RHEUMATIEK kroniek m_m ene TEGEN DE WEI TWEEDE BEAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 5 JANUARI 1940. No. 4. De lersche ontevredenen. Op den vóór Kerstmis hebben leden van het „Iersche republikeinsche leger" 'n gevvapenden overval gepleegd op een arse naal in Dublin en een groote hoeveelheid munitie weten te bemachtigen. Daarvóór hoorde de wereld steeds van bomaanslagen in Londen en andere Engel- sche steden waarvan de daders gezocht werden onder leden van datzelfde „leger", de I. R. A. Door de spanning, waarin de wereld op het oogenblik verkeert over den gang van zaken in den oorlog tusschen de meeste groote mogendheden van Europa, besteedt men niet zooveel aandacht aan deze Iersche kwestie als in andere omstandigheden wel licht gebeurd zou zijn. En toch staat deze zaak misschien met den oorlog in verband, al is het dan slechts zijdelings. Eergisteren heeft een hooggeplaatst Engelschman nog verklaard, dat hy vermoedens had over den steun aan de I. R. A., welke vermoedens hij niet wilde uiten, maar waarvan ieder een wist wat hij ermee bedoelde: steun door Duitschland. En dit ligt wel eenigszins voor de hand, daar men zich herinnert hoe ook in den vorigen oorlog de Ieren, die zich niet te vreden toonden met het Engelsche gezag, krachtdadig door Berlijn geholpen werden. De steun in geld komt echter vnl. uit Ame rika, waar nog altijd tienduizenden Ieren léven, die een diepen wrok hebben tegen Engeland, en die niets liever zouden zien, dan dat iedere band tusschen het „Groene eiland" en Groot-Brittannië zou worden verbroken. Reeds 770 jaar is er spanning tusschen Ieren en Engelschen, dikwijls langen tyd smeulend als lijdelijke tegenwerking, maar keer op keer ook fel oplaaiend in bloedige opstanden. Het ongelukkige eiland, waar over de Ieren in den vreemde zulke senti- menteele en vaak ontroerende liedjes we ten te zingen, heeft een onafgebroken ge schiedenis achter zich van strijd, bloed en tranen. Sinds de Engelsche koning Hendrik II het in 1169 veroverde, hebben de Ieren zich verzet en nog dragen land en volk van dezen eeuwigdurenden krijg de diepe lit- teekens. Dikwijls hadden de Ieren bü hun verzet hulp van buiten. De Katholieke kerk heeft hen gesteund; Spanje heeft hen wil len helpen (1660)Frankrijk stuurde sche pen (1689); Duitschland zond geld en pro pagandisten in een duikboot (1916). Maar ook zonder dat hebben zij gevochten. Wij kunnen in dit korte bestek slechts opper vlakkig eenige data en namen aanhalen, maar de Iersche geschiedenis vermeldt et telijke opstanden, bloedig onderdrukt. Vele Ieren houden de herinnering wak ker aan den grooten opstand van 1560, aan het bloedbad van October 1649, aan den oorlog tegen Cromwell in 1649, wiens ge oefende leger de Iersche vrijwilligers over al neersloeg en in 9 maanden het land vol komen onderwierp al was haast iedere Ier een tegenstander, iedere boerderij een „nest van samenzweerders". Cromwell gaf bij zön terugtocht naar Engeland het bestuur over aan zijn schoonzoon Ireton. Deze had de opdracht om de Katholieke Ieren en dat waren 99 procent der bevolking vol ledig te doen verdwijnen. Ireton pakte dit werk zoo krachtig aan, dat tienduizenden Ieren emigreerden naar Amerika. Het vechten van de Ieren had steeds de zelfde oorzaken: hun land werd verdeeld on der Engelsche grootgrondbezitters. Als de Engelsche koning een diplomaat, 'n staats man of een krijgsman wilde beloonen voor trouwe diensten of moedige daden, dan werd de begunstigde gewoonlijk bezitter van een groot grondgebied in Ierland. Dat kostte den koning niets en hij won ermee, dat weer een grooter deel van Ierland in Engelsche handen kwam. Intusschen ble ven de nieuwbakken grondbezitters door gaans In Engeland wonen en beschouwden zij hun Iersche landgoederen als niet meer dan zuivere wingewesten, die zooveel mo gelijk móesten opbrengen. Dit had tot ge volg, dat de Iersche pachters een haast niet te dragen pacht moesten betalen en zelf in de grootste armoede leefden. Bovendien was na Cromwell de Anglfcaansche kerk ook in Ierland tot staatskerk verklaard. De Ieren moesten des Zondags naar de Protes- tantsche kerk; zij moesten tienden opbren gen voor de Protestantsche geestelijkheid; zü hadden als zij Katholiek waren geen stemrecht; zij mochten geen ambten bekleeden. Na den door Cromwell onder drukten opstand werden weer groote land streken verdeeld onder Engelschen. Nu niei onder grootgrondbezitters, maar onder sol daten van Cromwell. Een meedoogenloóze geloofsvervolging wakkerde den haat te gen Engeland steeds meer aan. Een Oranje, de koning-stadhouder Wil lem III, beloofde den Ieren, na zijn over winning op Jacob II, geloofsvrijheid, maar zijn volgelingen zetten de vroegere praktij ken voort. En steeds maar vertrokken er duizenden en duizenden Ieren naar het bui tenland, in hun hart wrok meedragend te en Engeland. Willem III verdeelde ook weer land onder zijn aanhangers, niet min der dan 1 millioen morgen. Door de heele geschiedenis van Ierland heen komen we de namen tegen van min of meer geheime genootschappen, die zich tot doél hebben gesteld een eind te maken aan de afhankelijkheid van en de hoorig- heid aan Londen. Het eene wilde verder gaan dan het andere, maai- de kern van hun streven was altijd dezelfde. Zoo kennen wij de „Defenders", de „Whiteboys", de „Hearts of oak", de „Home Rulers", de „Fenions", de „Sinn Feiners", de „Jonge Ieren", en velke partijen al niet meer! De jongste is altyd de radicaalste en dit zien wij ook bij de I.R.A. Langzamerhand hebben de Ieren m zelfstandigheid gekregen. Hun strijd heeft zware offers gekost, maar is beloond, al zijn ze nog niet tevreden met de behaalde resultaten. Ze eïschen o.m., dat het N.W.- deel van Ierland, het graafschap Ulster, dat protestantsch is en Engeland trouw bleef, met den Ierschen staat zal samensmelten, hoewel de meerderheid der bewoners, om godsdienstige reden, daarvoor niets voelt. Zooals men weet, is Ierland in dezen oor log neutraal gebleven. Maar Ulster doet als Engelsch graafschap wel mée. Het is opmerkelijk en heel verklaarbaar, dat groote gebeurtenissen in de wereld hun terugslag hadden op Ierland, dikwijls in een voor de Ieren gunstigen zin. Zoo zien wy na de Fransche revolutie en tijdens den Amerikaanschen Vrijheidsoorlog, dat Enge land onder den druk van buiten den Ieren wel toegeeflijkheid moét betoonen. In dien zin hoopten de Ieren ook te profiteeren var den vorigen oorlog. In April 1916 riep d" Iersche leider Sir Roger Casement den op stand tegen het Engelsche gezag uit, nadat een Duitsche duikboot hem naar het Groe ne Eiland had gebracht. In hetzelfde Phoe- nixpark, waar thans het arsenaal is ge plunderd, hadden toen eveneens de opstan delingen succes. Zelfs werd het geheele centrum van de hoofdstad vermeesterd. Maar de Engelschen onderdrukten den op stand totnogtoe de laatste met de wa pens in de vuist en de leiders werden ge fusilleerd De geschiedenis herhaalt zich tot op ze kere hoogte. Alleen is het arsenaal thans niet Engelsch meer, maar Iersch. De plun deraars en de geplunderden zijn het in hoofdzaak met elkaar wel eens, maar ver schillen in tempo en methodes. De I. R A. is ongeduldig; de regeering van den Ierschen Vrijstaat wacht haar tijd af. De eerste gebruikt samenzweringen en bommen; de laatste het parlement en stemmen. De „Statendam" zal worden opgelegd. Naar wij vernemen heeft de directie van de HollandAmerika-lyn besloten het s.s. „Statendam" op te leggen. Een van de redenen, die tot dit besluit hebben geleid, is. dat men in verband met de bijzondere tijdsomstandigheden niet vol doende emplooi voor het schip kan vinden. Zooais men zich herinneren zal lag het oorspronkelijk in de bedoeling de „Staten dam" in de laatste week van December, dus korten tijd nadat het in Nederland was te ruggekeerd, weer naar Amerika te doen uitvaren, doch later heeft men hel vertrek tot. Januari uitgesteld. Duitsche vliegtuigen boven België. Het Belgische ministerie voor de lands verdediging deelt mede: Duitsche vliegtuigen hebben gisteren op zeer groote hoogte gevlogen boven de pro vincies Limburg en Antwerpen. Op ver scheidene plaatsen heeft het luchtafweer geschut het vuur geopend. Brieven uit Engeland. Het buikje isi de oorlogspropaganda Maaltijden, die nuttiger zijn dan ze op het eerste gezicht schijnen. (Van onzen Londenschen correspondent.) December 1939. Uw correspondent krijgt een buikje De reden, vreemd genoeg, is de oorlog. Door dien oorlog zijn wij neutrale journa listen, die ons trouwens nooit over de gast vrijheid van onze gastheeren te beklagen hebben gehad, populairder dan ooit ge worden. Wü zijn voor de Engelsche autori teiten potentieele propaganda-instrumenten, die zij vanzelfsprekend en terecht niet on gebruikt laten. Vandaar de vele vriende lijke attenties, waarmee wij sinds het uit breken van het conflict zijn overladen, en vandaar het buikje. De meeste dezer atten- tes nemen n.l. den vorm van een noen maal aan. Vrijwel elke week ontvangen wij twee of drie fraai gegraveerde kaarten, waarop het ministerie van" Dit en het mi nisterie van Dat den eerbiedigen wensch uitspreken, ons op een banket uit te noo- digen. Of dat van hun standpunt bezien verstandig is, zou men zoo nu en dan een oogenblik kunnen betwijfelen. Het onmid dellijke resultaat van deze banketten is, althans in mijn geval meestal, dat ik mij bij thuiskomst onmiddellijk te bed leg en daar den tijd verslaap, die ik anders ge bruikt zou kunnen hebben, om vriendelijke dingen over mijn gastheeren te schrijven! De officieele noenmaaltijden, die ons hier in den laatsten tijd in zoo grooten getale wor den aangeboden, nemen n.l. nog steeds aan zienlijk veel tijd in beslag, terwijl zij bo vendien ook het noodige vergen van de spijsvertering. Weliswaar wordt er tegen woordig bij de opstelling van de menu's, die wij moeten afwerken, een gepaste so berheid betracht, maar niettemin blijft deze vorm van officieele gastvrijheid een tijcl- roovende grap. Zij begint om 1 uur en men komt er zelden voor half 4 weer op zijn kantoor van terug. Het ligt voornamelijk nan de lange redevoeringen, waarmee deze noenmalen steeds worden besloten en waar om z(j ook eigenlijk grootendeels zijn be gonnen. De regels van het spel schijnen te eischen, dat de spreker begint met een paar enorm overdreven complimenten aan het adres van enkele vooraanstaande tafel- genooten, die door het luisterende gezél schap met plichtmatige applausjes en hear, hear"-koortjes worden ontvangen. Dan komt het gebruikelijke anderhalve grapje, dat gewoonlijk veel van zijn effect verliest door het feit, dat elke geoefende mee-eter het allang op het gezicht van den spreker heeft zien aankomen. Heeft het ge zelschap ook hierop een vriendelijk „ha, ha, ha" casu quo „ho, ho, ho" doen hooren, dan komt tenslotte de onvermijdelijke ka- nonnade van schreeuwende gemeenplaat sen „De geest van onze manschappen zal over alle obstakels triomfeeren"„Enge land blijft zijn roemrijk vtvleden .trouw" „Recht en billijkheid staan aan onze zij de"etc., etc. ad infinitum nauseamque. Vaak heb ik mij bij het aanhooren van deze phrases afgevraagd, hoe het mogelijk is, dat iemand ze kan uitspreken alsof zij wer kelijk iets beteekenden, alsof hy zijn toe hoorders daarmee werkelijk iets vertelde. Niet, dat deze Engelschen slechte after- dinner sprekers zijn, integendeel, er zijn ve len onder hen, die ik maar al te zeer be nijd om hun welbesneden tong. Maar de kost, dien zij ons bij deze officieele gelegen heden kunnen voorzetten, is om voor de hand liggende redenen zoo conventioneel en zoo eindeloos herkauwd, dat de toehoorder zich in wanhoop afvraagt, wat voor zin het heeft, er tijd, geld, stembanden en trom melvliezen aan te besteden. Wat voor zin het heeft? Ik zal het u haarfijn vertellen, want ik heb zelf zoo juist ontdekt, dat al deze dure gastvrijheid voor onze gastheeren toch wel degelijk zin en waarde heeft. Neem mijn ervaringen van deze week ten voorbeelde. Ik heb Maandag in klein gezelschap geluncht met de leiders van de Labour Party, Attlee, Dal ton, Greenwood en een aantal mindere sterren. Woensdag zat ik aan op een of ficieel noenmaal van Lord Chatfield, den minister voor de Co-ordinatie van de De fensie, in het illustere gezelschap van tal van hooge militaire oomes, en Donderdag lunchte ik met zeker duizend anderen in een gezelschap waar Halifax en Eden de eeregasten waren. Bij elke gelegenheid zijn de bekende redevoeringen afgedraaid, bij elke gelegenheid heb ik mij afgevraagd, wat het nu toch in 's hemels naam voor nut had, al dit geld uit te geven om de zelfde oude gemeenplaatsen te herkóuwen, en steeds heb ik geen antwoord op deze "nag kunnen vinden, omdat officieele ban ketten nu eenmaal bij het staatsleven be- ïooren. Totdat ik mij gisteren er op be trapte, na een van deze lunches tegen een Nederlandsch collega te zeggen: „dat het toch niet te ontkennen was, dat al deze Engelsche hooge Pieten een door en door fatsoenlijken indruk maakten". Ik had in de laatste maanden tientallen van hen hoo ren en zien spreken en ik had daarbij tel kens weer het gevoel gekregen, dat dit „menschen van ons eigen soort zijn", eer lijke lieden, misschien niet altijd even slim, misschien vaak geneigd tot hoogdravende phrases, maar eerlijk, fatsoenlijk, beschaafd en menschen van wie men geen oogenblik kan gelooven, dat zij in staat zijn de wrée- de dingen te doen, die hun door hun te genpartij in de schoenen worden geschoven. 7,oker. ik geeft het graag toe, het is een indruk, die op niet veel meer berust dan een oppervlakkige waarneming, en toch is '■■et een ndruk (trouwens ook bevestigd door wat er van het publieke verleden van deze lieden bekend is), aan welks juistheid ik persoonlijk niet vermag te twijfelen. Zoo gezien hebben deze gelegenheden dus wel degelijk hun nut. Zij hebben een propa gandistische waarde, juist omdat zij in eer ste instantie niet als propaganda bedoeld zijn. Niet wat er op deze maaltijden gezegd wordt, niet de redevoeringen en de phra ses doen hier het propagandawerk, maar het persoonlijke contact: de neutrale aan zittende, die een Eden of Halifax hoort en ziet spreken, die op zijn intonaties en op zijn gebaren let en daarin, ais hij eenige menschenkennis bezit, toch wel een zekere sleutel tot zijn persoonlijkheid kan zien, ontkomt niet aan de slechts halfbewuste overtuiging, dat hij hier met fatsoenlijke lieden te doen heeft. Wanneer hij op zijn weg terug naar huis in de krant leest, dat °en Engelsche onderzeeboot, de „Bremen' heeft gesignaleerd, maar haar ongemoles- teerd heeft laten passeeren, omdat zij zich niet wilde schuldig maken aan een vergrijp tegen het zeerecht, dan is hij niet den per soonlijken indruk van Engeland's leiders nog versch in het geheugen, geneigd te ge looven, dat deze op hét eerste gezicht zoo -baden in den Winter! Badzo-baden niet alleen tegen wintervoeten, maar óók tegen rheumatiek, verkoudheden en andere winter- kwalenEén pak BADZO (a 20 ct.) is voldoende voor 3 a 4 voetbaden. Voordeeliger, en tevens voor kuipbaden: 3 K.G.-pakken a 45 ct. Verkrijgbaar bij Apothekers en erkende Drogisten. N.V. KON. NEDERL. ZOUT1NDUSTRIE -- BOEKELO. BeslrijdS Uw pijnen bij met de warmte verwekkende THERMOGENE Bescherm U tegen de WEERSINVLOEDEN WÏÏK'KSSSS; j.U.üoet de piji de bloedsomloi., n stolt het lichaam iii »i.a« de giftige stoffen te verdrijven, die c oorzaak zijn van rheumatische kwa ei Ook overdag kunt U een vel Thermoger onder uw kleeding dragen. liet maal; U minder vatbaar voor kouvatten en c gunstige werking gaat door. terwijl u Uw gewone bezigheden blijft vernemen. Thermogfrnc is verkrijgbaar bij Apoth. en Drog. In doozen van 40 en 60 cent. wordt ge- (Ingez. Med.) twijfelachtig schijnende verklaring juist is. Hij heeft Engeland's leiders gezien en ge hoord en een nieuw houvast voor zijn ver trouwen gekregen. Dat is wel een paar noenmalen waard. Kooihovenvliegtuïg neergestort bij Pernis Invlieger Th. H. Coppers omgekomen. Gistermiddag om kwart voor vier is na bij Pernis onder de gemeente Rotterdam een nieuw één-motorig Kooihovenvliegtuïg van het type F. K. 56 neergestort en to taal vernield. De eenige inzittende van het toestel, de reserve eerste luitenant vlieger Th. H. Coppers, invlieger der Koolhoven- fabrieken was op slag dood. Het ongeluk gebeurde tijdens een offici eele proefvlucht voor militaire autoriteiten. Het vliegtuig van het type F. K. 56 is een één-motorig toestel voor twee personen, dat gebruikt wordt als militair trainingstoestel voor gevorderde vliegers. Kort voor het ongeluk gebeurde, schijnt het inwoners van Schiedam te zijn opgevallen, dat de motor van het vliegtuig onregelmatig liep. Invlie ger Coppers vloog toen boven deze gemeen te om even later een duikvlucht te demon- streeren. De toeschouwers zagen,, dat deze duikvlucht te lang werd doorgezet. Het gelukte den vlieger althans niet het toestel horizontaal te trekken. Coppers heeft op 100 meter van den grond nog getracht zich uit het neerstortende toestel te bevrijden. Met zijn valscherm sprong hij uit de cock pit, doch de reddingspoging mislukte. Waarschijnlijk is de afstand te kort geweest om de parachute gelegenheid te geven zich te openen. Ook is mogelijk, dat de para chute aan het neerstortende vliegtuig is blijven haken met het noodlottige gevolg, dat Coppers met het vallende toestel werd meegesleurd. Zekerheid hieromtrent be staat echter niet. Het vliegtuig kwam te recht op een stuk bouwland aan den Tijken- weg bij Pernis op 5 km van het vliegveld Waalhaven. Brokstukken er van vielen ook neer in het dorp. Het lijk van den veronge lukten vlieger werd vlak bij het toestel aangetroffen. Een Roode-Kruisauto heeft het stoffelijk overschot naar het Zuider ziekenhuis te Rotterdam overgebracht. Naar de oorzaak van het ongeluk wordt een nauwkeurig onderzoek ingesteld". Reserve eerste luitenant-vlieger Th. H. Coppers was reeds sinds eenige jaren in vlieger bü de Koolhovenfabrieken N.V. en had als zoodanig in binnen- en buitenland groote bekendheid. Hij werd geboren in 1906 en was dus 34 jaar. In vroegere jax-en was hij verbonden aan den marine lucht vaartdienst in Nederlandsch-Indic. Hij was o.m. de man. die destijds een bom heeft ge gooid op de „Zeven Provinciën" met het gevolg, dat dit oorlogsvaartuig verder de bevelen der marine-autoriteiten heeft op gevolgd. Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 31), Sehud en kijk opnieuw! Lady June Bisham verliest den groo ten smaragdDe heer Joseph Pal merdie hem naar Scotland Yard terugbrengt, krügt een zeer ruime be- Jooning Jane Frensham nam haar vader mee naar het Duke of Clarence Theater om een nieuw stuk te zien. Het kostte moeite om hem zoo ver te krygen, maar zy had er haar zinnen op gezet, dus ging hy. zy wist dat het hem goed zou doen. zy nam een loge, daar zij wel voelde, dat het niet wenschelijk was, wanneer hy te zeer de aandacht trok. Om kwart over elf stonden zy achter in de propvolle vestibule te wachten tot de me nigte zich door de onpractische deuren een weg buiten gebaand had. Zy dacht al dat geen enkele bekende hen. zou zien en was daar erg bly om, tot. plotseling June Bis- ham hen tegen het iyf liep. In gewone om standigheden zou Jane dat erg leuk gevon den hebben. June Bisham was hoewel eigeniyk een beetje opzichtig niet alleen prett'g om naar te kijken, doch ook amu sant om naar te 'luisteren. Zy zag er van avond op haar best uit en op haar japon fon kelde het eenige juweel In Londen, dat Jane begeerde. Een minuut of wat. had June Bis ham, onderhoudender dan oojt, met hen staan babbelen, tot zij onderbroken werd. Kt voegde zich namelijk nog een andere vriend van Jane by het groepje. De heer Nicholas Revel, zeer chic, en met vlotte ma nieren. werd aan lady June Bisham voorge steld en drukte daarop de hand van sir Hector Frensham. De hoofdcommissaris van politie keek den heer Nicholas Revel met een zeer groote be langstelling aan. „Heb heel wat van myn dochter over u gehoord", zei hy. En toen, na een beleefd gemurmel van meneer Revel: „U zou me een genoegen doen, als u eens een avondje by ons wilde komen dineeren. Maar dan niet te lang wachten. Ik zou graag eens met u spreken". Meneer Revel zei, dat het hem eveneens een groot genoegen zou zyn en met instem ming van Jane werd het dinertje op den volgenden Maandag vastgesteld. June Bisham ging nu heen en meneer Revel, die zei dat hy op iemand wachten moest, narri toen ook afscheid. Jane be trapte zich er op, dat zij met een belang stelling. die haar zelf verbaasde toen zij het zich realiseerde naar dien „iemand" stond uit te zien. Zy zag hem niet. Zy stak haar hand door haar vaders arm en schuifelde met hem nu voetje voor voetje naar den uitgang. „Moesten veel meer deuren zijn", mop perde Hector Frensham, „Waarachtig, kindje, ik zal blij zyn als ik weer thuis ben". In de hal van Nr 14 Gordon Place kwam Porter op hen toe met een zeker iets over zich dat by hem op agitatie wees. Porter verklaarde, dat lady June Bisham in de laatste zes minuten al drie keer opgebeld had. Bij het volgende telefoontje, dat niet lang uitbleef, antwoordde Jane zelf en weigerde na afloop van het gesprek, haar vader te vertellen waar het over ging. Het soeet haar heel erg, dat June den steen verloren Waar veel wijsheid is, daar is veel verdriet en wie veel leeren wil moet veel lijden. had. Zy was ontzettend jaloersch op den tegen woord igen bezitter of bezitster van het kostbare kleinood onverschillig wie het was. Zij had het altyd dwaas van June ge vonden er zoo nonchalant mee om te sprin gen en nu bleek het dat zy gelijk had. Zij jokte heel wat bij elkaar en gaf den raad om behalve den directeur van het theater dien June er trouwens reeds van in ken nis gesteld had ook Connor van Scotland op te bellen. Eerst den volgende morgen vertelde zy het aan haar vader. Om elf uur 's morgens sprak sir Hector Frensham er over met Connor en vroeg hem of hy het al gehoord had, waarop deze met een grimmig lachje antwoordde, dat hy nog over niets anders gehoord had. On gelukkigerwijze waren lady June Bïsham's verklaringen aangaande de plaats, waar de smaragd gestolen of gevallen moest zyn, erg vaag. Zij wist, dat zij den steen nog in de vestibule van het theater op had, even voor zy buiten kwam. Ook wist zij, dat zy tw:n- üg minuten later den steen niet meer had, toen zy in haar zitkamer gekomen was Om kwart voor twaalf was het leed ge leden. Een taxi-chauffeur, Joseph Palmer genaamd, deed aangifte bü de af deeling ver loren voorwerpen van Scotland Yard, dat hij vanmorgen by het schoonmaken van zijn wagen tusschen de kussens van de achter bank „een groen stukkie edelsteen" gevon den had. Op de vraag hoeveel en wat voor "•"ssagiers hij den vorigen nacht vervoerd had, verklaarde hij drie vrachtjes gehad '••ebben. Van deze drie z^u slechts één iets met deze zaak uitstaande kunnen hebben een „fatsoenlijk-gekleede vrouw" van mid delbaren leeftijd, die hem om vyf minuten voor half twaalf in Shaftesbury Avenue aangehouden had en naar Victoria Station gereden wilde worden. Lady June Bisham vroeg, hoeveel de gebruikelijke belooning bedraagt voor den eerlijken vinder van een of ander kostbaar sieraad en vernam zij liet da'n ook met de noodige verontschuldi gingen omkleed dat dit tien procent dei- nominale waarde was. Daar haar echtge noot multlmillionnair was, maakte zy zich daar weinig zorg over. Integendeel. Zij gaf order, dat de taxi-chauffeur onmiddellijk naai* Berkeley Square moest komen. Om één uur 's middags parkeerde Joseph Smith zyn wagen in het blinde steegje naast het café „De Stier" in Notting Dale Toen hij de bar binnenstapte, was hij erg in zijn schik, daar kapitein Phelps aan te treffen. Zij bestelden wat te drinken en gingen daarmee, zooals gewoonlijk, naar het ta feltje achter in den hoek van liet lokaal. Schud en kijk opnieuw! Mejuffrouw Jane Frenshamver neemt, dat een vriend van haar gast heer een Brillon-Meyer gehad heeft, die van hem gestolen werd.... Jane ging naar het door de Fairlies ge geven cTuer, in de eerste plaats omdat zij daar niet goed onderuit kon en in de twee de plaats omdat je bij de Fairlies nooit kon weten of je je er dood zou vervelen, of dat ie er een reuze genoeglijken avond zou heb ben. De kansen stonden gelyk. Zij werd naar de tafel geleid door een jongeman, dien zij nog nooit gezien had. Hy beweerde een kennis te zijn van Christopher Vayle. voor wien hii een aan vergoding grenzende be wondering scheen te koesteren. Dit laatste was overigens het eenige, dat Jane min of meer met haar cavalier verzoende voo" zoover zü zich iets aan hem liet gelegen liggen. Maar het was een uitgebreid,-lang diner en zij moest tenslotie toch tegen iemand spreken! Het was voor Jane niet moeilijk te raden wat hèt onderwerp van den avond zou zijn zij sprak over niets anders dan wagens, wagens en nog eens wagens. De jongeman bleek een super- sports Bianca met voorwiel-aandrijving te rijden „De gerieflykste, mooiste en snelste auto, waar ik ooit in gezeten heb", zei Jane, „is een Brillon-Meyer". De jongeman zette groote oogen op. „Wel eens gezien", zei hy, „maar in gezeten, nee. dat nog nooit. Daar kryg je in Engeland de kans niet voor. Ik geloof niet, dat er in bei land één te vinden is". „Ik ben er vanmiddag nog in één uit Sur rey teruggekomen", zei Jane. „Groote goedheid! Dat is toch niet waar wel? Nee, maar! Wie heeft er een?" „Een vriend van mij". „Ah! Een open wagen?" „Net zooals men wil. Elven aan een han deltje draaien en na een paar minuten is de open wagen omgetooverd in een coupé". „En werkelijk snel?" „Op een recht stuk hebben we 240 ge haald", antwoordde Jane niet zonder wel gevallen. „Groote goedheid! Dat is toch niet waar, wel? Nee, maar!Ken een knaap, die er één gehad heeft, maar heb z'n slee nooit gezien. De jong kwam uit Zuid-Amerika een Argentyn Geen ongeschikte knul toch. Garcia was z'n naam.. Hij zwoer gewoon bij dien wagen. Nou heeft hij een Rolls". ..Zoo? Waarom is hy van merk veran derd?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5