KRONIEK VAN OEH DAG „SQLVEIG'S LIED" ICLINICT IN HET EflNSCHi WOUD. TEGEM DE WET TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 18 JANUARI 1940. No. 15. De tragiek van Tsjiang Kai Sjek. Japansche staatslieden zijn soms opval lend openhartig, zoozeer, dat men achter hun open taal een sluwheid zoekt, welke wij, Westerlingen, niet kennen. Meestal zoekt men echter tevergeefs en blijkt ach teraf, dat er achter de openhartigheid niets .schuil ging. Japan heeft nu weer een nieuw kabinet gekregen en de nieuwe premier, admiraal Yonai, heeft bij de aanvaarding van zijn functie den toestand van Japan „buiten gewoon ernstig" genoemd. Hij gaf met deze woorden feitelijk toe, dat de oorlog in Chi na op een economische en financieele uit putting voor Japan dreigt uit te loopen. Zonder twijfel moet men hiermee ook in verband brengen het „vredesvoorstel" dat Wang Tsjing Wei, dien de Japanners hebben uitverkoren als den leider van een nieuw centraal bewind in China, aan Tsjiang Kai Sjek heeft gedaan. Wang be hoorde eens tot de medestrijders van Tsjiang Kai. Sjek. In den loop van het vo rige jaar liet hij den Chineeschen genera lissimus echter in den steek, om vervol gens op te treden als de promotor van een Chineesch-Japansch vergelijk, dat ook v China „eervol" zou zijn. Vermoedelijk droomt Wang, dat hij er in zal slagen de Japansche legers voor een groot deel uit China weg te krijgen, na de totstand koming van dit vergelijk. Een doodgewone strooman van de Japanners is hij in geen geval. Zijn uitgangspunt luidt: Azië voor de Aziaten en met de Japanners heeft hij derhalve de opvatting gemeen, dat de in vloed der Westerlingen in het Verre Oosten gebroken dient, te worden. Voor Tsjiang Kai Sjek, wiens streven •er in de eerste plaats op gericht is, aan de Japansche hegemonie te ontkomen, wordt de toestand langzamerhand penibel. Admi raal Yonai moge openlijk hebben toegege ven, dat Japan er slecht voor staat, China doet dat uiteraard evenzeer. Indien China, als tot dusver, steun uit het buitenland kon krijgen, zou Tsjiang niet hoeven te wan hopen. Echter de oorlog in Europa heeft hem van dien steun beroofd. Gedeeltelijk althans: Frankrijk en Engeland zenden niets meer; alleen uit Rusland kan Tsjiang nog iets verwachten, (als de Sovjets de handen tenminste ook al niet te vol heb ben, met Finland Vermoedelijk zal Rusland, nu het tot ze kere hoogte in een monopolie-positie is gekomen, zich zijn steun duur laten beta len; in politieke munt wel te verstaan. Er is in China ook nog steeds een belangrijke communistische factie. Zij loert al lang op een goede gelegenheid, om den baas over Tsjiang Kai Sjek te kunnen spelen. Tsjiang heeft dus niet veel keus meer. Hij zal zich öf aan de communisten moe ten overgeven, öf in de voorstellen van Wang moeten bijten. Dat is tragisch voor hem. Als de Europeesche oorlog was voor komen, zou hij er misschien in geslaagd zijn, den strijd van de Japanners te win nen. Nu, precies op het moment, dat de Japanners achter adem geraken, laten de hulpkrachten, waarvan hij het moest heb ben, hem in den steek Het is intusschen niet te zeggen, wat het eind van zijn lied zal zijn. Men dient ook nog rekening te blijven houden met de mo gelijkheid van verrassingen in den trant van het Duitsch-Russische bondgenoot schap. Admiraal Yonai heeft immers ver klaard, dat zijn regeering er naar zal stre ven, een accoord met de Sovjets tot stand te brengen, een accoord dan, dat alle han gende problemen omvat, het Chineesche dus incluis. Gebeurt dit, dan is Tsjiang Kai Sjek heelemaal verloren EEN SCHIP ALS FORT? De „New York Times" publiceert een be richt uit Buenos Aires, volgens hetwelk de Britsche kruiser „Exeter" te Port Stanley, op de Falklands eilanden, op het strand is gezet. De veronderstelling wordt geopperd, •dat het oorlogsschip gebezigd zal worden als een fort pm de eilanden te beschermen te gen een mogelijken Duitschen aanval van •de zee uit. Naar aanleiding hiervan wordt in gezag hebbende kringen te Londen vernomen, dat •de „Exeter" nergens op het strand is gezet. Languit in de sneeuw bij 25 graden vorst om te ontkomen aan de mitrailleurs der Russische vliegtuigen Onze medewerkster in Finland, een Noorsche vrouwelijke arts, werkzaam bij een der vrijwillige geneeskundige hulp organisaties, schrijft ons over een aan val van Russische vliegtuigen op eén trein in Finland, waarbij zij aanwezig was, het volgende: „Zelf heb ik zoo juist weer kennis ge maakt met den ruwsten en gemeensten vorm van „oorlogvoering", een luchtaan val op een rijdenden trein met geëvacu eerde vrouwen en kinderen Niet bij ver gissing, maar met opzet schieten de Rus sische vliegers juist op de ambulance- treinen, duidelijk herkenbaar aan het Roode Kruis-teeken op de daken van de wagons. Deze keer haden wij een geluk bij een ongeluk, doordat het alarm-signaal gege ven werd, juist toen de 'trein door een boschrijke streek reed Onder de honderd passagiers waren er 8 moeders met klei ne kinderen, enkele oudjes, die moeilijk loopen konden, en een zieke, die naar het bosch gedragen moest worden. Het was de vierde keer dien ochtend, dat het alarmsignaal klonk, en wij in alle haast een schuilplaats in het bosch moesten zoe ken De meest mobiele van ons, vooral onze „Keurtroepen", zes jonge Lottas, had den al doende een groote vaardigheid ge kregen om in verbluffend korten tijd deze soort van „evacuatie" te volbrengen. Want wij wisten, dat iedere seconde den dood voor ons allen kon beteekenen. Wanneer de Russen bemerkten, dat zij zonder eigen risico op een afstand van 100 tot 200 meter op ons neer konden dalen met het knetterende machinegeweer, zou zeker geen van ons levend ontkomen; want vóór wij de prikkeldraadversperring tusschen de spoorlijn en het bosch ver wijderen konden, zou zeker veel bloed gevloeid zijn Wij vonden ook deze keér onze schuilplaats en moesten er genoegen mee nemen languit in de sneeuw te liggen in omstreeks 25 graden vorst. Wij moes ten geduld oefenen Het eischt van ons gezonde volwassenen al veel van ons uit- houdigsvermogen, dus dat kleine kinderen en oude zieke menschen dit kunnen ver dragen is totaal onbegrijpelijk. Maar deze keer was er slechts een half uur voorbij gegaan, toen er plotse ling beweging kwam in de achterhoede van ons troepje, ja wij hoorden zelfs en kelen lachen met blijde uitroepen. Wel iswaar was het motorgeronk van de Rus sische vliegtuigen verdwenen, maar de vliegers konden ieder oogenblik terugko men, en men had ons gezegd, dat het lang kon duren voor het veiligheids signaal gegeven werd. Daarom begonnen wij voorzichtig te kruipen in de richting van deze verrassende vrooljjkheid Na tuurlijk waren de Lotta's de oorzaak van deze vrool\jkheid. De Lotta's, die midden in het eenzame bosch kokend heete kof fie te voorschijn tooverden! Vier flinke lachende Lotta's schonken de gloeiend heete drank uit twee melktransportbussen, die ieder tien liter bevatten. De koffieboonen had een van de Lotta's meegekregen van thuis in haar kerstvacantie; haai' moeder had het ge- heele koffierantsoen van de familie ge spaard voor haar jongste dochter, de Lot- ta, en dit kwam ons ten goede juist op het oogenblik, dat wij het meest behoef- eraan hadden. Maar de vraag rees: Waar in 's hemelsnaam hadden zij huis en vuurplaats gevonden om deze koste lijke drank te kunnen bereiden? Het antwoord kreeg ik op zóó een dra matische manier, dat ik mijn eigen ooren niet wilde gelooven. Toen ik de Lotta s vergezelde, naar het kamp terug, waar een troep houthakers hun slaapruimte en eetlokaal, keuken en voorraadschuur in ongeveer .tien, pas getimmerde hutten hadden, begreep ik eindelijk, dat wij ons nu bevonden in dezelfde buurt van een evacuatiekamp, dat wij den vorigen dag bezocht hadden. Wij waren in een cirkel gereisd. Toen wij de hut naderden, waar de keuken was en waar de twee andere Lotta's bezig waren met de koffie, de den haar stemmen ons allen stil staan luisteren. Het was een Noorsche stem, die zong, een Noorsche vrouwenstem. En dat was weer Solveigs lied: „Misschien gaat de winter, en het voorjaar voorbij, ook de zomer zal heengaan en misschien het heele jaar". EEN ALLEDAAGSCH VERHaAL. De zingende vrouw, geen Lotta, maar de vrouw des huizes stond bij het bran dend houtvuur, gebogen over de dampen de pannen. In de bedstee achter de deur lag een zuigeling van twee of drie maan den vredig te slapen met de speen in den mond. De vrouw was groot en sterk ge bouwd, omstreeks dertig, vijf en dertig jaar. Zij had zwart haar en bruine oogen en lachte met groote witte tanden als antwoord, toen de Lotta's haar dankten voor de gastvrijheid Ik begreep direct dat zij weinig of niets begreep van het Finsch, dat de Lotta's spraken waar schjjnlijk niet meer dan ik zelf! Daarentegen hield zij zich in het be gin ongenaakbaar, toen ik zelf, ook een Noorsche, haar aansprak in haar eigen taal. Als het kind niet leeljjke wonden gehad had door bevriezing van de voeten, had ik de moeder zeker niet aan het spreken gekregen Maar terwijl ik bezig was het kind te verplegen, zoo goed en zoo kwaad als het ging. met mijn ver band- en medicijn-voorraad in noodver- pakking, kreeg ik een verhaal te hoo- ren, dat misschièn voor lezers, ver van hier verwijderd, als een soort roman klinkt maar voor ons hier in het Finland van heden een alledaagsch verhaal wordt. Dui zenden van dergelijke romans beleven wij dagelijks. „Ergens in het Noorden", waar slechts een smalle istijook water de grens uit maakte tusschen Noorwegen en Finland, had zij gediend bij een koopmansfamilie Haar verloofde thans haar man had als stuurman gezeild op de Finsche veer boot tuschen de Finsche en de Noorsche kust. Hü had haar verteld van zijn ge storven moeder, van zij.; broers en-zus ters, die weggegaan waren en van den vader, den ouden boschwachter, die nu als een soort opzichter van dit houthakkers kamp dienst deed Na de geboorte van het kind begon zij te verlangen naar een eigen huis, al was het ook nog zoo klein. Ofschoon de man zijn stuurmansbetrekking reeds opgezegd had en wilde, dat zij samen direct' naar zijn vader reisden, wilde zij toch eerst het jaar uitdienen om wat meer geld bij el kaar te krijgen Maar plotseling kwam de oorlog, die reeds lang voorspeld werd dooi de jagers en visschers. Zjj wisten, welke voorbereidselen de Russen reeds vele maanden van te voren gemaakt hadden, ja reeds vóór Kerstmis 1938. Haar man. Armas heette hij (het be- teekent „Liefste", legde zij uit), was op geroepen. Den dag daarna was ook zij vertrokken met haar kind en het weini ge dat zij in haar rugzak dragen kon De koopmansfamilie had haar volle jaar loon uitbetaald, vertelde zjj trotsch en dankbaar. Veel had zij op de reis doorgemaakt. On derweg had zij gezorgd voor drie kleine kinderen, waarvan de eigen ouders zoek waren, maar langzamerhand werden die kinderen overgenomen door de Lotta's, die de adressen op de borst van de kinderen lazen, waarschijnlijk er op genaaid door moeders, die zelf misschien op de vlucht gestorven waren De eenige die niet zoo'n adres had, was Kaisa, het kleintje, dat zoo van zingen hield. Zij had Kaisa afge geven aan de Lotta's, die klaar stonden aan het stationnetje, waar zp zelf moest uitstappen. Toch was zij de Lotta's gevolgd, toen deze met haar kudde vluchtelingen en geëvacueerde kinderen het station ver lieten, om zich te overtuigen, dat Kaisa in goede handen kwam. Dit zei zij langs haar neus weg zonder ophef Na een heelen dag en een halven nacht rondgedwaald te hebben, vond zij tenslotte het kamp, waar de vader van haar man woonde. Zjj werd hier onmid dellijk welkom geheeten, niet het minsl als vrouwelijke werkkracht, waaraan de houthakkers zoo zeer gebrek hadden En dit verheugde haar zeer! Vanzelfsprekend werd zij de huismoeder van dit kamp; zoo wilde de oude vader het! Hij was zoo lief geweest voor haar en het kind. Nu wachtte zij op de paar dagen verlof vai haar man Zoo is het levenslot van de moderni Solveig, overgeplant in den Finschen grond van heden. Arm is zij en onontwikkeld geheel niet romantisch aangelegd, maar zü wordt groot en mooi, omdat zij heele maal opgegaan is in toewijding aan man en kind. Arm als zij is, zwoegt zij dag en nacht, maar zij en haar kind zijn een soort sym bool geworden voor een ouden vader een jongen vader, landsverdediger daar ginds bij het front. Voor de houthakkers die 's avonds om het vuur zitten, zijn zij en het kind de personificatie van de mo derne Madonna. Voor den armen man, die haar naaste mannelijke beschermer is, zoolang zijn zoon aan het front is, was het alsof zijn jeugd wedergekeerd was. Blijder kon hij niet geweest zijn, als een van zijn eigen dochters bij hem gekomen was Wat doet het er toe. dat deze men schen arm zijn? Wat zü gevonden heb ben is waarlijk: De steen der wijzen! De vreugde van het oogenblik en de hoop op de toekomst, uitgedrukt in Sol veigs lied: „Misschien gaat de winter en het voorjaar voorbij, ook de zomer zal heengaan en misschien het heele jaar. Maar eens zul je komen, Mijn liefde gelooft! Ik zal op je wachten, Dat heb ik beloofd. God helpe je, waar je op aarde ook gaat. God zegene je, als aan zijn voeten je staat! Hier zal ik je wachten tot je wederkeert, En wacht jij mij hierboven, Dan vind ik je daar". Britta Berner. De beweerde schending van Duitsch gebied door een Nederlandse!* vliegtuig. Het staat onbetwistbaar vast, zegt het D.N.B. Het Duitsche Nieuwsbureau meldt: Aan het Westelijk front is de dag van Dinsdag op de gebruikelijke wijze verloo- pen. In den Noordelijken sector werd de rust slechts door licht artillerievuur ver stoord. Optreden van verkenningstroepen in beperkten omvang deed op eenige pun ten nieuwe opstellingen van den tegenstan der constateeren. Een Fransche verken- ningsafdeeling, ter sterkte van ongeveer 30 man, werd bij Merten afgeslagen. Tegenover andersluidende berichten wordt de kortelings vastgestelde schending van Duitsch souverein gebied door een Ne derlandsch vliegtuig bevestigd. Het Neder- landsche vliegtuig is op 13 Januari door de luchtwacht bij Nordhorn onbetwistbaar als zoodanig herkend. Het vliegtuig droeg een zwart omranden driehoek in oranje kleuren onder het draagvlak als kenmerk der nationaliteit. Het toestel koerste over de fabriek Niehues en Duetting in Nord horn, vloog daar lager dan tevoren en keer de vervolgens weer terug: De schending (Ingez. Med.) de Het kwik bevroor in thermometers. In Telnesset aan de Zweedsch-Noorsche ens is de thermometer eergisteren ge daald tot ver onder het punt, waarop het kwik vast wordt. Met behulp van een spi- ritusthermometer werd een vorst van 48 graden gemeten, hetgeen waarschijnlijk wel het Europeesche record van dit jaar zal vormen. OOK IN AMERIKA In New York is veel sneeuw gevallen en het zeer koud. Vijfduizend kolenhandela ren zijn in staking gegaan en de aflevering ■an kolen is in eenige deelen der stad stop gezet, zoodat millioenen menschen tijdens een zeer hevige koude zonder verwarming zitten. KOUDE-RECORD TE MOSKOU. Sedert 100 jaar is te Moskou de tempera tuur niet zoo laag geweest als de laatste dagen. Gisteravond daalde de temperatuur tot 44 graden onder nul, hetgeen voor Europeesch Rusland een zeldzaam koude- record beteekent. De abnormale koude heeft het stadsbe stuur van Moskou voor een moeilijke taak geplaatst. Bijzondere maatregelen zijn noo- dig voor de levensmiddelenvoorziening. van Duitsch souverein gebied staat onbe twistbaar vast. Hierbij teekent het A.N.P. aan: Zooals reeds op 14 dezer door den re- geeringspersdienst is medegedeeld, is uit het ter zake ingestelde onderzoek onom- stootelijk komen vast te staan, dat geen Nederlandsch militair vliegtuig de Duit sche grens heeft overvlogen. Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 42). „Paps!" riep Jane uit en zij legde in dat eene woord een vernuftige mengeling van verwijt, waarschuwing en bezorgdheid. Hector Frensham zag haar niet eens aan. Het valt zelfs te betwijfelen of hij haar wel hoorde. Al zijn aandacht was den laatsten tijd op zijn probleem geconcentreerd en zijn gast vormde een integreerend deel van dit probleem of behoorde dat althans te vor- „Het spijt me", zei Nicholas Revel. „Spijt me heel erg. Om u de waarheid te zeggen, meneer, ik ben bang dat ik geen tijd heb gehad om verder over de zaak na te den ken. En zelfs al had ikEen schouder ophalen maakte zijn zin af. Hector Frensham gaf met zijn vlakke hand een klap op de tafel. „Geen tijd gehad! Larie!" „Paps!" riep Jane nogmaals uit. Maar ook ditmaal schonk vader geen aandacht aan dezen hartekreet. Hij staarde zijn gast met een ijskouden blik aan, maar achter de koelheid van zijn oogen smeulden vlammetjes van verbolgenheid. Zijn gast beantwoordde dezen blik met een meester lijk gecreëerde toepasselijke uitdrukking van verwonderde en lijdzame, doch beleefde deelneming in zijn oogopslag, waarmee hij, naar Jane niet zonder een zekere bewonde ring bij zich zelf opmerkte, juist den goeden toon aansloeg. „Je bent een Engelschman", zei Hector Frensham, „je bent ook een burger van deze stad. Evenals het je plicht is daadwer kelijke hulp te verleenen aan een dienaar van de Kroon, die zich in nood bevindt, zoo is het ook je plicht dienaren van de Kroon desgevraagd naar je beste vermogen in elk ander geval bij te staan, wanneer de om standigheden dat vergen". „Ja", zei Nicholas. „Dat is waar". Jane had zich niet vergist haar vader, die hoe langer hoe bleeker werd, verried door zijn heele houding, dat hij inwendig kookte. Zij maakte zich erg ongerust en probeerde haar gast een wenk te geven, wat echter mislukte. „Maar-waarom, voor den duivel, ben je dan niet naar me toegekomen?" zei Hector Frensham. „Ik zou mijn verzoek wel in ronder bewoordingen gedaan hebben, als ik niet evenals nu héél zeker geweten had, dat je drommels goed begreep, wat ik bedoelde. Het is wel een zeer ongewone weg" zijn mond vertrok zich tot een wrang lachje „dien ik als hoofdcommis saris van politie insla. Maar er gebeuren buitengewone dingen en buitengewone din gen vragen om buitengewone maatregelen. Waarom ben je me niet eens komen opzoe ken?" „Ziet u, ik vrees dat wij op het oogenblik een beetje langs elkaar heenpraten", zei Nicholas op een juist afgestemden minza- men toon, welke sussend klonk, zonder ter gend te zijn, beleefd, doch niet kruiperig, en vastberaden, zonder uitdagend te wezen. „Langs elkaar heen?" vroeg Hector Frensham verbaasd. „Ja, ik meen dat ik zooeven gezegd heb, dat ik niet naar u toe gekomen ben, omdat Uc geen „Ik heb je hooren beweren, dat je geen tjjd hebt gehad om er over na te denken, als je dat soms bedoelt!" „Dat is het", zei Nicholas en haalde nog- Bekwaamheid zonder eerlijkheid kant zich steeds tegen haar bezitter. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii maals de schouders op. „Ja, dat heb ik je tenminste hooren be weren", zei Hector Frensham ijzig. „En ik zou je er op willen wijzen, dat, al was je iemand, die ik weet niet hoeveel om han den had maar je bent er zelf het levende bewijs van dat je dat niet bent dit nog geen excuus was". De arme Jane smoorde een vermanend geluid, dat haar haast ontsnapt was. Zij wist precies, wanneer zij „paps" aankon en dit was op het oogenblik maar al te duide lijk niet het geval. Zjj sloot haar mondje en leed in stilte. „Nee, dat is geen excuus!" herhaalde Hector Frensham, doch hij moest hier on derbreken, daar de deur open ging. Jane slaakte een zucht van verlichting, toen Porter naar haar toekwam. „Sir Chris topher is er, madam. Hü laat vragen of u liever hebt, dat hij in de bibliotheek wacht tot u met de lunch klaar bent, of dat „O, nee!" zei Jane. „Laat hem binnenko men". Zij keek haar vader niet aan. Christopher Vayle verscheen in de eetka mer. Hij boog zich over Jane's stoel heen en kuste haai-, gaf Hector Frensham een hand en knikte naar Nicholas Revel. Hij ging zitten op den stoel, die voor hem be stemd was. „Ik zou eigenlük erg boos op je moeten zijn", zei Jane. „Al geluncht?" „Ja", jokte Christopher. „Had je me wel eens mogen waarschu wen", berispte Jane. „Spijt me erg", zei Christopher en zweeg. Porter bracht hem whiskey en soda-wa ter. Er hing een schier tastbare stilte. Jane pijnigde haar hersenen om een of ander on derwerp te vinden, dat eenmaal aangesne den en door de anderen overgenomen, vol doende conversatiestof zou opleveren tot zij klaar waren met de koffie en naar de bibliotheek gingen. Doch haar hoofd scheen zooals dat meer in dergelijke gevallen voor komt, volkomen leeg te zijn. Zij kon niets bedenken. Eindelijk werd de stilte door den gast heer verbroken. Hij keek zijn nieuwen be kende aan en mompelde een paar woorden ter verontschuldiging. er op aankomt. Ik ben altijd verschrikkelijk Revel. „Ik geloof, dat u gelijk hebt, als het er op aankomt, k ben altijd verschrikkelijk lui geweest". Christopher zette zijn glas neer. „In welk opzicht?" „In elk opzicht", zei Nicholas, terwijl hij hem vecht in de oogen keek. Het lachje op Hector Frensham's gezicht dat onmiskenbaar eenigszins geforceerd was en waarvan Jane zoo vurig gehoopt had, dat het allengs wel spontaner zou wor den, stierf nu geheel en al weg. Hij wendde zich tot Christopher. „Deze man beschikt over een stelletje hersenen, dat we op het oogenblik best zou den kunnen gebruiken. Ik heb hem dat een paar weken geleden gezegd en hem duide lijk genoeg te verstaan gegeven, dat hij ze voor onze zaak eens aan het werk moest zetten, om me dan de resultaten van zijn vruchtbaar brein te brengen. Maar ik heb hem niet meer gezien. Zegt, dat hij het te druk heeft. Hoewel hij mijn gast is, heb ik hem zooeven toch eens gezegd hoe ik daar over denk". Jane probeerde Christopher met haar voet een seintje onder tafel te geven, maar merkte dat ze hem niet bereiken kon. „O!" zei Christopher op een toon, die alles en niets beteekenen kon. „Ik zou willen opmerken, dat ik met hart en ziel in mijn eigen zaken opga", zei Ni cholas Revel. „En dat zijn?" vroeg Christopher. „Mijn eigen zaken", antwoordde Nicho las met een fijn lachje. „Maar hoor nou 'sbegon Hector Frensham. Nicholas viel hem vriendelijk in de rede. „Ho, ho, ho, sir Frensham. Nog niet. zoo heel lang geleden ging ik op een oogen blik, dat ik niets anders te doen had een weddenschap aan met uw dochter. Mijn lui heid gaat niet zoo ver, dat ze me er van kan terughouden te probeeren wedden schappen te winnen. En ik heb mijn wed denschap gewonnen. Maar ik houd vol, dat ieder, die over een beetje fantasie beschikt, hetzelfde had kunnen doen goo niet be ter". Hector Frensham's gezicht ontspande zich nu. Een gulle lach gleed over zijn ver magerde gezicht en zijn witte, blinkende tanden staken fel af tegen zijn bruin ge brande huid. „Wel, als een weddenschap je tot meer activiteit prikkelt, ik voor mij ben bereid twee tegen één te wedden laten we zeg gen twee duizend tegen duizend pond dat je me geen kleine collectie uitgelezen ideën aan de hand kunt doen, waarvan ten minste één tot de arrestatie van onzen man leidt". Nicholas schudde glimlachend het hoofd. „Ik had zooeven nog aan mijn woorden moeten toevoegen, sir Frensham, dat ik niet alleen met een ware passie voor mijn eigen zaken bezield ben, maai' dat ik ook de luiste man in de heele wereld ben behalve waar het mijn eigen belangen be treft". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5