Goud in de Wildernis TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN WOENSDAG 6 MAART 1948. No. 56. „De heer Van Habsburg." Op het oogenblik reist in Amerika „een zekere heer O. van Hasburg". Althans, toen de Oostenrijksche troonpretendent, aarts hertog Otto van Habsburg, zich naar de Ver. Staten begaf, zeide hy ais „gewoon burger" de werking der democratie te wil len bestudeeren in het grootste democra- trische land ter wereld. Het Oostenrijk van vóór den wereldoor log v/as één der meest autocratische staten uit de geschiedenis. Men heeft dikwijls be weerd, dat alleen de autoriteit van den ouden Keizer Prans Josef dit geweldige rijk met zijn talloo2e verschillende volkeren, rassen en tegenstrijdige belangen, op het laatst bijeen heeft gehouden. Hoe dit zij, na den wereldoorlog werd het vroegere Oostenrijk-Hongarije uiteen geplukt in vele stukken. Niet alleen van wege het veel geroemde „zelfbeschikkings recht" der volkeren, zooals men voorgaf, maar vooral omdat de Geallieerden Duitschland voorgoed de mogelijkheid wil den ontnemen in het Zuidoosten een ster ken bondgenoot te hebben. Zoo ontstonden Oostenrijk, Tsjecho-Slowakye, Hongarije, allen erfgenamen van het oude keizerrijk der Habsburgers. Zuidslavië kwam tot stand met een groot deel van dat rijk. Roemenië kreeg een stuk, evenals Polen en Italië. De oude macht was versnipperd en zou wel nooit terugkeeren, temeer daar zij niet genoeg wortelde in den wil van het volk. In het Oosten werd zoodoende een muur gevormd van staten, die iedere poging van Duitschland om zijn macht in die richting uit te breiden, angstvallig zouden trachten te verhinderen. Waarbij zij natuurlijk den steun zouden hebben van de Westelijke groote mogendheden. Men vergat echter, dat het vroegere Oos- tenrijk-Hongarye ook een economische een heid had gevormd, al moet men dit woord niet verstaan in de beteekenis, die er te genwoordig aan gehecht wordt. Met de politieke eenheid verdween ook de econo mische eenheid, met alle gevolgen van dien. Oostenrijk voelde dit wel het eerst en ergst. Het werd, zooals men het dikwijls' uitdruk te, „een kind met een waterhoofd". Dat waterhoofd was de vroegere hoofdstad en reidentie van het keizerrijk, Weenen, die ruim drie millioen inwoners telde, terwijl het geheele land er ongeveer 7 millioen had- Oostenrijk maakte een tyd door van economische ellende en de groote meerder heid van het volk voorop de sociaal democratische party vroeg om aanslui ting bij Duitschland. Zij wezen op de belof ten van president Wilson en van de Ge allieerden over het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Maar kregen nul op het re quest D i t zelfbeschikkingsrecht hadden de Geallieerden namelijk niet bedoeldLa ter plukten zy de wrange vruchten van die politiek. Hierbij moet meteen worden op gemerkt, dat Duitschland zelf niet al te zeer op deze aansluiting gebrand scheen. Het had genoeg met zichzelf te stellen en wilde het nooddruftige Oostenrijk er niet graag bij hebben. Wel bestonden er tus- schen beide landen en hoofdsteden vriend- schappelijker betrekkingen dan tusschen gewone „bevriende" staten, maar daar bleef het bij. Oostenrijk bleef het kind met het water hoofd. Niemand kan zeggen, dat een aan sluiting bjj Duitschland de economische el lende zou hebben opgeheven of zelfs maar, dat dit economisch gezien, logisch was. De latere groote voorstander van de „Ansch- lusz", Hitier, heeft dat in ieder geval nooit beweerd. De economische factor speelde bij hem geen rol. „Want zelfs als de aansluiting geen voor deel oplevert, maar nadeel, dan nog zoo schreef hij in zijn politieke geloofsbelijdenis „Mein Kampf" hoort volk van hetzelfde bloed in hetzelfde rijk." Oostenrijk bleef Oostenrijk. Economisch en politiek gezien was het een monstrum, cultureel zocht het aansluiting by Duitsch land. Men zou haast zeggen, dat een dèrgeiyk land het maar een paar jaar zou kunnen uithouden zonder dat het in alle opzichten failleerde. Er waren echter verscheidene oorzaken, die Oostenrijk in stand hielden. Daar was allereerst het belang der Gealli eerden, of wat dezen als hun belang zagen. Ten tweede was er het belang van de om ringende staten, die graag een buffer had den tusschen henzelf en Duitschland. Ten derde en dat is een factor, dien men dik wijls over het hoofd ziet was er de steun van den Paus. Oostenrijk was een staat met een in overgroote meerderheid Roomsch-katholieke bevolking, een bol werk van het Roomsch-katholiclsme in Midden-Europa. Bij een aansluiting bij Duitschland zou dit bolwerk opgaan in een land, waar het niet meer zou zyn dan één der vele kerkelijke richtingen. Ten vierde was er, zooals wij reeds schreven, de wei nige actieve belangstelling, die Duitschland zelf toonde voor een aanhechting. Het zou ons te ver voeren in dit korte bestek de ontwikkeling na te gaan van het na-oorlogsche Oostenrijk, gegarandeerd door velen, in den steek gelaten door allen, toen het ernst werd. Niet alleen Engeland en Frankrijk stonden in voor de onafhan kelijkheid van het land. Het is wel belang wekkend er aan te herinneren, dat ook Mussolini aan Dollfuss heeft verklaard en het klonk als een rechtstreeks tegen Duitschland gerichte waarschuwing dat Oostenrijk een eigen taak had in Europa en dat het zelfstandig en onafhankelijk moest blijven. Dollfuss en Schussnigg geloofden in een zelfstandige toekomst van Oostenrijk, maar zy' stranden op het nationaal-socialisme. Wel nooit z'al het voorgekomen zijn, wat hier gebeurd is: dat een sterke groep onder danen van hét eene land de Oostenrijk sche nationaal-socialisten als hun eeni- gen leider erkenden het regeeringshoofd van een anderen staat. De Oostenrijksche Hitler-party was een „afdeeling" van de Duitsche partij Dollfuss heeft steeds getracht de ver schillen te verzachten en tot een schikking te komen. Hy stuitte op de onverzettelijk heid van Hitier. Waarbij niet vergeten moet worden, dat de steun, die Dollfuss in den rug meende te hebben van de groote mo gendheden, slechts een steun van papier was, wat hij niet wilde gelooven, doch waar Hitier waarschijnlijk op rekende. Zoo is hoe goed herinneren wij ons nog die spannende dagen ruim 20 jaar na den wereldoorlog de „Anschlusz" toch ge komen. En nu bereist de afstammeling van een der meest autocratische vorstenhuizen uit de Europeesche geschiedenis, Amerika om de democratie te bestudeeren! Aarts hertog Otto heeft verklaard, dat hij droomt van „de vereenigde staten van het Donau- bekken". Hiertoe zouden behooren Oostenrijk, Bo- hemen, Moravië, Slowakije, Zuidslavië en andere kleine naties en minderheden. De Amerikanen luisteren naar den aris- tocratischen democraat en zien hem hoogst waarschijnlijk alleen maar als een tegen stander van Hitler. Wat we] interessant is, want niet Hitier heeft het vroegere Habs- burg-rijk kapot gemaakt, maar de demo craten, de Geallieerden, de vrienden van Amerika. Het is een vreemde wereld, waarin wij leven. Het schijnt, dat noch autocraten die wij tegenwoordig in een nieuwe gedaan te zien verschijnen; men kieze zelf den naam noch democraten geleerd hebben van de geschiedenis. De „heer Van Habsburg" heeft verklaard, dat de Duitschers den oorlog zullen ver liezen. Alleen reeds de moreele factor maakt de overwinning der Geallieerden ze ker, zoo zeide hij. Droomt hy, dat de Geallieerden zijn fa milie terug willen geven wat zij haar eerst hebben ontnomen? Wij vreezen, dat de hr. Otto zyn tyd voorbij heeft laten gaan. Om een land en een volk te bezitten, moet men het winnen. Als men het k r y g t, dan is de gever eigenlijk de baas. Het is ook moeilijk te denken, dat nu Zuidslavië en Hongarije plotseling hun zelf standigheid zullen opgeven en zoodoende hun stryd om het bestaan van na den wereldoorlog tot nutteloos zouden stem pelen. TWEE BRITSCHE SOLDATEN OP BELGISCH GEBIED. Twee Britsche soldaten zijn gisteren by vergissing te Templeuve over de Belgisch- Fransche grens gekomen. Zy zyn door dou anebeambten gearresteerd en zullen naar Brussel overgebracht en daar geïnterneerd worden. Naar het Engelsch van C. VANDERBILT Jr. 20). Terzelfder tijd, om tien uur, verwelkom de Mimi's moeder in Chicago haar gasten voor een muziekavondje in haar schitterend crême-met-goud gedecoreerde muziekzaal. Niet dat zij muzikaal was, maar ze was er jaren geleden al achter gekomen, dat een strak volgehouden kunstbescherming een der beste manieren is, om in de society een vooraanstaande plaats te veroveren. „Kunst of paarden of jachten", had ze tegen haar oudste dochter gezegd. „Maar met mijn fi guur zou Ik een zoutzak- op een paard lijken. En mijn maag kan niet tegen het geschom- mel in een boot." Mevrouw Robert MacKenzie Jamieson ontving dus gasten. „De laatste avond van Lampovitch hier in de stad", deelde ze haar gasten mee. „Zoodra hij bij ons met spelen klaar is, vliegt hij naar New-York. Toch wonder lijke dingen, die vliegtuigen!" „Van vliegtuigen gesproken, waai' zit Mi mi toch ergens?" vroeg een der bezoekers. „Walter Winchell heeft erop gezinspeeld, dat de belangstelling van een zekeren graaf in de levensomstandigheden der Canadee- sche Indianen misschien wel de reden is, waarom ze daar in het Noorden blijft." „Ach!" riep mevrouw Jamieson met een schalksch lachje. „Die lieve graaf Otto! Maar wie is er nu ooit in staat, te zeggen, -waf Mimi van plan is?Zonder gekheid, „Nog geen kind in zicht1' Gisteren heeft het Jaarbeursbestuur ter gelegenheid van de opening van de 42e jaarbeurs te Utrecht den vertegenwoordi gers van de pers een noenmaal aangeboden, waaraan, behalve de leden van den raad van beheer, ook de burgemeester van Utrecht, mr. dr. G. A. W; ter Pelkwijk, aanzat. De president van den raad van beheer, dr. F. H. Fentener van Vlissingen, heeft aan dit noenmaal een rede gehouden, waar in hy een uiteenzetting gaf van zijn opvat ting omtrent den toestand. Hij maakte ver gelijkingen tusschen de oorlogsperiode van 19141918 en nu. Wie heeft zich kunnen voorstellen, aldus de heer Fentener van Vlissingen, dat zes maanden na het begin van den oorlog twee geweldige legers te genover elkaar staan, zonder dat het tot een eigenlijken strijd is gekomen. Wie heeft, bij de gedachte aan de verschrikkingen van den luchtoorlog, kunnen denken, dat zes maanden na het uitbreken van den oorlog nog geen enkele bom is geworpen op Lon den, Parijs, Berlijn of het Roergebied? De onzekerheid van dezen tyd achtte spr. het ergstede mensch is sterker wanneer de verschrikkingen zyn Iosgekbmen, dan in af wachting van onzekere gebeurtenissen. Spr. herinnerde aan een spreuk van den heer Graadt van Roggen bij de voorjaars- beurs 1930 toen deze bij' de opening van die beurs het motto bezigde: „Den vader land getrouwe". Meer dan ooit is deze spreuk van toepassing. Het gaat er thans om ons land, desnoods met inzetting van persoon, goed en bloed, te verdedigen. Wy moeten ons hoofd koel houden en voor komen, dat er een paniekstemming is. Wy moeten de gevaren onder de oogen zien, vastberaden en zonder opwinding. Wy moeten waakzaam zijn, weerbaar en werkzaam onder alle omstandigheden. Tenslotte wees spr. er op, dat iedereen zich met angst afvraagt, hoe lang het groo te conflict zal duren. Af en toe zyn er hoop volle teekenen, maar wij weten allen, dat wy voorzichtig moeten zijn met optimisme. Voorloopig komt het spr. voor, dat er geen teeken is, dat er op wijst, dat binnenkort de uitkijk in het kraaiennest van onze mast zal aankondigen: „land in' zicht". Toch kun nen de omstandigheden soms spoedig ver anderen en is alle hoop niet verloren, dat beide partyen zullen inzien, dat voortzet ting van het conflict geen winst zal bren gen, wanneer het einde moet worden ver kregen door geweld en niet door overleg. Spr. besloot met het uitspreken van den wensch, dat de omstandigheden bij de a.s. najaarsbeurs zoo veranderd zullen zyn, dat de omstandigheden by de a.s. najaarsbeurs zoo veranderd zullen zyn. dat de uitkijk wel „land in zicht" zal kunnen melden. Geen duurte-toeslag voor de mobiïisaliie-sSaciatoffers. Op vragen van het Tweede Kamerlid, den heer Van Sleen betreffende het toekennen van duurtetoeslag aan de zg. mobïiisatie- slachtoffers hebben de ministers van defen sie en van financiën als volgt geantwoord: Door de stijging van de kosten van het levensonderhoud is niet alleen de positie van de zg. mobillsaiieslachtoffers, doch die van de groote meerderheid der Nederland- sche staatsburgers in ongunstigen zin be ïnvloed. Weliswaar heeft de regeering besloten, dat aan de ondersteunden en bij de werk verschaffing geplaalsen een duurtebijslag mag worden gegeven van 5 pet. der netto- uitkeeringen, aldus een voorziening treffen de voor de gezinnen met een zeer laag in komen; de regeering is echter van meening, dat zulks nog geenszins tot. de conclusie moet leiden, dat ook voor de zg. mobilisa iieslachtoffers een duurtetoeslagregeling dient te worden getroffen, aangezien de uit- keeringen, welke de ondersteunden en de bij de werkverschaffing geplaatsten genie ten, ook na verhooging met de): duurtebij slag van 5 pet. nog blijven beneden de be dragen, welke aan de" in overeenkomstige omstandigheden verkeerende zg. mobili satieslachtoffers worden uitgekeerd. Snert van Amsterdam tot Batavia. Op de Voor jaar sbeurs te U trecht wordt op de K.L.M.-stand de nieuwe snertketel geëxposeerd, waarin de soep van Nederland tot Indië warm gehouden wordt. De chef van den propagandadienst der K.L.M.de heer B. Prinsen Geerligs rechtsen de perschef der Ne derlandsche Spoorwegen, de heer Schiferli, doen zich te goed aan een heerlijk bordje. Nederland en de interna tionale handelsmoeilijkheden Consignatie op groote schaal aan de regee ring? Naai' aanleiding van het verslag dei- Tweede Kamer over de voorgestelde aan vulling van de wet „medewerking verdedi gingsvoorbereiding 1939", schrijven de mi nisters van Economische Zaken, van De fensie en van Financiën, dat de regeering, evenmin als dit ter zake van vele andere door de overheid in het algemeen belang getroffen maatregelen is geschied, de ver antwoordelijkheid kan aanvaarden voor de schade, welke sommige belanghebbenden eventueel zullen lijden by gebruikmaking door de regeering van de haar toe te ken nen nieuwe bevoegdheid. Naar het voorkomt, behoeft toepassing van de nieuwe bepaling er niet noodzake lijk toe te leiden, dat de regeering steeds neer den internationalen handel als zoo danig tot zich trekt, al zal misschien vaker van haar tusschenkomst gebruik moeten worden gemaakt. Ook de regeering is van oordeel, dat voor de moeilijkheden, welke ter zake van den invoer van goederen zyn gerezen, wellicht een oplossing gevonden zal moeten worden in den geest van consigneering aan de Ne- derlandsche regeering. De redactie van de ontworpen bepaling voorziet inderdaad niet in het geval, dat het toezicht wordt uitgeoefend door een ten behoeve van een vreemde mogendheid optredende firma of andere onderneming. Hoewel dit geval zich vermoedelijk niet licht zal voordoen, lykt het toch gewenscht de geconstateerde leemte aan te vullen. Daartoe strekt een bijgevoegde nota van wijziging. In hoeverre in voorkomende ge vallen bewezen zal kunnen worden, dat een Nederlandsche firma of andere onder neming optreedt ten behoeve van een vreemde mogendheid, zal de practijk moe ten leeren. Wat betreft de vraag of niet belet be hoort te worden, dat door of vanwege een vreemde mogendheid toezicht op de han delingen van Nederlandsche burgers wordt uitgeoefend, ook zonder dat dezen vooraf verklaren zich aan dat toezicht te onder werpen, acht de regeering de voorgestelde aanvulling van de genoemde wet voldoen de om het daarmede beoogde effect te be reiken. Of de door de nieuwe bepaling mogelyk gemaakte vordering van medewerking in cidenteel, dan wel meer algemeen zal ge schieden, is een kwestie van uitvoering, waaromtrent thans nog geen uitspraak kan worden gedaan. Voor zoover het afgeven van certificaten van oorsprong het afleggen van verklarin gen, als omschreven in de nieuwe bepalin gen, medebrengt, zal deze laatste uiteraard toepassing kunnen vinden. "Ik ben in deze tijd bijzonder voorzichtig- ik neem nu tnpiaats van de scherpe zepen, die het goed bederven Ziefi; het houdt mijn goed prachtig fris en heider." EN NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST ze is op bezoek bij haar tantes in de buurt van Oronto. Een beetje uitrusten van de vermoeienissen van het seizoen hier". Om tien uur was Mimi klaar met het ve gen van den vloer der blokhut. Ze maakte haar kooi op en keek doelloos naar de plekken, waar de afgescheurde portretten tegen den ruwen balkenmuur hadden geze ten. Ze nam een kykje^in Jim's schuurtje, maar vond zyn béd netjes opgemaakt. Ze ging op zyn veldbed liggen en vond de ge dachte, dat Jim daar ook geslapen had, iets heerlijks. Daarna sprong ze weer op en streek de dekens keurig glad. Teruggekeerd in de woonkamer schikte ze alle verband- en geneesmiddelen nog eens netjes op een rijtje. Ze schonk zich nog een beetje in. De deur stond open en buiten hing dikke duisternis. Om tien voor half elf besloot Mimi de deur dicht te doen, maar bedacht zich, omdat de hut nog naar petro leum rook. Ze stak een vuurtje aan in den haard om de binnendringende koude te ver drijven. Het vuur begon behagelijk te knetteren. Mimi liep er voor heen en weer en ki terde zich in de weldoende warmte. Ze nam nog een klein glaasje. „Op de gezondheid van Jim!" zei ze. „Op Jim en de Chasse-Galerie II! En Laura heeft ten onrechte iets tegen dien naam. Dat is geen ongeluksnaam. Iets ongelukkigs zou Jim nooit kunnen overkomen!" En daarop, vermoedelijk om dat ze niets beters te doen wist, liet ze zich voor den haard op den grond vallen en begon haar dagelijksche oefeningen. Ze maakte een heele serie arm- en beenbewegingen, die ze in den Salon der Slanke Lyn, door haar moeder bezocht, tegen tien dollar per les geleerd had. „Een twee, een twee, een tweeZe sprong op, zette een Ragtime op de gramophoon en ging weer op den Niemand weet hoeveel hij kan voor dat hij het beproefd heeft. IIIIIIIÜJ grond zitten. „Hopla, hop... een twee... en nog eens Wie dat gedoe gezien had, zou ongetwij feld Mimi niet slechts voor gek, maar voor beslist gevaarlijk krankzinnig hebben aan gezien. En dat was dan ook de meening van degene, die Mimi al verscheidene uren had gadegeslagen. De oude toovenares Nishima was tegen donker op Lone Island teruggekeerd. Haar jaarlijksche tocht om tooverkruiden te zoe ken, was ernstig bekort door den boozen god, die ze het ergste vreesde het Vuur. Nishima had de Indiaansche nederzetting verlaten gevonden. Treaty-feest! De jongere generatie! „Uch!" had ze gegromd. Best! Een gedroogde visch van het rek en een slok water was al, wat ze noodig had. Mis schien een beetje thee uit de kast van Jim. Ja, een beetje geleende thee. Geleend, om dat Nishima by het zien van den leegen hangar begreep, dat Vogelman Jim met zijn „kanghaktuyok" „het hangende ding" was uitgegaan. Nishima was daarom met een kreeften gangetje, door veel rokken belemmerd, den heuvel opgegaan, om thee te „leenen". Maar bij de hut gekomen was ze geweldig ge schrokken. Want in de hut van het Opper hoofd Jim stond een Vuurvrouvv in de klee- ren van den Vogelman, met vlammende haren en het „Eya-lied" op de lippen. Wie ahders dan een bondgenoote van den Vuur god kon na zoo'n lange droogte om mooi weer bidden? Nishima liep van het eene venster naar het andere, volgde de Vuurheks naar den kennel, luisterde naar haar gesprek met de geesten der wolven. Stilletjes volgde ze haar terug, hoorde de vreemde muziek, haar vreemde liederen en zag haar plechtige dansen. Ze zag haar op het bed van Jim liggen en tooverkunsten verrichten, zag haar „vuurwater" drinken, dat Jim nie mand toestond te drinken! Zag haar over den vloer rollen en buitelen en nog meer tooverkunsten verrichtenzóó dat de vuurgeesten, die over het eiland gekomen waren, aoor de open deur naar binnen kon den zweven. Ja! Nishima was er nu beslist zeker van! In al haar jaren had ze slechts weinig Engelsch geleerd, maar tellen kon ze toch wel„Een, twee drie..." De Vuur- vrouw gilde en maakte allerlei teekenen. Drie minuten? Drie uren? De oude Nishima begreep er niets van. Maar ze verstond het woord, dat die muziekdoos maakte: „Kom... Kom en hoor, kom on hoorEn daar uit begreep ze, dat ze zich haasten moest: Zich haasten, om het eiland van Opperhoofd Jim te redden van den Vuurgod. De krassende gramophoon maakte bijna evenveel lawaai als Mimi zelf. Dat lawaai was het eenige, wat Mimi hoorde en ze zag niets anders dan de door de vlammen ver lichte zoldering van het vertrek. Ze hoorde geen sluipende moccasins, zag in de open staande deur geen gebogen schaduw, die naar haar toegegleden kwam. Maar ze voelde c pc ens den snellen greep van klauw- achtigo vingers om haar hals, juist op het oogenblik, dat ze zich, volgens de vijfde les van den Salon voor de Slanke Lyn weer in een zittende positie had gebracht. Mimi gaf een gil, die nog sneller ver stomde dan de laatste maat der muziek. Het krassen der naald was het eenige ge luid in het vertreken dan nog het knet teren van het vuur. Want de oude Nishima handelde zoo stil als de Dood in een In- 1 diaansche „tepee". Ze rolde Mimi in een in derhaast van haar eigen bed afgetrokken deken en bond haar vast mei de kariboe- leeren riemen, die tegen den wand hingen. En daarop droeg ze Mimi naar buiten, even gemakkelijk als was ze een zuigeling van een half jaar geweest. Mimi, verlamd van schrik, voelde, hoe ze tegen den stam van een boom werd vast gebonden en hoorde de oude krakende stem allerlei onverstaanbare geluiden maken. Door de opening van den deken kon ze niets anders zien dan een donkere gedaante en, wat later, den gloed van een voor haar voeten ontstoken vuurtje. En Mimi zag want opeens toen ze het opeenstapelen van steenen hoorde, herinnerde zij zich, wat Jim haar kort geleden geleerd had dat dit een op Indiaansche wyze gebouwd vuurtje was, dat geen gevaar opleverde voor brand, maar dat groote hitte ontwikkelen kon. Mimi begon hard en aanhoudend te gillen. Niet haar gillen, maar de gloed Van hel door de boomen onhoogschijnende vuurtje geleidde het vliegtuig naar het eiland toe. Een zoeklichtbundel schoot omlaageen hel lichtende straal recht uit den Imogen hemel. Voor Nishima beteekende dat, de Vuur god, die zijn eigendom kwam opeischen, of wellicht de geesten-kano Chasse-Galerie, die als een gier over de aarde zweefde om do doodn bijeen te verzamelen. „Chasse-Galerie, wacht toch even!" riep Nishima zoo luid ze kon. En terstond daar op begon ze nog meer takken byeen te ra pen, om het vuur op te stoken. „jim!" gilde Mimi. „Jim!" Nishima aarzelde. Waarom riep ze Jim? Nog vreemder! „Jim!!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 11