhe.d onder te gaan in bloed en vuur. Maar de schijn is niet meer dan schijn. Ondergaan zal de menschheid niet. Er zullen menschen, onschuldige men- schen, mannen, vrouwen en kinderen ster ven in dezen oorlog, maar de menschheid zal leven. Nog zoo zeer moge het schijnen of de wereld ondergaat, steeds zal daar weer zrjn de Opstanding. Geloovigen en ongeloovigen, allen weten dit. Allen weten ook, dat deze oorlog niet eeuwig duren kan. En hoe erger het wordt, hoe beter de menschen zullen beseffen, dat hij niet eeuwig duren mag, dat hij reeds veel te lang geduurd heeft, dat het tijd wordt om eindelijk versstandig te zyn on Lot elkaar te komen. Is dit niet onmiddel lijk mogelijk, dan moet men toch tot het inzicht komen, dat het verkeerd is om a priori elkaar en anderen den pas af te snij den voor werkelijk gemeende vredespo gingen. Als wjj thans de eiscnen der oorlogvoe renden vernemen, dan is het ons duidelijk, dat deze slechts vervuld kunnen worden bij een zoodanige overwinning van een partij dat die voor de andere een totale vernie tiging beteekent. Doch eer het zoover zou zijn, zon de overwinnaar zoodanige wonden krijgen, dat hij eerst na lange jaren weer op krachten zou kunnen komen. Ee» dergelijke oorlog is waanzinnig en misdadig. Een dergelijke oorlog is moord en zelfmoord. Maar gelukkig is na een half jaar de veel voorspelde „totale oorlog" nog geen werke lijkheid geworden. Beide partijen weten wat er zou volgen op een poging daar toe. Het antwoord zou niet lang op zien laten wachten en dat antwoord zou ver schrikkelijk zijn. De vrees daarvoor houdt de oorlogvoe renden nog gelukkig leeen. Voorloopig roept men hier on daar nog om krachtiger actie". Mogen wij nooit ver vulling daarvan beleven! Hoe onwaarschijn lijk het thans ook lijkt, er moet een moge lijkheid 2ijn om tot elkaar te komen. Moge de tijd van Paschen de staatslieden meer tot bezinning brengen en tot bereidheid hun gedachten nogmaals te laten gaan over dat onderwerp, waarover heel de menschheid denkt en waar heel de menschheid naar verlangt, als zij niet verblind is door oor- logswaan. Maandenlang is nu reeds in de volkeren gehamerd het „Weest paraat". Het beteekent: „Weest paraat voor den oor log". Wij warén dom genoeg om het tot het een oorlog te laten komen en nu vraagt men van ons, dat wij ons daar nog verder voor inspannen. Als wij hier „ons" zeggen, dan bedoelen wij „de menschheid". Want niet Hitler en Chamberlain zijn zoo dom geweest om oorlog te gaan voeren. Meneer Schmidt en meneer Smith moesten het a!s hun schuld beschouwen. De duizenden Schmidt's in Duitschland en de duizenden Smith's in Engeland hebben het zoover la ten komen, hebben het laten komen tot iets, wat zij zelf niet willen. Nu marchee- ren zij tegen elkaar. Of beter: zij marchee- ren niet tegen elkaar. De een wacht op den ander en de ander komt maar niet! Schmidt en Smith zijn ondergedoken in de vloedgolf van het grijsgrauw. Zij zijn eigenlijk naamloos, hebben geen eigen le ven. Zij zijn soldaat. Maar meer dan ooit roept Paschen ons toe, dat soldaat-zijn niet de taak is van den mensch op aarde Mensen zijn moeten wij. Mogen wij het nog op tijd weer leeren! Ook Duitschland tegen een verbond der Scandinavische staten Het Berlijnsche blad „BÖrseu Zeitung" richtte zich gisteren in een artikel tegen het geopperde plan van een defensief ver bond tusschen Noorwegen,- Zweden en Fin land, evenals men te Moskou heeft gedaan dus. „Het was van den aanvang af duidelijk", aldus het blad, „dat een dergelijk verbond, onmiddellijk na een fel militair en moreel conflict, trots allen goeden bedoelingen, naar zijn aard reeds bij de Sovjet-Unie de vraag moest doen rijzen, waartoe het wer kelijk dient en lot welke misbruiken het zou kunnen leiden. Dat dit wantrouwen niet misplaatst was, is aangetoond door zekere stemmen en ma noeuvres der Westelijke mogendheden, die in zulk een pact een welkome gelegenheid zien, het hun ontglippende neutrale Noor den weer op te vangen om zich als tweede linie op te dringen. Bovendien", zoo vervolgt het blad, „heeft de geschiedenis dezer regionale „verdedi- gings-bondgenootschappen" de laatste 20 jaar geleerd, dat men onder den dekman tel der non-agressie de grootste agressivi teit kan ontwikkelen. Het beste voorbeeld hiervoor is de doorloopende poging der Westelijke mogendheden om den Balkan- bond voor haar doeleinden te gebruiken. Thans echter blijkt, dat het Noordsche ver bond waarschijnlijk een doodgeboren kind je zal zijn, trachten de Westelijke mogend heden Duitschland het geestelijk vaderschap er van in de schoenen te schuiven. De opmerking van een vooraanstaande Zweedsche persoonlijkheid, dat de bedoe ling van het bondgenootschap „ook tegen De pPhobos" niei gezonken Het schip is een Engelsche haven binnengesleept. Het tankschip ..Phobos" van de N.V. Ne- derlardsch-Indische Tankstoomboot Maat schappij, dat Woensdagmorgen bij de Brit- sche Zuidoostkust op een mijn is geloopen, waarbij zeven personen het leven hebben gelater, (o.m. de stuurman, uit Vliïsingeh afkomstig)- is gisteren door sleepbooten een Britsche haven binnengebracht. Aanvankelijk werd gevreesd dat de „Phobos" zou zinken er. de bemanning ber gaf zich aan land. Ondanks de ernstige schade, welke het schip had opgeloopen. bleef het echter drijven. Redd'ngsploeger en duikers begaven zich met 'sleepbooten naar de plaats, waar het schip voor an ker lag en gingen aar. boord. Later' keer de ook de bemanning naar de Phobos" terug. Omdat aan boord van het tankschip slechts eer. zeewaardige boot was overge bleven de andere waren door de ex plosie vernield werd een reddingboot opgedragen een oogje in het zeil te hou den. Deze reddingboot keerde gisteravond na vierentwintig uur in de buurt te zijn ge bleven in de haven terug. De zee in de omgeving var. het tankschip was bedekt met een dikkelaag olie. welke" uit een twintig tot dertig voet groot gat aan stuurboord stroomde. Hel overtrof alle verwachtingen, dat de „Phobos" drijvende bleef. Het was slechts te danken aan de krachtsinspanningen van de leden van de reddingsploeger en van de duikers, die dag en nacht aan de pompen bleven en het schip inmiddels herstelden, dat het gelukt is de „Phobos" in veilige haven, te bren gen. Uhmo\s Paschen. Een Finsche geschiedenis. Zij waren afgelost. Uit de voorste linie, waar dag en nacht de mitrailleurs hun doo- denzang zongen, waar onafgebroken de dreiging loerde van den aanval, en waar steeds opnieuw die aanval losbrak in een storm van lood, waren zij teruggetrokken. Doodelyk vermoeid lagen zij op hun man tels, voor het oogenblik veilig. Geen geluid drong door tot in dit gewelf, een onderdeel van de derde linie. Een enkele lamp verlichtte de ruimte, waar deze soldaten van een klein maar dap per volk een korte rust namen, moésten ne men, omdat zij anders niet meer op kon den tegen dien vijand, die steeds meer hun verdediging dreigde te verlammen: de slaap. Hoe lang hadden zij daar gelegen Zr wisten het zelf niet. Nauwelijks herinnerden zij zich hoe zü hier gekomen waren. Ja, onderweg waren weer eenige goede kameraden gevallen om nooit weer op te staan. Maar reeds zoove- len waren uit het leven weggerukt, dat ook dit geen bijzonderen indruk maakte. Zij wa ren apathisch. Een verlangen kenden zij slechts: slaap. Als blokken waren zij hier neergevallen. En nu werden zij wakker. Vreemd was dat Zoolang hadden zij samen gevochten, ge wacht en gewaakt, geleden en gehoopt, dat het was alsof zij elkaar altijd gekend had den. Samen waren zij gaan slapen en, alsof een geheimzinnig fluïdum door hen allen ging, werd nu de een na den ander wakker. Niemand rookte, niemand had een anderen wensch, dan zóó nog wat te blijven liggen. Dan klonk ergens uit een hoek een zacht gefluister; daar bad iemand. „Amen", zeiden degenen, die om hem heen zaten. Zij wisten niet wét hü gebeden had. Maar kon hij anders bidden dan het gebed, dat in hun aller harten was? De een of ander, die nu „naar voren" was gegaan, een aflosser, had hier een gitaar achtergelaten. Op het oogenblik zou hij wel wat anders hooren dan snarenspel. Als hij tenminste nog iets kon hooren... Uhmo vond de gitaar toen hij opstond om zijn stijve len denen wat te rekken. Hij nam haar mee naar zijn plekje, waar hij weer op de dikke witte jas ging zitten, die hem tot bed en deken gediend had. Een gitaar na al die weken van bloedigen strijd, een gitaar in een betonnen onderko men! Even raakt Uhmo de snaren aan, om te zien of ze goed gestemd zijn. De anderen kijken op. Nog heeft niemand een woord gezegd. Het zwijgen is als het oppervlak van een stillen, donkeren vijver, onberoerd. Dan, ineens, valt er hoog boven dien vij ver een klank in den lucht, één enkele lichte noot, een ster van muziek, helder als kristal. Zij suist omlaag door den hemel, schitterend, levend als diamant. Tlngg... het kringelt in den vijver. Weg zijn de wolken. Wijder en wijder sprankelt het gouden licht. Het water glanst en kleurt en leeft. Nu is er wind, zacht en koel als de lente. Hij danst en deint over het oppervlak, zoo ijl, zoo teer, dat hij het nauwelijks raakt. Uhmo grijpt in (de snaren, sneller en sneller... Eén warreling is het nu, één wild, vreugd beweging op den vijverspiegel. Een bruine nicotinevinger raakt een an dere snaar, even maar. Een rukwind gaat dwars door alle plezier, weer en weer. Har der wordt de wind. Hooger en hooger golft het water. Donkerder wordt het. Uhmo zit met de oogen dicht. Hij jaagt de vlagen over de zilveren schittering^, harder) vlugger;, meedoogen- loos Het glanzend beweeg van daarnet is nu een woeste kolking Als dol slaat de man erop. Hij zweept de golven omhoog. De spiegel ligt in duizend diggels. Het stormt in Uhmo's binnenste en het stormt in zijn gitaar. Plotseling een streek als een don het Zuiden" gericht is, gevoegd bij de reeds opgesomde belangen, die de Westelijke mo gendheden bij zulk een pact zouden hebben, hebben er toe geleid, dat Duitschland niet alleen zelf met een misbruiken hiervan re kening moet houden, doch oök het Sovjet- Russische wantrouwen volkomen begrijpe lijk vindt" zoo besluit de Börsen Zei tung". DE SOVJET-RUSSISCHE TEGENSTAND. De Sovjet-pers keert zich steeds scher per tegen het plan van den defensieven driebond en zet in tal van artikelen uiteen, dat Moskou een dergelijk plan niet kan goedkeuren. Volgens het D.N.B. betoogen de bladen te Moskou, dat „dezelfde krach ten, die de Scandinavische landen bij het Finsche conflict bijna in een oorlog gewik keld hadden, thans in dezelfde richting werkzaam zijn door propaganda voor de Noordsclre defensie-alliantie te voeren". De Sovjet-pers wijst in dit verband in het bij zonder op de „activiteit van twee Zweed sche persoonlijkheden, generaal Okermann en den schrijver Heglun, die indertijd reeds met verdachten ijver voor het defensieplan aan het werk gingen". Dé bladen citeeren voorts eenige- artikelen uit de Zweedsce'n pers, om daarmede aan te toonen, dat „de meerderheid van het Zwèëdsche volk niet op de provocaties van de oorlogshitsers wil ingaan". Alle artikelen in de Russische pers verklaren ten slotte dat een Noordsche driebond de neutraliteit van Zweden en Noorwegen schendt en tegen de Sovjet- Unie is gericht. Finland kan niets missen! EEN TOTAAL UITVOERVERBOD. Krachtens een verordening van de pre sident der Finsche republiek is, nadat reeds een wetsontwerp was uitgevaardigd over een uitvoerverbod van goud en zilver, thans een algemeen uitvoerverbod voor al le goederen uitgevaardigd. Zonder een spe ciale vergunning van de rijksbureaux mo gen geen goederen meer uit Finland wor den uitgevoerd. Binnen den kortst moge- lijken tijd zal de staatsraad een dienover eenkomstig wetsvoorstel aan den Rijksdag voorleggen. NA PASCHEN REGEERING- WIJZIGING? Volgens het Finsche blad „Hufvudstads- bladet" is na Paschen een reorganisatie der regeering te verwachten. Behalve de mi nister van defensie, de, minister van onder wijs, de minister van voedselvoorziening en de minister van handel, zou ook Paasilcivi, die deel uitmaakte van de Finsche delega tie in Moskou, zich uit de regeeringsza- ken willen terugtrekken. Naar verluidt, zou de minister van buitenlandsche zaken, Tanner, in het nieuwe kabinet, de porte feuille van Financier krijgen, welke hij ook vroeger gehad heeft. ELFJARIGE JONGEN ONDER ZAND BE DOLVEN EN GESTIKT. Gisterochtend waren eenige kinderen in de omgeving van de waterleiding te Kat wijk aan den Rijn aan het spelen. Zij groe ven een gat in den dijk, waarvan een zand- storting het gevolg was. De elfjarige zoon van de familie G. Aanhanen te Katwijk aan den Rijn, werd bedolven. Toen voorbij gangers den jongen hadden bevrijd, bleek de dood reeds te zijn ingetreden. derslag. En het is stil. Er is geen storm meer en er is geen vijver meer. Er is niets,- een ho peloos zwart en leeg niets. De mannen om Uhmo heen zwijgen. Wat valt er te zeggen? Niets immers! Wat hij heeft meegemaakt, hebben zij al len meegemaakt, misschien meer. Wat valt daarover te zeggen? Daar valt alleen maar te zwijgen, en te bidden, en te vechten. Uhmo denkt aan wat hem hierheen ge dreven heeft. Hü ziet zijn huis, zijn akker, zijn kind, alles, wat hij had op aarde. En hü ziet het voor zich, zooals men hem verteld beeft, en zooals het is gegaan met zoovelen van zijn landgenooten en met zoovele van hun dorpen, die daar argeloos onder de sneeuw lagen. Op een avond, dat Uhmo thuiskwam van het houthakken vond hij zü'n dorp gebom bardeerd. De vreeselijke wreede vogels des doods uit het Oosten hadden ook hier hun prooi geëischt, in een onschuldig boeren dorp. Eén puinhoop was het thans, platge schoten en uitgemoord. Uhmo schreide niet. En de enkelen, die met hem zochten, schreiden nic-t. Zij had den geen tijd voor tranen. Als bezeten werkten zij, groeven en ruimden, zoekend, hopend tegen beter weten in. Tevergeefs Heel den nacht had hij door willen werken, zoekend naar de resten van zijn kind. Maar tegen middernacht kwam men hem halen. Hij werd opgeroepen. Anderen na men zijn werk over, zouden het hem laten weten als zij resultaten hadden. Nooit heeft hü iets gehoord... Uhmo ging naar het front. Zijn scherpe oog en vaste hand, zijn doodsverachting, hadden den vijand reeds vele levens gekost. Maar daarmee kreeg hij zijn eenigen jongen niet terug. Waar leeft hü eigenlyk nog voor, denkt hij soms bitter. Hij is totnogtoe gespaard gebleven, maar waarom? Beteren dan hü ziin heengegaan. Nu zit hy hier. Straks zullen ze wel eten krijgen. Nog een nacht blijven ze misschien en dan gaan ze weer naar voren, terug in die hel. En wat komt „Op een oor na gevild'l Kwajongens of misdadigers Hel Handelsblad schrijft: De lichtkogel-regen boven Nederland schynt den laatsten tijd wat minder te worden. Misschien is het slechts een adem pauze. Misschien is de aardigheid er af by déze „regenmakers" makers van licht- kogelregens omdat de zenuwen van het Nederlandsche publiek taaier blijken te zijn dan zij wellicht gedacht hebben. Misschien weten de aanstichters van dit spelletje nu wat zij weten wilden. Misschien ook zijn zy bezorgd geworden nu de regeering ein delijk maatregelen gaat nemen om spion nen, landverraders en andere ondergravers van de orde en de veiligheid wat steviger te kunnen aanpakken dan tot dusver mo gelijk was. Al gaat dat naar onzen smaak in een tempo dat veel te traag is in ver houding tot het gevaar dat bezworen moet worden. Intusschen heeft de minister van Justitie onlangs verklaard, dat de strijd tegen de lichtkogels „op een oor na gevild was". Wij wachten met belangstelling op de voleindi ging van dit vil-proces, en we hopen, dat de regeering ons dan ook de huid van het wild zal kunnen toonen. Ten bewijze dat mer niet al te zachtmoedig zal zyn opgetreden. En ook om nu eindelijk eens precies te la ten hooren wat de bedoelingen van de „re gen-makers" eigenlijk geweest zyn. Aan veelheid van theorieën heeft het waarlyk niet ontbroken. Maandenlang heeft men verspreid over heel ons land, geheimzinnige lichtsignalen van allerlei aard gezien. Het stroomde berichten van waarnemers, die in hun omgeving 's avonds of 's nachts een vuurpijl, een uiteenspatten de ster, een zich in de lucht langzaam ver plaatsenden dan wfel stilstaanden vuurbol, een sterken lichtbundel of iets dergelijks hadden gezien. De vuurbollen of lichtbun dels gingen vaak aan en uit alsof er morse seinen mede werden gegeven. De sterkte en de kleur van hel licht wisselden dikwijls binnen enkele seconden. Soms was het voor 'ngewyden heel duidelijk, dat de waarne mer een zoeklicht van onze weermacht of het schieten van onze luchtdoelartillerie met lichtspoormunitie voor geheime licht signalen had aangezien Meestentijds echter was het waarschijnlijk, dat er een of an der zeer kunstig vuurwerk was gebruikt. Vaak werden da lichtsignalen ook als ko mende uit snelrijdende auto's waargenomen. Enkele keeren zelfs werd dan ook door de politie opsporing van dergelijke, auto's ver zocht. Indien binnenkort mocht blijken, dat heel de affaire der lichtsignalen slechts een x'elletje is, dat werd op touw gezet om in ons land den zenuwenoorlog te voeren voor binnen- of buitenlandsche. rekening, dan is het te hopen, dat zij die zich op deze wijze hebben misdragen niet als kwajongens zul len worden behandeld, maar een ongezou ten straf zullen krijgen, in overeenstemming met den oorlogstijd waarin Wij leven, en die op het gebied der lands1 Veiligheid geen grapjes kan 'verdragen. Dit is ook' no'órfig' uit een oogpunt van preventie. De zelfde individuen immers, die in de afge- loopen maanden uit verborgen schuilhoeken ons land op vuurwerk wisten te onthalen, zullen er morgen wellicht toe overgaan om echte spionnage of sabotage te bedrijven. Het zou zelfs geenszins onmogelyk behoe ven te worden geacht, dat het vuurwerk reeds op dit oogenblik dient om bepaalde, wél met een zekere beteekenis uitgezonden seinen te camoufleeren. Wat hier precies van juist zal blijken te er dan? Vechten, moorden, een strijd strij den, dien wellicht niemand anders in hun plaats had aangedurfd, maar cue hun zelf nu hopeloos lijkt. Een deur slaat toe. Laarzen stampen door de ga.ng naderby over den steenen grond. Dat zal het eten zyn. De hoofden wenden zich naar den deur. Het zijn niet de etenhalers. Het is één man, een korpo raal. „Goelen avond", zegt hü- Een brommen antwoordt hem. Hij kykt rond en zegt dan, wat harder: „Het is afgeloopen, mannen." Ze zien hem aan. Wat bedoelt hij? Ja", zegt de korporaal, „Het is afge loopen; het is vrede!" Verwonderd staren zij den man aan. Zij luisteren, maar begrypen niet. Zij hooren, maar kunnen niet geiooven. Toch is het waar. Het is vrede gewor den. Niet die vrede, waarop zij gehoopt hebben, maar toch: vrede. Uhmo's troep is niet meer „naar voren" gegaan. Ze werden nog iets teruggetrok ken en aan het werk gezet. Ze moesten graven, graven, graven. Nieuwe stellingen, nieuwe onderkomens, nieuwe bunkers. .Uhnio werkt en werkt. Maar het laat hem niet los. Hij kan het niet uit zijn ge dachten kwjjt raken, het vreeselyke beeld van het vernielde dorp. Nu hij des nachts tijd heeft om te slapen, kén hij niet. Uren lang ligt hü wakker. Hü vraagt verlof om naar huis te gaan. Zyn dorp ligt vlak binnen de nieuwe grens; daar zal hü dus evengoed aan het werk kunnen. En misschien wordt het daar an ders. In den oorlog had hü geen tijd om te denken, maar nu is hü bang, dat hy van het denken, van steeds dezelfde gedachten, nog gek wordt. Nu glydt hy verder naar het Noorden op zyn ski's. Vanavond kan hü er zyn, bij de ruïne van zün dorp, de ruïne van zyn le ven. Hy trekt door een land, dat als ver vloekt is, maar daaraan zyn de oogen reeds gewend en hy let alleen op den grond, Noorwegen protesteert legen de Duitsehe Mandeling van usufralte sehepe®. BESPREKINGEN VOORGESTELD. Het Noorsche ministerie van buitenland sche zaken deelt mede: „Op 8 Maart heeft de Noqrsche gezant te Berlijn het Duitsehe ministerie van buitenlandsche zaken een nota overhandigd, waarin de Noorsche re geering verklaart, 'dat zy met groote onge rustheid de 'methodes van de oorlogvoering ter zee, die het verlies van schepen tot re sultaat hébben, heeft gadegeslagen. Tot deze schepen behooren de' „Enid", de „Son- ga", 'de „Tenipo" en de „Eika". De Noor sche regeering is van meening, dat zy, zich houdende aan de regels van het volken recht, zoowel als aan die van het Duitsehe prijzenrecht, bevoegd is te eischen, dat neu trale schepen ,die ladingen naar Noorwe gen brengen, niet worden blootgesteld aan aanvallen door de Duitsehe strydkrachten. De Noorsche regeering meent, dat dit evenzeer moet gelden voor Noorsche sche pen, die tusschen andere neutrale landen varen of die op weg zijn naar een land, dat met Duitschland in oorlog is, zoolang zij geen contrabande aan boord hebben. De Noorsche regeering staat op het standpunt, dat, wanneer uit de documen ten blijkt, dat de lading Noorsche eigen dom is, het volkenrecht den Duitschen strijdkrachten geenszins toestaat neutrale schepen tot zinken te brengen, alleen op het motief, dat die schepen gedurende de reis mogelijk naar een vijandelijke contrö- lehavcn worden gebracht. De Noorsche regeering onderstelt, dat de Duitsehe regeering het in beginsel met deze overwegingen eens is, doch acht hét, met het oog op de scheepsverliezen, die Noorwegen den laatsten tijd heeft geleden, wenschelijk, dat deze vraagstukken zoo spoedig mogelijk door vertegenwoordigers van beide landen worden besproken, opdat de Noorsche scheepvaart minder gevaarlyk wordt en de voorziening van Noorwegen gewaarborgd wordt. De Noorsche gezant te Berlijn heeft de Duitsehe regeering dan ook verzocht hem te doen weten, of ook zij dergelijke besprekingen gewenscht acht." „Foto's van Sylt zijn onbruikbaar." Reuter meldt uit Londen: De Britsche admiraliteit deelt mede, dat de verkennings vliegtuigen, die na den aanval op Sylt ovèr het eiland gevlogen zyn om foto's te ne men, wegens het afweergeschut niet laag genoeg konden komen, om de aangebrachte ernstige schade voldoende du delyk vast te leggen Ook waren de weersomstandighe den daarvoor te slecht. De genomen foto's worden dan ook ondeugdelijk geacht ,om langs fotografischey weg de schade te kun nen vaststéllen. zijn, in. ieder geval moet er een eind aan -kiidYenr Cms volk laat zich door lichtkogels en wat er verder by zulk vuurwerk hoort, niet intimideeren of 'zenuwachtig maken, maar het iaat ook niet met zich' spelen, noch door kwajongens, noch door menschen met misdadiger, bedoelingen. Dan wordt het kwaad en is hei bereid om hard te slaan. Dat de zaak, volgens minister Ger- brandy, op een oor na gevild is. zal velen hebben verheugd. Wij verwachten nu ook. dat er voor de schuldigen binnen niet al te langen tijd een even wettig als raak pak ransel, of zyn juridisch equivalent op zal volgen. (Ingez. Med.) zoekt de plekken waar hy het snelst voor uit komL. Rook stijgt op uit zijn dorp. Er zyn weer menschen! Halverwege de helling moet hij afbinden. Daar is geen sneeuw meer. Beneden in het dorp zien ze den soldaat aankomen. Wie zou het zyn? Een troep kinderen draaft hem tege moet. Uhmo begi'ypt: zoo rennen ze iederen keer, dat er iemand het dorp binnenkomt. Er is geen gezin, dat niet vader en zoons heeft zien vertrekken. Maar op hem wacht niets dan een stukgeschoten huis... De tra nen staan hem in de oogen. De kinderen draven door. Nog kunnen ze niet zien wie het is daarboven. Alle soldaten zyn gelyk. Zoo was myn Jarvi ook, denkt de soldaat. Zoo heerlijk jong, zoo vlug, altüd rennend om de eerste te zijn. De eerste Door zyjx tranen heen kijkt Uhmo naar de troep jongens. En daar: de eerste. God, mijn God, is het waar? „Jarvi", wil hy roepen, maar de woorden blyven hem in de keel steken. Het is zijn kind. „Vader, vader", juicht het ventje, „nu is alles weer goed." De soldaat drukt het in zyn vodden tegen zich aan, als was hij het kostbaarste op aarde. „Jaxwi, Jarvi. ben je dan niet dood?" Neen hoor. Ik was óp het land toen z^ hier schoten. Wat zie je er fyn uit, vader." Hand in hand staan ze en kijken neer op de ruïne, die hun dorp gevvoi'den is. Maar reeds kronkelt er weer rook omhoog uit een paar schoorsteenen. Waar de dood was, is weer leven. En naast Uhmo staat ziin kind. Het is hem alsof de jongen is opge staan uit den dood. Het kerkje is vernield. Maar als door een wonder is het torentje gespaard. En plot seling klept daar beneden het klokje. Luch tige klankjes tingelen omhoog tegen de helling. Vol geluk en trots kykt de knaap op naar den stoeren man naast hem: „Mor gen is het Paschen, vader."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 8