EEN PLEZIERREIS DOOR
EN KOUDE
NACHT
O
KRONIEK VAN DEN DAG
TEGEN DE WET
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 6 JANUARI 1940. No. 5.
Hoop uit Amerika.
De gemiddelde Amerikaan wordt ons ge
woonlijk voorgesteld als een nogal opper
vlakkig iemand, die intusschen juist door
aftn oppervlakkigheid zeer gevoelig is voor
ulterltjke indrukken en snel reageert. Waar
in Europa wekenlange deliberaties voor
noodig zijn, beslissen de Amerikanen in een
vergadering van een paar uur. Niet zoo
als men veelal beweert omdat zij uitge
sproken „businessmen", zakenlieden, zijn,
de Europeanen mogen er, wat dat be
treft, toch zeker ook wezen maar vooral
omdat zü in politieke dingen niet zoo lang
wikken en wegen als de politici van de Oude
Wereld. Hier in Europa zijn de verhoudin
gen veel ingewikkelder en heeft men met
veel meer consequenties rekening te hou
den dan in de Ver. Staten. Door hun mach
tige en in vele opzichten onafhankelijke
psoitie, kunnen de V.S. zich bovendien per-
mitteeren hun gevoelens wat sneller te la
ten spreken.
Zoo is het heel wel te verklaren, dat 't hui
dige Duitsche régiem met zijn tot in het
uiterste doorgevoerde organisatie op elk
maatschappelijk, ja op elk levensgebied,
met zijn tallooze uniformen, met zijn aan
bidding van het leiderschap, bij de vrij
heidslievende en eigengereide Amerikanen
allesbehalve populair is. Dit was reeds
stonds zoo en dit gevoel is steeds sterker
geworden, mede zeker door de Duitsche
propaganda, die wellicht voor het land zelf
zeer doeltreffend gewerkt heeft, maar die
in het buitenland dikwijls een averechtsche
uitwerking heeft gehad. Bovendien is de
Amerikaansche Unie een Engelsch-spre-
kend land met alle gevolgen van dien.
Aan welken kant de sympathie der Ame
rikanen staat in dezen oorlog is de heele
wereld duidelijk en voor Duitschland was
dit niet bepaald opwekkend, want maar al
te goed herinnert het zich den gang van
Zeiken in den vorigen oorlog, toen in 1917
de versche Amerikaansche troepen „over
there" trokken.
Deze gevoelens der Amerikanen zouden
de wereld betrekkelijk koud kunnen laten,
in zooverre het land officieel neutraal is
en ver weg.
Maar toch had dit anti-Duitsche gevoel
zijn nadeelen, als wij ervan uitgaan, dat
de wereld in de allereerste plaats belang
heeft bij een vrede en dan bij een recht
vaardigen vrede, die niet als een tweede
Versailles weer in zich zou dragen de
kiemen voor nieuw onrecht, nieuwe armoe
de voor den overwonnene, nieuwe ontevre
denheid en nieuwen oorlog.
Immers, als men bevooroordeeld is, ziet
men het zoo gemakkelijk voorbij, als de
andere partij in bepaalde opzichten ook ge
lijk heeft. Maar nuchtere toeschouwers
en zeker velen in Engeland en Frankrijk
eveneens zien volkomen in, dat aan
Duitschland in 1918 onrecht is geschied en
dat daarna ook de ^beloften van de over
winnaars niet ingelost zijn. Dit is natuur
lijk nooit en in geenen deele een motief
tot oorlog. Maar wel blijkt uit deze ken
nis van zaken, dat de wereld meer op haar
hoede moet zijn bij een eventueelen vrede
dan in 1918 het geval was.
Want de heele wereld heeft te lijden als
een groot land economisch en moreel te
gronde wordt gericht.
Dat blijft tegenwoordig niet zonder te
rugslag op de andere landen. Daarom zijn
wij in den laatsten tijd wel eens geschrok
ken van beweringen door vooraanstaande
personen uit de Geallieerde danden. Dala-
dier bv. zei nog kort geleden, dat er uit
den Kerstnacht een roep om wraak klonk
en dat de Duitschers zouden moeten be
talen voor wat zij de wereld aandeden.
In den vorigen oorlog hebben wij ditzelf
de gehoord. Alleen heette de spreker toen
Churchill. En men heeft de Duitschers ver
plicht om „te betalen". Men mergelde het
land en het volk uit, met het resultaat, dat
het eenvoudig niet betalen kón.
En als men nu wéér op deze manier gaat
redeneeren, dan ziet het er voor den vrede
in deze onze wereld onheilspellend uit.
Daarom zitten er in de deze week ge
houden rede van president Roosevelt licht
puntjes, altijd beschouwd uit het gezichts
punt, dat de wereld vrede noodig heeft en
dat het mogelijk moet zijn dezen vrede te
sluiten vóór den planmatigen massamoord,
die nu op het programma staat, evengoed
als hij eens daarné gesloten zou moeten
worden.
Roosevelt, die bij iedere voorkomende ge
legenheid dictatuur en dictatoriale stelsels
met klem afkeurt, waarbij hij ons alle.
sympathie heeft, zeide in zijn rede, da
verkeerd geleide sociale en economische
omstandigheden leiden tot revolutie en dic
tatuur. Dictatuur zeidfe hij is bijna
steeds daar opgetreden, waar de democra
tie om de een of andere reden in gebreke
bleef te beantwoorden aan de moderne be
hoeften en eischen. Hij bewees hiermede,
ondanks de groote antipathie, welke er in
Amerika tegen het huidige Duitschland be
staat, toch begrip te hebben voor den toe
stand en dit begrip te durven uiten. En dal
moeten we hebben! Met afkeuring alleen
komen wij er niet. Wij moeten leeren in
zien hoe verkeerde toestanden ontstaan
zijn, opdat wij ze in den vervolge kunnen
vermijden of uit den weg ruimen.
In deze richting ging ook Roosevelt, toen
hij zeide, dat wij moeten streven naar de
soort van vrede, die de moeilijkheden der
wereld zal verlichten.
„Wanneer de tijd komt zeide hij
der moeten de -Ver. Staten hun invloed
gebruiken om de handelskanalen in de we
reld te openen, opdat geen enkele natie
zich in latere dagen gedwongen zal voelen
met wapengeweld na te streven wat zij
door vreedzaam overleg zeer wel krijgen
kan."
Dit zijn uiterst belangrijke woorden. Niet
alleen om het begrip, dat er uit spreekt,
maar ten eerste om de practische beteeke-
nis, die zij kunnen krijgen.
Want men vergete niet, dat op het oogen-
blik veel minder landen in den oorlog be
trokken zijn dan in den wereldbrand van
1914'18. Daardoor legt het oordeel dezer
landen logischerwijze meer gewicht in de
schaal. En aangezien de wereld heeft ge
leerd waar haar belangen liggen, zullen
de neutralen waarschijnlijk niet al te veel
aarzelen om dat gewicht te laten voelen.
Daarbij moet men ook in het oog houden,
dat na dezen oorlog zoowel de overwinnaar
als de overwonnene uitgeput zal zijn en
dat derhalve de houding der overige staten
wint in belangrijkheid.
Zoo bezien, heeft Roosevelt ons uit Ame
rika een lading hoop gezonden.
De Geallieerden willen geen vrede slui
ten op de Duitsche voorwaarden; Duitsch
land wil niet praten over de voorstellen der
Geallieerden; laten wij hopen dat het mo
gelijk is, dat zij tot elkaar kunnen komen
volgens de ideeën en wellicht: voorstel
len van anderen, misschien van Ameri
ka, zij het dan in samenwerking met Italië.
Een mooie gift voor het Finsche
Roode Kruis.
Een Nederlander, die onbekend wenscht
blijven, heeft den secretaris van de
Finsch-Nederlandsche vereeniging gisteren
medegedeeld een gift van f 10.000 beschik
baar te stellen ten behoeve van het Finsche
Roode Kruis.
Spaansche sympathie voor de
heldhaftige Finnen.
In een zaal der redactie van het dag
blad Alcazar te Madrid is een receptie ge
houden ter eere van Finland Behalve de
Finsche gezant waren aanwezig de Spaan-
;che minister van justitie Esteban Bilbao,
de minister zonder portefeuille Sanchez
Masas, generaal Martinez Campos als ver
tegenwoordiger van den minister van oor
admiraal Basterreche a's vertegen-
van den minister van marine
voorts hooggeplaatste persoonlijkheden
uit de politieke wereld en alle dagblad
directeuren van Madrid. De directeur van
het blad Alcazar heeft een rede uitgespro
ken, waarin hij de heldhaftige daden van
Finland tegen den boiSjewistischen aan-
■aller prees en uitdrukking gaf aan de
iiepe sympathie van geheel Spanje voor
Finland, voor welks uiteindelijke overwin
ning hij wenschen uitsprak De Finsche
gezant zeide dank voor de aan zijn land
bewezen eer en verklaarde, dat zijn volk
een diep vertrouwen heeft de overwinning l
te zullen behalen en vastbes'olen is tot het.
einde te strijden.
„Hollandsche spion" hoort defensiegeheimen bij een
gloeiende potkachel.
Chicanes en chicanes.
Een uit de roerlooze rjj bruin-zwarte
boomen waar de sneleuw aan een zijde
tegen de stammen plekt, steekt plotse'in;
een arm uit, die in het licht van de kop
lampen van mijn auto op en neer zwaai
en zoo to.t stoppen maant. Althans, zoo
-chjjnt het doch het phenomeen is ver
klaarbaar. genoeg het is weer een ver
dekt opgestelde militaire controlepost, zoo
als ik er op de Belgische wegen dezen dag
van mijn wintertocht door de Ardennen
nu al zoove e heb ontmoet en mijn voe'
plant zich dan ook maar weer getroost
op het rempedaal om nog tijdig het
voortschietende auto-geheel tot staan
brengen.
En zwaaiend, en glijdend over den
sneeuw-gladden weg, met vier half door
schuivende wielen nadrukkelijk inhouden
de als een paard in een teekenfilm, stop
ik nog juist bij het minuscuul wachthuis
je van mijn aanhouder, en voor de zoo-
veelste maal zal weer het. vraag-en-ant-
woord-gesprek met de beleefde vraag van
den nachtwacht: „Quelle identitébegin
nen
Het portierraam wordt neergedraaid en
als meegezogen met de bijtende golf ver
sche koude, die naar binnen slaat, duikt
Jan opeens grotesk het hoofd van den
„boom" die mij heeft aangehouden on-
bescheidenlijk het auto-interieur in. Buk
kend. met dampende ademstooten vraagt
h\j naar mijn paspoort, naar de autopa
pieren, wat ik ben, waar ik heen ga en
andere indiscreties meer Een miezerig
zaklantaarntje' kijkt in de documenten
die ik met mijn koude vingers ergens uit
een binnenzak heb opgehaald, flitst-even
fel-verblindend over mijn knipper-oogenc
aanschijn .en dan klinkt de order die ik
kende en vreesde om er maar eens ui
te komen en me bij den wachtcomman
dant te gaan presenteeren De ambitieus;
dienstplichtige heeft me dóór, voor hem
ben ik als een spion
Er helpt geen vriendelijke glimlach aan
en ik kruip achter mijn stuur vandaan
Het beleefd bijlichtende schijnsel van het
zaklantaarntje dwingt mijn schreden eer
paar stoeptreden van een oude boeren
hoeve op; ik weet, dat ik nu zal moeten
gaan uitleggen dat ik zuiver voor mijr
plezier door de Bë'gisehe heuvelbergen aar
het toeren ben, maar dat plezier is nie'
makkelijk aannemelijk te maken als men
een neus in oen- uiterst onflatteuze .kleu;
rood en vingers die 'vanwege de koude
aan een nagenoeg volkomen krachteloos
heid te lijden heeft
MEDEDEELZAAMHEID
EEN COMMANDANT,
VAN
Een onzer medewerkers heeft in
de afgeloopen week een auto-
reis door België en Luxemburg
gemaakt om te zien, welke moei
lijkheden het toeristenverkeer
langs den weg in verband met
den oorlogstoestand en den tijd
van het jaar ontmoet. Dat de
strengheid der militaire maatre
gelen ondanks alles nog meevalt
bewijst nevenstaande bijdrage.
Voor het tafeltje van den wachtcom
mandant. die in een laag-gezolderd ver
trek bij een wat installatie betreft uiterst
inpromptu, doch overigens voortreffelijk
gloeiend potkacheltje zit te pennen aan
zijn dienstrapporten, smelten de moeilijk
heden echter weg als de sneeuw op mijn
schoenen voor den gloed van het kachel
tje en is alles pais en vree. De militair
kijkt eens in mjjn papieren, schrijft, met
pijnlijke nauwkeurigheid vergelijkend mijn
uitheemsche namen op een vuilgeel for
muliertje, dat als poging tot papierbezuini
ging geslaagd mag heeten, en overhan
digt mij het geheel dan met wijdseh ge
baar en het verzoek te willen teekenen
Ietwat hanepooterig vanwege de nog
steeds ..doode vingers gehoorzaam ik. en
dan is hel ritueel beëindigd. Ik durf te
vragen hoe ver het nog is naar mijn
reisdoel (hoé koud het .is, weet ik maar
al te goed) en de commandant wordt me
dedeelzaam tegen dezen vreemden Hol
lander Ik heb zoo vaag het idee dat hij
blij is dat iemand of iets voor een mi'den
vorm van afleiding is komen zorgen
dat hieru't zijn zeer groote bereidwilligheid
ook wel gedeeltelijk is te verklaren, een
bereidwilligheid die zich zelfs uits'relc'
tot het alvast waarschuwen voor de list'
opgeste'de hindernissen en andere ver
sperringen waarmede Neerlands neutral
nabuur zijn wegen ook al onveilig heef'
gemaakt. En aan deze „defensie-geheimen
b'i den gloeienden potkachel" heb ik ten-
m'nste wat
Want het is een van de onaangename
verrassingen als plotseling zonder behoor-
liike waarschuwing een rij onverbiddelijk-
boomstammen, een met een vlechtwerk
«nn nriV'pldraad a's een haarnet ord'
lijk overdekte ruige stapel rotssteenen, een
losse maar ijselijk onverzettelijke groe
peering van oud-roest chassis van zwar'
vrachtauto s ooduikt. natuurlijk bij voor
keur als het tóch al een beetje hard gaat.
aan den voet van een hellrng bijvoorbeeld
of als de auto op het he'lende wegdek
van een scherpe bocht nog maar net tr
houden is. En dan is het verfijnde van hel
geval dat ter plaatse dikwijls de weg no-
ietwat opgebroken ligt, zoodat de
wachte, verplichte links-rechts-links zwier
door de „chicane" nog met een hevig op
en neer duiken van de auto wordt
combineerd Zooals gezegd, he
zonder meer onprettig en een vreemd hol
gevoel in de maagstreek, mitsgaders een
al'erdwaaste loomheid omstreeks de knie
schijf zijn de gebruikelijke reacties op hei
opdoemen van het „rij-examenterwijl
voorts steevast het koude zweet den on
schuldigen toerist, die nu eenmaal niet'
van de bel\endigheidsproeven in nacht en
Üs moet hebben, op het in fronsend turen
vertrokken gezicht uitbreekt.
De commandant vertelt met nauw ver
holen trots dat nog juist twee dagen ge
leden een vrachtauto zich te pletter heef'
gereden op een chicane, die onder zijn
leiding is gebouwd en die nu ook gastvri.
op mij en mijn vehikel ligt te wachten
De bestuurder was vermorzeld, zegt hi;
er met openlijk sadisme bij en het beetje
moreel dat ik nog ter beschikking had en
dat juist in deze behagelijke kamer wat
los begon te komen, zinkt mij weer in de
ontdooiende schoenen.
GOEDE REIS,
Doch verdere afgrijselijke détails en
schrikwekkende waarschuwingen blijven
mij bespaard; uit de ruimte achter het
gordijn, waarop de plastische gebaren van
den mededeelzamen wachtcommandant als
in een schimmenspel hebben bewogen,
klinkt een scherp gesis en een onvriende
lijk „Ssaprisssti", het geheel onmisken
baar een verzoek tot sitlte van de man
schap van de wacht, die daar van de ver
moeidheden van het eenzame leven in de
koude „ergens op een Artlennenpas tracht
te bekomen en het nachtelijk gesprek nu
langzamerhand knapjes vervelend vindt
De "commandant herinnert zich zijn plicht
hij kijkt nog even naar mijn handteeke-
ningen en laat mij dan met een gefluis
terd maar hartelijk „Bon voyage" (goede
reis) mjjn plezier-reis vervolgen.
Buiten in de sneeuw waarop in onge
zellig bleeken schijn het maan'icht door
de kale boomtakken valt loopt de wacht
post heen en weer, tersluiks eens de han
den tegen den warmen radiator van mijn
auto houdende en zich waarschijnlijk af
vragende wat er midderwijl met den Hol-
landschen spion dien hij zoo knap heeft
aangehouden aan het gebeuren is Maar
zoodra hij, door den dubbelen wand van
de bivakmuts die hij onder zijn uniform
pet draagt héén, mijn schoenen door de
sneeuw hoort knoersen, opent hij de deur
met een gebaar dat een gegalonneerde
portier-in-afwachf ing-van-een-fooi hem
niet zou verbeteren en noodt mij p'aats
te nemen in m'jn auto. een uitnoodiging
waaraan ik gaarne gevolg geef. Immers het
is hoogstens tien graden, onder nul achter
het warme mo'orcompartiment en dat 16
een stuk beter dan hier waar de nacht
wind in onbarmhartige kilheid om den be
waker van België s veiligheid en gewoon
weg dwars door mjjn in twee armzalige
winterpassen mitsgaders vele andere la
gen gehulde corpus vaart
Ik draal niet, de ruit in mijn portier
rinkelt van den slag waarmede ik het
achter me dicht trek en het duurt niet
ang of mijn bewaker ziet de weerkaatsin
gen van mijn tro's verlichte N.L plaat en
het modderige nummerbord over den glad-
heïd-glimmenden weg heenschuiven, even
op en neer duiken op den top van de
heuvel en dan verdwijnen
En terwijl ik alras constateer dat de
goede wachtcommandant met de beschrij
ving van de gevaren van de route toch
nog wel wat schematisch is geweest, daar
juist in een heerlijk glad stuk weg, waar
ik met een lieflijk gangetje overheen
glibber .een onver.ichte vloot vrachtwa
gens staat geparkeerd, en terwijl de schild
wacht stampend en armenzwaaiend door
de sneeuw loopt en verlangend blikt naar
het gouden licht dat door de kleine
raampjes achter de dikke muren, waar
achter hij over een uur warmte vinden
zal, straalt, denken wij beiden, aangehou
dene en aanhouder, hetzelfde: „Wat doe
je in de kou?"
Winterhanden
Wintervoeten, Winterooren
0J KOL tegen jeuk en zweUing
Doos 30 en 60 ct. Bij Apothekers en Drogisten.
(Ingez. ivied.)
Vreemde vliegtuigen boven ons
land.
De regeeringspersdienst meldt: Tegen het
middaguur zijn gister op zeer groote hoog-
boven de provincie Utrecht enkele
vreemde vliegtuigen gesignaleerd.
Zij zijn van den grond af onder vuur ge
nomen. Patrouilles vliegtuigen zijn opgeste
gen en hebben vastgesteld, dat de vreemde
Legtuigen zich inmiddels hadden verwij
derd.
Twee fraters bij het
schaatsenrijden verdronken.
Gistermiddag zijn op het IJsselmeer bij
Medemblik twee fraters-onderwijzers, die
zich op de schaats van de haven uit ver op
het IJsselmeer hadden gewaagd, door het
Üs gezakt en verdronken. Het ongeluk ge-
sch.edde op een eenzame plaats ter hoogte
ran den vuurtoren van Oude Zeug. Van
grooten afstand zagen andere schaatsenrij
ders het ongeluk gebeuren. Een aantal hun
ner snelde dadelijk te hulp, maar het was
niet mogelijk tijdig de drenkelingen te be-
■eiken.
De omgekomenen zijn de 27-jarige frater
H. L. Pijnappels en de 25-jarige frater A.
■an Arkel, beiden onderwijzer aan het
pensionaat Sint Radboud" te Medemblik.
Naar het Engelsch van
MARTIN PORLOCK.
32).
„Die Brillon hebben ze hem gepikt", zei
de jongeman. „Nog nooit zoo iets beleefd.
Hij was in Portugal aan het toeren en op
een dag was de slee foets'.e, zoo maar!"
„O!" zei Jane. „Wat jammer!"
De jongeman haalde zjjn afzakkende
schouders op. Wat doet dat nou een vent als
Carcia? Mag hangen als ik weet hoeveel
millioen dollar hü per jaar binnenkrügt. Als
ik een Brillon had zou ik 'm niet laten af
pikken. Zou èr in wonen! Ha-ha! En slapen
en alles erbij! Groote goedheid! Ja, dAt zou
ik!"
Schud en kjjk opnieuw!
Sir Hector Frensham bespreekt met
commissaris Connor drie velletjes pa
pier
„Waarom ben je zoo zwügzaam?" Sir
Hector Frensham's stem was echt die van
den hoofdcommissaris.
Connor haalde zün schouders op.
„Omdat ik vrees, dat we het nooit over
dit punt eens zullen worden".
De hoofdcommissaris keek somber naar
zijn vloeiblok.
„Ik geloof dat je deze zaak door een al te
zwarten om maar niet eens te zeggen:
maniakalen bril bekijkt, Connor", zei hü
eindelijk. „Wü beleven buitengewone tüden,
dat weet de hemel! En hier hebben we een
buitengewonen man en nu wil je niet, dat
ik van hem gebruik maak!"
„Ja, oen buitengewone man, dat. is het
juiste woord", zei Connor op een toon. die
niet heel ver van gemel'ük af was.
De hoofdcommissaris opende een lade aan
zijn rechter hand en haaide er drie velletjes
papier uit.
„Geef je het toe of niet, dat het op een
buitengewone ja, wat zal ik zeggen?
gave wijst, wanneer een leek in staat 's
neer te schrüven wat op deze blaadjes staat?
Mijn dochter vertelde me, dat hü het binnen
de vijf minuten lapte, zoo voor de vuist weg.
En toch heeft hij een goede vqf en tachtig
procent van al de speciale maatregelen, die
we genomen hebben, op deze vodjes be
schreven.
„Gave is liet juiste woord", zei Connor.
De hoofdcommissaris nam het derde vel
letje op. „En hierwel, hier heb ik een
idee, een frisch idee, dat een volkomen
nieuw perspectief opent en jü wilt me niet
eens je meening er over zeggen".
Connor kende den inhoud van de velletjes
al lang uit het hoofd, maar hij had tüd noo
dig.
„Mag ik het nog eens inzien?" Hü liep
er mee naar het raam en deed net of hij
het nog eens overlas. De welbekende woor
den dansten voor zün oogen. Nicholas Revel
had geschreven:
„Zoodra er weer een agent vermoord
wordt bekend laten maken, dat hij n:et dood
is. Zeggen, dat hü onder behandeling van
een stelletje knappe koppen is, die de hoop
hebben hem er weer boven op te kunnen
halen. Indien even mogelük, er melding van
laten maken dat zün toestand zoo critiek
was, dat aan vervoer naar een ziekenhuis
niet te denken viel. Wordt daarom ver-
nleegd in een kamer, d e van een der huizen
:n de buurt gerequireerd moest worden. Hoe
kleiner huis hoe beter. Kranten laten publi-
ceeren, dat de politie verwacht, dat de
De waarheid heeft een stalen voor
hoofd en maakt allen, in wie zij leeft,
even onbeschroomd als zijzelve is.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll^
politie verwacht, dat; de agent indien hij
n het leven gehouden kan worden een
nauwkeurig signalement van X kan opge
ven. Dan afwachten. Er is alle kans, dat X
dan zal probeeren den man te pakken te
krijgen om het zaakje verder op te knap
pen ten einde zoonoende het bekend wor
den van zijn signalement te verhinderen".
„Wel, ConnorDe stem van den
hoofdcommissaris klonk staalhard. „Ik heb
niet den heelen dag den tüd!"
„Dat hebben we geen van allen!" ant
woordde Connor op een toon, die ongetwij
feld ruw was
Hector Frensham, die dikwüls gezegd
had, dat zün zin voor humor hem in den
weg zat, wilde lachen, maar deed het niet.
HÜ keek naar Connor en zweeg.
Connorscheen zich niets op zijn gemak
te voelen. Hü stond te trappelen en ver
plaatste zijn gewicht van den eenen voet op
den anderen. Iets dat nog nooit vertoond
was hü had een hoofd als een boei. Hij
mompelde iets achter in zijn keel bij wijze
van excuus.
Hector Frensham ging zitten. „Ik begrijp
je niet, Connor. Ik weet, dat er hier een
naar mannen zijn, d e zelfs de gedachte aan
hulp van buiten met verontwaardiging van
'ie hand zouden wijzen, maar ik dacht dat
jü anders was. Waarachtig, ik weet dat je
anders bent! Wat heb je toch? Vooruit, zeg
op!"
Connor haalde eens diep adem. „Nou.
■wed dan. Ik vertrouw dien meneer Revel
niet. Ik zou niet kunnen zeggen, waarom
niet. Een soort voorgevoel om zoo te zeg
gen".
„Hè. mannetje, dat voorgevoel van jou
vertrouw ik ook niet", dacht de hoofdcom
missaris bij zich zelf, maar hij zei: „Daar
moet. je loch eenigen grond voor hebben".
„Welbegon Connor en eenmaal van
wal gestoken haalde al gauw het eene
woord liet andere uit. Twintig minuten lang
bleef hü in Sir Hector's kamer en toen hij
deze verliet, klonken de laatste woorden
van den hoofdcommissaris onaangenaam in
zijn ooren na.
„Wees toch niet zoo'n idioot!" had hü ge
zegd.
Schud en kijk opnieuw!
Sir Christopher Vaylebezoekt
commissaris Connor van de Crimi-
neele Recherche.
„Wilt u niet even plaats nemen, meneer?"
vroèg commissaris Connor.
„Dank u". Christopher Vayle liet zich
neervallen in den stoel, die naar hem toe
geschoven was.
„Een sigaret?" Connor hield een doosje
op. „Of rookt u deze misschien niet?"
„Rook nooit iets anders", zei Christopher
en nam er een uit.
Connor ging achter zün tafel zitten. „En
waarmee, lean ik u van dienst, zijn, me
neer?"
Christopher haalde een brief uit zün zak
en reikte dezen over de tafel aan.
„Leest u dit maar eens".
Connor las nu het briefje, dat in het
handschrift van zün chef geschreven was.
Het luidde:
„Ik stuur hierbij Sir Christopher Vayle
naar je toe. Hij kan het maar niet vergeten,
dat agent Beecham tot op zekere hoogte
door z\in toedoen vermoord is Hü zou dol
graag iets te doen willen hebben dat in ver
band staat met de opsporing van den da
der. Zie wat je voor hem doen kunt, wil je?
H. F."
Connor keek zün bezoeker aan. „Ik neem
aan. dat u weet wat Sir Hector geschreven
heeft?"
Christopher knikte.
Connor fronste zün wenkbrauwen. Er
volgde nu een paar minuten stilte. Connor
bleef fronsen en Christopher ging door met
rooken.
„Ik ga me nu een groote vr'üheid veroor-
looven", zei Connor eindelijk.
„Gaat uw gang", antwoordde Chris
topher.
„Ik wil u vragen of ik u kan vertrouwen,
niet voor een of ander werkje dat ik u al
of niet zou kunnen geven, maar wat het
bewaren van een vertrouwelüke mededee-
ling aangaat?"
„Dat kunt u", zei Christopher Vayle.
Connor keek hem aan. „Zoo". Hü stond
op en begon de kamer op en neer te Icopen.
om eindelük stil te staan voor een venster,
dat uitzicht gaf op het Embankment en de
Theems. Hü stond daar met de handen in
zün zakken en staarde zwügend naar bui
ten.
Christopher nam hem belangstellend op
het was een rijzige, stevige breedgeschou
derde man van middelbaren leeftüd met 'n
alledaagsch gezicht, dat zich door niets ken
merkte dan een zekere sluwheid in de kleine
blauwe oogen en een behoorlüke dosis vast
beradenheid van de vooruitstekende onder
kaak.
Connor wendde zich nu om en keek zijn
bezoeker vlak in het gezicht. „Laat me
eerst uitspreken, meneer, voor u kwaad
wordt. Maar u moet me-uw woord geven,
dat niets wat ik u nu vertellen ga, den
hoofdcomnv'ssaris ter oore komt. Als de
zaak niet zoo verschriklieliik ernstig was.
zou ik liever mijn tong afbijten, dan u ver
tellen. wat ik nu vertellen ca"
(Wordt vervolgd).