KRONIEK VAN DEN BAG FINSCHE KINDEREN KIJKEN ERNSTIG. J'JPlj 0P TEGEN DE WET TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) WOENSDAG 17 JANUARI 1940. No. 14. De positie der neutralen. De kleine neutrale landen, die tusschen de oorlogvoerende groote mogendheden in- liggen België, Nederland, Denemarken, Noorwegen en Zweden zullen het naar alle waarschijnlijkheid, zoolang de krijg duurt, nog menigmaal min of meer te kwaad krijgen. Het begrip neutraliteit is voor de oorlogvoerenden nogal rekbaar. Ze geven er den uitleg aan, die in hun kraam te pas komt; en de belangen der kleine neutralen zijn voor hen nul en van geener waarde. Men hanteere bij de politisch beoordeeling hiervan geen moreele maat staven. De oorlog zelf is daarvoor te im moreel. Een land, dat er zich aan bezon digt, heeft bij de overweging van zijn da den geen stelregel meer overgehouden dan: het doel heiligt de middelen. Wat voor de neutralen beteekent, dat zij geen enkele illusie, gegrond op moreele motieven, be hoeven te koesteren. Indien een oorlogvoe rende tot het inzicht zou komen, dat het voordeelig voor hem kon zijn, neutraal grondgebied te schenden, zou'hij dat stante pede presteeren. Voorwendsels daartoe z\jn altijd te- vinden. Uit de spanning, welke Zondag in Neder land en vooral in België heerschte, bleek wederom duidelijk, hoezeer men zich in de neutrale landen op deze situatie heeft ingesteld. Maar men kan daarbij toch ook te ver gaan. In België deden Zondag de gekste geruchten de ronde: Duitsche troe pen hadden de Luxemburgsche, de Belgi sche en ook de Nederlandsche grens over schreden. Er heeft korten tijd te Brussel een opwinding geheerscht, welke gemakke lijk in een paniek had kunnen omslaan. Wij weten niet, wat voor inlichtingen de Belgische regeering tot haar nogal op zienbarende maatregelen noopten. Men krijgt echter den indruk, dat ze op z'n minst eenigszins overdreven moeten zijn geweest, en dat de heeren te Brussel in den loop van Zondagmiddag niet geaarzeld zou den hebben, op een deel hunner besluiten terug te komen, als dat practisch uitvoer baar ware geweest. Militaire maatregelen als de onderhavige kunnen halverwege ech ter niet ongedaan gemaakt worden. Dan loopt de boel in het honderd. De kleine neutralen kunnen maar één illusie koesteren: dat de berekeningen dei- oorlogvoerenden ter zake van een even- tueele schending van hun grondgebied een nadeelig saldo zullen opleveren. Voorshands blijft zulks waarschijnlijk. Een aanval op Nederland en België b.v. is voor geen dei- partijen "een Weinigheid. Volgens deskundi gen zouden voor een bezetting dezer landen minstens een paar millioen man noodig zijn, waarvan dan een aanzienlijk deel op geofferd zou moeten worden. Ook zou de aanvaller er rekening mee dienen te hou den, dat zjjn daad politiek bedenkelijke ge volgen kan hebben. Men denke maar eens aan de opvattingen, welke ten deze in Ita lië worden gehuldigd. Schending der Ne derlandsche en Belgische neutraliteit zou op de Italiaansche openbare meening een nog veel ontstellender indruk maken dan de Russische aanval op Finland. En men krijgt wel eens het gevoel, dat Mussolini als het ware voor de integriteit van ons grondgebied en dat onzer Zuiderburen waakt. Het spreekt vanzelf, dat men hierop geen huizen kan bouwen. Er zijn omstandighe den denkbaar, waaronder de genoemde fac toren niet meer voldoende gewicht in de schaal leggen. Maar op dit oogenblik ont breken gelukkig positieve aanwijzingen in de richting van zulke omstandigheden. DE DUITSCHE JAARMARKTEN GEHANDHAAFD. Deelneming aan de jaarbeurs te Utrecht. Van. bevoegde zijde wordt te Berlijn medegedeeld, dat alle groote jaarmarkten van internationale beteekenis Leipzig, Weenen. Praag, Keulen. Breslau en Ko ningsbergen ook dit jaar gehouden zul len worden. Bovendien zal Duitschland deelnemen aan een aantal buitenlandsche jaarmarkten, in de eerste plaats van de voorjaarsbeurzen te Utrecht, Brussel, Za greb en Belgrado Zingende Kaisa, de eenzame. Onze medewerkster in Finlami, een Noorsche vrouwelijke arts, die werkt bij de geneeskundige hulpdiensten, ^schrijft ons: I-Iet was een van de laatste dagen van het oude jaar Ik nam deel aan één van de expedities van de geneeskundige troe pen; deze keer gold het het meed', de ge- evacueerden. Onze opperbevelhebber veldmaarschalk Mannerheim heeft ser van het eerste oogenblik af den nadruk op gelegd, de 'grootste zorg te dragen dat levenskracht en gezondheid van lie-: Finsche volk bewaard zullen blijven En dank zij de belangstelling van den veld maarschalk voor sanitaire maatregelen is het voor ons een feest te mogen werken bjj de geneeskundige troepen van Fin land. De gezondheidstoestand van hef volk wordt steeds gecontroleerd en wij waren nu juist op zulk een controlereis. Op een namiddag werd een vijfjarig Finsch meisje bij ons binnengeroepen om wat voor ons te zingen. Zij was een klein en blond meiske, met roode wangetjes van het spelen buiten in de zuivere, fris- sche boschlucht, die deze ötreek tot de gezondste van het land maakt Toch had zij de peinzende, ernstige gezichtsuitdruk king, die de meeste Finsche kinderen in den loop van deze maanden hebben ge kregen. Als men de geëvacueerde kinderen ziet, krygt men gewetenswroeging: In wat voor een wereld hebben wij ze ge plaatst? Het meiske zong, eerst alleen, enkele kleine kinderliedjes, met een kleine bro ze kinderstem, en zij deed het zoo intens, dat zij alles om zich heen vergat Tenslot te riep zij ook de andere kinderen, en nu zong dit koor van Finsche kinderstemme tjes de mooie Finsche vaderlandsliederen. Zij zongen met. zóó een ernst, dat wij er bij stonden met vochtige oogen en met een beklemd gevoel Zij zongen natuurlijk in het Finsch, omdat zij allen Finsche ouders hadden en geen andere taal kenden. Maar toen wij een uur later van ons avondmaal opston den, waartoe wij door de gastvrije en op alle gebieden bewonderenswaardig goed opgeleide Lotta's uilgenoodigd waren, kwam één van onze gastvrouwen en vroeg ons mee te gaan naar een klein ka mertje naast de kindcrslaapzaal Daarbinnen waren, de geëvacueerde kinderen zoojuist naar bed gebracht: maar er was nog licht aan. want - '4i verwachtten een van de Lotta's, die met hen het avondgebed zou doen en hen goeden nacht zeggen Deze Lotta nader.de reeds de deur, vertelde zij mij fluiste rend, maar was net op het goede moment stil blijven staan wegens het gezang, dat wij nu beiden duidelijk konden hooren. Het was Kaisa, het kleintje, dat des middags voor ons gezongen had, zij zal nu in haar bed te neuriën of liever ge zegd: Zij „fluisterde" als het ware eer zang, die het gemeenschappelijk „geheim' was geworden van haar en de andere kinderen, en dat nooit iemand van „volwassenen" had mogen hooren; zelfs de „speeltante" aan wie zij zich anders gaarne toevertrouwden, had nooit meei dan een paar woorden van de tekst ge hoord, die zij toevallig had kunnen op vangen Nu vond zij, dat deze woorden op mijn Noorsche taal leken, en had mjj daarom geroepen. Eij de eerste regel herkende ik reeds het lied. zonder de woorden nog gehoord te hebben de melo die zei mij alles Maar overigens klonk de uitspraak van de tekst in deze Finsche kindermond zoo helder, dat men zich niet kon vergissen „Misschien gaat de winter en het voo: jaar voorbij, ook de zomer zal heengaan en mis schien het heele jaar' Voorwaar! Solveigs lied uit Hendrik Ibsens beroemde tooneelspel „Peer Gynt' met Griegs muziek, gezongen door een vijfjarig meiske in een Finsch evacuee- ringskamp! Een kind, dat geen andere taal dan haar eigen kende! Wat een ge waarwording! Hoe zou dit raadsel zich oplossen? Maar dien avond kwam slechts het volgende te weten: Het kind kwam, voor zoover mén be grijpen kon, uit het- Noordelijkste Finland, omdat dek leeren. die zij bjj aankomst gedragen had meer Laplandsch dan Finsch waren; bovendien was zij ge durende haar vlucht afgescheiden van haar eigen familie. Op alle vragen had zij maar één antwoord „Moeder zal wel nakomen met broertje Dit werd gezegd op een toon, waarop haar verdwenen moeder gesproken had toen zij zich zelf in het brandend huis stortte om het kleine broertje te redden. Zij, die Kaisa verzorgd had op de moei lijke zuidwaantsche reis, scheen een vrouw te zijn geweest, die zelf een klein kindje bij zich'had, maar zij was verdwenen, vóór één van de Lotta s haar te zien kreeg En zoo zorgt thans de vluchtelin- gencommissie voor de kleine eenzame zin gende Kaisa Britta Berner. De nood der garaalenvisschers. De schippers te Stellendam doen een beroep op de ge meente. In verband met den noodtoestand in de garnalenvisscherij te Stellendam, die is in getreden, toen de oorlog uitbrak en sinds dien steeds is verergerd, zijn dezer dagen alle schippers en bloc naar het gemeente huis gegaan, waar zij door den burgemees ter werden ontvangen. De heer A. van Eek, voorzitter der vis- schersvereeniging „Samenwerking", voerde ïens allen het woord. Hjj zeide o.m., dat de kritieke toestand in de gezinnen der schippers hen noodzaakt een beroep te doen op de gemeente. Hij vroeg of het gemeente bestuur bereid is, de schippers, die dit noo dig hebben, uit de gemeentekas te onder steunen, zoolang het rijk geen steun geeft. T>e burgemeester, de heer P. J. Keyzer, sprak in zijn antwoord allereerst zjjn vol doening uit over.de ordelijke wijze van de- monstreeren en gaf vervolgens een uit voerig overzicht van alles, wat door het gemeentebestuur is gedaan om hulp te bie den. Spr. is enkele malen in Den Haag geweest om de betreffende belangen te be- 42 GRADEN OilDER NUL Moskou en de omliggende streken heb ben, naar Reuter meldt, te lijden onder een felle koude met temperaturen tot 42 gra den onder nul en bitter koude winden. Er doen zich vele gevallen voor van bevroren voeten en wangen. In Estland heërscht thans een koude, zoo als men sedert 1866 niet gekend heeft. In het Zuidoosten is de temperatuur in den af- geloopen nacht tot 46 graden Celsius onder nul gedaald. De sneeuwstormen hebben het verkeer zeer bemoeilijkt. pleiten. De Raad heeft aan de regeering geadresseerd. Spr. zeide, dat hij den toe stand kritiek acht. Wat echter den direc- ten steun aan de gezinnen betreft, dit vraagstuk is zeer moeilijk, daar de ge meente tot de~ gesaneerde behoort en de kas slechts over beperkte middelen be schikt. Spr. poogt hiervoor een oplossing te vinden en zeide, dat hij zal doen, wat mo gelijk is. Hij eindigde met de hoop uit te spreken, dat de minister van sociale zaken een gunstige beschikking zal geven op de vraag om opneming der schippers in de steunregeling. Minister H. van Boeyeu wenseht den commissaris der Koningin in Noord-Holland, rar. dr. A. baron Röell geluk met zijn benoeming tot Commandeur in de Orde van den Nederlandschen Leeuw ter gelegenheid van zijn zilveren ambtsjubileum. Duitsche repliek op het Fransche De Duitsche sieenkooluitvoer geelboek. naar België gedeeltelijk hervat. Plet D N.B. meldt uit Berlijn: In een officieele Duitsche mededeeling wordt thans op het Fransche geelboek ge antwoord. Het geelboek, aldus deze Duit sche mededeeling onder meer, tracht door een tendentieuze keuze uit de documenten den lezer een onjuisten indruk over den waren samenhang der voorgeschiedenis van den oorlog te geven. Zoo tracht men het te doen voorkomen, alsof Frankrijk ook na de ontmoeting te München nooit ook maar in geringe mate heeft laten blijken, dat het geen belangstelling meer zou toonen voor Oost-Europeesche kwesties, die ih het bij zonder Duitschland aangingen. Deze Fran sche voorstelling, aldus vervolgt de mede deeling, is geenszins in overeenstemming met de feiten. Frankrijk heeft na de samen komst te München ook in het openbaar een heroriënteering zijner politiek aangekon digd. Op het congres der radicaal-socialisti sche partij, de leidende regeeringspartij, dat in October 193S te Marseille is gehouden, is het programma der buitenlandsche politiek vastgesteld en de rapporteur, Berthod, ver klaarde in zijn goedgekeurd verslag, dat er geen sprake was van een verval van Frank rijk, als het Fransche volk van meening was, dat het tot gelding brengen van zijn imperium belangrijker was dan het spelen van de rol van gendarme of bankier. Minis ter-president Daladier heeft in een rede voor het congres het standpunt van Berthod tot het zjjne gemaakt. Op de basis van deze nieuwe Fransche politiek is de Fransch-Duit.sche verklaring van 6 Dec. 193S tot stand gekomen. Minis ter Bonnet heeft er zich door de verklaring van Von Ribbentrop, dat Duitschland een Fransche garantie voor Tsjecho-Slowakije als een soort inmenging in de Duitsche be langensfeer zou moeten beschouwen, niet •an laten weerhouden vast te houden aan de politiek van toenadering. Op 6 Febr. 1936, aldus de mededeeling, heeft de Fransche ambassadeur te Berlijn Von Ribbentrop doen weten, dat Frankrijk het Oosten geen politiek zou voeren, die Duitschland zou hinderen. De thans gepu bliceerde documenten toonen ondubbelzin nig aan, dat Frankrijk in December 193S en in Febr. 1939 door bevoegde Duitsche instanties is ingelicht over de Duitsche aan spraak op erkenning van de levensruimte in Europa en dat de leider der Fransche bui tenlandsche politiek toegezegd heeft, dat Frankrijk dezen aanspraken niet in den weg zou staan. Onder Engelschen invloed heeft Frankrijk deze politiek echter in het voor jaar van 1939 laten varen. Economische onderhandelingen tusschen Brussel en Berlijn. Belga meldt uit Brussel: De Belgisch Duitsche economische onderhandelingen die ter Berlijn gevoerd zijn, hebben in staat gesteld tot het vaststellen van de deviezen- bedragen, bestemd tot betaling van den in voer van zekere Belgische producten in Duitschland. Voorts wordt, vernomen, dat Duitsche steenkooluitvoeren naar België in zekere mate hervat zijn. w. en veeizuaig stillende kracht die U 's-nachts vr» naren kriebelhoeat recht den naam ,.'s-Werelds b' Zij helpt U bin: gelijken tijd De dubbele samenstelling van Abdijsiroop uit kruiden-extracten en ..codeïne" maakt haar werking sn.?.! en veelzijdig. Die groote hoest- Abdijsiroop, aart van dien gegeven van iste Hoestsiroop". ien den kortst mo- op afdoende wijze vaoLzulend slijm, prikkel- hoest en benauwende hoestbuien. Akker's Abdijsiroop zal U helpen in den strijd legen ontstoken slijm vliezen en gevoelige luchtpijpen. AKKER'S v-eSzsteftJcte tegen hoest, griep, bronchitis, asthma Flacon 90 ct.. f 1.50, f 2.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar (Ing, Mfcd.j Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 41). Zijn starre blik bleef net zoolang op Con nor gevestigd, tot deze hem aankeek. „Ik zou u zeer dankbaar zijn, als u wilde doorgaan", zei Christopher Vayle. Er heerschte een oogenblik stilte. Connor begon te lachen. „Neemt u me niet kwalijk, sir "Chrii^ topher, maar we hebben het tegenwoordig allemaal een beetje met de zenuwen te kwaad. Ik had geen reden om u „O, 'dat is al lang in orde!" zei Chris topher glimlachend. „Gaat u maar door!" Connor nam een potlood op en begon er mee te spelen. Zijn blik was nu niet meer op Christopher gericht. Hij begon te spre ken, aarzelde, begon opnieuw en verviel plotseling weer in zijn zwijgen van daar even. „Er is maar één ding", zei hij eindelijk, „en dat is werkelijk het punt waar ik het zooeven op aanstuurdeHij sprak nu heel langzaam. Elk van zijn woorden scheen zorgvuldig gewikt en gewogen voor hij het uitsprak. „Het lijdt geen twijfel, vermoed ik, sir Christopher, dat mejuffrouw Frensham dien meneer Nicholas Revel van tijd tot tijd ont- ontmoet?" „Hoegenaamd niet", zei Christopher. „Alleen?" vroeg Connor en keek daarbij zijn bezoeker scherp aan. Christopher Vayle staarde met een harde uitdrukking in zijn oogen voor zich uit. Hij haalde nauwelijks merkbaar de schouders op en liep naar het venster, waar hij met waarschijnlijk niets-ziende oogen op het zonovergoten Embankment neerkeek. „Ja", zei hij, zonder zich om te wenden. „Af en toe". Connor stond op en liep eveneens naar het venster. Naar normalen maatstaf zou men hem flink van postuur gevonden heb ben, doch met Christopher vergeleken leek hij onbeduidend en plomp. „Af en toe is nog te vaak", zei Connor zacht en op een toon, die wel zeer van zijn gebruikelijke manier van spreken verschil de. „Ik spreek nu als een vriend. Of mis schien druk ik mij beter uit, wanneer ik zeg: ik spreek als een normaal, rechtscha pen denkend man tegen iemand, die door een of ander mogelijk gevaar Bedreigd wordt. Af en toe is te vaak, sir Christopher. Eén enkele keer zou al wel eens te vaak kunnen zijn..",..." Christopher draaide zich met een ruk om. Hij streek over zijn voorhoofd en deed zijn mond open, doch bpdwong zich. Connor hief zün hand op. „Luistert u nu eens goed naar me!" zei hij. „Wanneer ik u verteld heb, wat ik u nu ga vertellen, zult u weer zeggen, dat naar mijn overtuiging de heer Nicholas Revel en X dezelfde personen zijn. Zeg het niet. Denk het zelfs niet. Ik weet niets! Maar wat ilc u vertellen ga niet in mijn officieele hoedanigheid, doch zooals ik u reeds gezegd heb als mensch tegen een door mogelijk gevaar bedreigd medemensch is dit: Zelfs na de meest nauwgezette naspo ringen hebben wij niet kunnen uitmaken, waar de heel' RevelHier zweeg hij even, doch ging onmiddellijk door toen hij merkte, dat Christopher hem in de rede wilde vallen „zich op de uren bevond, dat de verschillende moorden gepleegd werden". Hij sprak nu nog langzamer en Gij zult arbeiden als zoudt gij eeuwig leven; gij zult zorgen als zoudt ge sterven morgen. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^ legde op elk zijner woorden, die elkander met korte tusschenpoozen volgden, een sinisteren indruk. „U begrijpt wat ik zeggen wil. Ieder van de zeven vermoorde agenten is omstreeks een bpaalden, tjjd gedood. Welnu, wij heb ben niet kunnen nagaan, waar de heer Nicholas Revel zich ook maar op één van die zeven tijdstippen opgehouden heeft". „Ik begrijp u"> zei Christopher en zweeg. Een telefoon begon schril te rinkelen. Connor liep terug naar de tafel en nam een der drie toestellen op en sprak. Hij legde den hoorn weer neer en wendde zich tot zijn bezoeker. „Het spü't me", verontschuldigde hij zich, „maar de eerste commissaris heeft me noo dig". Christopher kwam nu van het venster vandaan en nam zijn hoed van een stoel bij de deur. Hij draaide zich om en zag Connor naast zich staan. Hij weifelde een oogenblik, toen slak hij zijn hand uit, die Connor warm drukte. „Ik zal onthouden wat u me verteld hebt", zei Christopher. „1-Iet spreekt van zelf, dat ik u zeer dankbaar ben. U wilt toch zeker, dat ik u op de hoogte blijf hou den, niet waar?" „Als er iets is om me op de hoogte van te houden", zei Connor met een grimmigen trek om zijn mond, welke niets van een glimlach wegliad. IV. Na zijn onderhoud met den eersten com missaris, kwam commissaris Connor weer in zijn werkkamer terug. Hij nam zijn hoed van den kapstok en wilde net weggaan, toen zijn oog op een briefje viel, hetwelk, voor hij daareven de kamer verliet, niet op zijn vloeiblad gelegen had. Nog geen drie minuten later stond recher cheur Albert Hallows voor hem. Hij was bleeker dan gewoonlijk en hield in zijn niet al te vaste rechter hand een langwer pig, in bruin papier gewikkeld pakje. Hallows deed zijn verhaal, aanvankelijk erg zenuwachtig, doch naarmate de tijd verstreek met meer zelfbeheersching. Ge durende het heele relaas zei Connor geen woord. Toen I-Iallows eindelijk al zijn kruit verschoten had, wees Connor naar het pakje en stak zijn hand uit. Hallows over handigde het lange pakket. Connor maakte met een onverstoorbare rust, die zijn ondergeschikte bijna tot wan hoop dreef, de zorgvuldige knoopjes van S. Widgeon's winkelbediende los, rolde het touwtje weer netjes op, wikkelde af, waar na een groene, kartonnen doos te voorschijn kwam, lichtte het deksel op en begon toen de opvulling uit de doos te halen. Nadat het laatste velletje vloei netjes in de papier mand gedeponeerd was, vertoonde zich op den bodem aan hun blikken een lange slijpsteen. Connor haalde hem uit de doos, bekeek hem eens, keek toen Hallows aan en legde het huishoudelijke voorwerp op tafel. Hij keek opnieuw in de doos. Op den bodem er van lag een visitekaartje, dat hem brutaal aanstaarde: Nicholas Revel. Barkston Mansions, Knightsbridge. Op den achterkant van het kaartje wa ren in een klein elegant schrift twee re geltjes geschreven. „Lees dat eens", zei Connor, nadat hij er zelf kennis van genomen had. Halloivs las: „Waarom het botte verstand van uw mannen hierop niet nu en dan eens ge scherpt? Met hartelijke groeten N.R." V. De heer Nicholas Revel lunchte op nr. 14 Gordon Place. Sir Hector Frensham lunch te, in strijd met zijn gewoonte, thuis. Aan de lange tafel, waarop voor vier gedekt was, zaten slechts drie personen. „Christopher is laat", had Jane gezegd. „Wij zullen maar vast beginnen". Zij waren nu haast klaar en nauwelijks had Porter de deur achter zich dicht ge daan, of sir Hector zei, terwijl hij zijn gast strak aankeek. „Misschien interesseert het je, Revel, wanneer ik je zeg, dat jij de reden bent, waarom ik vandaag thuis lunch". Nicholas keek hem beleefd vragend aan, doch Jane wierp een anstigen blik op haar vader, want zij had in haar vaders stem een klank gehoord, die naar zjj uit ervaring wist niet veel goeds voorspelde. „Den laatsten keer dat ik je gezien heh, complimenteerde ik je niet alleen met de manier, waarop je de weddenschap met mijn docther gewonnen had, maar gaf je ook den duidelijken wenk je hersenen eens goed aan het werk te zetten en me dan eens op te komen zoeken, hetzij hier. hetzij op mijn bureau. Herinner je je dat?" „Ja", zei de gast flauwtjes. „Dat herinner ik me nog". „Dat was een veertien dagen geleden", zei Hector Frensham. „Sindsdien heb ik niets meer van ,ie gehoord. Ik meen. dat jij en Jane elkaar in dien tijd wel gezien zult hebben, maar ik weet zeker, dat je van deze aangelegenheid met geen woord gerept hebt, anders had ze me dat wel verteld". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5