KRONIEK VAN OEH DAG
„SQLVEIG'S LIED" ICLINICT IN HET
EflNSCHi WOUD.
TEGEM DE WET
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 18 JANUARI 1940. No. 15.
De tragiek van Tsjiang Kai Sjek.
Japansche staatslieden zijn soms opval
lend openhartig, zoozeer, dat men achter
hun open taal een sluwheid zoekt, welke
wij, Westerlingen, niet kennen. Meestal
zoekt men echter tevergeefs en blijkt ach
teraf, dat er achter de openhartigheid niets
.schuil ging.
Japan heeft nu weer een nieuw kabinet
gekregen en de nieuwe premier, admiraal
Yonai, heeft bij de aanvaarding van zijn
functie den toestand van Japan „buiten
gewoon ernstig" genoemd. Hij gaf met deze
woorden feitelijk toe, dat de oorlog in Chi
na op een economische en financieele uit
putting voor Japan dreigt uit te loopen.
Zonder twijfel moet men hiermee ook
in verband brengen het „vredesvoorstel"
dat Wang Tsjing Wei, dien de Japanners
hebben uitverkoren als den leider van een
nieuw centraal bewind in China, aan
Tsjiang Kai Sjek heeft gedaan. Wang be
hoorde eens tot de medestrijders van
Tsjiang Kai. Sjek. In den loop van het vo
rige jaar liet hij den Chineeschen genera
lissimus echter in den steek, om vervol
gens op te treden als de promotor van een
Chineesch-Japansch vergelijk, dat ook v
China „eervol" zou zijn. Vermoedelijk
droomt Wang, dat hij er in zal slagen
de Japansche legers voor een groot deel
uit China weg te krijgen, na de totstand
koming van dit vergelijk. Een doodgewone
strooman van de Japanners is hij in geen
geval. Zijn uitgangspunt luidt: Azië voor
de Aziaten en met de Japanners heeft hij
derhalve de opvatting gemeen, dat de in
vloed der Westerlingen in het Verre Oosten
gebroken dient, te worden.
Voor Tsjiang Kai Sjek, wiens streven
•er in de eerste plaats op gericht is, aan de
Japansche hegemonie te ontkomen, wordt
de toestand langzamerhand penibel. Admi
raal Yonai moge openlijk hebben toegege
ven, dat Japan er slecht voor staat, China
doet dat uiteraard evenzeer. Indien China,
als tot dusver, steun uit het buitenland kon
krijgen, zou Tsjiang niet hoeven te wan
hopen. Echter de oorlog in Europa heeft
hem van dien steun beroofd. Gedeeltelijk
althans: Frankrijk en Engeland zenden
niets meer; alleen uit Rusland kan Tsjiang
nog iets verwachten, (als de Sovjets de
handen tenminste ook al niet te vol heb
ben, met Finland
Vermoedelijk zal Rusland, nu het tot ze
kere hoogte in een monopolie-positie is
gekomen, zich zijn steun duur laten beta
len; in politieke munt wel te verstaan. Er
is in China ook nog steeds een belangrijke
communistische factie. Zij loert al lang op
een goede gelegenheid, om den baas over
Tsjiang Kai Sjek te kunnen spelen.
Tsjiang heeft dus niet veel keus meer.
Hij zal zich öf aan de communisten moe
ten overgeven, öf in de voorstellen van
Wang moeten bijten. Dat is tragisch voor
hem. Als de Europeesche oorlog was voor
komen, zou hij er misschien in geslaagd
zijn, den strijd van de Japanners te win
nen. Nu, precies op het moment, dat de
Japanners achter adem geraken, laten de
hulpkrachten, waarvan hij het moest heb
ben, hem in den steek
Het is intusschen niet te zeggen, wat het
eind van zijn lied zal zijn. Men dient ook
nog rekening te blijven houden met de mo
gelijkheid van verrassingen in den trant
van het Duitsch-Russische bondgenoot
schap. Admiraal Yonai heeft immers ver
klaard, dat zijn regeering er naar zal stre
ven, een accoord met de Sovjets tot stand
te brengen, een accoord dan, dat alle han
gende problemen omvat, het Chineesche
dus incluis. Gebeurt dit, dan is Tsjiang Kai
Sjek heelemaal verloren
EEN SCHIP ALS FORT?
De „New York Times" publiceert een be
richt uit Buenos Aires, volgens hetwelk de
Britsche kruiser „Exeter" te Port Stanley,
op de Falklands eilanden, op het strand is
gezet. De veronderstelling wordt geopperd,
•dat het oorlogsschip gebezigd zal worden als
een fort pm de eilanden te beschermen te
gen een mogelijken Duitschen aanval van
•de zee uit.
Naar aanleiding hiervan wordt in gezag
hebbende kringen te Londen vernomen, dat
•de „Exeter" nergens op het strand is gezet.
Languit in de sneeuw bij 25 graden vorst
om te ontkomen aan de mitrailleurs
der Russische vliegtuigen
Onze medewerkster in Finland, een
Noorsche vrouwelijke arts, werkzaam bij
een der vrijwillige geneeskundige hulp
organisaties, schrijft ons over een aan
val van Russische vliegtuigen op eén
trein in Finland, waarbij zij aanwezig
was, het volgende:
„Zelf heb ik zoo juist weer kennis ge
maakt met den ruwsten en gemeensten
vorm van „oorlogvoering", een luchtaan
val op een rijdenden trein met geëvacu
eerde vrouwen en kinderen Niet bij ver
gissing, maar met opzet schieten de Rus
sische vliegers juist op de ambulance-
treinen, duidelijk herkenbaar aan het
Roode Kruis-teeken op de daken van de
wagons.
Deze keer haden wij een geluk bij een
ongeluk, doordat het alarm-signaal gege
ven werd, juist toen de 'trein door een
boschrijke streek reed Onder de honderd
passagiers waren er 8 moeders met klei
ne kinderen, enkele oudjes, die moeilijk
loopen konden, en een zieke, die naar
het bosch gedragen moest worden. Het
was de vierde keer dien ochtend, dat het
alarmsignaal klonk, en wij in alle haast
een schuilplaats in het bosch moesten zoe
ken De meest mobiele van ons, vooral
onze „Keurtroepen", zes jonge Lottas, had
den al doende een groote vaardigheid ge
kregen om in verbluffend korten tijd deze
soort van „evacuatie" te volbrengen.
Want wij wisten, dat iedere seconde den
dood voor ons allen kon beteekenen.
Wanneer de Russen bemerkten, dat zij
zonder eigen risico op een afstand van
100 tot 200 meter op ons neer konden
dalen met het knetterende machinegeweer,
zou zeker geen van ons levend ontkomen;
want vóór wij de prikkeldraadversperring
tusschen de spoorlijn en het bosch ver
wijderen konden, zou zeker veel bloed
gevloeid zijn
Wij vonden ook deze keér onze
schuilplaats en moesten er genoegen mee
nemen languit in de sneeuw te liggen
in omstreeks 25 graden vorst. Wij moes
ten geduld oefenen Het eischt van ons
gezonde volwassenen al veel van ons uit-
houdigsvermogen, dus dat kleine kinderen
en oude zieke menschen dit kunnen ver
dragen is totaal onbegrijpelijk.
Maar deze keer was er slechts een
half uur voorbij gegaan, toen er plotse
ling beweging kwam in de achterhoede
van ons troepje, ja wij hoorden zelfs en
kelen lachen met blijde uitroepen. Wel
iswaar was het motorgeronk van de Rus
sische vliegtuigen verdwenen, maar de
vliegers konden ieder oogenblik terugko
men, en men had ons gezegd, dat het
lang kon duren voor het veiligheids
signaal gegeven werd. Daarom begonnen
wij voorzichtig te kruipen in de richting
van deze verrassende vrooljjkheid Na
tuurlijk waren de Lotta's de oorzaak van
deze vrool\jkheid. De Lotta's, die midden
in het eenzame bosch kokend heete kof
fie te voorschijn tooverden!
Vier flinke lachende Lotta's schonken
de gloeiend heete drank uit twee
melktransportbussen, die ieder tien liter
bevatten. De koffieboonen had een van
de Lotta's meegekregen van thuis in haar
kerstvacantie; haai' moeder had het ge-
heele koffierantsoen van de familie ge
spaard voor haar jongste dochter, de Lot-
ta, en dit kwam ons ten goede juist op
het oogenblik, dat wij het meest behoef-
eraan hadden. Maar de vraag rees:
Waar in 's hemelsnaam hadden zij huis
en vuurplaats gevonden om deze koste
lijke drank te kunnen bereiden?
Het antwoord kreeg ik op zóó een dra
matische manier, dat ik mijn eigen ooren
niet wilde gelooven. Toen ik de Lotta s
vergezelde, naar het kamp terug, waar
een troep houthakers hun slaapruimte en
eetlokaal, keuken en voorraadschuur in
ongeveer .tien, pas getimmerde hutten
hadden, begreep ik eindelijk, dat wij ons
nu bevonden in dezelfde buurt van een
evacuatiekamp, dat wij den vorigen dag
bezocht hadden. Wij waren in een cirkel
gereisd.
Toen wij de hut naderden, waar de
keuken was en waar de twee andere
Lotta's bezig waren met de koffie, de
den haar stemmen ons allen stil staan
luisteren. Het was een Noorsche stem, die
zong, een Noorsche vrouwenstem. En dat
was weer Solveigs lied: „Misschien gaat
de winter, en het voorjaar voorbij, ook
de zomer zal heengaan en misschien het
heele jaar".
EEN ALLEDAAGSCH
VERHaAL.
De zingende vrouw, geen Lotta, maar
de vrouw des huizes stond bij het bran
dend houtvuur, gebogen over de dampen
de pannen. In de bedstee achter de deur
lag een zuigeling van twee of drie maan
den vredig te slapen met de speen in den
mond. De vrouw was groot en sterk ge
bouwd, omstreeks dertig, vijf en dertig
jaar. Zij had zwart haar en bruine oogen
en lachte met groote witte tanden als
antwoord, toen de Lotta's haar dankten
voor de gastvrijheid Ik begreep direct
dat zij weinig of niets begreep van het
Finsch, dat de Lotta's spraken waar
schjjnlijk niet meer dan ik zelf!
Daarentegen hield zij zich in het be
gin ongenaakbaar, toen ik zelf, ook een
Noorsche, haar aansprak in haar eigen
taal. Als het kind niet leeljjke wonden
gehad had door bevriezing van de voeten,
had ik de moeder zeker niet aan het
spreken gekregen Maar terwijl ik bezig
was het kind te verplegen, zoo goed en
zoo kwaad als het ging. met mijn ver
band- en medicijn-voorraad in noodver-
pakking, kreeg ik een verhaal te hoo-
ren, dat misschièn voor lezers, ver van
hier verwijderd, als een soort roman klinkt
maar voor ons hier in het Finland van
heden een alledaagsch verhaal wordt. Dui
zenden van dergelijke romans beleven wij
dagelijks.
„Ergens in het Noorden", waar slechts
een smalle istijook water de grens uit
maakte tusschen Noorwegen en Finland,
had zij gediend bij een koopmansfamilie
Haar verloofde thans haar man had
als stuurman gezeild op de Finsche veer
boot tuschen de Finsche en de Noorsche
kust. Hü had haar verteld van zijn ge
storven moeder, van zij.; broers en-zus
ters, die weggegaan waren en van den
vader, den ouden boschwachter, die nu als
een soort opzichter van dit houthakkers
kamp dienst deed
Na de geboorte van het kind begon zij
te verlangen naar een eigen huis, al was
het ook nog zoo klein. Ofschoon de man
zijn stuurmansbetrekking reeds opgezegd
had en wilde, dat zij samen direct' naar
zijn vader reisden, wilde zij toch eerst het
jaar uitdienen om wat meer geld bij el
kaar te krijgen Maar plotseling kwam de
oorlog, die reeds lang voorspeld werd dooi
de jagers en visschers. Zjj wisten, welke
voorbereidselen de Russen reeds vele
maanden van te voren gemaakt hadden,
ja reeds vóór Kerstmis 1938.
Haar man. Armas heette hij (het be-
teekent „Liefste", legde zij uit), was op
geroepen. Den dag daarna was ook zij
vertrokken met haar kind en het weini
ge dat zij in haar rugzak dragen kon
De koopmansfamilie had haar volle jaar
loon uitbetaald, vertelde zjj trotsch en
dankbaar.
Veel had zij op de reis doorgemaakt. On
derweg had zij gezorgd voor drie kleine
kinderen, waarvan de eigen ouders zoek
waren, maar langzamerhand werden die
kinderen overgenomen door de Lotta's, die
de adressen op de borst van de kinderen
lazen, waarschijnlijk er op genaaid door
moeders, die zelf misschien op de vlucht
gestorven waren De eenige die niet zoo'n
adres had, was Kaisa, het kleintje, dat
zoo van zingen hield. Zij had Kaisa afge
geven aan de Lotta's, die klaar stonden
aan het stationnetje, waar zp zelf moest
uitstappen. Toch was zij de Lotta's gevolgd,
toen deze met haar kudde vluchtelingen
en geëvacueerde kinderen het station ver
lieten, om zich te overtuigen, dat Kaisa
in goede handen kwam. Dit zei zij langs
haar neus weg zonder ophef
Na een heelen dag en een halven
nacht rondgedwaald te hebben, vond zij
tenslotte het kamp, waar de vader van
haar man woonde. Zjj werd hier onmid
dellijk welkom geheeten, niet het minsl
als vrouwelijke werkkracht, waaraan de
houthakkers zoo zeer gebrek hadden En
dit verheugde haar zeer! Vanzelfsprekend
werd zij de huismoeder van dit kamp; zoo
wilde de oude vader het! Hij was zoo
lief geweest voor haar en het kind. Nu
wachtte zij op de paar dagen verlof vai
haar man
Zoo is het levenslot van de moderni
Solveig, overgeplant in den Finschen grond
van heden. Arm is zij en onontwikkeld
geheel niet romantisch aangelegd, maar
zü wordt groot en mooi, omdat zij heele
maal opgegaan is in toewijding aan man
en kind.
Arm als zij is, zwoegt zij dag en nacht,
maar zij en haar kind zijn een soort sym
bool geworden voor een ouden vader
een jongen vader, landsverdediger daar
ginds bij het front. Voor de houthakkers
die 's avonds om het vuur zitten, zijn zij
en het kind de personificatie van de mo
derne Madonna.
Voor den armen man, die haar naaste
mannelijke beschermer is, zoolang zijn
zoon aan het front is, was het alsof zijn
jeugd wedergekeerd was. Blijder kon hij
niet geweest zijn, als een van zijn eigen
dochters bij hem gekomen was
Wat doet het er toe. dat deze men
schen arm zijn? Wat zü gevonden heb
ben is waarlijk: De steen der wijzen!
De vreugde van het oogenblik en de
hoop op de toekomst, uitgedrukt in Sol
veigs lied:
„Misschien gaat de winter en het
voorjaar voorbij,
ook de zomer zal heengaan en
misschien het heele jaar.
Maar eens zul je komen,
Mijn liefde gelooft!
Ik zal op je wachten,
Dat heb ik beloofd.
God helpe je, waar je op aarde ook gaat.
God zegene je, als aan zijn voeten je
staat!
Hier zal ik je wachten tot je
wederkeert,
En wacht jij mij hierboven,
Dan vind ik je daar".
Britta Berner.
De beweerde schending van
Duitsch gebied door een
Nederlandse!* vliegtuig.
Het staat onbetwistbaar vast,
zegt het D.N.B.
Het Duitsche Nieuwsbureau meldt:
Aan het Westelijk front is de dag van
Dinsdag op de gebruikelijke wijze verloo-
pen. In den Noordelijken sector werd de
rust slechts door licht artillerievuur ver
stoord. Optreden van verkenningstroepen
in beperkten omvang deed op eenige pun
ten nieuwe opstellingen van den tegenstan
der constateeren. Een Fransche verken-
ningsafdeeling, ter sterkte van ongeveer 30
man, werd bij Merten afgeslagen.
Tegenover andersluidende berichten
wordt de kortelings vastgestelde schending
van Duitsch souverein gebied door een Ne
derlandsch vliegtuig bevestigd. Het Neder-
landsche vliegtuig is op 13 Januari door
de luchtwacht bij Nordhorn onbetwistbaar
als zoodanig herkend. Het vliegtuig droeg
een zwart omranden driehoek in oranje
kleuren onder het draagvlak als kenmerk
der nationaliteit. Het toestel koerste over
de fabriek Niehues en Duetting in Nord
horn, vloog daar lager dan tevoren en keer
de vervolgens weer terug: De schending
(Ingez. Med.)
de
Het kwik bevroor in
thermometers.
In Telnesset aan de Zweedsch-Noorsche
ens is de thermometer eergisteren ge
daald tot ver onder het punt, waarop het
kwik vast wordt. Met behulp van een spi-
ritusthermometer werd een vorst van 48
graden gemeten, hetgeen waarschijnlijk wel
het Europeesche record van dit jaar zal
vormen.
OOK IN AMERIKA
In New York is veel sneeuw gevallen en
het zeer koud. Vijfduizend kolenhandela
ren zijn in staking gegaan en de aflevering
■an kolen is in eenige deelen der stad stop
gezet, zoodat millioenen menschen tijdens
een zeer hevige koude zonder verwarming
zitten.
KOUDE-RECORD TE MOSKOU.
Sedert 100 jaar is te Moskou de tempera
tuur niet zoo laag geweest als de laatste
dagen. Gisteravond daalde de temperatuur
tot 44 graden onder nul, hetgeen voor
Europeesch Rusland een zeldzaam koude-
record beteekent.
De abnormale koude heeft het stadsbe
stuur van Moskou voor een moeilijke taak
geplaatst. Bijzondere maatregelen zijn noo-
dig voor de levensmiddelenvoorziening.
van Duitsch souverein gebied staat onbe
twistbaar vast.
Hierbij teekent het A.N.P. aan:
Zooals reeds op 14 dezer door den re-
geeringspersdienst is medegedeeld, is uit
het ter zake ingestelde onderzoek onom-
stootelijk komen vast te staan, dat geen
Nederlandsch militair vliegtuig de Duit
sche grens heeft overvlogen.
Naar het Engelsch van
MARTIN PORLOCK.
42).
„Paps!" riep Jane uit en zij legde in dat
eene woord een vernuftige mengeling van
verwijt, waarschuwing en bezorgdheid.
Hector Frensham zag haar niet eens aan.
Het valt zelfs te betwijfelen of hij haar wel
hoorde. Al zijn aandacht was den laatsten
tijd op zijn probleem geconcentreerd en zijn
gast vormde een integreerend deel van dit
probleem of behoorde dat althans te vor-
„Het spijt me", zei Nicholas Revel. „Spijt
me heel erg. Om u de waarheid te zeggen,
meneer, ik ben bang dat ik geen tijd heb
gehad om verder over de zaak na te den
ken. En zelfs al had ikEen schouder
ophalen maakte zijn zin af.
Hector Frensham gaf met zijn vlakke
hand een klap op de tafel.
„Geen tijd gehad! Larie!"
„Paps!" riep Jane nogmaals uit.
Maar ook ditmaal schonk vader geen
aandacht aan dezen hartekreet. Hij staarde
zijn gast met een ijskouden blik aan, maar
achter de koelheid van zijn oogen smeulden
vlammetjes van verbolgenheid. Zijn gast
beantwoordde dezen blik met een meester
lijk gecreëerde toepasselijke uitdrukking
van verwonderde en lijdzame, doch beleefde
deelneming in zijn oogopslag, waarmee hij,
naar Jane niet zonder een zekere bewonde
ring bij zich zelf opmerkte, juist den goeden
toon aansloeg.
„Je bent een Engelschman", zei Hector
Frensham, „je bent ook een burger van
deze stad. Evenals het je plicht is daadwer
kelijke hulp te verleenen aan een dienaar
van de Kroon, die zich in nood bevindt, zoo
is het ook je plicht dienaren van de Kroon
desgevraagd naar je beste vermogen in elk
ander geval bij te staan, wanneer de om
standigheden dat vergen".
„Ja", zei Nicholas. „Dat is waar".
Jane had zich niet vergist haar vader,
die hoe langer hoe bleeker werd, verried
door zijn heele houding, dat hij inwendig
kookte. Zij maakte zich erg ongerust en
probeerde haar gast een wenk te geven,
wat echter mislukte.
„Maar-waarom, voor den duivel, ben je
dan niet naar me toegekomen?" zei Hector
Frensham. „Ik zou mijn verzoek wel in
ronder bewoordingen gedaan hebben, als ik
niet evenals nu héél zeker geweten
had, dat je drommels goed begreep, wat ik
bedoelde. Het is wel een zeer ongewone
weg" zijn mond vertrok zich tot een
wrang lachje „dien ik als hoofdcommis
saris van politie insla. Maar er gebeuren
buitengewone dingen en buitengewone din
gen vragen om buitengewone maatregelen.
Waarom ben je me niet eens komen opzoe
ken?"
„Ziet u, ik vrees dat wij op het oogenblik
een beetje langs elkaar heenpraten", zei
Nicholas op een juist afgestemden minza-
men toon, welke sussend klonk, zonder ter
gend te zijn, beleefd, doch niet kruiperig,
en vastberaden, zonder uitdagend te wezen.
„Langs elkaar heen?" vroeg Hector
Frensham verbaasd.
„Ja, ik meen dat ik zooeven gezegd heb,
dat ik niet naar u toe gekomen ben, omdat
Uc geen
„Ik heb je hooren beweren, dat je geen
tjjd hebt gehad om er over na te denken,
als je dat soms bedoelt!"
„Dat is het", zei Nicholas en haalde nog-
Bekwaamheid zonder eerlijkheid
kant zich steeds tegen haar bezitter.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
maals de schouders op.
„Ja, dat heb ik je tenminste hooren be
weren", zei Hector Frensham ijzig. „En ik
zou je er op willen wijzen, dat, al was je
iemand, die ik weet niet hoeveel om han
den had maar je bent er zelf het levende
bewijs van dat je dat niet bent dit nog
geen excuus was".
De arme Jane smoorde een vermanend
geluid, dat haar haast ontsnapt was. Zij
wist precies, wanneer zij „paps" aankon en
dit was op het oogenblik maar al te duide
lijk niet het geval. Zjj sloot haar mondje en
leed in stilte.
„Nee, dat is geen excuus!" herhaalde
Hector Frensham, doch hij moest hier on
derbreken, daar de deur open ging.
Jane slaakte een zucht van verlichting,
toen Porter naar haar toekwam. „Sir Chris
topher is er, madam. Hü laat vragen of u
liever hebt, dat hij in de bibliotheek wacht
tot u met de lunch klaar bent, of dat
„O, nee!" zei Jane. „Laat hem binnenko
men". Zij keek haar vader niet aan.
Christopher Vayle verscheen in de eetka
mer. Hij boog zich over Jane's stoel heen
en kuste haai-, gaf Hector Frensham een
hand en knikte naar Nicholas Revel. Hij
ging zitten op den stoel, die voor hem be
stemd was.
„Ik zou eigenlük erg boos op je moeten
zijn", zei Jane. „Al geluncht?"
„Ja", jokte Christopher.
„Had je me wel eens mogen waarschu
wen", berispte Jane.
„Spijt me erg", zei Christopher en zweeg.
Porter bracht hem whiskey en soda-wa
ter.
Er hing een schier tastbare stilte. Jane
pijnigde haar hersenen om een of ander on
derwerp te vinden, dat eenmaal aangesne
den en door de anderen overgenomen, vol
doende conversatiestof zou opleveren tot
zij klaar waren met de koffie en naar de
bibliotheek gingen. Doch haar hoofd scheen
zooals dat meer in dergelijke gevallen voor
komt, volkomen leeg te zijn. Zij kon niets
bedenken.
Eindelijk werd de stilte door den gast
heer verbroken. Hij keek zijn nieuwen be
kende aan en mompelde een paar woorden
ter verontschuldiging.
er op aankomt. Ik ben altijd verschrikkelijk
Revel. „Ik geloof, dat u gelijk hebt, als het
er op aankomt, k ben altijd verschrikkelijk
lui geweest".
Christopher zette zijn glas neer. „In welk
opzicht?"
„In elk opzicht", zei Nicholas, terwijl hij
hem vecht in de oogen keek.
Het lachje op Hector Frensham's gezicht
dat onmiskenbaar eenigszins geforceerd
was en waarvan Jane zoo vurig gehoopt
had, dat het allengs wel spontaner zou wor
den, stierf nu geheel en al weg. Hij wendde
zich tot Christopher.
„Deze man beschikt over een stelletje
hersenen, dat we op het oogenblik best zou
den kunnen gebruiken. Ik heb hem dat een
paar weken geleden gezegd en hem duide
lijk genoeg te verstaan gegeven, dat hij ze
voor onze zaak eens aan het werk moest
zetten, om me dan de resultaten van zijn
vruchtbaar brein te brengen. Maar ik heb
hem niet meer gezien. Zegt, dat hij het te
druk heeft. Hoewel hij mijn gast is, heb ik
hem zooeven toch eens gezegd hoe ik daar
over denk".
Jane probeerde Christopher met haar
voet een seintje onder tafel te geven, maar
merkte dat ze hem niet bereiken kon.
„O!" zei Christopher op een toon, die
alles en niets beteekenen kon.
„Ik zou willen opmerken, dat ik met hart
en ziel in mijn eigen zaken opga", zei Ni
cholas Revel.
„En dat zijn?" vroeg Christopher.
„Mijn eigen zaken", antwoordde Nicho
las met een fijn lachje.
„Maar hoor nou 'sbegon Hector
Frensham.
Nicholas viel hem vriendelijk in de rede.
„Ho, ho, ho, sir Frensham. Nog niet. zoo
heel lang geleden ging ik op een oogen
blik, dat ik niets anders te doen had een
weddenschap aan met uw dochter. Mijn lui
heid gaat niet zoo ver, dat ze me er van
kan terughouden te probeeren wedden
schappen te winnen. En ik heb mijn wed
denschap gewonnen. Maar ik houd vol, dat
ieder, die over een beetje fantasie beschikt,
hetzelfde had kunnen doen goo niet be
ter".
Hector Frensham's gezicht ontspande
zich nu. Een gulle lach gleed over zijn ver
magerde gezicht en zijn witte, blinkende
tanden staken fel af tegen zijn bruin ge
brande huid.
„Wel, als een weddenschap je tot meer
activiteit prikkelt, ik voor mij ben bereid
twee tegen één te wedden laten we zeg
gen twee duizend tegen duizend pond
dat je me geen kleine collectie uitgelezen
ideën aan de hand kunt doen, waarvan ten
minste één tot de arrestatie van onzen man
leidt".
Nicholas schudde glimlachend het hoofd.
„Ik had zooeven nog aan mijn woorden
moeten toevoegen, sir Frensham, dat ik
niet alleen met een ware passie voor mijn
eigen zaken bezield ben, maai' dat ik ook
de luiste man in de heele wereld ben
behalve waar het mijn eigen belangen be
treft".
(Wordt vervolgd).