KRONIEK VAN DEN BAG
FINSCHE KINDEREN
KIJKEN ERNSTIG.
J'JPlj 0P
TEGEN DE WET
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT)
WOENSDAG 17 JANUARI 1940. No. 14.
De positie der neutralen.
De kleine neutrale landen, die tusschen
de oorlogvoerende groote mogendheden in-
liggen België, Nederland, Denemarken,
Noorwegen en Zweden zullen het naar
alle waarschijnlijkheid, zoolang de krijg
duurt, nog menigmaal min of meer te
kwaad krijgen. Het begrip neutraliteit is
voor de oorlogvoerenden nogal rekbaar. Ze
geven er den uitleg aan, die in hun kraam
te pas komt; en de belangen der kleine
neutralen zijn voor hen nul en van geener
waarde. Men hanteere bij de politisch
beoordeeling hiervan geen moreele maat
staven. De oorlog zelf is daarvoor te im
moreel. Een land, dat er zich aan bezon
digt, heeft bij de overweging van zijn da
den geen stelregel meer overgehouden dan:
het doel heiligt de middelen. Wat voor de
neutralen beteekent, dat zij geen enkele
illusie, gegrond op moreele motieven, be
hoeven te koesteren. Indien een oorlogvoe
rende tot het inzicht zou komen, dat het
voordeelig voor hem kon zijn, neutraal
grondgebied te schenden, zou'hij dat stante
pede presteeren. Voorwendsels daartoe z\jn
altijd te- vinden.
Uit de spanning, welke Zondag in Neder
land en vooral in België heerschte,
bleek wederom duidelijk, hoezeer men zich
in de neutrale landen op deze situatie heeft
ingesteld. Maar men kan daarbij toch ook
te ver gaan. In België deden Zondag de
gekste geruchten de ronde: Duitsche troe
pen hadden de Luxemburgsche, de Belgi
sche en ook de Nederlandsche grens over
schreden. Er heeft korten tijd te Brussel
een opwinding geheerscht, welke gemakke
lijk in een paniek had kunnen omslaan.
Wij weten niet, wat voor inlichtingen
de Belgische regeering tot haar nogal op
zienbarende maatregelen noopten. Men
krijgt echter den indruk, dat ze op z'n
minst eenigszins overdreven moeten zijn
geweest, en dat de heeren te Brussel in den
loop van Zondagmiddag niet geaarzeld zou
den hebben, op een deel hunner besluiten
terug te komen, als dat practisch uitvoer
baar ware geweest. Militaire maatregelen
als de onderhavige kunnen halverwege ech
ter niet ongedaan gemaakt worden. Dan
loopt de boel in het honderd.
De kleine neutralen kunnen maar één
illusie koesteren: dat de berekeningen dei-
oorlogvoerenden ter zake van een even-
tueele schending van hun grondgebied een
nadeelig saldo zullen opleveren. Voorshands
blijft zulks waarschijnlijk. Een aanval op
Nederland en België b.v. is voor geen dei-
partijen "een Weinigheid. Volgens deskundi
gen zouden voor een bezetting dezer landen
minstens een paar millioen man noodig
zijn, waarvan dan een aanzienlijk deel op
geofferd zou moeten worden. Ook zou de
aanvaller er rekening mee dienen te hou
den, dat zjjn daad politiek bedenkelijke ge
volgen kan hebben. Men denke maar eens
aan de opvattingen, welke ten deze in Ita
lië worden gehuldigd. Schending der Ne
derlandsche en Belgische neutraliteit zou
op de Italiaansche openbare meening een
nog veel ontstellender indruk maken dan
de Russische aanval op Finland. En men
krijgt wel eens het gevoel, dat Mussolini
als het ware voor de integriteit van ons
grondgebied en dat onzer Zuiderburen
waakt.
Het spreekt vanzelf, dat men hierop geen
huizen kan bouwen. Er zijn omstandighe
den denkbaar, waaronder de genoemde fac
toren niet meer voldoende gewicht in de
schaal leggen. Maar op dit oogenblik ont
breken gelukkig positieve aanwijzingen in
de richting van zulke omstandigheden.
DE DUITSCHE JAARMARKTEN
GEHANDHAAFD.
Deelneming aan de jaarbeurs te
Utrecht.
Van. bevoegde zijde wordt te Berlijn
medegedeeld, dat alle groote jaarmarkten
van internationale beteekenis Leipzig,
Weenen. Praag, Keulen. Breslau en Ko
ningsbergen ook dit jaar gehouden zul
len worden. Bovendien zal Duitschland
deelnemen aan een aantal buitenlandsche
jaarmarkten, in de eerste plaats van de
voorjaarsbeurzen te Utrecht, Brussel, Za
greb en Belgrado
Zingende Kaisa, de eenzame.
Onze medewerkster in Finlami, een
Noorsche vrouwelijke arts, die werkt bij
de geneeskundige hulpdiensten, ^schrijft
ons:
I-Iet was een van de laatste dagen van
het oude jaar Ik nam deel aan één van
de expedities van de geneeskundige troe
pen; deze keer gold het het meed', de ge-
evacueerden. Onze opperbevelhebber
veldmaarschalk Mannerheim heeft ser
van het eerste oogenblik af den nadruk
op gelegd, de 'grootste zorg te dragen
dat levenskracht en gezondheid van lie-:
Finsche volk bewaard zullen blijven En
dank zij de belangstelling van den veld
maarschalk voor sanitaire maatregelen is
het voor ons een feest te mogen werken
bjj de geneeskundige troepen van Fin
land. De gezondheidstoestand van hef
volk wordt steeds gecontroleerd en wij
waren nu juist op zulk een controlereis.
Op een namiddag werd een vijfjarig
Finsch meisje bij ons binnengeroepen om
wat voor ons te zingen. Zij was een klein
en blond meiske, met roode wangetjes
van het spelen buiten in de zuivere, fris-
sche boschlucht, die deze ötreek tot de
gezondste van het land maakt Toch had
zij de peinzende, ernstige gezichtsuitdruk
king, die de meeste Finsche kinderen in
den loop van deze maanden hebben ge
kregen. Als men de geëvacueerde kinderen
ziet, krygt men gewetenswroeging: In
wat voor een wereld hebben wij ze ge
plaatst?
Het meiske zong, eerst alleen, enkele
kleine kinderliedjes, met een kleine bro
ze kinderstem, en zij deed het zoo intens,
dat zij alles om zich heen vergat Tenslot
te riep zij ook de andere kinderen, en nu
zong dit koor van Finsche kinderstemme
tjes de mooie Finsche vaderlandsliederen.
Zij zongen met. zóó een ernst, dat wij er
bij stonden met vochtige oogen en met
een beklemd gevoel
Zij zongen natuurlijk in het Finsch,
omdat zij allen Finsche ouders hadden en
geen andere taal kenden. Maar toen wij
een uur later van ons avondmaal opston
den, waartoe wij door de gastvrije en op
alle gebieden bewonderenswaardig goed
opgeleide Lotta's uilgenoodigd waren,
kwam één van onze gastvrouwen en
vroeg ons mee te gaan naar een klein ka
mertje naast de kindcrslaapzaal
Daarbinnen waren, de geëvacueerde
kinderen zoojuist naar bed gebracht:
maar er was nog licht aan. want - '4i
verwachtten een van de Lotta's, die met
hen het avondgebed zou doen en hen
goeden nacht zeggen Deze Lotta nader.de
reeds de deur, vertelde zij mij fluiste
rend, maar was net op het goede moment
stil blijven staan wegens het gezang, dat
wij nu beiden duidelijk konden hooren.
Het was Kaisa, het kleintje, dat des
middags voor ons gezongen had, zij zal
nu in haar bed te neuriën of liever ge
zegd: Zij „fluisterde" als het ware eer
zang, die het gemeenschappelijk „geheim'
was geworden van haar en de andere
kinderen, en dat nooit iemand van
„volwassenen" had mogen hooren; zelfs
de „speeltante" aan wie zij zich anders
gaarne toevertrouwden, had nooit meei
dan een paar woorden van de tekst ge
hoord, die zij toevallig had kunnen op
vangen Nu vond zij, dat deze woorden
op mijn Noorsche taal leken, en had mjj
daarom geroepen. Eij de eerste regel
herkende ik reeds het lied. zonder de
woorden nog gehoord te hebben de melo
die zei mij alles Maar overigens klonk de
uitspraak van de tekst in deze Finsche
kindermond zoo helder, dat men zich niet
kon vergissen
„Misschien gaat de winter en het voo:
jaar voorbij,
ook de zomer zal heengaan en mis
schien het heele jaar'
Voorwaar! Solveigs lied uit Hendrik
Ibsens beroemde tooneelspel „Peer Gynt'
met Griegs muziek, gezongen door een
vijfjarig meiske in een Finsch evacuee-
ringskamp! Een kind, dat geen andere
taal dan haar eigen kende! Wat een ge
waarwording! Hoe zou dit raadsel zich
oplossen? Maar dien avond kwam
slechts het volgende te weten:
Het kind kwam, voor zoover mén be
grijpen kon, uit het- Noordelijkste
Finland, omdat dek leeren. die zij bjj
aankomst gedragen had meer Laplandsch
dan Finsch waren; bovendien was zij ge
durende haar vlucht afgescheiden van
haar eigen familie. Op alle vragen had
zij maar één antwoord „Moeder zal wel
nakomen met broertje
Dit werd gezegd op een toon, waarop
haar verdwenen moeder gesproken had
toen zij zich zelf in het brandend huis
stortte om het kleine broertje te redden.
Zij, die Kaisa verzorgd had op de moei
lijke zuidwaantsche reis, scheen een vrouw
te zijn geweest, die zelf een klein kindje
bij zich'had, maar zij was verdwenen,
vóór één van de Lotta s haar te zien
kreeg En zoo zorgt thans de vluchtelin-
gencommissie voor de kleine eenzame zin
gende Kaisa
Britta Berner.
De nood der garaalenvisschers.
De schippers te Stellendam
doen een beroep op de ge
meente.
In verband met den noodtoestand in de
garnalenvisscherij te Stellendam, die is in
getreden, toen de oorlog uitbrak en sinds
dien steeds is verergerd, zijn dezer dagen
alle schippers en bloc naar het gemeente
huis gegaan, waar zij door den burgemees
ter werden ontvangen.
De heer A. van Eek, voorzitter der vis-
schersvereeniging „Samenwerking", voerde
ïens allen het woord. Hjj zeide o.m., dat
de kritieke toestand in de gezinnen der
schippers hen noodzaakt een beroep te doen
op de gemeente. Hij vroeg of het gemeente
bestuur bereid is, de schippers, die dit noo
dig hebben, uit de gemeentekas te onder
steunen, zoolang het rijk geen steun geeft.
T>e burgemeester, de heer P. J. Keyzer,
sprak in zijn antwoord allereerst zjjn vol
doening uit over.de ordelijke wijze van de-
monstreeren en gaf vervolgens een uit
voerig overzicht van alles, wat door het
gemeentebestuur is gedaan om hulp te bie
den. Spr. is enkele malen in Den Haag
geweest om de betreffende belangen te be-
42 GRADEN OilDER NUL
Moskou en de omliggende streken heb
ben, naar Reuter meldt, te lijden onder een
felle koude met temperaturen tot 42 gra
den onder nul en bitter koude winden. Er
doen zich vele gevallen voor van bevroren
voeten en wangen.
In Estland heërscht thans een koude, zoo
als men sedert 1866 niet gekend heeft. In
het Zuidoosten is de temperatuur in den af-
geloopen nacht tot 46 graden Celsius onder
nul gedaald. De sneeuwstormen hebben het
verkeer zeer bemoeilijkt.
pleiten. De Raad heeft aan de regeering
geadresseerd. Spr. zeide, dat hij den toe
stand kritiek acht. Wat echter den direc-
ten steun aan de gezinnen betreft, dit
vraagstuk is zeer moeilijk, daar de ge
meente tot de~ gesaneerde behoort en de
kas slechts over beperkte middelen be
schikt. Spr. poogt hiervoor een oplossing te
vinden en zeide, dat hij zal doen, wat mo
gelijk is. Hij eindigde met de hoop uit te
spreken, dat de minister van sociale zaken
een gunstige beschikking zal geven op de
vraag om opneming der schippers in de
steunregeling.
Minister H. van Boeyeu wenseht den commissaris der Koningin in Noord-Holland, rar.
dr. A. baron Röell geluk met zijn benoeming tot Commandeur in de Orde van den
Nederlandschen Leeuw ter gelegenheid van zijn zilveren ambtsjubileum.
Duitsche repliek op het Fransche De Duitsche sieenkooluitvoer
geelboek. naar België gedeeltelijk hervat.
Plet D N.B. meldt uit Berlijn:
In een officieele Duitsche mededeeling
wordt thans op het Fransche geelboek ge
antwoord. Het geelboek, aldus deze Duit
sche mededeeling onder meer, tracht door
een tendentieuze keuze uit de documenten
den lezer een onjuisten indruk over den
waren samenhang der voorgeschiedenis van
den oorlog te geven. Zoo tracht men het te
doen voorkomen, alsof Frankrijk ook na de
ontmoeting te München nooit ook maar in
geringe mate heeft laten blijken, dat het
geen belangstelling meer zou toonen voor
Oost-Europeesche kwesties, die ih het bij
zonder Duitschland aangingen. Deze Fran
sche voorstelling, aldus vervolgt de mede
deeling, is geenszins in overeenstemming
met de feiten. Frankrijk heeft na de samen
komst te München ook in het openbaar een
heroriënteering zijner politiek aangekon
digd. Op het congres der radicaal-socialisti
sche partij, de leidende regeeringspartij, dat
in October 193S te Marseille is gehouden, is
het programma der buitenlandsche politiek
vastgesteld en de rapporteur, Berthod, ver
klaarde in zijn goedgekeurd verslag, dat er
geen sprake was van een verval van Frank
rijk, als het Fransche volk van meening
was, dat het tot gelding brengen van zijn
imperium belangrijker was dan het spelen
van de rol van gendarme of bankier. Minis
ter-president Daladier heeft in een rede
voor het congres het standpunt van Berthod
tot het zjjne gemaakt.
Op de basis van deze nieuwe Fransche
politiek is de Fransch-Duit.sche verklaring
van 6 Dec. 193S tot stand gekomen. Minis
ter Bonnet heeft er zich door de verklaring
van Von Ribbentrop, dat Duitschland een
Fransche garantie voor Tsjecho-Slowakije
als een soort inmenging in de Duitsche be
langensfeer zou moeten beschouwen, niet
•an laten weerhouden vast te houden aan
de politiek van toenadering.
Op 6 Febr. 1936, aldus de mededeeling,
heeft de Fransche ambassadeur te Berlijn
Von Ribbentrop doen weten, dat Frankrijk
het Oosten geen politiek zou voeren, die
Duitschland zou hinderen. De thans gepu
bliceerde documenten toonen ondubbelzin
nig aan, dat Frankrijk in December 193S
en in Febr. 1939 door bevoegde Duitsche
instanties is ingelicht over de Duitsche aan
spraak op erkenning van de levensruimte in
Europa en dat de leider der Fransche bui
tenlandsche politiek toegezegd heeft, dat
Frankrijk dezen aanspraken niet in den weg
zou staan. Onder Engelschen invloed heeft
Frankrijk deze politiek echter in het voor
jaar van 1939 laten varen.
Economische onderhandelingen
tusschen Brussel en Berlijn.
Belga meldt uit Brussel: De Belgisch
Duitsche economische onderhandelingen die
ter Berlijn gevoerd zijn, hebben in staat
gesteld tot het vaststellen van de deviezen-
bedragen, bestemd tot betaling van den in
voer van zekere Belgische producten in
Duitschland.
Voorts wordt, vernomen, dat Duitsche
steenkooluitvoeren naar België in zekere
mate hervat zijn.
w.
en veeizuaig
stillende kracht
die U 's-nachts vr»
naren kriebelhoeat
recht den naam
,.'s-Werelds b'
Zij helpt U bin:
gelijken tijd
De dubbele samenstelling van
Abdijsiroop uit kruiden-extracten
en ..codeïne" maakt haar werking
sn.?.! en veelzijdig. Die groote hoest-
Abdijsiroop,
aart van dien
gegeven van
iste Hoestsiroop".
ien den kortst mo-
op afdoende wijze
vaoLzulend slijm, prikkel-
hoest en benauwende hoestbuien.
Akker's Abdijsiroop zal U helpen
in den strijd legen ontstoken slijm
vliezen en gevoelige luchtpijpen.
AKKER'S v-eSzsteftJcte
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 ct.. f 1.50, f 2.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar
(Ing, Mfcd.j
Naar het Engelsch van
MARTIN PORLOCK.
41).
Zijn starre blik bleef net zoolang op Con
nor gevestigd, tot deze hem aankeek.
„Ik zou u zeer dankbaar zijn, als u wilde
doorgaan", zei Christopher Vayle.
Er heerschte een oogenblik stilte. Connor
begon te lachen.
„Neemt u me niet kwalijk, sir "Chrii^
topher, maar we hebben het tegenwoordig
allemaal een beetje met de zenuwen te
kwaad. Ik had geen reden om u
„O, 'dat is al lang in orde!" zei Chris
topher glimlachend. „Gaat u maar door!"
Connor nam een potlood op en begon er
mee te spelen. Zijn blik was nu niet meer
op Christopher gericht. Hij begon te spre
ken, aarzelde, begon opnieuw en verviel
plotseling weer in zijn zwijgen van daar
even.
„Er is maar één ding", zei hij eindelijk,
„en dat is werkelijk het punt waar ik het
zooeven op aanstuurdeHij sprak nu
heel langzaam. Elk van zijn woorden scheen
zorgvuldig gewikt en gewogen voor hij het
uitsprak.
„Het lijdt geen twijfel, vermoed ik, sir
Christopher, dat mejuffrouw Frensham dien
meneer Nicholas Revel van tijd tot tijd ont-
ontmoet?"
„Hoegenaamd niet", zei Christopher.
„Alleen?" vroeg Connor en keek daarbij
zijn bezoeker scherp aan.
Christopher Vayle staarde met een harde
uitdrukking in zijn oogen voor zich uit. Hij
haalde nauwelijks merkbaar de schouders
op en liep naar het venster, waar hij met
waarschijnlijk niets-ziende oogen op het
zonovergoten Embankment neerkeek.
„Ja", zei hij, zonder zich om te wenden.
„Af en toe".
Connor stond op en liep eveneens naar
het venster. Naar normalen maatstaf zou
men hem flink van postuur gevonden heb
ben, doch met Christopher vergeleken leek
hij onbeduidend en plomp.
„Af en toe is nog te vaak", zei Connor
zacht en op een toon, die wel zeer van zijn
gebruikelijke manier van spreken verschil
de. „Ik spreek nu als een vriend. Of mis
schien druk ik mij beter uit, wanneer ik
zeg: ik spreek als een normaal, rechtscha
pen denkend man tegen iemand, die door
een of ander mogelijk gevaar Bedreigd
wordt. Af en toe is te vaak, sir Christopher.
Eén enkele keer zou al wel eens te vaak
kunnen zijn..",..."
Christopher draaide zich met een ruk om.
Hij streek over zijn voorhoofd en deed zijn
mond open, doch bpdwong zich.
Connor hief zün hand op.
„Luistert u nu eens goed naar me!" zei
hij. „Wanneer ik u verteld heb, wat ik u
nu ga vertellen, zult u weer zeggen, dat
naar mijn overtuiging de heer Nicholas
Revel en X dezelfde personen zijn. Zeg het
niet. Denk het zelfs niet. Ik weet niets!
Maar wat ilc u vertellen ga niet in mijn
officieele hoedanigheid, doch zooals ik u
reeds gezegd heb als mensch tegen een door
mogelijk gevaar bedreigd medemensch is
dit: Zelfs na de meest nauwgezette naspo
ringen hebben wij niet kunnen uitmaken,
waar de heel' RevelHier zweeg hij
even, doch ging onmiddellijk door toen hij
merkte, dat Christopher hem in de rede
wilde vallen „zich op de uren bevond,
dat de verschillende moorden gepleegd
werden". Hij sprak nu nog langzamer en
Gij zult arbeiden
als zoudt gij eeuwig leven;
gij zult zorgen
als zoudt ge sterven morgen.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
legde op elk zijner woorden, die elkander
met korte tusschenpoozen volgden, een
sinisteren indruk.
„U begrijpt wat ik zeggen wil. Ieder van
de zeven vermoorde agenten is omstreeks
een bpaalden, tjjd gedood. Welnu, wij heb
ben niet kunnen nagaan, waar de heer
Nicholas Revel zich ook maar op één van
die zeven tijdstippen opgehouden heeft".
„Ik begrijp u"> zei Christopher en zweeg.
Een telefoon begon schril te rinkelen.
Connor liep terug naar de tafel en nam
een der drie toestellen op en sprak. Hij
legde den hoorn weer neer en wendde zich
tot zijn bezoeker.
„Het spü't me", verontschuldigde hij zich,
„maar de eerste commissaris heeft me noo
dig".
Christopher kwam nu van het venster
vandaan en nam zijn hoed van een stoel
bij de deur. Hij draaide zich om en zag
Connor naast zich staan. Hij weifelde een
oogenblik, toen slak hij zijn hand uit, die
Connor warm drukte.
„Ik zal onthouden wat u me verteld
hebt", zei Christopher. „1-Iet spreekt van
zelf, dat ik u zeer dankbaar ben. U wilt
toch zeker, dat ik u op de hoogte blijf hou
den, niet waar?"
„Als er iets is om me op de hoogte van
te houden", zei Connor met een grimmigen
trek om zijn mond, welke niets van een
glimlach wegliad.
IV.
Na zijn onderhoud met den eersten com
missaris, kwam commissaris Connor weer
in zijn werkkamer terug. Hij nam zijn hoed
van den kapstok en wilde net weggaan, toen
zijn oog op een briefje viel, hetwelk, voor
hij daareven de kamer verliet, niet op zijn
vloeiblad gelegen had.
Nog geen drie minuten later stond recher
cheur Albert Hallows voor hem. Hij was
bleeker dan gewoonlijk en hield in zijn
niet al te vaste rechter hand een langwer
pig, in bruin papier gewikkeld pakje.
Hallows deed zijn verhaal, aanvankelijk
erg zenuwachtig, doch naarmate de tijd
verstreek met meer zelfbeheersching. Ge
durende het heele relaas zei Connor geen
woord. Toen I-Iallows eindelijk al zijn kruit
verschoten had, wees Connor naar het
pakje en stak zijn hand uit. Hallows over
handigde het lange pakket.
Connor maakte met een onverstoorbare
rust, die zijn ondergeschikte bijna tot wan
hoop dreef, de zorgvuldige knoopjes van S.
Widgeon's winkelbediende los, rolde het
touwtje weer netjes op, wikkelde af, waar
na een groene, kartonnen doos te voorschijn
kwam, lichtte het deksel op en begon toen
de opvulling uit de doos te halen. Nadat het
laatste velletje vloei netjes in de papier
mand gedeponeerd was, vertoonde zich op
den bodem aan hun blikken een lange
slijpsteen. Connor haalde hem uit de doos,
bekeek hem eens, keek toen Hallows aan
en legde het huishoudelijke voorwerp op
tafel. Hij keek opnieuw in de doos. Op den
bodem er van lag een visitekaartje, dat hem
brutaal aanstaarde:
Nicholas Revel.
Barkston Mansions, Knightsbridge.
Op den achterkant van het kaartje wa
ren in een klein elegant schrift twee re
geltjes geschreven.
„Lees dat eens", zei Connor, nadat hij er
zelf kennis van genomen had.
Halloivs las:
„Waarom het botte verstand van uw
mannen hierop niet nu en dan eens ge
scherpt? Met hartelijke groeten N.R."
V.
De heer Nicholas Revel lunchte op nr. 14
Gordon Place. Sir Hector Frensham lunch
te, in strijd met zijn gewoonte, thuis. Aan
de lange tafel, waarop voor vier gedekt
was, zaten slechts drie personen.
„Christopher is laat", had Jane gezegd.
„Wij zullen maar vast beginnen".
Zij waren nu haast klaar en nauwelijks
had Porter de deur achter zich dicht ge
daan, of sir Hector zei, terwijl hij zijn gast
strak aankeek.
„Misschien interesseert het je, Revel,
wanneer ik je zeg, dat jij de reden bent,
waarom ik vandaag thuis lunch".
Nicholas keek hem beleefd vragend aan,
doch Jane wierp een anstigen blik op haar
vader, want zij had in haar vaders stem een
klank gehoord, die naar zjj uit ervaring
wist niet veel goeds voorspelde.
„Den laatsten keer dat ik je gezien heh,
complimenteerde ik je niet alleen met de
manier, waarop je de weddenschap met
mijn docther gewonnen had, maar gaf je
ook den duidelijken wenk je hersenen eens
goed aan het werk te zetten en me dan eens
op te komen zoeken, hetzij hier. hetzij op
mijn bureau. Herinner je je dat?"
„Ja", zei de gast flauwtjes. „Dat herinner
ik me nog".
„Dat was een veertien dagen geleden",
zei Hector Frensham. „Sindsdien heb ik
niets meer van ,ie gehoord. Ik meen. dat jij
en Jane elkaar in dien tijd wel gezien zult
hebben, maar ik weet zeker, dat je van deze
aangelegenheid met geen woord gerept
hebt, anders had ze me dat wel verteld".
(Wordt vervolgd).