VOOR DE JEUGD- DE PENHOUDER Om na te tekenen en te kleuren Hoe het raadsel werd opgelost. INVULRAADSEL Dit invulraaósel -is- alleen voor de gro ten geschikt, die al verschillende moeilijke woorden kennen en wel eensin de krant lezen. Bt) de erg moeilijke woorden wil va der of moeder misschien wel helpen. Hoe het raadsel werd opgelost. Arthur had veel speelgoed, een tlmmer- doos, een trein, verschillende spelletjes teveel om op te noemen. Maar er was iets, wat hij veel mooier vond dan zijn eigen speelgoed: moeders knopendoos. Wat daar wel niet allemaal in lag! Kleine broches, mooie haarspelden, kettingen en zomeer. Arthur kreeg er nooit genoeg van om in die doos te kijken. Altijd vond h\j iets, dat hy er nog niet eerder in gezien had. Op een keer deed hy een geweldige vondst. Het was het mooiste, dat hy óóit had gezien. Daar lag tussen een klein ceintuurtje en een gesp een penhouder. Maar" het was geen gewone penhouder, het was er een, kunstig met houtsnywerk versierd en te mooi om mee te schryven. Tusschen twee fyn besneden bomen van ivoor, zat een ver grootglas. Arthur kneep zijn ene oog dicht en keek door het glas. Wat hy zag was zo prachtig, dat hy niet begreep, hoe dat alle maal in een klein glaasje gemaakt kon vorden. Hoog op een berg lag een prach tig kasteel. Een schitterend park was om het kasteel heen en in dat park liepen een prins en een prinses. Het was werkelijk een sprookje. Telkens pakte Arthur de pen houder weer op om naar het mooie plaatje te kyken en hy was er zo in verdiept, dat hy niet eens merkte, dat zyn moeder in de kamer kwam! „Wat heb je daar?" vroeg ze en toen ze zag, wat Arthur gevonden had, zei ze ver baasd: „Maar jongen, hoe kom je daaraan? Lag die penhouder in de knopendoos? Hoe is dat nu mogelijk. Vind je het plaatje niet mooi „Prachtig!" zei Arthur. „Hè moeder, mag ik die pen niet hebben?" „Nee jongen hébben mag je hem niet. Ik kan er nog niet goed afstand van doen, maar ik zal hem je later wel eens geven. Ik heb die penhouder van myn moeder ge kregen en zy had hem weer van haar va der, die hem een keer van een reis naar de Harz meebracht Maar we zullen afspre ken, dat ik hern in dit doosje laat liggen, dan mag je er net zoveel naar küken als je maar wilt". Op school. De volgende morgen nam Arthur de pen houder mee naar school. Hij wilde hem he lemaal niet houden, maar hy wilde hem toch wel heel graag eens aan zijn vrien den laten zien. Trots kwam hij de klas binnen en in minder dan geen tijd stonden de jongens al om zyn bank en wilden alle maal door het „toverglas", zoals Arthur het noemde, kyken. Ze vonden het dan ook helemaal niet leuk, toen meneer Baars, de onderwijzer, binnenkwam. Maar Arthur be loofde, dat hy de penhouder in de pauze mee naar buiten zou nemen, dan konden ze daar nog eens allemaal kyken. Ze kregen een proefwerk het eerste uur en onder het werken, waren ze de penhou der al bijna vergeten. Maar meneer, die zoals gewoonlijk tussen de ryen banken doorliep, zag, dat Arthur met de penhouder zat te spelen en ging naar hem toe. „Wat is dat, Arthur?" vroeg hy boos. „Je weet, wat er gebeurt als ik die penhouder afneem, dan gaat hy in myn la". Meteen liep hy naar zyn tafel en haalde een hand vol potloden, vlakgommetjes, stukjes touw en 2omeer te voorschyn. „Hier.komt alles in, waarmee jongens onder de les zitten te spelen", zei hy. „Voor deze keer zal ik het nog by een waarschuwing laten, maar als je er weer mee speelt, neem ik hem af?" Arthur wist, dat meneer het meende, en legde de penhouder zolang in zyn kastje. Dan kon hy er tenminste niet mee spelen! In de pauze kwamen alle jongens Arthur heenstaan en ze vochten er byna om, wie de penhouder het eerst mocht zien. Juist toen ze allemaal door elkaar riepen kwam er een verpleegster langs, die een jongen in een rolstoel vooruit duwde. De jongen was verlamd en hing slap in de kussens. Johan'Lensen, de beste vriend van Arthur, kende het jongetje wel en zei, toen hy hem nu zag: „Laat Robbie ook eens even kyken!" Een beetje onwillig gingen de jongens opzy. Waarom moest die jongen nu ook juist langs komen. Hy hoorde er toch hele maal niet bjj! Maar ze durfde toch niets te zeggen, want ze vonden het wel erg zie lig, dat die jongen niet kon lopen, zoals zy zelf. Robbie keek een beetje angstig om zich heen. Hy scheen wel te voelen, dat de jon gens hem er liever niet by hadden, maar toen gaf Johan hem de penhouder en toen hy door het glaasje keek, kreeg hy een kleur op zijn gezicht van verrassing. Zyn ogen schitterden, toen hy Johan aankeek. Zoiets prachtigs had hij nog nooit gezien. Zyn hele gezicht straalde. Toen ging de bel „Vooruit, geef hier?" zei een van de jongens ruw en griste de penhouder uit Robbie's handen. „We moe ten naar binnen en hebben zelf nog niet eens allemaal gekeken." Meteen betrok Robbie's gezicht weer en een ogenblik later reed de verpleegster hem al weer verder. De penhouder is weg. Toen Arthur die middag thuiskwam, be dacht hij zich ineens met schrik, dat hij de penhouder, op school had laten liggen. Hoe had hy dat nu kunnen doen! Gelukkig, dat hy hem op zijn bank had gelegd. Maar toen hy de volgende morgen op school kwam, zag hy tot zyn grote schrik, dat de penhouder verdwenen was. Nergens was hy te vinden en byna huilend vertelde hy het aan meneer Raars. Die vond het na tuurlijk ook erg naar, dat één van de jon gens uit de klas iets had weggenomen en vroeg er direct het eerste uur al naar. Maar de jongens zeiden, dat ze er niets van afwisten. Toen meneer het aan Johan vroeg, kleurde hy en zei: „Nee meneer, ik heb hem niet gezien". Maar meneer vertrouwde het niet erg en zei: „Kom Johan, ik geloof dat jy er wel meer van weet. Geef de pen maar terug." „Ikikheb hem niet", stotterde Johan. En toen wist meneer Baars hele maal zeker, dat Johan de penhouder wél had! Bevend en bleek stond Johan voor de klas en eindelijk bekende hy: „Ja, ik heb hem weggenomen, maarmaar ik heb hem verloren!" De onderwijzer vroeg niet verder. Johan moest schoolblyven en kreeg een flinke portie strafwerk op. Arthur bleef die dag erg stil in de klas. Hy kon maar niet be- grypen, dat zyn beste vriend Hem bedrogen had. I-Iy was nog onder de indruk van al les, toen liy naar huis ging. Robbie en de vrienden. Maar het eerste wat hy zag, was de rol stoel van Robbie, die in de tuin stond en even later hoorde hy zyn moeder zeggen: „O, nee, zoveel geef ik er niet om. Robbie mag hem wel houden, als hy hem erg mooi vindt". Zyn moeder en de verpleegster ston den bij Robbie en juist legde zyn moeder de penhouder by Robbie neer. Even praat ten ze nog met elkaar en toen ging de zus ter weg met Robbie. Arthur ging langzaam naar zyn moeder toe en vroeg: „Moeder, hoe kwam u aan de penhouder?" -Zyn moeder keek hem eens onderzoekend aan en zei toen: „Ja, jongen, het was heel vervelend, wat ik daar hoorde. Je had de penhouder toch mee naar school genomen en toen heeft Johan hem van je weggeno men om hem aan Robbie te brengen. Na tuurlyk was het verkeerd van hem om dat stilletjes te doen, maar toch is hy een goede jongen, want hy heeft op zich genomen, dat de anderen hem voor een dief hielden. Hy zal nu wel inzien, dat het verkeerd van hem was. Maar van jou is het ook ver keerd om die penhouder mee te nemen, ter- wyl ik je zei, dafje hem in de knopendoos moest laten liggen. Enfin, het is nu ge beurd. Maar denk er voortaan een beetje beter bij na, jong". Moeder streek hem eens over zyn haar, want ze begreep wel, dat hy het erg naar vond. Een kwartier later stak Arthur zyn hoofd om de kamerdeur en zei: „Mams, ik ga even naar Johan!" Zyn moeder knikte, ze begreep wel, wat hy by Johan wilde doen. En van toen af waren Johan en Arthur nog groter vrienden dan vroeger. En dik wijls gingen ze ook naar Robbie om met hem te spelen of hem voor te lezen. DE KAARS MET PLAATJE EEN „Wat heb jy daar voor prachtige kaars"! zei Joop bewonderdend en hy wees naar de kaars op Japs tafel. „Ik wist niet, dat je kaarsen met plaatjes kunt kopen!" „Ik weet ook niet of je die kunt kopen. Tenminste niet zulke als deze. Maar die heb ik niet gekocht, die heb ik zelf zo ge maakt." „Heb je dat plaatje er dan op geschil derd?" Horizontaal: 1. lengtemaat 3. Vorm van een werkw. dat boos zyn, tieren betekent lichaamsdeel 10. voorname kringen van de burgerij 11. broer van Kaïn 12. graan 13. ontkenning 14. verdiepingen 16. grote plaats 19. eenheid van electrische spanning 20. het wringen, ineendraaien 22. gegroet! (in uitdrukking of gebed) 23. bouwveld, hoger gelegen dan omrin gend land (meerv.) 27. voedsel tot zich nemen 28. soort kers 29. jongensnaam (afkorting) 30. oude ridderaaam Verticaal: 1. precies, juist, even 2. Italiaans plaatsje in provincie Vicenza 4. houding, scliyn (Frans) 5. altijd 6. gebruik je by kamperen 7. plaats in Finland S. witte populier 9. pasvorm van een schoen 15. secretaris-generaal "van den volkenbond 16. de Raad van(hoogste regerings college in ons land) 17. gochelary 18. roofvogel 21. ander woord voor imme (honingbij) 24. radiovereniging in ons land 25:'"tijdperk van honderd jaar 26. vier medeklinkers 27. landbouwwerktuig 'S3 'LZ 1 '1 'l "."9S :A\n30:."sg 'OHH 'fZ !aui9ï TZ !pua.ie '8i fJSAo; 'H 33133s -gx fiouaAV "SX !3saai "6 liaaqe *8 !QSUBH l Uua; -g !spaa3s "S IJIB -f :op2M "S ^9-131 T ieeini-K>A "inoia "OS !PJ3D 46Z itsjoui '8Z 11039 'iz iuaïjua -gg !aAC zz isiSJOj "OS illoA '61 ipnjs -gx !sa3 -ma 'fi :aau -gx .'uajo>i -z\ :iaqv "II 'oilN "01 ispni 'i '3SBEJ 'g ,'uiit "x :im2}uozTJOH ïiaspmtJinAtn ^aq uba Suxsscqdo „Welnee, het is een heel eenvoudig kunst je en ik wil het je wel "even leren. Je hebt er alleen maar een gewone kaars voor no dig en een aardig plaatje." „Wat voor plaatje en hoe? Je plakt dat plaatje er toch zeker niet op? Ik zie hele maal geen papier." Joop begreep er niet veel van. Jan lach te om zyn verbaasde gezicht. „Je kykt niet al te snugger, Joopie", plaagde hy. „Ik héb ook geen papier op die kaars geplakt, ik heb eenvoudig het plaatje van het papier op de kaars overgeplakt." „Wat je maar eenvoudig noemt", brom de Joop. Jan zocht tussen allerlei papieren en haalde toen een aardig plaatje" van een boerenhuis te voorschyn. „Kijk nu maar eens, ouwe brompot", zei hy, „ik zal het je laten zien. Dit plaatje wil ik op deze kaars overbrengen. Daarvoor leg ik het vast om de kaars heen met het plaatje zelf tegen de kaars aan en druk het goed vast. Nu ga ik het langzaam verwar- Een verrassing voor Moeder De vingerhoed in een okkernoot. „Dus ik geef moeder een mooie nieuwe vingerhoed", zei Bas. „Dat vind ik wel goed want moeder heeft er hard een noodig. Maar ik denk, dat ik er iets by zal ma ken, want anders is het zo'n erg klein pak je". De kinderen hadden met elkaar over legd, wat ze moeder op haar verjaardag zouden geven. Bas gaf nu een vingerhoed en hij piekerde er maar over, wat hy by de vinger-hoed zon verzinnen. Hy wilde zo graag een grapje uithalen. En op een dag, toen hy van school kwam en langs een fruitwinkel liep, kreeg hij plotseling een idee. Hy zag in de etalage grote okkernoten liggen. Een paar daarvan waren openge sprongen en dat bracht hem op een idee. Thuis hadden ze ook nog okkernoten, hy zou daar een heel grote van uitzoeken. Zo gezegd, zo gedaan. Hy zocht de mooi ste en grootste okkernoot uit en ging toen aan het werk. Heel voorzichtig zette hy de punt van zyn mes op de richel van de beide helften en met veel moeite lukte het hem om de helften van elkaar te ltrygen. Natuurlijk had hy het ook met de noten kraker kunnen proberen, maar dan had hy grote kans, dat de noot kapot ging. Nu la gen de twee helften voor hem. Voorzichtig peuterde hy de noot uit de dop. Aan bei de kanten van iedere helft boorde hy nu een gaatje (zie de afbeelding) en daar trok hy een mooi rood lint doorheen. Toen plakte hy kleine restjes stof en zy in één van de helften. Een mooi lapje rode zy plakte by tenslotte over die andere stukjes heen en hiermee was het „bedje" voor de vingerhoed opgemaakt. Voorzichtig legde hy de vingerhoed erin. Hy bleef keu rig liggen en stak mooi tegen de rode zy af. Bas probeerde of hy de dop er gemak kelijk overheen kon sluiten en ook dat lukte. Het lint, dat hy door de beide helften had getrokken, strikte hy nu met een mooi strikje vast en zo was het vingerhoed huisje klaar. Het was een leuk gezicht, dat fel rode lint op de bruine dop. Moeder zou wel niet begrepen, wat ze zag. Op moeders verjaardag gingen de kinde- men. Zo, met een lucifer gaat het eigenlijk het beste. Je moet de lucifer natuurlyk heen en weer bewegen, want anders smelt de kaars op één plaats. Zo, nog een paar voor de zekerheidnu denk ik, dat het wel voldoende is." Heel voorzichtig trok Jan nu het papier van de kaars af enwerkeiyk, daar zat het plaatje op de kaars! Joop keek zyn ogen uit, maar toen Jan zei: „Probeer het ook maar een9, je zult zien, dat je het ook kunt!" lukte het hem ook werkelijk! Hoera, de winter is weer in het land I ren allemaal met hun cadeautjes naar haar toe om haar te feliciteren. Toen de beurt aan Bas kwam om zijn cadeau te geven, legde hy een héél klein pakje neer. Moe der begon te lachen en zei: „Wat is dat? Het is helemaal rond, geloof ik". „Maakt U het maar open", zei Bas en keek heel onschuldig. Moeder wikkelde het papier van het pakje af enhaalde de okkernoot te voorschyn. Ze begonnen alle maal te lachen en Bas zei: „Ik wist wel, dat U zoveel van okkernoten houdt en nu heb ik maar eens een heel mooie voor U uitge zocht. Maar omdat ik het een beetje onge zellig vond om een gewone okkernoot te geven heb ik er een lintje aan gemaakt". Moeder lachte en trok het strikje los. De twee helften vielen van elkaar en daar lag de nieuwe vingerhoed in het rode bedje. Hoe bly Bas's moeder met het cadeautje was, hoeven we zeker niet te vertellen. Een vege! die in «Iers winter broedt Terwyl alle andere vogels' tot het voor jaar wachten met nesten bouwen en eieren uitbroeden, doet de kruisbek dit al in de winter. Hy wacht niet, tot de bomen be ginnen uit te lopen en dé zon met haar stralen de aarde weer verwarmt. Hy trekt zich niets aan van storm, regen, vorst en sneeuw, maar broedt zelfs in de koudste maanden, December en- Januari. Zijn nest bouwt deze wonderlyke vogel op de boven ste takken van de naaldbomen en wie be neden staat kan het byna niet ontdekken, zeker niet als er sneeuw op de takken ligt. Maar het nest is meestal zo gebouwd, dat het door takken, die er overheen hangen, beschermd wordt tegen regen en sneeuw. Met mos maakt de kruisbek zijn nest zacht. Zelfs in de strengste koude gaan de jongen uit het nest en spelen op de met sneeuw bedekte takken, waar ze vrolijk in rond tollen. Vooral in Thüringen worden veel kruis bekken gehouden. De mensen stoppen ze in kooien en beschouwen ze als papegaaien, want net als papegaaien hangt de kruisbek met zyn kruisvormig gebogen snavel aan de spijlen of touwen in de kooi en slingert er aan heen en weer. Natuurlyk houden vvy er over het algemeen meer van om 'de Vogels in de viïje natuur te 'zien dan in een kooi, maar het is werkeiyk heel aardig om de diertjes eens gade te slaan. Luciferspuzzle De figuur, die jullie hier zien afgebeeld, is van lucifersstokjes gemaakt. De bedoe ling is nu om een heel nieuwe figuur te maken zonder alle stokjes op te pakken. Bovendien moet die figuur een bepaald model hebben, er moeten namelijk 5 vier kanten ontstaan, waarvan er 4 precies even groot zyn. De vyfde is kleiner. Je moet dit nu doen, door 8 lucifers te verleg gen. Denk eerst maar eens goed na voor je het probeert. Als je je figuur van 5 vier kanten een beetje kunt voorstellen, zie je vanzelf welke lucifers omgelegd moeten worden. De volgende keer geven we de oplossing. ZOEKPRENTJE. Waar is liet vierde varken? Oplossnig: Draai het plaatje op de rech ter zykant, dan zie je het varken met zyn kop tegen het dak en met zyn poten tegen de takken van de boom. Hier zien jullie nu ver schillend timmergereed schap afgebeeld. Misschien halen de grote jongens nu hun schouders op en zeg gen: „Poeh, wat is daar nu aan!" Maar probeer het maar eens precies na te tekenen. Je zult zien, dat het lang niet meevalt. Je moet precies de goede ver houdingen tekenen en al les zo scherp en zo duide- lyk maken, dat het net lijkt of je het gereedschap kunt oppakken. Vooral voor jongens, die later misschien ingenieur of architect willen worden is het heel "goed om pre cies te leren tekenen want dat zullen ze later nog heel dikwijls moeten doen. Maar ook voor andere jon gens is bet goed, want in élk vak komt het vaak voor, dat je nauwkeurige tekeningen moet maken om iets duidelijk aan te geven. Dus jongens, probeer maar eens! En zeg dan' eens eeriyk of het toch' niet vrij moeüyk w*«.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 10