BI]
DE APENKOOI
Met Wekkertje
VOOR DE JEUGD.
Om zelf te maken - Een schaakspel
•ET Vr
De vader van Maarten en Bram hield erg
veel van schaken.
Was er een schaakmatch in de stad, het
gebeurde nooit dat mijnheer Verduyn er
niet bij was. En zelf .schaakte hij veel bij
zijn kennissen. „Jammer dat ik geen
schaakspel heb, clan zou ik het jullie eens
kunnen leren!" had vader meermalen té
gen zijn jongens gezegd. Dat had hun op
een idee gebracht. Ze zouden zelf zo'n spel
maken. Zijn er onder jullie ook jongens of
meisjes die in het zelfde geval verkeren?
Dan vinden ze hieronder, hoe je zo'n
schaakspel maken kunt. Moeilijk? Nee
hoor! Alleen moet je kunnen figuurzagen.
En de meesten zijn daar handig in, dat
weet ik.
We beginnen met het schaakbord. Je
neemt een plank, b.v. van een oude kist en
zaagt een vierkant van 40 bij 40 cm. Als
je de schaakfiguren kleiner maakt, dan
wordt dit bord ook kleiner. We verdelen
de kanten in achten en verbinden-de tegen
over elkaar liggende punten met een pot
loodstreep langs een lineaal. Zo ontstaan
er 64 vakjes, die je afwisselend zwart en
wit maakt. Dit kun je het best met dek
verf doen en daarna overlakken. Als je het
bord opvouwbaar wilt maken; zaag je het
doormidden en plakt er een stuk vilt on
der.
Nu gaan we de figuurtjes maken. Je kunt
de grootte maken zoals je wilt. Je kunt ze
groter, kleiner of even groot maken als het
voorbeeld. Eerst breng je de figuuromtrek-
ken op het hout over. Voor één spel heb je
nodig: 4 x toren, 2x koning, 2x dame, zes
tien x boer, 4x loper en 4x paard. Denk er
ook aan dat je van alles een zwart en een
wit figuur nodig hebt, want je weet dat de
ene speler met de zwarte figuren speelt
de andere speler met de witte figuren.
Voor ieder figuur maak je een grondplank-
je, zoals je hier ziet, Je zaagt alles zorg
vuldig uit, vült de figuren glad en steekt
ze in het grondplankje, waar je ze met lijm
of syndeticon vastplakt.
De kleuren kun je kiezen, hoe feller hoe
sprekender. Alleen de grondplankjes geven
de partij aan, die worden dus weer wit en
zwart geverfd. Tot slot lak je alles en het
spel is klaar.
RAADSELS.
1. Met een h ben ik een dier.
met een b ben ik een meester,
met een k ben ik een zuivelproduct,
met een m ben ik een rivier in België
en Nederland,
met een v ben ik een pul.
2. Ik ben een heel klein dier
Mijn aantal letters is 1 plus vier
Ik beweeg me in de lucht
En bijna iedereen die zucht:
„Daar komt weer zo'n akeligean
Bah! Daar houden we niet van."
Ik eet heel dikwijls van wat op tafel
staat
Dat maakt de mensen ook heel kwaad
Ik houd van de zomer als 't warm is
Je raadt me zeker en gewis!
3. Ik ben een onderdeel van een boom.
Neem mijn staart eraf en ik ben een
jongensnaam.
OPLOSSINGEN RAADSELS.
1. Het paard in hel gymnastieklokaal.
2. B (Bé).
3. sijs. R..
•>p2U>i "0Z
iaSi-a '61 luua *81 Ixpxoq TI Uuoi -91 luaja
"SI :011a TI :[33cu "SI :JOOI zi ïoqia TI
!oiso '01 !iooa "6 !pjor "8 :j9l9 'L :°HO '9
!iaoq 'S !soaa -f !oabh iaenq -g !aqqe t
DNISSOTdO
Een partijtje schaak.
Wil Bokhorst.
Careltje Blankestein zou een aardig vent
je geweest zijn en de mensen zouden hem
allemaal heel lief gevonden hebben, als
hij niet de minder prettige gewoonte had
om alles wat binnen zijn bereik kwam, weg
te nemen. Hij liep nooit met lege zakken
rond. Je kon er van alles in vinden: ap
pels, potloden, penhouders, knikkers en
wat niet al.
Maar die zak gaf geen kik, die slikte
maar.
Op een goede keer zou Careltje bij zijn
oom op bezoek gaan. Voor hij het huis uit
ging, had zijn moeder hem nog eens onder
handen genomen. „Careltje, denk er om,
dat je nergens aan komt! Hou je handen
thuis!" had ze gezegd. „Je weet dat aan
jouw vingers van alles blijft kleven."
„Alsof ik niet weet hoe het hoort!" dacht
Careltje boos. Ze hoefden hem niets te zeg
gen; hij kende zijn manieren!
Maar achteraf beschouwd was het hele
maal niet makkelijk om nergens aan te ko
men. Oom had zulke mooie dingen. Een
prachtige postzegelverzameling, onder an
deren. Postzegels met koningskoppen, wou
wen en kinder-figuurtjes, schepen, bergen
en stromen. Langwerpige, vierkante en
driekantige postzegels. Careltje keek zijn
op oom z'n bureau stond. Het was niet
groter dan een kindervuist. Careltje had
nog nooit zoiets bijzonders gezien. „Kan het
echt wekken? Zo'n klein dingetje?" vroeg
hij verbaasd.
„En goed ook", zei oom, Als je eens wist
wat een lawaai dat ding maakt. Hoor maar"
En oom liet het wekkertje aflopen. Daar
ging het: Rrrbimdebimdebimdebimde, zo
hard dat je je eigen stem haast niet kon
horen. „En als je het niet meer horen wilt",
ging oom voort, ,hoef je alleen maar dit
knopje in te drukken."
Er werd plotseling geklopt en oom werd
weggeroepen, er was iemand om hem te
spreken. Voordat hij de deur uit ging, zette
hij het wekkertje weer voorzichtig op zijn
plaats en gaf Careltje een photoalbum.
„Kijk dat maar eens door", zei hij.
Maar die photo's interesseerden Careltje
helemaal niet. Zijn ogen dwaalden naar het
wekkertje. Wat een fijn ding was 't toch!
Hij zou het graag eens in zijn handen hou
den, maar dat was gevaarlijk. „Je weet dat
er aan jouw handen gauw iets blijft kle
ven", hoorde hij moeders stem. Nee, hij
mocht hier niets wegnemen. En zeker geen
klokje. Zou hij oom vragen of hij het heb
ben mocht? Uitgesloten. Oom gaf zo maar
ogen uit. Maar geen kans om er een paar
mee te nemen! Oom bleef er altijd bij als
hij ze liet zien. En als hij wegging, nam
hij het grote album en sloot het weg in de
kast. Nee, geen kans voor Caretje.
Oom had nog veel meer. Kristallen va
zen, kunstig gesmede briefopeners, porce-
leinen figuurtjes, asbakjes en nog veel meer
interessante dingen. Maar het mooist van
alles was het wekkertje. Het wekkertje dat
ONS RAADSELHOEKJE.
Deze 6 figuren kun je uitknippen, en wie
kan ze dan zo leggen, dat ze een vierkant
vormen
niets weg, hij liet alleen maar dingen zien.
Hij zou hoogstens een paar peren krijgen als
hij naar huis ging.
Careltje werd er treurig van. Wat moest
oom nu met een wekker doen? Grote men
sen sliepen nooit erg vast, die werden van
zelf wakker. Dus hadden ze geen wek
ker nodig. En zijn moeder moest zich elke
morgen hees schreeuwen, voordat hij haar
hoorde. En dan was hij veel te laat en had
haast geen tijd om een boterham te eten,
voor hij naar school ging. Hoe anders zou
dat zijn, als dat wekkertje op zijn tafeltje
stond. O, hij zou nooit meer doorslapen als
hij dat rrrrrrrebim hoorde. Hij zou het bed
uitvliegen, zich aankleden en dan zou hij
meer dan genoeg tijd hebben om een paar
boterhammen naar binnen té werken. En
moeder zou hem nooit meer hoeven te roe
pen, wat zou ze biy zijn! En de onderwijzer
zou blij zijn dat hij weer op tijd op school
kwam. O, alles zou beter worden! Het
scheen Careltje toe alsof zijn hele levens
geluk van dat wekkertje afhing. Hij hield
het niet meer uit. Hij moest dichter bij dat
wekkertje zijn. Op zijn tenen sloop hij
naar het bureau. Daar tikte het klokje rus
tig, was zich van niets bewust. Zou het
weer zo'n geluid maken als hij dat hef
boompje naar rechts schoof, zoals oom dat
gedaan had?" Nee, er zou eens iemand bin
nen kunnen komen. Hij zou het alleen
maar eventjes aanraken. Maar toen Carel
tje het wekkertje eenmaal in zijn handen
voelde, was het met zijn goede voornemens
gedaan. Twee seconden later zat Careltje
weer met het photoalbum op zijn knie en
het wekkertje in zijn zak.
Even later kwam oom weer binnen. Ca
reltje stond op. Hij moest naar huis, be
weerde hij. „Wat, nu al?" vroeg oom ver
baasd, „het is toch nog vroeg, waarom moet
je nu in eens weg?"
Maar Careltje liet zich niet bepraten. De
lucht zag er zo raar uit, hij was bang dat hij
een regenbui zou krijgen, en hij had geen
regenjas bij zich. En moeder had gezegd,
dat hij vandaag vroeg thuis moest zijn.
„Nu, dan kan ik je niet hier houden",
oom. „Maar je moet nog een paar peren
mee nemen", en oom haalde de bekende
peren van de fuitschaal. „Vooruit, zakken
open!"
Careltje stak zijn hand in de linkerzak,
om het wekkertje iets opzij te duwen, om
plaats te maken voor de peren. Plotseling
hoorden ze een klik en „rx-rrrdebimdebim-
debim" klonk het uit de zak.
OPLOSSING LEGGPUZZEL.
INVULRAADSEL
Zoals je ziet bestaat dit invulraadsel uit
vijf vierkanten. In elk vierkant zijn de
woorden horizontaal en verticaal aan elkaar
gelijk en bovendien grijpen de woorden
van de verschillende vierkanten hier en
daar in elkaar. We zullen de woorden vol
gens de getallenvolgorde opnoemen:
1. een getij.
2. draagbaar.
3. heilige, waarnaar een kerk in Haarlem
is genoemd.
4. Griekse god der liefde.
5. boedel.
6. jongensnaam.
7. Iemand, die eet.
8. Engelse adellijke titel,
9. lichaamsdeel.
10. hoofdstad van Noorwegen.
11. grote rivier in Duitsland.
12. reis, tocht, kunststuk.
13. wordt door den bakker gebruikl.
14. Friese jongensnaam.
15. voedsel tot zich nemen.
16. zeer brandbaar koord.
17. boom.
18. dichterlijke naam voor Ierland.
19. hoofdstad van Letland.
20. breuk, scheur.
Eerst moest oom vreselijk lachen, terwijl
Careltje met een vuurrood hoofd, met zijn
vingers in zijn zak frommelde. Maar toen
werd oom heel ernstig en zei: „Careltje,
schaam je je'niet? Je mag toch nooit iets
van andere mensen wegnemen? En vooral
niet dingen waar de mensen erg op gesteld
zijn?! Als je dat later ook doet, zul je nog
heel veel akelige dingen beleven. Weet je
niet, dat je van binnen al een wekkertje
hebt? Een wekker, die altijd afloopt als je
iets verkeerds gedaan hebt? Let op: als je
weer eens in de verleiding komt, zul je dat
wekkertje zachtjes horen snorren: „Niet
nemen, niet nemen! Begrijp 3® me?"
Careltje had oom begrepen en in het ver
volg luisterde hij altijd naar zijn eigen wek-
kerje in zijn hart.
GORILLA.
Jullie hebt allemaal wel eens een gorilla
gezien in de dierentuin. Je weet wel, die
geweldige grote apèn. Over de gorilla wor
den allerlei fabeltjes verteld. Er wordt wel
beweerd, dat ze kaarsrecht lopen en bij
zonder pienter zijn. Nu, dat is niet waar
Een gorilla snapt niet veel. Veel minder
b.v. dan een chimpansee. Dat is o.a. geble
ken uit de proef met de stok. Ze legden
zijn voedsel buiten zijn bereid, b.v. achter
de tralies, maar in zijn hok legden-ze een
stok. Na van alles geprobeerd te hebben
kreeg de chimpansee het idee, de stok op
te pakken en hiermee het eten naar zich
te trekken. Maar ze heb
ben nog niet één gorilla
aangetroffen die zo knap
was. Wel doen ze het, als
je het ze voor doet. Want
in „na-apen" blinken de
apen uit.
En het is ook niet waar
dat ze altijd i-echtop lopen.
Een beroemde geleerde
heeft de gorilla's een hele
tijd bestudeerd en is tot de
conclusie gekomen, dat 't
hun een geweldige inspan
ning kost, zich op te rich
ten. Ze kunnen het dan
ook maar enkele ogenblik
ken volhouden. Een goril
la „loopt" net als een haas.
Wat voedsel betreft, me
neer de gorilla lust geen
bananen.
Er bestaan verschillende
soorten gorilla's. De groot
ste is de zwarte. Die kan
1.80 m lang worden. En
hij weegt dan over de 500
pond! Stel je dit eens voor! In de Berlijnse
dierentuin is eens een gorilla geboren, die
120 pond woog en toen hij stierf was zijn
gewicht bijna 600 pond! Maar niet alle go
rilla's zijn zo kolossaal.
De gorilla is een echte snoeperd. Vandaar
dat de inboorlingen ook niets van hem
moeten hebben. Alles steelt hij, suikerriet,
vruchten enz. En als hij iets vindt dat hij
niet lust, gooit hij het driftig weg. Het beest
gebruikt meestal maar één hand en wel de
linker, net als de chimpansé.
In de dierentuin houden de gorilla's het
meestal niet lang uit. De mensen hebben
al van alles geprobeerd, maar het is tot
nu toe niet gelukt een goi'illa lang in leven
te houden. Ze missen zon envrijheid
Tegenwoordig proberen ze met kunstmati
ge zon iets te bereiken en ook wordt de go
rilla heel goed gevoed. Hij krijgt: lever
traan, vruchten, brood, groenten, melk, vis,
en gekookt kippenvlees. En toch blijven de
dieren niet lang tierig. Na een jaar of zes
zeven, worden ze suf en trekken zich in,
een hoekje terug. De beroemde gorilla in
de Berlijnse dierentuin, Bobbie heette hij,
heeft het zeven jaar uitgehouden.
De Baviaan.
Voor de kooi van de baviaan staan altijd
hopen mensen. Het is dan ook vermakelijk
te zien hoe deze apen hun pels mooi hou
den. Haartje na haartje pluizen ze na. En
vrolijk snaken zijn het ook. Ze schomme
len dat het een lust is. En een hoge leeftijd
bereiken ze ook. Wel veertig jaar en meer.
D§xt is heel wat voor ëen aap. Ze zijn dol op
honing. In de wildernis stelen ze alle ho
ningraten die er te krijgen zijn. En bang
voor de inboorlingen zijn ze ook niet. Wel
voor de blanken, want die hebben van die
gekke lange stokken waar vuur uit komt,
geweren! En zodra ze een troep blanken
zien, vluchten ze de bomen in.
De bavianen worden nog al eens gevolgd
door luipaarden. De mannetjesbavianen
zijn sterk genoeg om die aanvallers te lijf
te gaan, maar de wijfjes en de jonlcjes heb
ben het meest te vrezen. Als die door een
luipaard aangevallen worden, beginnen ze
hard te schreeuwen, waarop de mannetjes
hun te hulp komen en dan gebeurt het meer
dan eens, dat zo'n luipaard door bavianen-
tanden aan stukken wordt gescheurd.
Ze houden van alles, zelfs vanschor
pioenen. Maar ook kleine vogeltjes, sprink
hanen en zo meer vinden ze heerlijk. Een
wolk sprinkhanen is voor de bavianen een
buitenkansje, 's Morgens gaan ze tot de
aanval over. De apen, die soms moeite heb
ben met het zoeken van voedsel, eten zich
dik en rond aan die sprinkhanen en wat
ze niet kunnen bergen, komt in him wang
zakken terecht.
De Chimpansé.
De Chimpansé is het verstandigste van
de apen. Dat hebben ze ook uit proeven
gezien. Hy houdt van apenootjes, sleutel
bossen, handschoenen en wandelstokken.
Pas dus op dat je nooit te dicht by de tra
lies van zyn hok komt. Ze kunnen leren ro
ken, fietsen en tafeldekken en de mensen
lachen altijd om hem. Maar dat kan de
chimpansé niets schelen. Als hij zelf maar
plezier heeft.
Er zou nog veel meer over apen te ver
tellen zijn. Het zyn over het algemeen
gi'appige en interessante beesten en ze zyn
best een bezoek aan de dierentuin waard.
Want ze maken je aan het lachen en la
chen is gezond voor iedereen.
Het Ideinstc aapje ter wereld. Het past in
een hand en- wordt met de fles gevoerd.