EEN PLEZIERREIS DOOR EN KOUDE NACHT O KRONIEK VAN DEN DAG TEGEN DE WET TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1940. No. 5. Hoop uit Amerika. De gemiddelde Amerikaan wordt ons ge woonlijk voorgesteld als een nogal opper vlakkig iemand, die intusschen juist door aftn oppervlakkigheid zeer gevoelig is voor ulterltjke indrukken en snel reageert. Waar in Europa wekenlange deliberaties voor noodig zijn, beslissen de Amerikanen in een vergadering van een paar uur. Niet zoo als men veelal beweert omdat zij uitge sproken „businessmen", zakenlieden, zijn, de Europeanen mogen er, wat dat be treft, toch zeker ook wezen maar vooral omdat zü in politieke dingen niet zoo lang wikken en wegen als de politici van de Oude Wereld. Hier in Europa zijn de verhoudin gen veel ingewikkelder en heeft men met veel meer consequenties rekening te hou den dan in de Ver. Staten. Door hun mach tige en in vele opzichten onafhankelijke psoitie, kunnen de V.S. zich bovendien per- mitteeren hun gevoelens wat sneller te la ten spreken. Zoo is het heel wel te verklaren, dat 't hui dige Duitsche régiem met zijn tot in het uiterste doorgevoerde organisatie op elk maatschappelijk, ja op elk levensgebied, met zijn tallooze uniformen, met zijn aan bidding van het leiderschap, bij de vrij heidslievende en eigengereide Amerikanen allesbehalve populair is. Dit was reeds stonds zoo en dit gevoel is steeds sterker geworden, mede zeker door de Duitsche propaganda, die wellicht voor het land zelf zeer doeltreffend gewerkt heeft, maar die in het buitenland dikwijls een averechtsche uitwerking heeft gehad. Bovendien is de Amerikaansche Unie een Engelsch-spre- kend land met alle gevolgen van dien. Aan welken kant de sympathie der Ame rikanen staat in dezen oorlog is de heele wereld duidelijk en voor Duitschland was dit niet bepaald opwekkend, want maar al te goed herinnert het zich den gang van Zeiken in den vorigen oorlog, toen in 1917 de versche Amerikaansche troepen „over there" trokken. Deze gevoelens der Amerikanen zouden de wereld betrekkelijk koud kunnen laten, in zooverre het land officieel neutraal is en ver weg. Maar toch had dit anti-Duitsche gevoel zijn nadeelen, als wij ervan uitgaan, dat de wereld in de allereerste plaats belang heeft bij een vrede en dan bij een recht vaardigen vrede, die niet als een tweede Versailles weer in zich zou dragen de kiemen voor nieuw onrecht, nieuwe armoe de voor den overwonnene, nieuwe ontevre denheid en nieuwen oorlog. Immers, als men bevooroordeeld is, ziet men het zoo gemakkelijk voorbij, als de andere partij in bepaalde opzichten ook ge lijk heeft. Maar nuchtere toeschouwers en zeker velen in Engeland en Frankrijk eveneens zien volkomen in, dat aan Duitschland in 1918 onrecht is geschied en dat daarna ook de ^beloften van de over winnaars niet ingelost zijn. Dit is natuur lijk nooit en in geenen deele een motief tot oorlog. Maar wel blijkt uit deze ken nis van zaken, dat de wereld meer op haar hoede moet zijn bij een eventueelen vrede dan in 1918 het geval was. Want de heele wereld heeft te lijden als een groot land economisch en moreel te gronde wordt gericht. Dat blijft tegenwoordig niet zonder te rugslag op de andere landen. Daarom zijn wij in den laatsten tijd wel eens geschrok ken van beweringen door vooraanstaande personen uit de Geallieerde danden. Dala- dier bv. zei nog kort geleden, dat er uit den Kerstnacht een roep om wraak klonk en dat de Duitschers zouden moeten be talen voor wat zij de wereld aandeden. In den vorigen oorlog hebben wij ditzelf de gehoord. Alleen heette de spreker toen Churchill. En men heeft de Duitschers ver plicht om „te betalen". Men mergelde het land en het volk uit, met het resultaat, dat het eenvoudig niet betalen kón. En als men nu wéér op deze manier gaat redeneeren, dan ziet het er voor den vrede in deze onze wereld onheilspellend uit. Daarom zitten er in de deze week ge houden rede van president Roosevelt licht puntjes, altijd beschouwd uit het gezichts punt, dat de wereld vrede noodig heeft en dat het mogelijk moet zijn dezen vrede te sluiten vóór den planmatigen massamoord, die nu op het programma staat, evengoed als hij eens daarné gesloten zou moeten worden. Roosevelt, die bij iedere voorkomende ge legenheid dictatuur en dictatoriale stelsels met klem afkeurt, waarbij hij ons alle. sympathie heeft, zeide in zijn rede, da verkeerd geleide sociale en economische omstandigheden leiden tot revolutie en dic tatuur. Dictatuur zeidfe hij is bijna steeds daar opgetreden, waar de democra tie om de een of andere reden in gebreke bleef te beantwoorden aan de moderne be hoeften en eischen. Hij bewees hiermede, ondanks de groote antipathie, welke er in Amerika tegen het huidige Duitschland be staat, toch begrip te hebben voor den toe stand en dit begrip te durven uiten. En dal moeten we hebben! Met afkeuring alleen komen wij er niet. Wij moeten leeren in zien hoe verkeerde toestanden ontstaan zijn, opdat wij ze in den vervolge kunnen vermijden of uit den weg ruimen. In deze richting ging ook Roosevelt, toen hij zeide, dat wij moeten streven naar de soort van vrede, die de moeilijkheden der wereld zal verlichten. „Wanneer de tijd komt zeide hij der moeten de -Ver. Staten hun invloed gebruiken om de handelskanalen in de we reld te openen, opdat geen enkele natie zich in latere dagen gedwongen zal voelen met wapengeweld na te streven wat zij door vreedzaam overleg zeer wel krijgen kan." Dit zijn uiterst belangrijke woorden. Niet alleen om het begrip, dat er uit spreekt, maar ten eerste om de practische beteeke- nis, die zij kunnen krijgen. Want men vergete niet, dat op het oogen- blik veel minder landen in den oorlog be trokken zijn dan in den wereldbrand van 1914'18. Daardoor legt het oordeel dezer landen logischerwijze meer gewicht in de schaal. En aangezien de wereld heeft ge leerd waar haar belangen liggen, zullen de neutralen waarschijnlijk niet al te veel aarzelen om dat gewicht te laten voelen. Daarbij moet men ook in het oog houden, dat na dezen oorlog zoowel de overwinnaar als de overwonnene uitgeput zal zijn en dat derhalve de houding der overige staten wint in belangrijkheid. Zoo bezien, heeft Roosevelt ons uit Ame rika een lading hoop gezonden. De Geallieerden willen geen vrede slui ten op de Duitsche voorwaarden; Duitsch land wil niet praten over de voorstellen der Geallieerden; laten wij hopen dat het mo gelijk is, dat zij tot elkaar kunnen komen volgens de ideeën en wellicht: voorstel len van anderen, misschien van Ameri ka, zij het dan in samenwerking met Italië. Een mooie gift voor het Finsche Roode Kruis. Een Nederlander, die onbekend wenscht blijven, heeft den secretaris van de Finsch-Nederlandsche vereeniging gisteren medegedeeld een gift van f 10.000 beschik baar te stellen ten behoeve van het Finsche Roode Kruis. Spaansche sympathie voor de heldhaftige Finnen. In een zaal der redactie van het dag blad Alcazar te Madrid is een receptie ge houden ter eere van Finland Behalve de Finsche gezant waren aanwezig de Spaan- ;che minister van justitie Esteban Bilbao, de minister zonder portefeuille Sanchez Masas, generaal Martinez Campos als ver tegenwoordiger van den minister van oor admiraal Basterreche a's vertegen- van den minister van marine voorts hooggeplaatste persoonlijkheden uit de politieke wereld en alle dagblad directeuren van Madrid. De directeur van het blad Alcazar heeft een rede uitgespro ken, waarin hij de heldhaftige daden van Finland tegen den boiSjewistischen aan- ■aller prees en uitdrukking gaf aan de iiepe sympathie van geheel Spanje voor Finland, voor welks uiteindelijke overwin ning hij wenschen uitsprak De Finsche gezant zeide dank voor de aan zijn land bewezen eer en verklaarde, dat zijn volk een diep vertrouwen heeft de overwinning l te zullen behalen en vastbes'olen is tot het. einde te strijden. „Hollandsche spion" hoort defensiegeheimen bij een gloeiende potkachel. Chicanes en chicanes. Een uit de roerlooze rjj bruin-zwarte boomen waar de sneleuw aan een zijde tegen de stammen plekt, steekt plotse'in; een arm uit, die in het licht van de kop lampen van mijn auto op en neer zwaai en zoo to.t stoppen maant. Althans, zoo -chjjnt het doch het phenomeen is ver klaarbaar. genoeg het is weer een ver dekt opgestelde militaire controlepost, zoo als ik er op de Belgische wegen dezen dag van mijn wintertocht door de Ardennen nu al zoove e heb ontmoet en mijn voe' plant zich dan ook maar weer getroost op het rempedaal om nog tijdig het voortschietende auto-geheel tot staan brengen. En zwaaiend, en glijdend over den sneeuw-gladden weg, met vier half door schuivende wielen nadrukkelijk inhouden de als een paard in een teekenfilm, stop ik nog juist bij het minuscuul wachthuis je van mijn aanhouder, en voor de zoo- veelste maal zal weer het. vraag-en-ant- woord-gesprek met de beleefde vraag van den nachtwacht: „Quelle identitébegin nen Het portierraam wordt neergedraaid en als meegezogen met de bijtende golf ver sche koude, die naar binnen slaat, duikt Jan opeens grotesk het hoofd van den „boom" die mij heeft aangehouden on- bescheidenlijk het auto-interieur in. Buk kend. met dampende ademstooten vraagt h\j naar mijn paspoort, naar de autopa pieren, wat ik ben, waar ik heen ga en andere indiscreties meer Een miezerig zaklantaarntje' kijkt in de documenten die ik met mijn koude vingers ergens uit een binnenzak heb opgehaald, flitst-even fel-verblindend over mijn knipper-oogenc aanschijn .en dan klinkt de order die ik kende en vreesde om er maar eens ui te komen en me bij den wachtcomman dant te gaan presenteeren De ambitieus; dienstplichtige heeft me dóór, voor hem ben ik als een spion Er helpt geen vriendelijke glimlach aan en ik kruip achter mijn stuur vandaan Het beleefd bijlichtende schijnsel van het zaklantaarntje dwingt mijn schreden eer paar stoeptreden van een oude boeren hoeve op; ik weet, dat ik nu zal moeten gaan uitleggen dat ik zuiver voor mijr plezier door de Bë'gisehe heuvelbergen aar het toeren ben, maar dat plezier is nie' makkelijk aannemelijk te maken als men een neus in oen- uiterst onflatteuze .kleu; rood en vingers die 'vanwege de koude aan een nagenoeg volkomen krachteloos heid te lijden heeft MEDEDEELZAAMHEID EEN COMMANDANT, VAN Een onzer medewerkers heeft in de afgeloopen week een auto- reis door België en Luxemburg gemaakt om te zien, welke moei lijkheden het toeristenverkeer langs den weg in verband met den oorlogstoestand en den tijd van het jaar ontmoet. Dat de strengheid der militaire maatre gelen ondanks alles nog meevalt bewijst nevenstaande bijdrage. Voor het tafeltje van den wachtcom mandant. die in een laag-gezolderd ver trek bij een wat installatie betreft uiterst inpromptu, doch overigens voortreffelijk gloeiend potkacheltje zit te pennen aan zijn dienstrapporten, smelten de moeilijk heden echter weg als de sneeuw op mijn schoenen voor den gloed van het kachel tje en is alles pais en vree. De militair kijkt eens in mjjn papieren, schrijft, met pijnlijke nauwkeurigheid vergelijkend mijn uitheemsche namen op een vuilgeel for muliertje, dat als poging tot papierbezuini ging geslaagd mag heeten, en overhan digt mij het geheel dan met wijdseh ge baar en het verzoek te willen teekenen Ietwat hanepooterig vanwege de nog steeds ..doode vingers gehoorzaam ik. en dan is hel ritueel beëindigd. Ik durf te vragen hoe ver het nog is naar mijn reisdoel (hoé koud het .is, weet ik maar al te goed) en de commandant wordt me dedeelzaam tegen dezen vreemden Hol lander Ik heb zoo vaag het idee dat hij blij is dat iemand of iets voor een mi'den vorm van afleiding is komen zorgen dat hieru't zijn zeer groote bereidwilligheid ook wel gedeeltelijk is te verklaren, een bereidwilligheid die zich zelfs uits'relc' tot het alvast waarschuwen voor de list' opgeste'de hindernissen en andere ver sperringen waarmede Neerlands neutral nabuur zijn wegen ook al onveilig heef' gemaakt. En aan deze „defensie-geheimen b'i den gloeienden potkachel" heb ik ten- m'nste wat Want het is een van de onaangename verrassingen als plotseling zonder behoor- liike waarschuwing een rij onverbiddelijk- boomstammen, een met een vlechtwerk «nn nriV'pldraad a's een haarnet ord' lijk overdekte ruige stapel rotssteenen, een losse maar ijselijk onverzettelijke groe peering van oud-roest chassis van zwar' vrachtauto s ooduikt. natuurlijk bij voor keur als het tóch al een beetje hard gaat. aan den voet van een hellrng bijvoorbeeld of als de auto op het he'lende wegdek van een scherpe bocht nog maar net tr houden is. En dan is het verfijnde van hel geval dat ter plaatse dikwijls de weg no- ietwat opgebroken ligt, zoodat de wachte, verplichte links-rechts-links zwier door de „chicane" nog met een hevig op en neer duiken van de auto wordt combineerd Zooals gezegd, he zonder meer onprettig en een vreemd hol gevoel in de maagstreek, mitsgaders een al'erdwaaste loomheid omstreeks de knie schijf zijn de gebruikelijke reacties op hei opdoemen van het „rij-examenterwijl voorts steevast het koude zweet den on schuldigen toerist, die nu eenmaal niet' van de bel\endigheidsproeven in nacht en Üs moet hebben, op het in fronsend turen vertrokken gezicht uitbreekt. De commandant vertelt met nauw ver holen trots dat nog juist twee dagen ge leden een vrachtauto zich te pletter heef' gereden op een chicane, die onder zijn leiding is gebouwd en die nu ook gastvri. op mij en mijn vehikel ligt te wachten De bestuurder was vermorzeld, zegt hi; er met openlijk sadisme bij en het beetje moreel dat ik nog ter beschikking had en dat juist in deze behagelijke kamer wat los begon te komen, zinkt mij weer in de ontdooiende schoenen. GOEDE REIS, Doch verdere afgrijselijke détails en schrikwekkende waarschuwingen blijven mij bespaard; uit de ruimte achter het gordijn, waarop de plastische gebaren van den mededeelzamen wachtcommandant als in een schimmenspel hebben bewogen, klinkt een scherp gesis en een onvriende lijk „Ssaprisssti", het geheel onmisken baar een verzoek tot sitlte van de man schap van de wacht, die daar van de ver moeidheden van het eenzame leven in de koude „ergens op een Artlennenpas tracht te bekomen en het nachtelijk gesprek nu langzamerhand knapjes vervelend vindt De "commandant herinnert zich zijn plicht hij kijkt nog even naar mijn handteeke- ningen en laat mij dan met een gefluis terd maar hartelijk „Bon voyage" (goede reis) mjjn plezier-reis vervolgen. Buiten in de sneeuw waarop in onge zellig bleeken schijn het maan'icht door de kale boomtakken valt loopt de wacht post heen en weer, tersluiks eens de han den tegen den warmen radiator van mijn auto houdende en zich waarschijnlijk af vragende wat er midderwijl met den Hol- landschen spion dien hij zoo knap heeft aangehouden aan het gebeuren is Maar zoodra hij, door den dubbelen wand van de bivakmuts die hij onder zijn uniform pet draagt héén, mijn schoenen door de sneeuw hoort knoersen, opent hij de deur met een gebaar dat een gegalonneerde portier-in-afwachf ing-van-een-fooi hem niet zou verbeteren en noodt mij p'aats te nemen in m'jn auto. een uitnoodiging waaraan ik gaarne gevolg geef. Immers het is hoogstens tien graden, onder nul achter het warme mo'orcompartiment en dat 16 een stuk beter dan hier waar de nacht wind in onbarmhartige kilheid om den be waker van België s veiligheid en gewoon weg dwars door mjjn in twee armzalige winterpassen mitsgaders vele andere la gen gehulde corpus vaart Ik draal niet, de ruit in mijn portier rinkelt van den slag waarmede ik het achter me dicht trek en het duurt niet ang of mijn bewaker ziet de weerkaatsin gen van mijn tro's verlichte N.L plaat en het modderige nummerbord over den glad- heïd-glimmenden weg heenschuiven, even op en neer duiken op den top van de heuvel en dan verdwijnen En terwijl ik alras constateer dat de goede wachtcommandant met de beschrij ving van de gevaren van de route toch nog wel wat schematisch is geweest, daar juist in een heerlijk glad stuk weg, waar ik met een lieflijk gangetje overheen glibber .een onver.ichte vloot vrachtwa gens staat geparkeerd, en terwijl de schild wacht stampend en armenzwaaiend door de sneeuw loopt en verlangend blikt naar het gouden licht dat door de kleine raampjes achter de dikke muren, waar achter hij over een uur warmte vinden zal, straalt, denken wij beiden, aangehou dene en aanhouder, hetzelfde: „Wat doe je in de kou?" Winterhanden Wintervoeten, Winterooren 0J KOL tegen jeuk en zweUing Doos 30 en 60 ct. Bij Apothekers en Drogisten. (Ingez. ivied.) Vreemde vliegtuigen boven ons land. De regeeringspersdienst meldt: Tegen het middaguur zijn gister op zeer groote hoog- boven de provincie Utrecht enkele vreemde vliegtuigen gesignaleerd. Zij zijn van den grond af onder vuur ge nomen. Patrouilles vliegtuigen zijn opgeste gen en hebben vastgesteld, dat de vreemde Legtuigen zich inmiddels hadden verwij derd. Twee fraters bij het schaatsenrijden verdronken. Gistermiddag zijn op het IJsselmeer bij Medemblik twee fraters-onderwijzers, die zich op de schaats van de haven uit ver op het IJsselmeer hadden gewaagd, door het Üs gezakt en verdronken. Het ongeluk ge- sch.edde op een eenzame plaats ter hoogte ran den vuurtoren van Oude Zeug. Van grooten afstand zagen andere schaatsenrij ders het ongeluk gebeuren. Een aantal hun ner snelde dadelijk te hulp, maar het was niet mogelijk tijdig de drenkelingen te be- ■eiken. De omgekomenen zijn de 27-jarige frater H. L. Pijnappels en de 25-jarige frater A. ■an Arkel, beiden onderwijzer aan het pensionaat Sint Radboud" te Medemblik. Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 32). „Die Brillon hebben ze hem gepikt", zei de jongeman. „Nog nooit zoo iets beleefd. Hij was in Portugal aan het toeren en op een dag was de slee foets'.e, zoo maar!" „O!" zei Jane. „Wat jammer!" De jongeman haalde zjjn afzakkende schouders op. Wat doet dat nou een vent als Carcia? Mag hangen als ik weet hoeveel millioen dollar hü per jaar binnenkrügt. Als ik een Brillon had zou ik 'm niet laten af pikken. Zou èr in wonen! Ha-ha! En slapen en alles erbij! Groote goedheid! Ja, dAt zou ik!" Schud en kjjk opnieuw! Sir Hector Frensham bespreekt met commissaris Connor drie velletjes pa pier „Waarom ben je zoo zwügzaam?" Sir Hector Frensham's stem was echt die van den hoofdcommissaris. Connor haalde zün schouders op. „Omdat ik vrees, dat we het nooit over dit punt eens zullen worden". De hoofdcommissaris keek somber naar zijn vloeiblok. „Ik geloof dat je deze zaak door een al te zwarten om maar niet eens te zeggen: maniakalen bril bekijkt, Connor", zei hü eindelijk. „Wü beleven buitengewone tüden, dat weet de hemel! En hier hebben we een buitengewonen man en nu wil je niet, dat ik van hem gebruik maak!" „Ja, oen buitengewone man, dat. is het juiste woord", zei Connor op een toon. die niet heel ver van gemel'ük af was. De hoofdcommissaris opende een lade aan zijn rechter hand en haaide er drie velletjes papier uit. „Geef je het toe of niet, dat het op een buitengewone ja, wat zal ik zeggen? gave wijst, wanneer een leek in staat 's neer te schrüven wat op deze blaadjes staat? Mijn dochter vertelde me, dat hü het binnen de vijf minuten lapte, zoo voor de vuist weg. En toch heeft hij een goede vqf en tachtig procent van al de speciale maatregelen, die we genomen hebben, op deze vodjes be schreven. „Gave is liet juiste woord", zei Connor. De hoofdcommissaris nam het derde vel letje op. „En hierwel, hier heb ik een idee, een frisch idee, dat een volkomen nieuw perspectief opent en jü wilt me niet eens je meening er over zeggen". Connor kende den inhoud van de velletjes al lang uit het hoofd, maar hij had tüd noo dig. „Mag ik het nog eens inzien?" Hü liep er mee naar het raam en deed net of hij het nog eens overlas. De welbekende woor den dansten voor zün oogen. Nicholas Revel had geschreven: „Zoodra er weer een agent vermoord wordt bekend laten maken, dat hij n:et dood is. Zeggen, dat hü onder behandeling van een stelletje knappe koppen is, die de hoop hebben hem er weer boven op te kunnen halen. Indien even mogelük, er melding van laten maken dat zün toestand zoo critiek was, dat aan vervoer naar een ziekenhuis niet te denken viel. Wordt daarom ver- nleegd in een kamer, d e van een der huizen :n de buurt gerequireerd moest worden. Hoe kleiner huis hoe beter. Kranten laten publi- ceeren, dat de politie verwacht, dat de De waarheid heeft een stalen voor hoofd en maakt allen, in wie zij leeft, even onbeschroomd als zijzelve is. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^ politie verwacht, dat; de agent indien hij n het leven gehouden kan worden een nauwkeurig signalement van X kan opge ven. Dan afwachten. Er is alle kans, dat X dan zal probeeren den man te pakken te krijgen om het zaakje verder op te knap pen ten einde zoonoende het bekend wor den van zijn signalement te verhinderen". „Wel, ConnorDe stem van den hoofdcommissaris klonk staalhard. „Ik heb niet den heelen dag den tüd!" „Dat hebben we geen van allen!" ant woordde Connor op een toon, die ongetwij feld ruw was Hector Frensham, die dikwüls gezegd had, dat zün zin voor humor hem in den weg zat, wilde lachen, maar deed het niet. HÜ keek naar Connor en zweeg. Connorscheen zich niets op zijn gemak te voelen. Hü stond te trappelen en ver plaatste zijn gewicht van den eenen voet op den anderen. Iets dat nog nooit vertoond was hü had een hoofd als een boei. Hij mompelde iets achter in zijn keel bij wijze van excuus. Hector Frensham ging zitten. „Ik begrijp je niet, Connor. Ik weet, dat er hier een naar mannen zijn, d e zelfs de gedachte aan hulp van buiten met verontwaardiging van 'ie hand zouden wijzen, maar ik dacht dat jü anders was. Waarachtig, ik weet dat je anders bent! Wat heb je toch? Vooruit, zeg op!" Connor haalde eens diep adem. „Nou. ■wed dan. Ik vertrouw dien meneer Revel niet. Ik zou niet kunnen zeggen, waarom niet. Een soort voorgevoel om zoo te zeg gen". „Hè. mannetje, dat voorgevoel van jou vertrouw ik ook niet", dacht de hoofdcom missaris bij zich zelf, maar hij zei: „Daar moet. je loch eenigen grond voor hebben". „Welbegon Connor en eenmaal van wal gestoken haalde al gauw het eene woord liet andere uit. Twintig minuten lang bleef hü in Sir Hector's kamer en toen hij deze verliet, klonken de laatste woorden van den hoofdcommissaris onaangenaam in zijn ooren na. „Wees toch niet zoo'n idioot!" had hü ge zegd. Schud en kijk opnieuw! Sir Christopher Vaylebezoekt commissaris Connor van de Crimi- neele Recherche. „Wilt u niet even plaats nemen, meneer?" vroèg commissaris Connor. „Dank u". Christopher Vayle liet zich neervallen in den stoel, die naar hem toe geschoven was. „Een sigaret?" Connor hield een doosje op. „Of rookt u deze misschien niet?" „Rook nooit iets anders", zei Christopher en nam er een uit. Connor ging achter zün tafel zitten. „En waarmee, lean ik u van dienst, zijn, me neer?" Christopher haalde een brief uit zün zak en reikte dezen over de tafel aan. „Leest u dit maar eens". Connor las nu het briefje, dat in het handschrift van zün chef geschreven was. Het luidde: „Ik stuur hierbij Sir Christopher Vayle naar je toe. Hij kan het maar niet vergeten, dat agent Beecham tot op zekere hoogte door z\in toedoen vermoord is Hü zou dol graag iets te doen willen hebben dat in ver band staat met de opsporing van den da der. Zie wat je voor hem doen kunt, wil je? H. F." Connor keek zün bezoeker aan. „Ik neem aan. dat u weet wat Sir Hector geschreven heeft?" Christopher knikte. Connor fronste zün wenkbrauwen. Er volgde nu een paar minuten stilte. Connor bleef fronsen en Christopher ging door met rooken. „Ik ga me nu een groote vr'üheid veroor- looven", zei Connor eindelijk. „Gaat uw gang", antwoordde Chris topher. „Ik wil u vragen of ik u kan vertrouwen, niet voor een of ander werkje dat ik u al of niet zou kunnen geven, maar wat het bewaren van een vertrouwelüke mededee- ling aangaat?" „Dat kunt u", zei Christopher Vayle. Connor keek hem aan. „Zoo". Hü stond op en begon de kamer op en neer te Icopen. om eindelük stil te staan voor een venster, dat uitzicht gaf op het Embankment en de Theems. Hü stond daar met de handen in zün zakken en staarde zwügend naar bui ten. Christopher nam hem belangstellend op het was een rijzige, stevige breedgeschou derde man van middelbaren leeftüd met 'n alledaagsch gezicht, dat zich door niets ken merkte dan een zekere sluwheid in de kleine blauwe oogen en een behoorlüke dosis vast beradenheid van de vooruitstekende onder kaak. Connor wendde zich nu om en keek zijn bezoeker vlak in het gezicht. „Laat me eerst uitspreken, meneer, voor u kwaad wordt. Maar u moet me-uw woord geven, dat niets wat ik u nu vertellen ga, den hoofdcomnv'ssaris ter oore komt. Als de zaak niet zoo verschriklieliik ernstig was. zou ik liever mijn tong afbijten, dan u ver tellen. wat ik nu vertellen ca" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5