wel noodzakelijk
Goud inde Wildernis
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN WOENSDAG 14 FEBRUARI 1940. No. 38.
Is de suikerdisfrfibulse
De totale lasten worden thans
bijna 400 pet. van den
marktprijs.
Als met ingang van 1 Mei a.s de nieu
we (vierde) reeks opcenten op den Sui-
keraccünsen geheven wordt a 2,25 per
100 kg, zal de suiker als volgt belast zijn:
Accijns 22,50
10 Fiscale opcenten 2.25
20 Crisis-opcenten 4 50
10 Distributie-opcenten 2,25
10 Leeningsfonds-opcenten 2,25
Compenseerend invoerrecht 2 40
Omzetbelasting 0 40
Totaal 36,55
Aangezien de regeering de suiker afgeeft
voor 9,35 per 100 kilo. bedraagt na 1
Mei de totale suikerbelasting 391 procent!
Intusschen is naar het Handelsblad
schrijft de onbelaste binnenlandsche
suikerprijs sedert Augustus gestegen
van 6.50 op 9,35 per 100 kilo, dus met
2,85. Bovendien is er sedertdien bijge
komen 2,25 Distributie-opcenten en per
1 Mei komen er nog eens bij 2 25 Lee-
ningsfondsopcenten, in totaal dus 7,35.
Het spreekt vanzelf, dat zulk een prijsver-
hooging voor den consument een reden is,
om het verbruik te verminderen Zoo
daalde de consumptie bv, van 29.1
kilo per hoofd van de bevolking in 1932
op 25.1 kilo in 1934 of 14 en wel als
gevolg der crisis-opcenten
Vorig jaar heeft het yerbruik per hoofd
bedragen plm 26 kilo; het derde deel
daarvan is indirecte consumptie, nl via
suikerhoudende voedings- en genotmidde
len. Er resteert dus 17 kilo suiker per
hoofd per jaar als, directe consump
tie („over de toonbank").
De distributie-basis bedraagt 1 kilo per
hoofd per 3 weken, dus eveneens 17 kilo
per jaar.
Dit wil dus zeggen, dat vorig jaar de con
sumptie even groot is geweest als thans
de basis der distributie terwjjl de prijs-
verhooging de consumptie waarschijnlijk in
het loopende jaar zal drukken tot b e-
n e d e n die distributie-basis
Dit is een reden, waarom het suikerbon-
nenstelsel als overbodig kan worden ge
kenmerkt
De tweede reden is. dat de binnenland
sche productie van suiker circa 220 milli-
oen kilo bedraagt, dat is evenveel als de
directe en indirecte binnenlandsche con
sumptie vóór de jongste prijsverhoogingen
Ook om deze reden kan de suikerdistribu
tie derhalve ais overbodig v
den gekenmerkt. Eenig recht van bestaan
had zij alléén in de eerste weken van Sep
tember, toen het uitbreken van den oorlog
en de daaruit voortvloeiende onzekerheid
van het transport ter zee, samenviel met
eenig hamsteren en het aanstaande begin
der suikercampagne
Naast de binnenlandsche consumptie is
nog circa 70 millioen kilo suiker noodig
voor den export van suikerhoudende pro
ducten (o a. gecondenseerde melk, waarin
circa 55 millioen kilo wordt verwerkt).
Deze hoeveelheid wordt echter nog steeds
gedekt door invoer, o.a. door de gegaran
deerde afname van 80 millioen kilo Java-
suiker. Trouwens, in de eerste vier oor
logsmaanden heeft ons land 31 millioen
kilo ruwe en witsuiker geïmporteerd, het
geen volkomen normaal was Bovendien
wordt de binnenlandsche productie met 25
of 55 millioen kilo vergroot, terwijl de
import van Javasuiker zal blijven voort
gaan
Hoe men de zaak dus wendt of keert,
de kohtbare eiuiker-distribujie kan niet
worden beschouwd als een noodzakelijkheid,
al is de overbodigheid ervan niet zóó
uitbundig als bij- de inmiddels afgeschafte
groene erwten-distributie.
Niettemin wordt voor deze oi. overbo
dige suikerdistributie, ter dekking van de
uitvoeringskosten, zoo heet het een
bedrag geheven van 2,25 per 100 kilo
Voor samenwerking der kleine
naties.
De voorzitter van het Noorsche parle
ment,Hambro, heeft gisteravond te Kopen
hagen gesproken over samenwerking tus-
schen de kleine naties.
Hambro noemde de Oslo-staten en zeide,
dat deze kleine staten zich nog nauwer
moesten aaneensluiten, want krachtens hun
cultuur en o.nt.wikkeling waren zij een
macht. Er is zoo zeide hij een krachtig
toenemende neiging aanwezig, geestelijke
en materieele samenwerking te zoeken met
andere staten, die zich tegenover dezelfde
gevaren geplaatst zien, en de samenwerking
tusschen deze kleine staten zou van het al
lergrootste belang kunnen worden.
Een klein land is geneigd, dé grootst mo
gelijke voorzichtigheid te betrachten, doch
dit kon overrdeven worden. Er zijn bepaal
de handelingen, waarvan iedere moreele
staat en iedere moreele persoon moet af
zien.
Met iederen kleinen staat, die verdwijnt,
zoo verklaarde Hambro verder worden de
omstandigheden voor de andere ongunsti
ger. Het is iederen stagt, die zün zelfrespect
wil behouden, mogelijk, iedere crises te bo
ven te komen en toch op bescheiden wijze
uiting te geven aan zijn opvatting omtrent
bepaalde feiten, waarvan het gevoel zegt,
dat daartegen geprotesteerd moet worden,
met name wanneer zulke feiten zich voor
doen in de onmiddellijke nabijheid des lands.
„De wereld na den oorlog."
EEN DUITSCHE BESCHOUWING.
„Allen ter wereld, vrienden en vijanden,
neutralen en oorlogvoerenden, zijn het er
thans over eens aldus de „Deutsche di-
plomatisch-politische Korrespondenz"
dat de heropbouw van de wereld volgens
andere recepten moet geschieden dan tot
dusver, wil hij kunnen standhouden.
Aan Engelsche zijde, zoo vervolgt het
blad, wordt niet verheeld, dat men wil vast
houden aan de beginselen en methoden,
waarop het oude economische stelsel, dat
essentieel Engelsch is, berustte. Daarente
gen weten de landen, die meer geven om
een veilig dan om een vrij handelsverkeer,
waarom zij hun standpunt niet willen prijs
geven. De eigen volkshuishouding moet
zoodanig harmonisch worden ingericht, dat
zij rekening houdt met de behoeften van
het geheele volk en niet met die van een
enkelen kapitalist. Voorts moet er voor
gezorgd worden, dat er vaste markten ont
staan, welke den afzet der eigen overschot
ten waarborgen tegen den invoer der be-
noodigde producten. Een op zjjn veiligheid
bedacht land kan slechts dan tot vrijhan
del besluiten, wanneer de internationale
verkeerswegen onder alle omstandigheden
voor den wettigen handel openstaan. Voor
waarde daartoe zou dan ook de vrijheid
der zeeën zijn. Engeland heeft in dezen oor
log getoond, dat het van een vrijen handel
van gelijkgerechtigde volkeren niets wil
weten. Wie den totalen economisehen oor
log tot doorslaggevend beginsel zijner na
tionale politiek verheft, verwoest daarmede
de grondslagen van een vrij handelsverkeer.
Daarentegen is autarkie de nationale zelf
hulp van hen, die zich in hun bestaan en
hun nationale onafhankelijkheid onder geen
enkele omstandigheid willen laten onder
drukken."
Eerste Kamerleden pleiten
voor bouw van meer
volkswoningen.
Vraag om militaire leiding bij
luchtbeschermingsoefeningen.
De Eerste Kamer is gisteren met de be
grooting van Binnenlandsche Zaken begon
nen en het zevental sprekers, dat zich daar
over heeft doen hooren, bleek zijn keuze
in hoofdzaak te hebben bepaald tot twee
onderwerpen: de volkshuisvesting en de
luchtbescherming.
De heer R e i n a 1 d a (s.d.), die het de
bat inzette, gaf blijk van zijn ongerustheid
over het tempo der woningvoorziening, dat
naar zijn opvatting dusdanig is vertraagd,
dat althans voor arbeiderswoningen het ge
vaar van sleutelgeld, dat we twintig jaren
geleden kenden, weer voor de deur staat.
Zijn conclusie was, dat dat nog is te ver
mijden door het op ruime schaal verleenen
van-bijdragen uit 's Rijks kas in de exploi
tatiekosten van volkswoningen.
Ook de heer Bruineman (r.k.) zag
weinig perspectief meer voor den particulie
ren bouw van volkswoningen, doch beval
een regeling voor de hypotheekverschaffing
aan om dezen bouw aan te moedigen. Ver
der bepleitte deze spreker het houden van
luchtbeschermingsoefeningen onder militai
re leiding, omdat in vele gemeenten het
burgerlijk bestuur niet over de kennis er
ervaring beschikt, die noodig zijn om derge
lijke oefeningen met succes te doen verloo-
pen.
De heer Kropman (r.k.) wenschte op
ruiming van krotwoningen en meer steun
van rijkswege voor de volkswoningbouwerij
en hield een pleidooi voor grootere zelf
standigheid van de plaatselijke besturen.
Zijn partijgenoot de heer De Jon
achtte den particulieren bouwer het meest
aangewezen om ook voor de behoefte aan
arbeiderswoningen te zorgen, doch erken
de, dat dit in de gegeven omstandigheden
niet zonder medewerking van Rijk mogelijk
is.
De heer I n 't V e 1 d (s.d.) richtte zijn
betoog voornamelijk op de luchtbescher
ming en drong aan op meer centrale leiding
om de burgerij op de gevaren uit de lucht
voor te bereiden. Een dergelijk pleidooi
hield ook de heer Heldring (lib.)
De heer De R k e (n.s.b.) bracht
kwestie van de stemhokjes ter sprake en
wenschte garantie, dat deze hokjes zoodanig
zouden worden ingericht, dat het geheim
van de stemming volkomen gewaarborgd
zij. Overigens wenschte hij de politieke of
godsdienstige gezindheid van candidaten
voor het burgemeesterschap ondergeschikt
te zien gemaakt aan hun bekwaamheid
voor het ambt.
De discussies worden heden voortgezet.
(Ingez. Med.}
De toestanden in Europa en de
houding der Ver. Staten.
Verklaring van den chef van den
Amerikaanschen marinestaf.
Reuter meldt uit Washington: Schout bij
nacht Star, de chef vlootoperaties, heeft
gisteren voor de begrootingscommissïe van
het huis van afgevaardigden verklaard, dat
de huidige toestanden in Europa en het
Verre Oosten tot een wereldbrand dreigen
te leiden. De internationale toestand borg,
volgens Star, meer mogelijkheden in zich,
welke de Vereenigde Staten raakten dan
in 1914 en 1915. De uiteindelijke doeleinden
van Duitschland, Rusland en Italië kunnen
niet definitief vastgesteld worden, noch
kunnen de openbare uitlatingen van hun
regeeringen letterlijk worden opgenomen."
DE ENGELSCHE VLEESCH-
RANTSOENEERING.
Wanneer in Engeland de rantsoeneering
van vleesch op 11 Maart van kracht wordt,
zullen de restaurants 40 procent minder
vleesch krijgen dan op het oogenblik.
De werkloosheid gestegen.
DE AANHOUDEND STRENGE
VORST WAS DAARAAN MEDE
SCHULDIG.
De directeur van den rijksdienst der werk
loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling
deelt de volgende resultaten mede van de
verzameling door het centraal bureau voor
de statiek van de voorloopige gegevens over
de week van 22 tot en met 27 Januari 1940.
Op 27 Januari 1940 waren bij de orga
nen der openbare arbedisbemiddeling inge
schreven 369.370 werkzoekenden (354.067
mannen en 15.303 vrouwen). Hiervan wa
ren 295.383 (284,S20 mannen en 10.563 vrou
wen) werkloos en waren 58.4S6 personen
geplaatst bij werkverruimingen, ook al kon
den zij tijdelijk wegens weers- of andere
omstandigheden niet werken. Blijkbaar wa
ren er dus 15.501 personen als werkzoeken
de ingeschreven, die in het vrije bedrijf
werkten, doch ander werk zochten.
In de week van 22 tot en met 27 Januari
1940 waren bij gesubsidieerde vereenigingen
met werkloozenkas aangesloten 594.250
personen, waaronder 75,273 landarbeiders.
Van de 518.977 verzekerden buiten de
landarbeiders was het werkloosheidspercen
tage 28.5 (in de vorige verslagweek van 8
tot en met 13 Januari 1940 was dit per
centage 27,5).
Voor de 594.250 verzekerden met inbe
grip van de landarbeiders was het werk
loosheidspercentage 31,4 (vorige verslag
week 30.0) In de overeenkomstige verslag
week van Junari was het werkloosheidper
centage voor alle verzekerden in de laatste
jaren als volgt (tusschen haakjes vermeld
de percentages, indien de landarbeiders bui
ten beschouwing worden gelatené:
1932 29.2 (2S.0): 1933 39.7 (36.S); 1934
34,2 (31,8): 1935: 36,0 (35,2); 1936: 38,0
(36.8): 1937: 36.1 (34.4): 193S: 31.0 (30.3);
1939: 27.7 (26.9); 1940: 31.4 (28.5)
Bij de beschouwing van deze percentages
;moet men in aanmerking nemen, dat de
verslagweek viel in een periode van aan
houdende strenge vorst..
Werkzaamheid der arbeidsbeur-
I-ïet aantal plaatsingen van werkzoeken
den, die door de organen der openbare ar
beidsbemiddeling werden tot stand ge
bracht, bedroeg in 1939: 359.251 (2S4.S66
mannen en 74.385 vrouwen). Ten opzichte
van 1938, toen 't aantal plaatsingen .310,210
bedroeg, valt er dus een vooruitgang in de
werkzaamheid der openbare arbeidsbeurzen
te constateeren, welke in een vermeerde
ring van het aantal plaatsingen met 49.000
tot uitdrukking komt. Dit spreekt te meer
wanneer in aanmerking wordt genomen, dat
het aantal in 1938 ongekend hoog was.
Prins Bernhard heeft gistermiddag een
bezoek gebracht aan den minister-president,
jhr. mr. D. J. de Geer.
KRONIEK m OEN 010
Er was eens
Er hebben de laatste dagen, uiteraard
kan men wel zeggen, heel wat onderstel
lingen (welke voor een deel voor betrouw
bare inlichtingen willen doorgaan) het licht
gezien aangaande de dessous van president
Roosevelt's nieuwe vredesactie. _Er zouden
invloedrijke Duitschers aandrang op hem
hebben uitgeoefend, om tusschenbeide te
komen; hü zou willen weten, hoe het er
nu eigeniyk in Duitschland voor staat; hy
zou de regeeringen te Rome, Berlyn, Parijs
en Londen er van willen overtuigen, dat
de Westersche beschaving op de Kareli-
sche landengte op het spel staat, weshalve
de oorlog in het Westen direct dient te
worden stopgezet, opdat alle groote mo
gendheden Rusland te lijf kunnen gaan. Er
is nog al wat variatie, zooals men ziet. Men
kan büna te kust en te keur gaan, om er
zün particuliere opvattingen mede op te
wrqven: „Ik ben er van overtuigd" enz.
enz.
Er zün velen overtuigd van het een of
ander, tegenwoordig. Vooral hiervan, dat
Duitschland en Rusland een zeer kortston
dige marriage de raison zouden hebben ge
sloten eri dat te eeniger tijd heel lang
zal het niet duren „de bolsjewiek van
den nationaal-socialist op zün tabernakel
zal krijgen". Vermoedeiyk is uit deze „over
tuiging" de derde hierboven genoemde on
derstelling ontsproten: dat Roosevelt de
drie groote mogendheden, die het Westen
met haar ooi-log onveilig maken, zal pro-
beeren te verzoenen, om de Westersche be
schaving op de Karelische landengte te red
den."
Ach, ach, als alle overtuiging, alle goede
geloof eens in daden werd omgezet. Die
arme Finnen weten er van mee te praten,
wat men er door de bank in de praktijk
aan heeft. Hun land zal niet door den heer
Sumner Welles worden bezocht. Zü ont
vangen uit Amerika nauwelyks een scha
mele handvol dollars, waaraan het niet zal
liggen als de Westersche beschaving op de
Karelische landengte aan den ondergang
ontsnapt
Men laat de Finnen kalmpjes het gelag
betalen. Men d.w.z. wy allemaal hier in
West-Europa. Wü verkondigen hartverhef
fende frasen over hun heldhaftigheid, hun
koelbloedig uithoudingsvermogen, en wat
niet al. Wij hopen allen, dat er zich een
wonder zal voltrekken, dat zij het zullen
klaar spelen, de Russen te blüven weer
staan. Maar wü steken geen hand uit. Wij
kruipen bü onze heete kachels en hebben
onder het genot van een warme groc ont
zaglik respect voor die kerels, die daar
ginds in een koude, \\jaarbij de onze iets
van een hittegolf heeft, dag in dag uit te
gen een onmeteiyken vyand in de sneeuw
staan en vechten, vechten
Ach ja, wü kunnen niet anders. Wü moe
ten toezien, wy moeten, praatjes makende,
den moed dier wonderlijke Finnen roemen.
Iets anders wordt ons niet toegestaan.
Maar voltrekt er zich dan niet een gericht?
Gaat het daarginds op die Karelische land
engte dan niet om nog wat anders dan dié
hoog verheven Westersche beschaving? Wat
kan zü waard zün trouwens, als ze haar
eigen redding overlaat aan een klein, een
armzalig klein volk, dat staat tegenover
den moloch eener honderdvoudige over
macht? Met een glimlach brenge men haar
tot haar ware proporties terug, denkende
aan het kruis, dat de Finnen te dra
gen kregen. Te dragen, waarvoor
Ja, waarvoor. Dat is de treiterende, de
onophoudelük treiterende vraag zonder
antwoord. Waarvoor! Zeker niet, om een
beschaving te redden, waarin massale
moord en doodslag technisch voortreffelijk
werden georganiseerd, zelfs al mocht de
heer Roosevelt hét zich verbeelden. Er ge
beurt iets anders in deze wereld, iets waar
van wel eens eerder sprake was, en waar
over men niet kan praten als Brugman.
Gericht d.w.z. het onbegrüpeiyke voor
onsen er is maar Eén die het kan we
ten.
Naar het Engelsch van
C. VANDERBILT Jr.
2).
De kleine, oude Rob Jamieson leek hier
een eenzaam man. En hü wès eenzaam
want zijn eenige gezelschap werd gevormd
door de schimmen van hen, die zün eersten
verjaardag, in dit huis hadden meegevierd.
Zün moeder met haar blozende ronde wan
gen, haar rossig-grijze haren in een knot
samengebonden, haar roode handen op den
schoot der züden japon, door hem voor haar
gekocht, samengevouwen, had in den groo-
ten fluweelen stoel voor het vuur gezeten.
Zün broer Davey, barstend van zelfgenoeg
zaamheid, zat op de canapé. „Wacht maar,
tot ik terugkom, Ma. Dan zal ik op dit bui
tengoed een stal voor u bouwen, die het
heele huis van Rob op niet veel meer dan
een schuur zal doen ïyken". Kort daarop
was zün broer Davey aan scheurbuik ge
storven aan het strand van de Hudson
Baai. En moeder zelf was gestorven
„puur uit ongewende luiheid", had ze tegen
haar einde zelf bekend, „en van het tè
fü'ne eten en de hitte der centrale verwar
ming, waaraan ik niet gewoon was."
Maar niemand had geweten, wat hun te
wachten stond. Op dien verjaardag, zoo
veel jaren geleden, hadden ze gelachen en
zich verheugd over het geluk van Robbie.
Goud bü de Jamieson RivierRobbie's
goud! Zün twee leelüke zusters, Lucy en
Amy, waren, opgetuigd als kerstboomen,
ditzelfde vertrek komen binnenstormen om
aan te kondigen: „Het avondeten staat
klaar!" (Robbie had toen nog geen butler).
En met het heele troepje waren ze naar de
reusachtige eetzaal getrokken Rob voor
op, wachtend 'aan 'den voet van de breedc
trap op Ellen, zün vrouw, die loom, in een
nieuwen rosen kap mantel, met een mutsje
van echte kant op het hoofd, de treden af
daalde. Ellen was gewoon te verschijnen en
te verdwünen, zooals dat haar het beste
uitkwam. Zooals ze nu óók nog gewoon
was al was Mimi, hun vijfde en laatste
kind, nu reeds twintig.
Mimi! De gedachte aan haar verbande
al die verjaardagsschimmen, maar deed
Rob Jamieson zich nog eenzamer voelen
dan ooit. Hij zwoer bü zichzelf, dat Mimi
niet denzelfden leant zou opgaan als de
rest. Dat zij niet, in werkelijkheid of gees
telijk, dood zou gaan door dat smerige geld!
Davey was gestorven, terwijl hij er naar
zocht: moeder was gestorvenomdat ze
in haar weelde stikte. Zijn zustersdie
arme, trieste Amy en die dwaze, spichtige
Lucyleefden nog wel, maar wisten met
hun ï-ykdom geen raad. Zijn vrouw Ellen
(sedert de goudvondst had ze zich Lenore
laten noemen) leefde nog en genoot van
haar groote huis en de vroolijke society in
Chicago; maai- ze was zoo hai'd, zoo geld
gierig, zoo anders geworden, dat ze telkens
wanneer hij met haar trachtte te praten,
zijn hart brak. En zün kinderen? Rob ju
nior, Clara, Jeannie en Sally? Zoo wild als
poolhonden en zoo onbereikbaar als het
Noorderlicht!
Maar Mimi? Haar, zün jongste, zyn lief
stewildste, héar zou hy nog kunnen
redden
Rob Jamieson streek met de hand over
zün borstelige, grüze haren, ijsbeerde liet
vertrek weer door en keek op zyn horloge.
Jim moest er eigeniyk al zyn! Maar wat
zou hy tegen hem zeggen? Je kon er zóó
toch maar niet uitgooien: „Ik heb den
laatsten tyd veel gepiekerd. Ik bewonder
Te veel kracht laat zich tot kracht
matigen, maar zwakte laat zich niet
tot kracht opheffen.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
je. jog; je hebt fut in je ïyf. Wil je met
mijn Mimi trouwen en haar redden uit de
verwildering' en de echtscheidingsmanie, die
onder dat zooitje, waarmee ze omgaat,
heerscht?"Nee, dat kon 'n mensch niet
doen. Maar *n mensch kon Jim wel helpen
aan een positie, zoodat hy Mimi vragen
kon! En dat was nu juist, dat Rob wilde
doen.
Hij hoorde voetstappen en hief zün grü
ze hoofd op. Het voorwerp zijner overpein
zingen verscheen op den drempel, twee
stappen voor den butler uit.
Mynheer Jim Wayne", diende de butler
hem met een zuur gezicht aan.
„Ik heb je toch al gezegd, dat hij me
kent", zei Jim over zijn schouder heen.
„Dat is zoo, joggie!" Met een stralend
gezicht kwam de oude heer naar hem toe
en greep zijn hand beet. „Laat me eens naat
je kijken! Flinker dan ooit! Ben je hier
heen komen vliegen?Ga even zittenf
jongen. Ik zal je geen borrel aanbieden,
omdat mün zusters me dat kwalijk zou
den nemen en dit is nu eenmaal haar huis,
al hebben ze het ook van mü gekregen.
Maar ik eerbiedig toch graag haar wen-
schen, zie je?"
Jim liet zich bü den haard op de canapé
neervallen, trok zijn breede schouders om
hoog en vouwde zyn groote handen tus
schen zyn knieën. En zoo bleef hy roerloos
en stilzwygend zitten, terwyi Rob hem een
schitterend voorstel deedeen uitmun
tende positie in de Jamieson-Staalfabrieken,
die met het goud uit de Yukon waren op
gericht.
„Ik heb geen enkel familielid, dat me la
ter kan opvolgen", zei de oude man triestig.
„Robbie deugt niet voor dat werkis
net goed genoeg om met polo-ponnie's - en
vrouwen rond te springen. Clara en Jeannie
hebben zich allebei laten scheiden van haar
prulkerels; en de man van Sally staat op
het punt, echtscheiding tegen haar aan te
vragen. En Mimials die zou gaan trou
wen met dien buitenlandschen snoeshaan,
die op het oogenblik een wit voetje bij haar
heeft (hij is vanavond ook hier), dan wil
ik hem niet in myn huis hebben, laat staan
in een van mün fabrieken. Hij heeft iets
gluiperigs over zich en m'n Mimi schynl
dat niet te merken".
„Hoe gaat het met Mimi?" vroeg Jim
benieuwd. Inwendig woedde er bü hem een
heftige strijd tusschen bet oude zyn
werk, de trek naar het Noorden, zijn plan
nen, zün verlangens, en dit nieuwe, hem
zooeven door Rob Jamieson zoo plotseling
voorgespiegeld, stadsleven, erkende
macht, verantwoordeiyk werk, geld en de
nabüheid van Mimi?
„Ze is hard op weg om een verwend ryke-
luiskindje te worden", zei Rob.
„Nee!" protesteerde Jim, „Mimi kan niet
verwend zijn". En omdat bü liefst wilde,
dat oude Rob ophield met dergelijken som
beren onzin uit te kramen en bovendien tijd
wenschte te,hebben, om na te denken, haal
de hy' uit zün zak een smoezelige rol te
voorschyn, overdekt met ruwe krabbels en
lünen, die den indruk maakten van een
landkaart.
„Een van mün vrüe Indianen niet een
van die lui, die liun geboorterecht voor zes
blikken soep en een handvol kleingeld aan
de regeering hebben verkocht heeft me
deze landkaart gegeven; hü vertelde me,
dat zyn broer er enkele dagen te yoren,
krankzinnig ülend en half dood, mee thuis
gekomen was. Wat denkt u ervan?"
Maar de oude Robbie voelde niet de
minste belangstelling voor verkreukelde
landkaarten. De zucht naar goud was reeds
te lang geleden tot asch in zijn binnenste
verkoold. Bovendien had hü op het oogen
blik nog slechts één belangrijke zaak te re
gelen, voordat hij de rust aanvaardde, die
dc doktoren hem als dringend noodzakelijk
hadden voorgeschreven.
Jamie", zei hü smeekend, „laat die oude
koorts jou niet te pakken krijgen! Als je
eraan toegeeft en er je gezondheid aan op
offert, misschien win je dan ook de goud-
roest, die ik gewonnen hebmaar dat is
roest, die het merg van je gebeente ver
teert. Ik heb zoo vaak gedacht: was dat
goud in de Jamieson Rivier maar ijzerpy-
riet geweestMijn familie zou gezonder,
verstandiger en fatsoenlijker zün gebleven,
als we niet zoo stinkend rijk waren geworr
den! Nee, Jamie, biyf van het goud af! Kom
naar Chicago en in mijn fabrieken. Ik heb
je noodig: jij kunt met kerels omgaan. En
Mimi zal blij zün, als ze je weer ziet".
„Laat u me er eens over denken", zei
Jim, de landkaart onwillig weer in zijn zak
stekend. „Kijkt u eens, er is in het Noorden
nog zooveel te doen en ik heb zooveel plan
nen. Van het oogenblik af, dat vader van
gebrek en kou op nog geen honderd mijl
afstands van voedsel en onderdak is omge
komen, heb ik bij mezelf gezworen, mijn
leven te besteden aan het veilig en toe
gankelijk maken van het hooge Noorden.
Het moet in kaart worden gebracht. Er
moeten geregelde vliegdiensten voor voed
selvoorziening komen. De post en de
„Och, dat is een prachtige ambitie, jon
gen „Maar als je geld hebt, kun je a'lUjd
méér doen. is het zoo niet? Kom dan naar
Chicago, dan bezit, je binnen een paar jaar
de macht en het geld ervoor. Dan kun je
teruggaan".
(Wordt vervolgd).