Goud in de Wildernis
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN WOENSDAG 6 MAART 1948. No. 56.
„De heer Van Habsburg."
Op het oogenblik reist in Amerika „een
zekere heer O. van Hasburg". Althans, toen
de Oostenrijksche troonpretendent, aarts
hertog Otto van Habsburg, zich naar de
Ver. Staten begaf, zeide hy ais „gewoon
burger" de werking der democratie te wil
len bestudeeren in het grootste democra-
trische land ter wereld.
Het Oostenrijk van vóór den wereldoor
log v/as één der meest autocratische staten
uit de geschiedenis. Men heeft dikwijls be
weerd, dat alleen de autoriteit van den
ouden Keizer Prans Josef dit geweldige rijk
met zijn talloo2e verschillende volkeren,
rassen en tegenstrijdige belangen, op het
laatst bijeen heeft gehouden.
Hoe dit zij, na den wereldoorlog werd
het vroegere Oostenrijk-Hongarije uiteen
geplukt in vele stukken. Niet alleen van
wege het veel geroemde „zelfbeschikkings
recht" der volkeren, zooals men voorgaf,
maar vooral omdat de Geallieerden
Duitschland voorgoed de mogelijkheid wil
den ontnemen in het Zuidoosten een ster
ken bondgenoot te hebben. Zoo ontstonden
Oostenrijk, Tsjecho-Slowakye, Hongarije,
allen erfgenamen van het oude keizerrijk
der Habsburgers. Zuidslavië kwam tot stand
met een groot deel van dat rijk. Roemenië
kreeg een stuk, evenals Polen en Italië.
De oude macht was versnipperd en zou
wel nooit terugkeeren, temeer daar zij niet
genoeg wortelde in den wil van het volk.
In het Oosten werd zoodoende een muur
gevormd van staten, die iedere poging van
Duitschland om zijn macht in die richting
uit te breiden, angstvallig zouden trachten
te verhinderen. Waarbij zij natuurlijk den
steun zouden hebben van de Westelijke
groote mogendheden.
Men vergat echter, dat het vroegere Oos-
tenrijk-Hongarye ook een economische een
heid had gevormd, al moet men dit woord
niet verstaan in de beteekenis, die er te
genwoordig aan gehecht wordt. Met de
politieke eenheid verdween ook de econo
mische eenheid, met alle gevolgen van dien.
Oostenrijk voelde dit wel het eerst en ergst.
Het werd, zooals men het dikwijls' uitdruk
te, „een kind met een waterhoofd". Dat
waterhoofd was de vroegere hoofdstad en
reidentie van het keizerrijk, Weenen, die
ruim drie millioen inwoners telde, terwijl
het geheele land er ongeveer 7 millioen
had- Oostenrijk maakte een tyd door van
economische ellende en de groote meerder
heid van het volk voorop de sociaal
democratische party vroeg om aanslui
ting bij Duitschland. Zij wezen op de belof
ten van president Wilson en van de Ge
allieerden over het zelfbeschikkingsrecht
der volkeren. Maar kregen nul op het re
quest D i t zelfbeschikkingsrecht hadden de
Geallieerden namelijk niet bedoeldLa
ter plukten zy de wrange vruchten van die
politiek. Hierbij moet meteen worden op
gemerkt, dat Duitschland zelf niet al te
zeer op deze aansluiting gebrand scheen.
Het had genoeg met zichzelf te stellen en
wilde het nooddruftige Oostenrijk er niet
graag bij hebben. Wel bestonden er tus-
schen beide landen en hoofdsteden vriend-
schappelijker betrekkingen dan tusschen
gewone „bevriende" staten, maar daar bleef
het bij.
Oostenrijk bleef het kind met het water
hoofd. Niemand kan zeggen, dat een aan
sluiting bjj Duitschland de economische el
lende zou hebben opgeheven of zelfs maar,
dat dit economisch gezien, logisch was. De
latere groote voorstander van de „Ansch-
lusz", Hitier, heeft dat in ieder geval nooit
beweerd. De economische factor speelde bij
hem geen rol.
„Want zelfs als de aansluiting geen voor
deel oplevert, maar nadeel, dan nog zoo
schreef hij in zijn politieke geloofsbelijdenis
„Mein Kampf" hoort volk van hetzelfde
bloed in hetzelfde rijk."
Oostenrijk bleef Oostenrijk. Economisch
en politiek gezien was het een monstrum,
cultureel zocht het aansluiting by Duitsch
land.
Men zou haast zeggen, dat een dèrgeiyk
land het maar een paar jaar zou kunnen
uithouden zonder dat het in alle opzichten
failleerde. Er waren echter verscheidene
oorzaken, die Oostenrijk in stand hielden.
Daar was allereerst het belang der Gealli
eerden, of wat dezen als hun belang zagen.
Ten tweede was er het belang van de om
ringende staten, die graag een buffer had
den tusschen henzelf en Duitschland. Ten
derde en dat is een factor, dien men dik
wijls over het hoofd ziet was er de steun
van den Paus. Oostenrijk was een staat
met een in overgroote meerderheid
Roomsch-katholieke bevolking, een bol
werk van het Roomsch-katholiclsme in
Midden-Europa. Bij een aansluiting bij
Duitschland zou dit bolwerk opgaan in een
land, waar het niet meer zou zyn dan één
der vele kerkelijke richtingen. Ten vierde
was er, zooals wij reeds schreven, de wei
nige actieve belangstelling, die Duitschland
zelf toonde voor een aanhechting.
Het zou ons te ver voeren in dit korte
bestek de ontwikkeling na te gaan van het
na-oorlogsche Oostenrijk, gegarandeerd
door velen, in den steek gelaten door allen,
toen het ernst werd. Niet alleen Engeland
en Frankrijk stonden in voor de onafhan
kelijkheid van het land. Het is wel belang
wekkend er aan te herinneren, dat ook
Mussolini aan Dollfuss heeft verklaard
en het klonk als een rechtstreeks tegen
Duitschland gerichte waarschuwing dat
Oostenrijk een eigen taak had in Europa
en dat het zelfstandig en onafhankelijk
moest blijven.
Dollfuss en Schussnigg geloofden in een
zelfstandige toekomst van Oostenrijk, maar
zy' stranden op het nationaal-socialisme.
Wel nooit z'al het voorgekomen zijn, wat
hier gebeurd is: dat een sterke groep onder
danen van hét eene land de Oostenrijk
sche nationaal-socialisten als hun eeni-
gen leider erkenden het regeeringshoofd
van een anderen staat. De Oostenrijksche
Hitler-party was een „afdeeling" van de
Duitsche partij
Dollfuss heeft steeds getracht de ver
schillen te verzachten en tot een schikking
te komen. Hy stuitte op de onverzettelijk
heid van Hitier. Waarbij niet vergeten moet
worden, dat de steun, die Dollfuss in den
rug meende te hebben van de groote mo
gendheden, slechts een steun van papier
was, wat hij niet wilde gelooven, doch waar
Hitier waarschijnlijk op rekende.
Zoo is hoe goed herinneren wij ons nog
die spannende dagen ruim 20 jaar na
den wereldoorlog de „Anschlusz" toch ge
komen. En nu bereist de afstammeling van
een der meest autocratische vorstenhuizen
uit de Europeesche geschiedenis, Amerika
om de democratie te bestudeeren! Aarts
hertog Otto heeft verklaard, dat hij droomt
van „de vereenigde staten van het Donau-
bekken".
Hiertoe zouden behooren Oostenrijk, Bo-
hemen, Moravië, Slowakije, Zuidslavië en
andere kleine naties en minderheden.
De Amerikanen luisteren naar den aris-
tocratischen democraat en zien hem hoogst
waarschijnlijk alleen maar als een tegen
stander van Hitler. Wat we] interessant is,
want niet Hitier heeft het vroegere Habs-
burg-rijk kapot gemaakt, maar de demo
craten, de Geallieerden, de vrienden van
Amerika.
Het is een vreemde wereld, waarin wij
leven. Het schijnt, dat noch autocraten
die wij tegenwoordig in een nieuwe gedaan
te zien verschijnen; men kieze zelf den
naam noch democraten geleerd hebben
van de geschiedenis.
De „heer Van Habsburg" heeft verklaard,
dat de Duitschers den oorlog zullen ver
liezen. Alleen reeds de moreele factor
maakt de overwinning der Geallieerden ze
ker, zoo zeide hij.
Droomt hy, dat de Geallieerden zijn fa
milie terug willen geven wat zij haar eerst
hebben ontnomen?
Wij vreezen, dat de hr. Otto zyn tyd voorbij
heeft laten gaan. Om een land en een volk
te bezitten, moet men het winnen. Als men
het k r y g t, dan is de gever eigenlijk de
baas.
Het is ook moeilijk te denken, dat nu
Zuidslavië en Hongarije plotseling hun zelf
standigheid zullen opgeven en zoodoende
hun stryd om het bestaan van na den
wereldoorlog tot nutteloos zouden stem
pelen.
TWEE BRITSCHE SOLDATEN OP
BELGISCH GEBIED.
Twee Britsche soldaten zijn gisteren by
vergissing te Templeuve over de Belgisch-
Fransche grens gekomen. Zy zyn door dou
anebeambten gearresteerd en zullen naar
Brussel overgebracht en daar geïnterneerd
worden.
Naar het Engelsch van
C. VANDERBILT Jr.
20).
Terzelfder tijd, om tien uur, verwelkom
de Mimi's moeder in Chicago haar gasten
voor een muziekavondje in haar schitterend
crême-met-goud gedecoreerde muziekzaal.
Niet dat zij muzikaal was, maar ze was er
jaren geleden al achter gekomen, dat een
strak volgehouden kunstbescherming een
der beste manieren is, om in de society een
vooraanstaande plaats te veroveren. „Kunst
of paarden of jachten", had ze tegen haar
oudste dochter gezegd. „Maar met mijn fi
guur zou Ik een zoutzak- op een paard lijken.
En mijn maag kan niet tegen het geschom-
mel in een boot."
Mevrouw Robert MacKenzie Jamieson
ontving dus gasten.
„De laatste avond van Lampovitch hier
in de stad", deelde ze haar gasten mee.
„Zoodra hij bij ons met spelen klaar is,
vliegt hij naar New-York. Toch wonder
lijke dingen, die vliegtuigen!"
„Van vliegtuigen gesproken, waai' zit Mi
mi toch ergens?" vroeg een der bezoekers.
„Walter Winchell heeft erop gezinspeeld,
dat de belangstelling van een zekeren graaf
in de levensomstandigheden der Canadee-
sche Indianen misschien wel de reden is,
waarom ze daar in het Noorden blijft."
„Ach!" riep mevrouw Jamieson met een
schalksch lachje. „Die lieve graaf Otto!
Maar wie is er nu ooit in staat, te zeggen,
-waf Mimi van plan is?Zonder gekheid,
„Nog geen
kind in zicht1'
Gisteren heeft het Jaarbeursbestuur ter
gelegenheid van de opening van de 42e
jaarbeurs te Utrecht den vertegenwoordi
gers van de pers een noenmaal aangeboden,
waaraan, behalve de leden van den raad
van beheer, ook de burgemeester van
Utrecht, mr. dr. G. A. W; ter Pelkwijk,
aanzat.
De president van den raad van beheer,
dr. F. H. Fentener van Vlissingen, heeft
aan dit noenmaal een rede gehouden, waar
in hy een uiteenzetting gaf van zijn opvat
ting omtrent den toestand. Hij maakte ver
gelijkingen tusschen de oorlogsperiode van
19141918 en nu. Wie heeft zich kunnen
voorstellen, aldus de heer Fentener van
Vlissingen, dat zes maanden na het begin
van den oorlog twee geweldige legers te
genover elkaar staan, zonder dat het tot
een eigenlijken strijd is gekomen. Wie heeft,
bij de gedachte aan de verschrikkingen van
den luchtoorlog, kunnen denken, dat zes
maanden na het uitbreken van den oorlog
nog geen enkele bom is geworpen op Lon
den, Parijs, Berlijn of het Roergebied? De
onzekerheid van dezen tyd achtte spr. het
ergstede mensch is sterker wanneer de
verschrikkingen zyn Iosgekbmen, dan in af
wachting van onzekere gebeurtenissen.
Spr. herinnerde aan een spreuk van den
heer Graadt van Roggen bij de voorjaars-
beurs 1930 toen deze bij' de opening van
die beurs het motto bezigde: „Den vader
land getrouwe". Meer dan ooit is deze
spreuk van toepassing. Het gaat er thans
om ons land, desnoods met inzetting van
persoon, goed en bloed, te verdedigen. Wy
moeten ons hoofd koel houden en voor
komen, dat er een paniekstemming is. Wy
moeten de gevaren onder de oogen zien,
vastberaden en zonder opwinding.
Wy moeten waakzaam zijn, weerbaar en
werkzaam onder alle omstandigheden.
Tenslotte wees spr. er op, dat iedereen
zich met angst afvraagt, hoe lang het groo
te conflict zal duren. Af en toe zyn er hoop
volle teekenen, maar wij weten allen, dat
wy voorzichtig moeten zijn met optimisme.
Voorloopig komt het spr. voor, dat er geen
teeken is, dat er op wijst, dat binnenkort
de uitkijk in het kraaiennest van onze mast
zal aankondigen: „land in' zicht". Toch kun
nen de omstandigheden soms spoedig ver
anderen en is alle hoop niet verloren, dat
beide partyen zullen inzien, dat voortzet
ting van het conflict geen winst zal bren
gen, wanneer het einde moet worden ver
kregen door geweld en niet door overleg.
Spr. besloot met het uitspreken van den
wensch, dat de omstandigheden bij de a.s.
najaarsbeurs zoo veranderd zullen zyn, dat
de omstandigheden by de a.s. najaarsbeurs
zoo veranderd zullen zyn. dat de uitkijk
wel „land in zicht" zal kunnen melden.
Geen duurte-toeslag voor de
mobiïisaliie-sSaciatoffers.
Op vragen van het Tweede Kamerlid, den
heer Van Sleen betreffende het toekennen
van duurtetoeslag aan de zg. mobïiisatie-
slachtoffers hebben de ministers van defen
sie en van financiën als volgt geantwoord:
Door de stijging van de kosten van het
levensonderhoud is niet alleen de positie
van de zg. mobillsaiieslachtoffers, doch die
van de groote meerderheid der Nederland-
sche staatsburgers in ongunstigen zin be
ïnvloed.
Weliswaar heeft de regeering besloten,
dat aan de ondersteunden en bij de werk
verschaffing geplaalsen een duurtebijslag
mag worden gegeven van 5 pet. der netto-
uitkeeringen, aldus een voorziening treffen
de voor de gezinnen met een zeer laag in
komen; de regeering is echter van meening,
dat zulks nog geenszins tot. de conclusie
moet leiden, dat ook voor de zg. mobilisa
iieslachtoffers een duurtetoeslagregeling
dient te worden getroffen, aangezien de uit-
keeringen, welke de ondersteunden en de
bij de werkverschaffing geplaatsten genie
ten, ook na verhooging met de): duurtebij
slag van 5 pet. nog blijven beneden de be
dragen, welke aan de" in overeenkomstige
omstandigheden verkeerende zg. mobili
satieslachtoffers worden uitgekeerd.
Snert van Amsterdam tot Batavia. Op de Voor jaar sbeurs te U trecht
wordt op de K.L.M.-stand de nieuwe snertketel geëxposeerd, waarin
de soep van Nederland tot Indië warm gehouden wordt. De chef van
den propagandadienst der K.L.M.de heer B. Prinsen Geerligs
rechtsen de perschef der Ne derlandsche Spoorwegen, de heer
Schiferli, doen zich te goed aan een heerlijk bordje.
Nederland en de interna
tionale handelsmoeilijkheden
Consignatie op groote
schaal aan de regee
ring?
Naai' aanleiding van het verslag dei-
Tweede Kamer over de voorgestelde aan
vulling van de wet „medewerking verdedi
gingsvoorbereiding 1939", schrijven de mi
nisters van Economische Zaken, van De
fensie en van Financiën, dat de regeering,
evenmin als dit ter zake van vele andere
door de overheid in het algemeen belang
getroffen maatregelen is geschied, de ver
antwoordelijkheid kan aanvaarden voor de
schade, welke sommige belanghebbenden
eventueel zullen lijden by gebruikmaking
door de regeering van de haar toe te ken
nen nieuwe bevoegdheid.
Naar het voorkomt, behoeft toepassing
van de nieuwe bepaling er niet noodzake
lijk toe te leiden, dat de regeering steeds
neer den internationalen handel als zoo
danig tot zich trekt, al zal misschien vaker
van haar tusschenkomst gebruik moeten
worden gemaakt.
Ook de regeering is van oordeel, dat voor
de moeilijkheden, welke ter zake van den
invoer van goederen zyn gerezen, wellicht
een oplossing gevonden zal moeten worden
in den geest van consigneering aan de Ne-
derlandsche regeering.
De redactie van de ontworpen bepaling
voorziet inderdaad niet in het geval, dat
het toezicht wordt uitgeoefend door een
ten behoeve van een vreemde mogendheid
optredende firma of andere onderneming.
Hoewel dit geval zich vermoedelijk niet
licht zal voordoen, lykt het toch gewenscht
de geconstateerde leemte aan te vullen.
Daartoe strekt een bijgevoegde nota van
wijziging. In hoeverre in voorkomende ge
vallen bewezen zal kunnen worden, dat
een Nederlandsche firma of andere onder
neming optreedt ten behoeve van een
vreemde mogendheid, zal de practijk moe
ten leeren.
Wat betreft de vraag of niet belet be
hoort te worden, dat door of vanwege een
vreemde mogendheid toezicht op de han
delingen van Nederlandsche burgers wordt
uitgeoefend, ook zonder dat dezen vooraf
verklaren zich aan dat toezicht te onder
werpen, acht de regeering de voorgestelde
aanvulling van de genoemde wet voldoen
de om het daarmede beoogde effect te be
reiken.
Of de door de nieuwe bepaling mogelyk
gemaakte vordering van medewerking in
cidenteel, dan wel meer algemeen zal ge
schieden, is een kwestie van uitvoering,
waaromtrent thans nog geen uitspraak kan
worden gedaan.
Voor zoover het afgeven van certificaten
van oorsprong het afleggen van verklarin
gen, als omschreven in de nieuwe bepalin
gen, medebrengt, zal deze laatste uiteraard
toepassing kunnen vinden.
"Ik ben in deze tijd bijzonder voorzichtig-
ik neem nu tnpiaats van de scherpe
zepen, die het goed bederven
Ziefi; het houdt mijn
goed prachtig fris en heider."
EN NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST
ze is op bezoek bij haar tantes in de buurt
van Oronto. Een beetje uitrusten van de
vermoeienissen van het seizoen hier".
Om tien uur was Mimi klaar met het ve
gen van den vloer der blokhut. Ze maakte
haar kooi op en keek doelloos naar de
plekken, waar de afgescheurde portretten
tegen den ruwen balkenmuur hadden geze
ten. Ze nam een kykje^in Jim's schuurtje,
maar vond zyn béd netjes opgemaakt. Ze
ging op zyn veldbed liggen en vond de ge
dachte, dat Jim daar ook geslapen had, iets
heerlijks. Daarna sprong ze weer op en
streek de dekens keurig glad.
Teruggekeerd in de woonkamer schikte
ze alle verband- en geneesmiddelen nog eens
netjes op een rijtje. Ze schonk zich nog een
beetje in. De deur stond open en buiten
hing dikke duisternis. Om tien voor half
elf besloot Mimi de deur dicht te doen, maar
bedacht zich, omdat de hut nog naar petro
leum rook. Ze stak een vuurtje aan in den
haard om de binnendringende koude te ver
drijven.
Het vuur begon behagelijk te knetteren.
Mimi liep er voor heen en weer en ki
terde zich in de weldoende warmte. Ze nam
nog een klein glaasje.
„Op de gezondheid van Jim!" zei ze. „Op
Jim en de Chasse-Galerie II! En Laura heeft
ten onrechte iets tegen dien naam. Dat is
geen ongeluksnaam. Iets ongelukkigs zou
Jim nooit kunnen overkomen!"
En daarop, vermoedelijk om dat ze niets
beters te doen wist, liet ze zich voor den
haard op den grond vallen en begon haar
dagelijksche oefeningen. Ze maakte een
heele serie arm- en beenbewegingen, die ze
in den Salon der Slanke Lyn, door haar
moeder bezocht, tegen tien dollar per les
geleerd had. „Een twee, een twee, een
tweeZe sprong op, zette een Ragtime
op de gramophoon en ging weer op den
Niemand weet hoeveel hij kan voor
dat hij het beproefd heeft.
IIIIIIIÜJ
grond zitten. „Hopla, hop... een twee... en
nog eens
Wie dat gedoe gezien had, zou ongetwij
feld Mimi niet slechts voor gek, maar voor
beslist gevaarlijk krankzinnig hebben aan
gezien. En dat was dan ook de meening van
degene, die Mimi al verscheidene uren had
gadegeslagen.
De oude toovenares Nishima was tegen
donker op Lone Island teruggekeerd. Haar
jaarlijksche tocht om tooverkruiden te zoe
ken, was ernstig bekort door den boozen
god, die ze het ergste vreesde het Vuur.
Nishima had de Indiaansche nederzetting
verlaten gevonden. Treaty-feest! De jongere
generatie! „Uch!" had ze gegromd. Best!
Een gedroogde visch van het rek en een
slok water was al, wat ze noodig had. Mis
schien een beetje thee uit de kast van Jim.
Ja, een beetje geleende thee. Geleend, om
dat Nishima by het zien van den leegen
hangar begreep, dat Vogelman Jim met zijn
„kanghaktuyok" „het hangende ding"
was uitgegaan.
Nishima was daarom met een kreeften
gangetje, door veel rokken belemmerd, den
heuvel opgegaan, om thee te „leenen". Maar
bij de hut gekomen was ze geweldig ge
schrokken. Want in de hut van het Opper
hoofd Jim stond een Vuurvrouvv in de klee-
ren van den Vogelman, met vlammende
haren en het „Eya-lied" op de lippen. Wie
ahders dan een bondgenoote van den Vuur
god kon na zoo'n lange droogte om mooi
weer bidden?
Nishima liep van het eene venster naar
het andere, volgde de Vuurheks naar den
kennel, luisterde naar haar gesprek met de
geesten der wolven. Stilletjes volgde ze haar
terug, hoorde de vreemde muziek, haar
vreemde liederen en zag haar plechtige
dansen. Ze zag haar op het bed van Jim
liggen en tooverkunsten verrichten, zag
haar „vuurwater" drinken, dat Jim nie
mand toestond te drinken! Zag haar over
den vloer rollen en buitelen en nog meer
tooverkunsten verrichtenzóó dat de
vuurgeesten, die over het eiland gekomen
waren, aoor de open deur naar binnen kon
den zweven. Ja! Nishima was er nu beslist
zeker van! In al haar jaren had ze slechts
weinig Engelsch geleerd, maar tellen kon ze
toch wel„Een, twee drie..." De Vuur-
vrouw gilde en maakte allerlei teekenen.
Drie minuten? Drie uren? De oude Nishima
begreep er niets van. Maar ze verstond het
woord, dat die muziekdoos maakte: „Kom...
Kom en hoor, kom on hoorEn daar
uit begreep ze, dat ze zich haasten moest:
Zich haasten, om het eiland van Opperhoofd
Jim te redden van den Vuurgod.
De krassende gramophoon maakte bijna
evenveel lawaai als Mimi zelf. Dat lawaai
was het eenige, wat Mimi hoorde en ze zag
niets anders dan de door de vlammen ver
lichte zoldering van het vertrek. Ze hoorde
geen sluipende moccasins, zag in de open
staande deur geen gebogen schaduw, die
naar haar toegegleden kwam. Maar ze
voelde c pc ens den snellen greep van klauw-
achtigo vingers om haar hals, juist op het
oogenblik, dat ze zich, volgens de vijfde les
van den Salon voor de Slanke Lyn weer in
een zittende positie had gebracht.
Mimi gaf een gil, die nog sneller ver
stomde dan de laatste maat der muziek.
Het krassen der naald was het eenige ge
luid in het vertreken dan nog het knet
teren van het vuur. Want de oude Nishima
handelde zoo stil als de Dood in een In-
1 diaansche „tepee". Ze rolde Mimi in een in
derhaast van haar eigen bed afgetrokken
deken en bond haar vast mei de kariboe-
leeren riemen, die tegen den wand hingen.
En daarop droeg ze Mimi naar buiten, even
gemakkelijk als was ze een zuigeling van
een half jaar geweest.
Mimi, verlamd van schrik, voelde, hoe ze
tegen den stam van een boom werd vast
gebonden en hoorde de oude krakende stem
allerlei onverstaanbare geluiden maken.
Door de opening van den deken kon ze
niets anders zien dan een donkere gedaante
en, wat later, den gloed van een voor haar
voeten ontstoken vuurtje. En Mimi zag
want opeens toen ze het opeenstapelen van
steenen hoorde, herinnerde zij zich, wat Jim
haar kort geleden geleerd had dat dit
een op Indiaansche wyze gebouwd vuurtje
was, dat geen gevaar opleverde voor brand,
maar dat groote hitte ontwikkelen kon.
Mimi begon hard en aanhoudend te gillen.
Niet haar gillen, maar de gloed Van hel
door de boomen onhoogschijnende vuurtje
geleidde het vliegtuig naar het eiland toe.
Een zoeklichtbundel schoot omlaageen
hel lichtende straal recht uit den Imogen
hemel.
Voor Nishima beteekende dat, de Vuur
god, die zijn eigendom kwam opeischen, of
wellicht de geesten-kano Chasse-Galerie, die
als een gier over de aarde zweefde om do
doodn bijeen te verzamelen.
„Chasse-Galerie, wacht toch even!" riep
Nishima zoo luid ze kon. En terstond daar
op begon ze nog meer takken byeen te ra
pen, om het vuur op te stoken.
„jim!" gilde Mimi. „Jim!"
Nishima aarzelde. Waarom riep ze Jim?
Nog vreemder!
„Jim!!"
(Wordt vervolgd.)