NIILMU
Zeeland en bet
vreemdelingenverkeer.
Goud in de Wildernis
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 24 FEBRUARI 1940. No. 47.
KRONIEK VAN DEN DAB
lij, die de klappen krijgen.
De Zweedsche minister van buitenland-
sche zaken, Günther, heeft deze week in den
Zweedsehen Rijksdag, zooals we reeds meld
den, een rede gehouden over de positie der
neutrale staten in den huidigen oorlog, een
positie, welke tamelijk benard is geworden
door de wijze, waarop de oorlogvoerenden
de zeeën onveilig meenen te moeten ma
ken. De minister roerde daarbij ook de
kwestie van „het vrije woord" aan. Van ze
kere zijde wordt telkens weer de stelling ge
poneerd dat het tegen de neutraliteit van
een land zou indruischen, indien op bepaal
de oorlogshandelingen kritiek wordt ge
oefend. Terecht noemde Günther deze be
weringen ten eenenmale onjuist. Veeleer
zou, naar zijn gevoel, de neutraliteit in
gevaar komen, als bijvoorbeeld geen verzet
werd aangeteekend tegen het onwettig ver
nietigen van Zweedsche koopvaarders. En
de Zweedsche pers viel hem hierin bij, de
hoop uitsprekende, dat de straks te Kopen
hagen vergaderende ministers van Zweden,
Noorwegen en Denemarken tot nauwe sa
menwerking dezer drie landen tegen de hui
dige methoden van den zee-oorlog mogen
besluiten. Men herinnert zich, dat ook de
Deensche zeelieden, in tot de Britsche en
Duitsche regeeringen gerichte vertoogen, op
wijziging van die methoden hebben aange
drongen. De Vereeniging van Zweedsche
zeelui staat een convooistelsel voor en sluit
zich verder bij de wenschen der Deensche
vakgenooten aan, maar of dit alles veel zal
uitwerken moet helaas worden betwijfeld.
Terwijl het eenige middel van verweer der
neutralen, waarop ook minister Günther
zinspeelde: handelsreprésailles, een twee
snijdend zwaard is, dat uiterst behoedzame
hanteering vereischt.
Zoowel het Altmark-incident als de droe
vige ervaringen der neutrale scheepvaart
bewijzen, hoe de oorlogvoerenden, als 't in
hun kraam te pas komt, de wettige aan
spraken der niet bij den twist betrokken
kleine mogendheden veronachtzamen
of erger. In de Fransche pers wordt den
kleinen verweten, dat zij Duitschland naar
de oogen zien en hun aangeraden, in stede
daarvan een „dynamische neutraliteit" te
betrachten, m.a.w. een neutraliteit, die zich,
zoo noodig, weet „aan te passen". En vol
gens Duitsche bladen kan een land niet
waarlijk onzijdig heeten, als de organen of
voorlichters der openbare meening zich de
weelde veroorloven, er over bepaalde daden
of feiten een eigen meenïng op na te hou
den en deze meening ook wereldkundig te
maken. Maar nu is 't al zeer merkwaardig,
dat van die organen wèl kritiek op de han
delingen der geallieerden wordt verlangd en
dat b.v. de „Berliner Börsenztg" de Zwit-
sersche kranten ten scherpste heeft ge
laakt uithoofde van enkele beschouwingen
over de Britsche neutraliteitsschennis in de
Noorsche wateren,- die als veel en veel te
„tam" worden gekwalificeerd. De logica
schiet hier eenigszins te kort en de col
lega's in Zwitserland zullen wel zoo ver
standig zyn, ondanks de herhaalde terecht
wijzingen, den met zorg gekozen weg te blij
ven volgen. Zij kunnen zich beroepen op de
van regeeringswege by monde van bonds
raadlid Baumann in den Nationalen Raad
afgelegde verklaring, dat de Zwitsersche
burger vrü biyft, zijn oordeel uit te spreken
en objectieve kritiek te oefenen. De idee
van de „neutraliteit der openbare meening"
vindt by de Zwitsersche regeering geen
steun en zy behoudt zich ten opzichte der
Duitsche persaanvallen t.z.t. de noodige
stappen voor! In deze moeiiyke dagen kan
zekere terughouding van de pers gewerischt
zijn, maar over 't algemeen wordt die in
Zwitserland wel degelijk nagestreefd. Daar
mee is echter niet gezegd, dat voor dit stre
ven overal de juiste waardeering bestaat.
Alweer een der vele problemen, die ver
moedelijk onopgelost zullen biyven. En dat
is 3eer begrüpeiyk, waar hier niet slechts
incidenteele of zelfs principieele opvattin
gen tegenover elkaar staan, maar de uit-
eenloopende zienswyzen ten nauwste ver
band houden met tweeërlei ideologie, door
geen compromis tot overeenstemming te
brengen.
Een goed zomerseizoen in zicht. De Spoor
wegen ondersteunen het toerisme naar Zee
land. Beleid en bescheidenheid gewenscht!
Hoewel het ijs in slooten, kanalen en ri
vieren nog niet gesmolten is, houden velen
in den lande, en ook in onze provincie zich
reeds bezig met plannen voor het zomer
seizoen.
Over het algemeen zijn de verwachtingen
ten aanzien van het seizoen 1940 hoog ge
spannen. Men realiseert zich, dat vele lan
den in Europa, die in normale tijden hon
derdduizenden Nederlanders trokken, ten
gevolge van den oorlog niet bereikbaar,
moeilijk bereikbaar dan wel door hun geo
grafische positie minder aantrekkelijk zijn
geworden, en aan de hand van de ervarin
gen met het toerisme opgedaan gedurende
den wereldoorlog, acht men het geenszins
overdreven te veronderstellen, dat de mees
te Nederlanders dit jaar de vacantie in
eigen land zullen doorbrengen. In verband
met deze veronderstelling worden in vrij
wel alle deelen van het vaderland thans
reeds felle jachten op den vacantie-ganger
ontketend. Kleurige folders, de een al mooi
er dan de ander, dringen in de huiskamers
om Nederland eraan te herinneren, dat het
straks zomer wordt, en zy stellen gezins
hoofd en lieden zonder gezinsverband voor
de moeilijkheid uit een overvloed van kos-
telüke oorden hun keuze te doen.
Dat velen, buiten Zeeland woonachtig,
hun vacantie-plannen op onze provincie
zullen projecteeren, kan worden verwacht.
Zeeland toch heeft de laatste jaren bekend
heid gekregen; menigeen die er eerder ver
bleef zal er willen terugkeeren, en tal van
Nederlanders, die de roem van het blonde
land aan de blauwe Schelde-armen hebben
hooren verkondigen, zullen het dit jaar met
eigen oogen willen aanschouwen.
Er werden al teekenen waargenomen,
die erop wijzen dat het een ongewoon druk
seizoen voor Zeeland gaat worden. In ver
schillende badplaatsen stroomen de aan
vragen om logies-pryzen reeds binnen, en
men verneemt zelfs al van Walschersche
dorpen, die voor bepaalde tijden van den
zomer volgeboekt zijn.
Ook al zou in dit laatste eenige overdrij
ving schuilen, dan nog kan men er zich op
voorbereiden, dat de bekende toeristen
centra van onze provincie ongewoon druk
werk aan den winkel zullen krijgen.
1 Het lijdt geen twijfel, dat de bereidwillig
heid van de militaire autoriteiten om het
Zeeuwsche strand, waar het eenigszins mo
gelijk is, voor badgasten vrij te geven, aan
de vroegtijdige besprekingen van hotels en
pensions in belangrijke mate hebben bijge
dragen.
Hoe jammer in dit verband, dat nog
steeds niet vaststaat of Zeeland's grootste
hotel, „Britannia" hi Vlissingen, dezen zo
mer in dienst van het Zeeuwsche toerisme
zal kunnen worden gesteld
DAGJES-MENSCHEN.
Behalve in logeergasten zal onze provin
cie dit jaar, naar het zich laat aanzien, een
belangrijk aandeel krijgen in de dag-reizi
gers, die gedurende de zomermaanden door
het land toeren.
Zooals reeds gemeld zullen de Nederland-
sche spoorwegen in Juni vele duizenden
schoolkinderen naar Walcheren brengen.
De bemoeiingen der spoorwegen met Zee
land beperken zich evenwel niet tot de
jeugd.
In de zomermaanden zullen elke week
niet minder dan vier speciale treinen naar
onze provincie loopen met het doel, elders
wonenden een dagje met de aantrekkelijk
heden van Zeeland in aanraking te bren
gen.
Er komt weer een trein om toeristen te
laten genieten van de bloeiende bongerds
op Zuid-Beveland; er wordt een Walcher-
ren-trein ingelegd; dan is er een trein, die
de passagiers naar Zuid-Beveland' zal bren
gen, van waar ze met de provinciale boot
een tochtje naar Zierikzee maken, en ten
slotte zal elke week nog een trein naar Zee
land rollen om elders wonenden van een
vaartocht op de Westerschelde en van het
Zeeuwsch-Vlaamsche land te doen profi-
teeren.
De spoorwegen zullen op groote schaal
reclame maken om de rest van Nederland
den weg naar de Scheldeboorden te doen
vinden
Voor Walcheren en inzonderheid voor
Middelburg, die dit jaar geen groote illu
sies moeten koesteren van het dagjesbe-
zoek van de Belgische badplaatsen, waar
de Engelschen zullen ontbreken, kan de
krachtdadige medewerking van de spoorwe
gen een waardevolle compensatie vormen.
ZACHTJES AAN
Hoewel de Zeeuwsche bevolking over het
algemeen over den volksaard beschikt, die
men als een voorwaarde mag beschouwen
van toenemenden bloei van toerisme, kan
het geen kwaad er in het kader van dit ar
tikel even op te wijzen, dat de verwachte
hausse in toeristen enkele gevaarlijke kan
ten heeft. Vooral voor degenen onder de
bevolking, die meer waarde hechten aan
den dag van vandaag dan aan dien van
morgen, voor de zwakke broeders, die wel
eens uit het oog verliezen, dat toerisme een
blijvende, elk jaar weer opborrelende bron
van inkomsten moet zijn.
Het gevaar is niet denkbeeldig, dat dit
seizoen, nu de vraag naar logies en pensi
on het aanbod wellicht aanmex-kelyk zal
overtreffen, hier en daar toegegeven zal
worden aan de verleiding hoogere prijzen te
bedingen dan andere jaren.
In het belang van het toerisme in Zee
land, en dus in het belang van Zeeland, kan
tegen elke poging om „van de gelegenheid
te profiteeren" niet scherp genoeg worden
gewaarschuwd.
Nu Zeeland door buitengewone omstan
digheden de kans krijgt enkele treden op
de trap van het vreemdelingenverkeer over
te slaan, is het zaak te zorgen dat deze stij
ging niet te niet gedaan wordt door ver
keerde handelingen, die de toerist wellicht
noodgedwongen „neemt", maar die een
smet op zijn herinnering aan Zeeland zullen
werpen.
En daarom kan thans, ofschoon de zomer
nog niet in aantocht is, maar nu toch al
over prijzen wordt onderhandeld, het
„zachtjes aan" voor oogen worden gehou
den.
Belgisch vaartuig op Noordzee
beschoten.
EEN ANDER SCHIP OPGEBRACHT.
De reeders van de Belgische visschers-
sloep „Heyst 48" hebben draadloos bericht
ontvangen, dat het schip op de Noordzee
met mitrailleurs is beschoten, doch dat het
zyn weg vervolgde. Aan boord bevinden
zich vier man; het vaartuig wordt volgende
week te Zeebrugge verwacht.
De reeders van de ,,Heyst7S" hebben
draadloos, bericht ontvangen, dat dit schip
door een oorlogsschip naar een buitenland-
sche haven wordt gesleept. Het bericht
werd gestoord, zoodat men niet kon hooren,
wie het schip had aangehouden en waar
heen het werd gebracht.
JONGEMAN OP IJSSCHOTS
AFGEDREVEN EN VERDRONKEN.
Gistermorgen is de achttienjarige J. van
der Ploeg te Spijk (gem. Bierum Gr.) op
een ijsschots afgedreven achter den zeedijk
en verdronken.
Een persoon, die he( ongeval zog gebeu
ren en hem zwemmende wilde redden, slaag
de daarin niet en wist zelf ternauwernood
den wal te bereiken.
Gistermiddag om ongeveer drie uur is het
stoffelijk overschot van den jongen gevon
den.
Het bleek, dat de jongeman nog ge
tracht had zwemmende den zeedijk te berei
ken. Het lijk werd door de strooming tegen
den dyk te Holwerda (Gr.) opgeworpen en
is daar door voorbijgangers aangetroffen.
Minister Steenberghe is niet optimistisch over de
economische toekomst van ons land.
BoterverstrekUing aan het leger stuit op technische moeilijkheden
48 millioen aan credieten voor
de scheepvaart
De Eerste Kamer heeft gisteren de be
grootingen van Economische Zaken en het
Landbouwcnsisfonds voor 1940 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen. De
vier nat. socialistische leden der Kamer
verzochten aanteekening, dat zij geacht
vvenschten te worden te hebben tegenge
stemd.
In een rede, die geruimen tijd in beslag
nam, beantwoordde minister Steenberghe
de sprekers van de beide vorige dagen. Spr.
wees er op, dat de landbouw niet organisch
in den Economischen Raad is vertegen
woordigd, zooals andere bedrijfstakken,
daar de landbouw geen Landbouwraad be
zit. Wel echter is zij door deskund.gen ver
tegenwoordigd, Wat de vergoeding van
inundatieschade betreft, indertijd stond niet
vast, of er wel in geld zou worden uitge
keerd.
Thans is besloten in bepaalde gevallen
de helft van de gebruikswaarde van het
overgenomen vee als voorschot uit te kee-
ren.
Wat het probleem van boter voor het le
ger betreft, dit is een kwestie van nauw
persoonlijk overleg tusschen de ministers
van Economische Zaken en van Defensie.
Afgezien van de financieele consequenties
welke de minister op twee of drie millioen
per jaar begrootte, welke dan ten laste
zouden komên van het Landbouwcrisis
fonds ondervindt men veel grootere
moeilijkheden van technischen aard. Wan
neer eenmaal de boter in plaats van mar
garine wordt verstrekt, dan zal dit gedu
rende de geheele mobilisatie moeten ge
schieden en dan stuit men op groote moei
lijkheden ten aanzien van het vervoer in
den zomer. De deskundigen hebben voor dit
probleem nog geen oplossing welen te ge
ven, doch er is hier geen sprake van onwil
van de regeering, aldus de minister. De
regeering loopt niet aan de leiband van de
margarine-industrie.
Over het vraagstuk van het kaasverbruik
in het leger kon de minister mededeelen,
dat binnenkort een legerorder zal ver
schijnen, welke een bepaalde verplichting
zal inhouden voor het gebruik van kaas.
Het gevolg hiervan zal zijn een vaste afzet
van drie en een half millioen kg kaas. Ten
aanzien van den tuinbouw deelde de mi
nister mede, dat belangrijke bedragen hier
voor worden uitgetrokken. Dit jaar zal dit
twintig millioen zijn tegen twaalf millioen
het vorige jaar.
DE SUIKERBIETEN.
Tegen de bewering van de heeren Maar-
singh en van Bönninghausen (N.S.B.), dat
de regeering slechts kykt naar de belangen
van de margarine-industrie, voerde de mi-
nistr aan, dat het grootste deel van den
aan den zuivel verleenden steun van 58
millioen wordt opgebracht door die indu
strie. Ook de Pachtwet zeide de minister.
dat een wetsontwerp tot wijziging daarvan
het departement verlaten heeft. Wat de
klachten over beperking van de uitbreiding
van het suikerbietenareaal tot slechts een
jaar betreft, verklaarde de minister, dal de
regeering ook rekening moet houden met de
belangen van onze overzeesche gebiedsdee-
len. De uitbreiding tot twee milliard kilo
gram is als reserve bedoeld, doch wij moe
ten de Indische suiker gebruiken, zoolang
aanvoer nog mogelijk is.
Er behoeft geen vrees te bestaan voor te
geringe teelt van consumptieaardappelen.
De minister zeide gegriefd te zyn door de
mededeeling van den hr. Von Bönninghau
sen, dat hij een vernietigingspolitiek volgt
op landbouwgebied. Door allerlei maatre
gelen tracht hij producten voor doordraaien
te behoeden, zoo ook zelfs de bloemen.
SCHEEPVAARTCREDIETEN.
Op een vraag van den heeer Heldring
omtrent de voorwaarden voor de credieten
aan de scheepvaart kon de minister geen
antwoord geven, daar het overleg met fi
nanciën in het laatste stadium is. Zij zul
len dezer dagen worden bekend gemaakt.
Wel kon de minister mededeelen, dat ten
volle rekening zou worden gehouden met
het feit, dat de vaste lasten zoo mm mo
gelijk moeten worden verzwaard Dit zal
geschieden door een belangrijke verminde
ring van de renteverplichtingen in de ja
ren van veriles of geringe winsten.
Onder deze voorwaarden zal 48 millioen
worden opgenomen, waarvan 16 millioen
voor den bouw. Dit beteekent werkgele
genheid voor 8000 arbeiders gedurende an
derhalf jaar.
PERSPECTIEVEN UITERST
ONGUNSTIG.
In het vervolg van zijn rede toonde de
minister zich niet optimistisch ten aanzien
van de economische toekomst van ons
land. Hij noemde de perspectieven uiterst
ongunstig en achtte het niet uitgesloten,
dat binnen eenige maanden de versobering
vanzelf zal moeten komen. De minst draag-
krachtigen zullen voor de moeilijkheden
gespaard moeten worden. Heftig kwam de
minister op tegen de rede van den heer
Von Bönninghausen, die gesproken had
over ons land als van een kerkhof met een
dikken muur er om heen. De minister
noemde dit geen hoon voor de regeering,
doch voor ons Nederlandsche volk, voor
de zeelieden, die de gevaren van de zee
trotseeren, voor de boeren en de arbeiders,
voor de ondernemers en de middenstanders.
Laten deze heeren niet zeggen, dat de re-
geering hen buiten het volk wil plaatsen,
aldus de minister, zij plaatsen zich zelf
er buiten door zoo te spreken- Wij staan
thans aan het begin van de moeilijkheden;
doch het Nederlandsche volk is in den loop
van eeuwen nooit verslagen geweest. Re
geering en volk zullen in eensgezindheid
de economische moeilijkheden te boven ko
men.
Op deze rede volgde applaus van bijna
alle banken.
Na replieken van de heeren de la Bel-
1 a (s.d.Von Bönninghausen
(n.s.b.), Maarsingh (n.s.b.) en Ter
Haar (ch.) en dupliek van den minister,
werden beide begrootingen zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Zonder debat en stemming werden ver
volgens goedgekeurd het wetsontwerp,
waarbij een buitengewoon crediet van hon
derd millioen gulden wordt aangevraagd
op de begrooting van Economische Zaken
voor 1939 en het wetsontwerp goedkeuring
van het Nederlandsch-Duitsch verdrag no
pens de regeling van het goederenverkeer,
op 25 Maart 1939 te Berlijn gesloten.
Verboden eieren rapen.
In het geheele rijk is het zoeken, rapen
en buiten openbare wegen en voetpaden
vervoeren van eieren van kemphanen, wul
pen, scholeksters, grutto's, tureluurs, meer
koeten en waterhoentjes toegestaan van 1
Maart tot en met 19 April 1940. Met dien
verstande evenwel, dat het vervoeren ge
durende de data 20 en 21 April is toege
staan binnen de bebouwde kom der gemeen
ten en langs openbare wegen en voetpaden.
Het zoeken, rapen, ten verkoop in voor
raad hebben, te koop aanbieden, verkoopen,
afleveren of vervoeren van eieren van
zwanen,wilde eenden (alle soorten), gan
zen, duikers, watersnippen en goudplevieren
is niet toegestaan.
Neem een
polis van
VAN 1859
1MB
Naar het Engelsch van
C. VANDERBELT Jr.
in.
„Al hun tochten waren niet op onheil ge
richt", antwoordde Jim. „Ze hadden vaak
veel plezier. Denk maar eens aan dat troep
je, dat op het feest verscheen en den heelen
nacht met de levenden danste en
„Van dansen gesproken", viel Mimi hem
in de rede. .Wordt op dat Treaty feest
soms ook gedanst? Als dat zoo is, dan is het
jammer, dat ik myn avondjapon niet mee
genomen hebt".
„Toch niet", zei Laura stijf. „Een derge
lijk soort feest is hét niet!"
En toen het vliegtuig in het sombere, ar
moedige mijnwerkersstadje was aangeko
men zag Mimi op slag, dat de Blanke
Squaw gelijk had. Dit werd geen feest, dat
ook maar eenigszins geleek op die, welke
Mimi tot nogtoe meegemaakt had. Het
plaatsje, dat slechts één hoofdstraat had,
die op het meer uitkwam, waaraan het zen
dingsgebouwtje, het uit zware balken op
getrokken „hospitaal", het kantoor van de
Hudson's Baai Compagnie en een flink do
zijn gammele hutten en huisjes stonden,
bracht Mimi de verhalen van haar vader
over zyn jonge jaren in herinnering. Ver
halen, die hem telkens weer de ergenis en
verontwaardiging van haar moeder op den
hals haalden. „Maar Rob, waarom mogen
we nou toch nooit den tyd vergeten van je
houweel en mynwerkersschop!"
Ja, dit was echt 'n houweel-en-schop
stadje! En voor het moment de plaats, waar
een Indiaansch Treaty-feest gegeven werd.
Toen Mimi uit het vliegtuig klom en op de
kale vlakte stond, zag ze, hoe Indianen van
allerlei slag, postuur en kleeding langs het
meer bezig waren met het opslaan hunner
tenten.
„Zyn dit vriendelijke Indianen of net zul
ke mormels, als de jouwe?" vroeg ze aan
Jim.
„Als jy jezelf behoorlijk gedraagt zyn ze
heel vriendelyk", antwoordde hij, zonder
om te kijken, terwyl hy haastig achter Lau
ra aan naar het primitieve hospitaal liep.
Mimi haalde haar schouders op en draaide
zich met een ruk om, zoodat ze tegenover
een grinnikenden jongen goudzoeker kwam
te staan, die tergend langzaam opmerkte:
„Uw vriend schijnt geen hoogen dunk van
uw gedrag te hebben".
„O, dat was maar een grapje", zei Mimi.
„Ik ben heusch een engel".
„Wat jammer! Ik had u juist willen aan
bieden, u hier in de plaats rond te gelei
den". Zijn innemende eenzijdige glimlach,
die een gouden tand te voorschijn deed ko
men, ontnam elke onpassende vrypostig-
heid aan zijn aanbod.
Mimi behoefde echter geen bescheid te
geven, want Laura riep haar luidkeels van
uit de openstaande deur van het zieken
huis.
„Die oude man zou u graag even zien",
zei ze. „Hij heeft uw vader nog gekend".
Met tegenzin trad Mimi het ziekenhuis
binnen. Ze had een afschuw van ziekenhui
zen en wist nooit, wat ze daar zeggen
moest. Doch toen ze den vriendelyken
ouden man op het bed zag liggen, voelde ze
zich byna geheel op haar gemak. Hy deed
haar denken aan een ouden bekende uit
haar jeugd, van wien ze veel gehouden had.
Let wel toeval is niets anders
dan het ruwe materiaal onder de hand
van den kunstenaar. De Voorzienig
heid schenkt ons het toeval; wij moe
ten het omvormen tot een doel.
iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiH
„Wacht nu weet ik al wie Jiy is!" riep ze
uit, toen Jim hen aan elkaar voorgesteld
had. „Sinterklaas!"
De oude man glimlachte zwakjes, „Het
is lang geleden, dat iemand me zoo ge
noemd heeft.Zoo, ben jy nou Robbie's
dochter? Laat me je eens bekijken! Wat
ben je knap, kindje! Je moet voor je va
der wel een groote vreugde en een goeie
kameraad zijn. Hij was toch zoo'n kranige
kerel. Beter vind je ze nietEn onze
Jim hier is er net zoo eentje, als jouw va
der waseen van dat reuzenslag, dat aan
het uitsterven isNee, ik houd m'n
mond niet Jamie! Jij bent een kranige jon
gen en we zijn hier in de buurt allemaal
dankbaar, voor wat jy hier doet en gedaan
hebt!Nou, goed, dan zal ik probeeren
in slaap te komenWacht evenDoe
je myn hartelijke groeten aan je vader.
Mimihy is een gelukkige kerel!"
Mimi, Laura en Jim liepen op hun tee-
nen naar buiten. De zon scheen stralend.
Laura kneep Jim in z'n arm. „Het is je al
weer gelukt!" zei ze bly. „Nog net op tyd
gekomen! Binnen een paar dagen is hij
weer zoo gezond als 'n visch!"
„Je bedoelt, dat het jou alweer goed ge
lukt is", zei hij, haar hand streelend. Mimi
verwijderde zich, zoo gauw ze maar gelegen
heid vond. Ze voelde zich rusteloos, onze
ker van zichzelf en ontzaggelijk klein. De
oude man had gezegd: „Je moet voor je va
der wel een groote vreugde en een goeie
kameraad zyn!" Wanneer dan wel? In ja
ren was ze het niet geweest. Doelloos slen
terde ze het dorp rond, bekeek de Indianen
en luisterde naar hun tromgeroffel. Jim, die
door iedereen in de nederzetting met onder
scheiding werd behandeld, zat urenlang in
gesprek met enkele leden van de Canadee-
sche Bereden Politie. Mimi vond hen schit
terend mooi in hun roode uniformen, die ze
ter eere van de feestelijkheid hadden aan
getrokken. Maar voor de conversatie had ze
niets aan hen, omdat ze zoo geheel opgin
gen in hun besprekingen over de gepleegde
en nog dreigende sabotage.
Iedereen was druk bezig, iedereen wist
zyn plaatsbehalve Mimi. Ze begaf zich
naar den oever, ging op een omgekeerde
kano zitten en steunde haar ovale kin in
haar handen.
„Ik geef een penny "als ik weten mag,
wat. u denkt!" De vrijpostige jonge goud
zoeker met zijn gullen glimlach kwam naar
haar toe. Mimi voelde zich plotseling blij
over zijn komst en zyn gezelschap. „Ik zat
erover te denken, hoe heel anders dit alles
is, dan wat ik ooit heb meegemaakt".
„Dat dacht ik ook", antwoordde hy met
instemming. „En dat is de reden, waarom
ik u dadelijk ontdekte, toen u uit dat vlieg
tuig klauterde U bent een Amerikaansche
niet waai'?"
Ze knikte van ja. „Ik ook. Uit Chicago".
En daarop begonnen ze meteen te praten
over de Winderige Stad, alsof ze er al
eeuwenlang weg waren.
„Kijk eens", zei hij na een poosje, „ik
weet wel. dat het vrijpostig van me was,
u zoo maar aan te klampen; en misschien
zal. wat ik nu ga zeggen, ook wel erg vrij
postig klinkenmaar ik zeg het toch.
Ik heb in mijn hut nog een flesch whisky
staan. Hoe zoudt u erover denken, als we
nu meteen een drupje namen?terwyl
die malle roodgezichten daar aan het dan
sen zijn?" Hy wees op de plechtig dansende
Indianen langs den oever van het meer. Mi
mi volgde hem naar zijn belachelijk kleine
hut, waar ze eenglas in één teug naar
binnen sloegwat haar aanmerkelijk op
knapte.
„Laat uw vriend vooral niet merken dat
ik u dit gegeven heb", waarschuwde haar
nieuwe kennis. „Drank is bij deze Treaty-
feesten absoluut verboden. Om de Indianen
begrijpt u? Die zyn er krankzinnig dol op
en tot alles in staat om drank te bemach
tigen. Nog eentje?"
Mimi dronk er nog een. „Hij is mijn vriend
niet", antwoordde ze toen.
Opeens riep de goudzoeker, naar buiten
kijkend: ,Nou goed, wat hy dan ook is,
maar hy loopt je te zoeken. Hier, 'n stukje
kauwgom!"
Mimi nam het lachend aan. Toen ze bui
ten op de zonnige straat liepen, zei haar
gastheer: „Weet je wie dol op kauwgom
zijn? De Eskimo's. Ik heb 'n winter pels-
handel ondet hen gedreven. Als ze de uiter
ste ellende willen beschrijven, dan zeggen
ze: „Arme kleine Eskimo geen vader, geen
moeder, geen kauwgom!"
Mimi moest er om lachen en van dat
oogenblik af begon ze pret in het geval te
krygen, hoewel Jim steeds grooter ont
stemming over haar gedrag toonde. Zijn be
sprekingen met de Bereden Politie hadden
tot ver in den namiddag geduurd, zoodat
Jim besloot, dien nacht over te blijven.
Toen hy dit tegen Mimi vertelde, zei ze, dat
ze er geen bezwaar tegen had: feitelijk vond
ze het veel prettiger dan op zijn eiland te
moeten vechten tegen honden, muskieten.
Indianen en petroleumstellen.
(Wordt vervolgd).