KRONIEK VAN BEU M De avonturen van de „Jonge Willam80 V. N EZO KEUKENZOUTuiïeiqw Soclm! m ™y/| Goud in de Wildernis TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 8 MAART 1940. No. 58. Politieke kolenhandel. Het is opvallend; de oorlogvoerenden ma- ken een heel duidelijk verschil tusschen neutraal en neutraal. Tusschen groote kleine neutralen n.l. In November van het vorige jaar besloot Engeland, tegen de in ternationale verdragen in, niet alleen den Dujtschen invoer, maar ook den Duitschen uitvoer te belemmeren en zoo mogelijk te verhinderen. Hiermee gaf het te kennen, dat het den oorlog wil uitvechten op eco nomisch terrein, waarop het zich, met zijn machtige vloot, die den aanvoer van grond stoffen en den geheelen Britschen handel kan beschermen, het sterkst acht. De neu tralen ondervonden van dezen Engelschen maatregel dadelijk de nadeelen, en vooral de neutralen, wier economie ten deele ge- |F| bouwd was op het verleehen van diensten aan andere landen, zooals het vervoer zee. Dat ons land bv. al heel zwaar getrof fen werd, weet thans ieder. Engeland maakte bü de toepassing van zijn maatregel echter een uitzondering !voor één neutraal land, zijnde Italië. Maar dat was dan ook een groote neutrale. Wat dat voor verschil maakt in de beoor deeling van het rechtvaardige van een zaak, is blijkbaar alleen den Engelschen duidelijk. Maar nu liggen een groot aantal Itali- aansehe kolenschepen op de reede van SDuins. En de wereld zegt; Eindelük; het was ook niet rechtvaardig niet alle neu tralen over één kam te scheren. Aan het principe van Engelands handel wijze doet dit echter niets af. Aan deze zaak zit meer vast dan het enkele aanhou den van een aantal schepen. Wy schreven reeds, dat Engeland bereid is aan Italië de kolen te leveren. En Italië wil ze wel van Engeland hebben, want het gaat Mus solini tenslotte waarschijnlijk om de kolen en niet om den leverancier. De grootste moeilijkheid is, dat 'Engeland betaling wil in de producten, waar de kolen voor noo- dig zijn: wapens. Maar die wil Mussolini nu net niet geven. Daarmee zou hij zich in zekeren zin koppelen aan de tegenstanders van Duitschland, dat nog altijd zijn genoot is. Men beweert wel, dat het Duitsch-Russische verdrag verwijdering heeft gebracht, tusschen de as-partners, maar Mussolini heeft er voorloopig nog geen belang bij zich, al is het ook maar tot op zekere hoogte, aan de zijde der Ge allieerden, te plaatsen. Hij wil zich vrij hou den en zal als Italië eventueel partij kiest dien kant kiezen, die voor Italië de meeste voordeelen belooft. In afwachting daarvan hoopt Italië nog steeds, dat Engeland de steenkool zal wil len leveren in ruil voor landbouwproduc ten, ook al heeft het daarvan reeds te veel, omdat het links en rechts zooveel landbouwvoortbrengselen gekocht heeft om te voorkomen, dat die in Duitsche handen zouden komen. Als Italië niet tot overeenstemming kan komen met Engeland over den aankoop van steenkool, dan bestaat de mogelijkheid, dat het zich tot Amerika zal wenden. Ook daar is echter de moeilijkheid der betaling, aangezien Italië slechts over uiterst v/einig deviezen beschikt en eigenlijk alleen be talen wil in producten. Een derde mogelijkheid is, dat de moei lijkheden met Engeland leiden tot een toe nadering tusschen Italië en Rusland. Ondanks de tusschen Rome en Moskou bestaande spanning zou het wel eens kun nen zijn al lijkt de veronderstelling ge waagd dat juist op economisch gebied een samenwerking tot stand zou kunnen komen. Men moet hierbij niet vergeten, dat per slot van rekening de noodzaak, zooals hij die zag, en niet de overtuiging en de sympathie, ook Hitier naar Moskou gedreven heeft. Hierbij komt intusschen, dat de economische steun, dien Rusland kan geven, niet zoo heel veel blijkt waard te zijn. We leven echter in een vreemden tijd, waarin men vreemde dingen kan ver wachten. En een politieke kolenhandel is precies een terrein, waarop de vreemdste leveranciers en koopers elkaar kunnen ont moeten. Groot vliegtuig liet een bom nabij het schip vallen. Eenigem tijd later kwam de brandeiade „Domala" ia ziekt. Het s.s. „Jonge Willem", dat op weg van Palestina naar Rotterdam in het Engel- sche Kanaal door een onbekend vliegtuig is aangevallen, is. gisteravond te Rotterdam aangekomen. Het schip, dat nog geen jaar oud is, toon de geen sporen van beschadiging en de ka pitein, de heer G. Kamps, deelde prompt mede, dat alle berichten uit de lucht geg; o- pen waren. Een bom werd uitgeworpen. „Er valt slechts eeen feit te constateeren", zoo vertelde de kapitein. „De „Jonge Wil lem" is in den nacht van den tweeden Maart plotseling aanbevallen door een groot vliegtuig van onbekende nationali teit, dat een bom uitwierp. Die bom viel op eenigen afstand van het schip in zee en daarna is het vliegtuig weggevlogen en heeft ons verder met rust gelaten". Hieruit blijkt, dat de berichten over een aanval, waarby de dekken van het schip met machinegeweerkogels werden bezaaid, volkomen op fantasie berust hebben, want aan het dek noch aan de brug was ook maar een spoor van beschadiging waar te nemen. Het blijkt, dat slechts een paar leden van de bemanning het vliegtuig hebben gezien, want op het moment van den aanval, die slechts enkele seconden duurde, lagen de meesten van de 24 opvarenden in hun kooien. Slechts de eerste en tweede stuur man stonden op de brug, omdat juist de wacht was afgelost. Het was donker en daardoor kon men de nationaliteit van het vliegtuig niet vaststel len. Direct nadat de bom uitgeworpen was, kwam de vlieger terug en cirkelde eenmaal om het schip heen. Klaarblijkelijk heeft de piloot toen zijn fout bemerkt, want hierna verdween het toestel onmiddellijk. De explosie op ongeveer twintig voet van het schip deed dit echter zeer hevig tril len en de bemanning, die door het geluid en den schok gewekt werd, snelde naar het dek om de plaats bij de slpepen in te nemen. Een tweede aanval bleef j echter uit, en een voor een begaven de mannen zich weer naar hun logies. Hun nachtrust zou echter nogmaals verstoord worden. VLAMMEN AAN DEN HORIZON. Omstreeks half zes beperkte de uitkijk, dat aan den horizon vlammen oplaaiden en aangezien men begreep idat het een schip moest zijn dat in nood verkeerde, gaf de kapitein bevel om van koers te veranderen om hulp te bieden. Het 'duurde ruim een uur voor men in de nabijheid van het bran dende schip kwam. Het| bleek liet Engel- sche passagiersschip „Dómala" Le_ zijn, dat door een Duitschen bommenwerper was aangevallen. Toen de „Jonge Willem" aan kwam waren reeds verschillende Britsche torpedojagers bezig met het reddingwerk en radiografisch werd den kapitein van de „Jonge Willem" verzocht te trachten, en kele sloepen op te nemen. Dit was niet ge- makkeiyk, want er stond een hooge zee en een zware wind. Het gelukte de bemanning van de „Jonge Willem" echter om de menschen van een drietal reddingbooten aan boord te nemen. In de eerste boot zaten drie Britsch-In- diërs, waarvan er twee stervende waren. In de tweede boot bevonden zich 7 Engel schen en 41 Britsch-Indiërs, die allen, hoe wel uitgeput, nog in leven waren en aan boord van het Nederlandsche schip van het noodige werden voorzien. De derde sloep bevatte 3 Engelschen, waarvan er een reeds overleden was. Met de geredden en de drie lijken aan boord is de „Jonge Willem" toen terugge varen naar een havenplaatsje in Engeland, waar de schipbreukelingen aan wal werden gebracht. Hierna kon kapitein Kamps de reis naar Rotterdam voortzetten. De „Jonge Willem" had een lading sinaasappelen in en wat stukgoed. KraeMig BJsorseh pratest ie Berlijn. TEGEN GROVE SCHENDING VAN HET INTERNATIONALE RECHT". Het Noorsche ministerie van buiten- landsche zaken deelt mede, dat de Duit sche legatie te Oslo een rapport heeft door gegeven van den commandant van de Duitsché onderzeeboot, die op 29 Janu ari het met een lading zout van Spanje naar Noorwegen op weg zijnde Noorsche s.s. „Eika" heeft getorpedeerd. Volgens dit rapport heeft de ..Eika gezigzagd en wa ren geen neutraliteitskenmerken zicht baar. Ook beweert de duikbootcommandant dat het schip getracht heeft de duikboot te rammen, en dat de duikboot, om den aanval af te slaan, een torpedo heeft afge vuurd. Op het laatste oogenblik bemerkte de duikbootcommandant, dat de „Eika" een Noorsch schip was, waarop getracht werd de bemanning te redden, doch men slaagde er slechts in, twee opvarenden op te pik ken. De Duitsche legatie heeft hieraan de erklaring vastgeknoopt dat dit een typisch voorbeeld is van de gevolgen voor neutrale le schepen, die geen acht slaan op de her haalde waarschuwing der Duitsche regee ring tegen onneutraal of verdacht optre den. De overlevenden hebben later bij hun verhoor voor het Noorsche hof plechtig verklaard, dat de „Eika" niet gezigzagd heeft en evenmin getracht heeft de duik boot tot zinken te brengen. Ook verklaarden zij, dat de Noorsche kleuren duidelijk op twee plaatsen aan beide zijden van het schip waren aange bracht. Het Noorsche ministerie van buitenland- sche zaken heeft daarop te Berlijn in de meest krachtige bewoordingen geprotes teerd tegen deze torpedeerirg, d'e geken merkt wordt als een grove schending van het internationale recht en de internatio nale regelen, welke voor den oorlog ter zee gelden. Het ministerie) behoudt zich liet recht voor. schadevergoeding en voldo.e- ning te eischen en verzoekt de Duitsche re- geerirg de noodige stappen legen den duik- bootcommandanl le ondernemen. Wrakstukken van de „Grutto" binnengebracht. Donderdagavond kwam alhier op de ha ven de afhaalboot No. 2 van het Neder- landseh Loodswezen. Dit schip had verschil lende wrakstukken aan boord van 't ver miste stoomschip „Grutto", welke wrak stukken, zooals een mast, stukken van de sloep en ledige kisten, waren opgevischt, circa twee mijlen ten Westen van het licht schip Wandelaar. De zee aldaar dreef vol met wrakstukken en vertoonde vele olie vlekken, zoodat het wel als zeker mag wor den beschouwd dat dit alles afkomstig is van de „Grutto", welk schip, naar men mag aannemen, met man en muis is vergaan. Het lichten van de „O, 11" in de haven van Den Helder, De toren en de achter steven van de duikboot, zooals het vaartuig in de takels hing tijdens de bergingswerkzaamheden. Een nieuw bankbiljet van 20. MET PORTRET VAN WIJLEN H.M. DE KONINGIN-MOEDER. De Nederlandsche Bank zal een nieuw model bankbiljet van 20 in omloop bren gen. Op de voorzijde, onder den tekst, wordt het linker benedengedeelte ingenomen door een afbeelding van een eskader zeventien- de-eeuwsche Hollandsche oorlogsschepen en op de rechterhelft van het biljet staat een in gravure uitgevoerd portret van wij len H.M. de Koningin-Moeder. Op de achterzijde zijn in bronsgroene kleur gravures afgedrukt van twee Am- sterdamsche stadsgezichten, de St. Nico- laaskerk en de Geldersche Kade met Schreierstoren. Op deze zijde zijn ook de namen van den ontwerper, C. A. Lion Ca chet en van de drukkers, Joh. Enschede Zonen aangebracht. In België is geen rautsoeueering noodig. MAAR. EêN STUIVER MOET ER VIER WORDEN. In antwoord op een interpellatie heeft de de Belgische minister van landbouw ver klaard. dat geen enkele rantsoeneering overwogen wordt, daar de voorraden over vloedig zijn en de veestapel enorm Is. „De distributiekaarten zijn uitgereikt om een atmosfeer te scheppen van zuinigheid en vrijwillige beperkingen. Wij komen niets tekort, doch moeten leeren van een stuiver er vier te maken". De biljetten zijn gedrukt op papier van ongeveer 155 x 82 mm en gedateerd van 20 Juli 1939 af. (Ingez. Med.) Naar het Engelsch van C. VANDERBILT Jr. 22). „Nu ja, we zullen er toch wel mee klaar komen", zei hij. „Zoek jij maar al, .vat er aan antiseptische middelen te vinden is, bij elkaar", wendde hü zich tot Mimi, en daarna tot Otto: „Houdt het vuur aan en zorg, dat het flink blijft branden." ..Maar ik zie nergens hout", zei Otto. „Roep mjjn Indianen dan maar. Die kun nen niet ver weg zijn." Otto ging naar buiten en begon te roe pen. Een Indiaan, die er doodelijk afgemat uitzag, kwam binnen, zei enkele woorden tot den agent en terstond klaarde diens gezicht op. gj| „Nishima? Goddank!" riep hij uit en zich tot Mimi wendend: „Ken je haar? Het. is. de oudste, beste en meest betrouwbare medicijnvrouw van heel 't Noorden". ,,'n Indiaansche... begon Mimi huive rend bü het besef, wie hy bedoelde. ..Natuurlijk!" Hij wendde zich tot den brenger van de goede tyding. „Zeg, dat ze dadelijk hierheen moet komen; vertel haar, dat het opperhoofd haar noodig heeft." De Indiaan gehoorzaamde en kwam en- Jiele oogenblikken later terug. Hy wees op Mimi en maakte vreemde gebaren. De agent trok wanhopig de wenkbranwen om hoog. Hij zei tegen Mimi; „Nishima wil hier alleen komen, als jij de deur uitgaat. Ze zegt, dat je ongeluk brengt. Die stomme Indianen ook. Die..." „Maar ik breng ook ongeluk!" snikte Mimi. „Ik zal daar wel heengaan." Ze wees op de deur naar het schuurtje. „Ik wil alles doen, als ik maar niet van het eiland weg moet!" De agent 'knikte geruststellend en zond den Indiaan om. Nishima te halen. Otto kneep zijn lippen opeen en keek naar de deur, waardoorheen Mimi verdwe nen was. Het ging heelemaal niet. naar zijn zin; hij was ontstemd over de manier, waarop Mimi zich gedroeg. Was haar hy sterische gedrag alleen te wijten aan de schokkende gebeurtenissen van dien dag en aan een onpersoonlijk medelijden met Jim? Of zat er iets meer achter haar getoonde verdriet? Mimi kon toch onmogelijk iets zijn gaan voelen voor zoo'n vliegenier uit de binnenlanden? Otto haalde zijn schouders op en keek zuur voor zich heen. Hoe eerder hy hier vandaan kwam, hoe beter! Hij wierp het houtblok, dat hij had opgenomen, in het vuur, veegde zijn handen aan zyn fynen zakdoek met een kroontje af en liep het vertrek door. Zachtjes en snel zei hij tegen den politieman: „Misschien weet je het nietmaar zü is de dochter van Rob Ja- mieson „Oh?" Uit den toon was op te maken, dat de agent zich iets van haar herinnerde, maar dat hy haar verder weinig aandacht schonk,Blüf hier een oogenblikje bij Jim, wil je? Ik ga die oude heks halen, al zou ik haar er eerst voor moeten scalpee- De oude Nishima kwam hem echter al op den drempel tegemoet. Ze geleek op een hoopje beenderen in een pak kleurige vod- edn. Ze had een gezicht als de oudste aap uit den dierentuin van Chicago. Maar haar schitterende oogen waren scherp en mooi en haar handen zouden een beeldhouwer tot een kunstwerk geïnspireerd hebben. Ze wa- In een klein hart zit dikwijls nog een ruim geweten. nillllllllllllllltllllM ren bruin en geleken op klauwen en had den tocli de kracht van een mijnwerker en de soepelheid van die van een chirurg. Door een kier van de schuurdeur keek Mimi toe, hoe die handen van Nishima on derzoekend over het lichaam van Jim gle den. Ze deed al haar best, haar aandacht op die betooverende, knoestige handen ge vestigd te houden, om niet te luisteren naar het smartelijk kreunen van Jim, die lang zaam aan tot het bewustzijn terugkeerde. Dat kreunen ging over in een gebrul van pijn, toen Nishima met haar onderzoekende vingers zyn bloote, gezwollen knie aan raakte. Nishima knikte een paar malen, trok een mes uit haar gordel en sneed nog meer van de broekspijp weg. Daarna richtte ze zich in schorre keelkalnken tot den agent die naast haar stond. Mimi verstond er geen woord van. De jonge agent keek rond en zag Mimi staan. „Knieschijf gebroken", zei hij. Nishima vraagt of we „slaapwater" hebben. Is er soms wat ether hier?" „Nee. Och, we moeten er een dokter bij halen!" riep Mimi, de deur wijd open gooi end. Otto ondersteunde haar zooveel hy kon. „We moesten nu maar dadelijk op weg gaan om er een le halen". „Geen kans op, vannacht!" wierp de po litieman tegen en boog zich over Jim heen, om hem het laatste restje brandy in te ge ven. „Houd je taai, ouwe jongen!" Jim opende zijn door pyn benevelde oogen. Zijn grauwe gelaat, droop van bet zweet. Hy scheen niet in staat een woord uit te brengen. Daarna verhelderde zijn blik en hy scheen Nishima, die zich over hem heenboog, te herkennen. Hij onderdrukte •en kreun van pijn en kelmde de tanden opeen Geen blanke mag uit-.ng geven aan pijn tegenover een Indiaanzeker niet als hü zijn overwicht wenscht Le behouden. Otto was naast Mimi gaan staan. „Je kunt hier toch niets uitrichten", drong hü bij haar aan. „Ik zal je vanavond nog naar het Zuiden brengen. Morgenochtend kunnen we in Toronto zijn en daar een uitstekenden dokter zien te De agent, die het gehoord had, wendde zich driftig om en zei nijdig: „Je schijnt niet le beseffen, dat iedere minuut hier van waarde is! Die man is er ernstigHij hield op, toen hij hel wanhopige gezichtje van Mimi zag. „Nishima zal haar uiterste best doen", zei hij vriendelijk. „Ik heb haar aan het ver sland gebracht, dat je geen Vuurvrouw bent. Geen heks. Je kunt ons helpen. Wat zijn or voor ontsmettingsmiddelen in huis?" Mimi toonde hém- de bedroevend kleine hoeveelheid. „Er is hier zoo weinig", zei ze klagelijk. „Jim heeft zijn medicijnkist op de Chasse- Galerie meegenomen". Chasse-Galerie! Die onheilspellende naam scheen door de heele hut te weergalmen Chasse-Galerie, het sinistere vaartuig, dat de dooden in den nacht door de lucht ver voert! Laura had gezegd, dat het een on- geluksnaam was. Ohneen! Mimi streed tegen die onheilsgedachten, terwyi ze warm water in een kom goot en bevend de drup pels der ontsmettingsvloeislof ei-in uittelde. Intusschen Was de oude Nishima druk be zig geweest. Uit een har er vele rokzakken had ze een buidel van rendier huid te voor schijn gehaald. Daaruit had ze een stuk vuursteen genomen en er een nieuwen splinter afgeslagen. Met dit scherpe, ste riele, maar weinig wetenschappeiyke instru ment maakte ze zich gereed voor de opera tie. Op aandringen van den agent goot ze eerst deel der anti-septische vloeistof over de knie uit, waarbij ze Mimi wantrouwig aankeek. Wat een dergelijk iemand klaar gemaakt had, kon immers zoo licht nadeelig werken Maar Nishinia's beroepstrots en vurige belangstelling in het welslagen der operatie banden alle andere gedachten uit haar hoofd, die niet strikt te maken hadden met het delicate karweitje, dat ze met haar bruine handen zou gaan verrichten. Nishi ma boog zich diep over de hevig opgezwol len knie van Jim heen. Met een snelle ze kere sneed opende ze het been aan de bin nenzijde over een lengte van tien centime ter evenwijdig me£ de knieschijf. Er spoot terstond zuiver rood bloed uit. Ze gromde goedkeurend en maakte een tweede insnij ding aan de buitenzijde van het been en weer kwam er gezond bloed uit. De derde snede ging dwars over het been onder de knieschyf door. Mimi kon het niet langer in het vertrek uithouden en vluchtte naar buiten. Met ge sloten oogen, hamerende polsen en duizelig hoofd leunde ze tegen de balken van den wand. Verschrikkeiykkreunde ze. „Ver schrikkelijk!" Ze haalde de koude, zuivere, van dennengeur vervulde nachtlucht mot diepe teugen naar binnen. Langzaam aan luisterde ze niet meer naar haar eigen ge kreun, maar begon de gelu'den in den nacht daarbuiten te hooren. Kikkers, krekels een zuchtje door de boomtoppen, hondengeblaf tegen de maan. En daarop drong een vreemd, huiveringwekkend gezang uit hot Indianenkwartier aan den voet van den heuvel tot haar door. Ze keerde zich om naar Otto, die zijn arm beschermend om haar heengeslagen had en vroeg: „Wat is d&t?" (Wordt vervolgd.) ■Bi

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5