KRONIEK VAN BEN BAG
Hoe houdt zich de Fransche
vrouw in oorlogstijd
P. T. T. 25 jaar staatsbedrijf.
TEGEN DE WET
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURA ANT) VAN WOENSDAG 3 JANUARI 1940. No. 2.
In de fabriek en op het platteland
vervangen zij de mannen
Een mijnontploffing heeft in Huisduinen een groote ver
woesting aangericht. Vrijwel geen woning bleef gespaard.
Eenige der gehavende gebouwen.
Duitschland, Italië en het
communisme.
Hitler en Mussolini hebben nieuwjaars-
telegrammen gewisseld, waarin sprake is
van een vereenigd streven naar poli
tieke doeleinden. „Vereenigd". Voordat in
September het onweer van den oorlog we
derom losbarstte, gingen Duitschland en
Italië inderdaad hand in hand hun politie-
ken weg. Door een gewiekste samenwer
king wisten ze tal van politieke doeleinden
(Oostenrijk, Sudetenland en Memel voor
het Derde Rijk Albanië voor den fascis-
tischen staat) te bereiken. Op de heirbaan,
welke Hitier den eersten September in
sloeg, verkoos Mussolini echter niet te mar-
cheeren. Graaf Ciano, zijn schoonzoon, heeft
het onlangs onomwonden gezegd: er deed
zich „een verschil in waardeering" van den
politieken toestand voor. Het risico van den
oorlog, dat de Fiihrer aanvaardde, woog
den Duce te zwaar.
Wij hebben op deze plaats reeds een paar
maal uiteengezet, dat het „verschil in
waardeering", waarvan Ciano sprak, echter
nog geenszins beteekende, dat de spil Ro
meBerlijn gebroken was en Italië dus
over stag gegaan. Mussolini hield den pas
in, liet Hitier alleen verder gaan, meer
niet. Tot op den dag van vandaag, bleef de
situatie aldus. Nog steeds volhardt de Duce
in zijn wachtende houding.
Maar die nieuwjaarstelegrammen dan?
Daaraan kan 'men niet meer beteekenis
hechten dan aan een formaliteit, of een
regel van een politiek spel. Immers, indien
de Fiihrer en de Duce zouden hebben na
gelaten, om telegrammen te wisselen, zou
den er in het buitenland weer conclusies
getrokken worden. In den geest van: zie
je, het is wel degelijk mis tusschen Duitsch
land en Italië. En op zulk een conclusie
kan Mussolini allerminst gebrand zijn.
Want, indien hij te eeniger tijd er toch toe
over zou moeten gaan, de zijde van Frank
rijk en Engeland te kiezen, dan zal hij
daarvoor een flinken prijs willen bedin-
Mussolini hoopt zeer waarschijnlijk, dat
de omstandigheden hem daartoe nooit zul
len dwingen. Want dit Hjdt geen twijfel: de
„uiterste noodzaak" moet dan aanwezig
zjjn, d.w.z. het onmiddellijke gevaar van
een communistischen vloedgolf over Europa.
Het besef van dit gevaar wordt nog steeds
levendiger in Italië. „Het roode leger komt
tot aan de Karpathen, doch het Italiaan-
sche leger zal niet toestaan dat het zal
probeeren Zuidelijker door te dringen," zoo
schreef dezer dagen het Italiaansche tijd
schrift voor de buitenlandsche politiek „Re-
lazioni internazionali", en het blad zet
dan verder uiteen dat Italië een duidelijke
politiek zal voeren in dit opzicht. Italië is
altijd trouw gebleven aan de gevolgde anti-
bolsjewistische politiek en heeft nooit ge
aarzeld in te grijpen wanneer het commu
nistische gevaar zich dreigde voor te doen.
„Rusland is thans bezig aan een lange en
duistere militaire actie in Finland, doch de
bolsjewistische propaganda in het Zuidoos
ten van Europa doet voorzien dat toekom
stige plannen van Moskou zich bezig hou
den met de Donaulanden en de Balkanlan-
den. Het is duidelijk dat Ita
lië zich niet afzijdig kan
houden in een dergelijk
geval, want de drie Middellandsche Zee
schiereilanden, het Italiaansche, het Spaan-
sche en dat wat gevormd wordt door de
Donau en Balkanwereld zijn verbonden
door een gemeenschap van lot en cultuur,
die afkomstig Is van hun zee. Wanneer het
bolsjewisme zich zou doen gelden op een
van deze schiereilanden, zouden zij alle drie
bedreigd worden. Daarom heeft de Groote
Fascistische raad op 7 December verklaard
dat alles wat in de Donaulanden en op den
Balkan gebeurt Italië aangaat, gegeven de
gemeenschappelijke territoriale en martie-
me grenzen die zijn uitgebreid na de ver-
eeniging van Albanië met Italië. Italië
wenscht orde en vrede in rechtvaardigheid,
als voorwaarde voor een nieuw Europa".
Tot zoover het Italiaansche tijdschrift. Is
het een wonder, dat. Mussolini zoo graag
den vrede wil? Men ziet in Rome aanko
men, waar het heengaat met Europa, als
de oorlog nog lang mocht duren.
Gemiddelde uitkeering 50 cent
per dag.
(Van onzen correspondent)
PARIJS, Dec.
De Fransche vrouw en de oorlogHet
is een actueel onderwerp, waarover tevens
maar weinig correspondenten, hier te Parijs
in gebreke zijn gebleven een loflied te zin
genWant of de journalist nu Johnny
Hawkins heet en uit Amerika komt, of dat
het Watson is uit Londen, of dat het mijn
Italiaanschen vriend Guiseppe betreft, van
de Gazetta uit Milano, hierin stemmen
toch allen overeen, dat ze vrijwel gewed
ijverd hebben bij hun pogen, om de Fran
sche vrouw de hulde te betuigen, die haar
zoo zeer toekomt. Deze activiteit was
spontaan, niet beroepshalve dus, omdat al
len oprecht in bewondering hebben gestaan
voor de kwaliteiten van de Frangaises in
deze moeilijke tijden.
En nu vraagt ge: welke zijn dan die kwa
liteiten?
ZAKELIJKHEID EN
CHARME
Charme en zakelijkheid verklaren het we
zen der Fransche vrouw voor een groot
deel. De Frangaise is inderdaad zakelijk,
doch haai- zakelijkheid is niet koud of be
rekenend, doch getuigt van werkelijkheids
zin, en derhalve een soort realisme; dit re
alisme wordt daarbij gedragen door een
spontane stuwkracht, terwijl haar charme
er voor zorgt, dat alles wat ze onderneemt,
gloed en warmte afstraalt.
Zakelijkheid en charme, welk een unieke
combinatie; en ;toch, liggen deze eigen
schappen niet ten grondslag aan het karak
ter der natie in zijn geheel? De Fransch-
man is zakelijk voorwaar, hij is realist, hij
is waarschijnlijk méér realist dan de verte
genwoordiger van welke andere natie ook'
hij ziet scherp en nuchter de werkelijkheid
der dingen, zonder overdrijving, zonder
dramatiek, doch tevens daarbij draagt hii
zijn realistische levensvisie naar buiten op
een wijze, die treft door gloed en tinteling,
door de charme
Aanschouw de Fransche kunst door de
eeuwen, in haar beste perioden, en ge krijgt
een zelfde beeld; aanschouw haar meester
werken van het tooneel en haar literatuur,
of anders de films der laatste jaren, overal
treft hetzelfde: realisme enchar-
m e. Waar deze waarden zoo ten grondslag
liggen aan het Fransche karakter, spreekt
het vanzelf, dat moeilijke tijden als deze ze
nog slechts kunnen accentueeren.
Met een kalme vastberadenheid is de
Poilu naar het front gegaan, met inner
lijk een walging van datgene wat hij
beschouwt als barbarisme, als zijnde strij
dig met redelijkheid, intelligentie, mensche-
lijkheid; niettemin: uiterlijk een beeld van
nuchtere zakelijkheid, omdat de werkelijk
heid nu eenmaal niet anders isla guer
re,, eh bien, c'est la guerre
En de Fransche vrouw bleef achter, bit
ter misschien en vol zorg, doch niet gela
ten en passief, maar bezield met den
spontanen wensch het hare te kunnen doen,
voor haar familie en voor haar vaderland.
GROOTE MOEILIJKHEDEN.
Groot, ontzaglijk groot, waren de moei
lijkheden die de mobilisatie meebracht; ge-
heele streken en steden werden geëvacu
eerd, gezinnen uit elkaar geslagen, en in
duizenden en duizenden familie's deed de
misère haar intrede; want mèt het vertrek
van den man, vertrok mede voor menig
huisgezin een relatieve welvaart. Wel-is-
waar geeft de Staat een kleine onder
steuning, doch Frankrijk is niet het kleine,
in zoo menig opzicht gezegende Nederland;
wat doet de Fransche soldaat inderdaad
met enkele centen per dag soldij, en wat
doet zjjn vrouw, zelfs al heeft ze drie kin- i
deren, met een gemiddelde van vijftig cents
per dag?
Toch wordt nergens geklaagd, doch men
accepteert de consequenties van hetgeen
onvermijdelijk was, onderwijl al het moge
lijke doende om het hoofd boven water te
houden of naar werk te zoeken. Behoort
men tot de beter gesitueerden, zoodat veel
zwarigheden vervallen, dan is het vrijwel
regel zich te melden bij een der vele vrou
welijke hulporganisaties, die zich langza
merhand op schier elk terrein hebben ont
wikkeld.
HET PLATTELAND EN DE
STAD.
Natuurlijk stelt zich het probleem op het
platteland anders dan in de steden. Nu ve
le boerendorpen half ontvolkt zijn, en vaak
alle paarden en wagens werden ge-
requireerd, dragen de vrouwen er de ver
antwoordelij heid voor den verderen gang
van zaken; ze besturen het huisgezin, be-
heeren het bedrijf, en doen al het moge
lijke om de dingen op gang te houden.
Er zijn gevallen bekend/ van dorpjes,
waar de militaire autoriteiten slechts één
paard achterlieten; dit eene paard nu is ge-
meenschapsbezit geworden en wordt om
beurten gebruikt.
Elders gaan de boerenvrouwen, soms ver
in den omtrek, een wagen leenen, met, in
dien ze de kans krijgen, een man erbij.
Maar is de arme kerel, die nog nooit zóó
in aanzien was, voor de rest van zijn leven
al besproken, dan klimt de boerinne zelf op
den bok, hanteert de ploeg, bemest het land
en regelt het bedrijf naar eigen inzichten;
de kinderen zijn goed voor de huishou
dingen zoo rolt het leven voort, zoo
goed en kwaad het gaat.
In de steden echter zijn uiteraard de toe
standen vaak veel moeilijker, want is hier
de man vertrokken, dan is de vrouw vrij
wel haar broodwinning kwijt; het beetje-
steun kan haar en haar kinderen niet in
leven houden, en dus herinneren velen zich
haar beroep van vóór het huwelijk, en pro
beeren
Het is echter de minderheid, die op deze
wijze slaagt; de groote meerderheid heeft
nooit beroepsarbeid verricht, en de be
voorrechten worden bovendien nog danig
belemmerd bij hun streven, door een on
noemelijk aantal vrouwen, die zich vrijwil
lig meldden, zonder financieel hiertoe ge
dwongen te zjjn, doch alleen met het doel
zich voor het land nuttig te maken. Er
heerscht derhalve, op dit terrein, nog eeni
ge verwarring, en aleer organisatorisch de
zaak beklonken is, kan nog geruime tijd
verstrijken.
Hoe Frankrijk het „nieuwe
Europa" wenscht.
De economische samenwerking
tusschen de Geallieerden kan
de kern worden". -
Havas meldt uit Parijs: „In Fransche
politieke kringen beschouwt men de tegen
woordige betrekkingen tusschen Frankrijk
en Engeland als een voorbeeld van die,
welke in vredestijd zouden moeten bestaan
tusschen de verschillende naties, die van 'n
Europeesche federatie deel zouden uitma
ken. Tegenover het stelsel van „levens
ruimte1,' waarin Duitschland een aantal va
zalstaten tracht onder te brengen, welker
economisch leven dan georganiseerd zou
worden overeenkomstig de behoeften van
Duitschland, stelt men in Franki'ijk het
systeem van vrijwillige samenwerking,
waarbij elk land zijn meest volledige onaf
hankelijkheid en individueel karakter wordt
gelaten. In dit verband worden de Britsch-
Zweedsche en Fransch-Belglsche handels-
accoorden, alsmede de onderhandelingen,
die op het oogenblik tusschen België en En
geland gevoerd worden, beschouwd als
de eerste teekenen van deze evolutie,
Waardeerende woorden
van minister Van Boeij-
en, op een bijeenkomst
te Amsterdam.
Evenals andere jaren werd gisteren op 2
Januari te Amsterdam een bijeenkomst van
P.T.T.-ambtenaren gehouden.
De bijeenkomst had ditmaal een zeer bij-
ronder karakter, doordat het feit werd her
dacht, dat 25 jaar geleden door toepassing
/an de bed^ijvenwet de P.T.T.-diensten de
/orm van staatsbedrijf kregen. Onder de tal
ks aanwezigen bevonden z'ch de minis
ter van binnenlandsche zaken, de heer H.
van Boeyen, met den secretaris-generaal,
-nr. dr. K. J. Frederiks, den minister van
iustitie, mr. P. S. Gerbrandy, als voorzit
ter van den radioraad, vele leden van dien
•aad, en verscheidene leden van den post-
raad.
De directeur-generaal van de P.T.T., dr.
ir. M. H. Damme, heeft een uitvoerige uit
zetting over verleden, heden en.- toekomst
an het bedrijf gegeven.
Hg zeide dat een uitgebreide viering van
et jubileum van P.T.T. in de huidige om
standigheden niet op haar plaats zou zijn,
doch dat het bestuur heeft willen volstaan
net een sobere herdenking.
Als belangrijke punten in de geschiedenis
van het P.T.T.-bedrijf noemde ir. Damme
o.a.: instelling van het postcheque en giro-
verkeer (1918); radiotelegraafverbinding
met Indië (1923); luchtverbinding met In-
dië (1924); eerste kruisgesprek met Indië
(1927); instelling van den postraad (1928);
radiotelefonische verbinding met Indië en
instelling van den postraad (1927): beeld-
telegrafie (1931); indienststelling van den
die Parijs en Londen niet alleen wenschelijk
achten, doch als de eenige oplossing be
schouwen van de problemen, die de Euro
peesche samenleving stelt.
De economische samenwerking tusschen
Frankrijk en Engeland kan, zoo zegt men,
de kern worden, rond welke zich verschil-
lende elementen zouden vormen, die, om
tot bloei te geraken, een constant ruilver
keer xxoodig hebben en waarvoor autarkie
het doodvonnis zou beteekenen."
verreschrijver (telex), dat o.m. gebruikt
wordt door het Algemeen Nedei'landsch
Persbureau bij de nieuwsvoorziening aan de
Neder!andsclie dagbladen, een nieuwsvoor
ziening, welke vele zoo niet alle, buiten
landsche bureaux tot voorbeeld kan strek
ken. Het telexnet van het A.N.P. werd in
1936 in dienst gesteld.
De minister van binnenlandsche zaken,
de heer H. van Boeyen, wenschte den di
recteur-generaal het beste voor 1940 toe,
hoontc voorts, dat de bestaande harmo
nie tusschen P.T.T. en binnenlandsche za
ken altijd gehandhaafd zal blijven. Dit is
het fundament voor den gemeenschappelij-
ken arbeid. Het doel van het P.T.T.-bedrijf
is het Nederlandsche publiek. Of het bedrijf
••"-Tin is geslaagd mag de directie en zelfs
ook de minister niet beoordeeien. Maar wel
heeft spr. kunnen vaststellen, dat in de af-
geloopen jaren het P.T.T.-personeel blijk ge
geven heeft zjjn taak te begrijpen. Met opge
wektheid en tr°uw heeft het zijn taak voor
de gemeenschap verricht. Daarvoor bracht
snr directeur-generaal en pex'sooneel dank
en hulde.
Hierna ovex'handigde de minister aan en
kele personen onderscheidingen uit.
Na de toespraak van den minister werd
de Nieuwjaarswensch uitgesproken door
Thomasvner (Louis Gimberg) en Pieternel
(mevr. Broedelet). Tot slot van den middag
werden enkele bedrijfsfilms vertoond.
Distributiekaarten voor
militairen die achterblijven van
verlof.
Blijkens een mededeeling van den mi
nister van economische zaken kunnen mi
litairen, die niet in eigen voeding voorzien,
zich, indien zij wegens ziekte en dergelijke
gevallen achterblijven van verlof na af
loop van iedere week, dat zulks voortduurt
nè het beëindigen van het tijdsbestek ge
durende hetwelk verlof is vex'leend wen
den tot den commandant van hun leger
onderdeel met het verzoek hun een verlof-
distributiekaart, geldig voor zeven dagen,
te doen toekomen. Tegen inlevering vaxx
deze kaart wordt op een distributiekantoor
rantsoenboekje 1 verstrekt, hetgeen bon
nen bevat ter verkrijging van in distributie
gebrachte goederen, in een hoeveelheid be-
noodigd voor één week.
Naar het Engelsch van
MARTIN PORLOCK.
29).
„O, ja. Volkomen! Telkens weer! Er die
nen krachtige maatregelen genomen te
worden! Jawel! Maar voor die genomen
kunnen worden, zullen er toch eerst twee
ellendige vragen beantwoord moeten wor
den, Campbell. Wèt voor maatregelen en
door wie? Soms hang je me de keel uit,
weet je!"
„Knollys!"
„Ik zeg, soms hang je me de keel uit!
Je spreekt als een ingezonden stuk! „Er
dienen krachtige maatregelen genomen te
worden!" Straks ga je nog zeggen, dat er
door een of ander „ingegrepen" dient te
worden! Man, je bent je aan het verdoovèn
met woorden. Wees in vredesnaam een ke
rel!"
„Knollys!"
„Ja, of je daar nu al mijn naam staat te
blèren maakt de zaak geen klap anders! Ik
zal alles wat ik gezegd heb, terugnemen en
je schriftelijk mijn excuses aanbieden, zoo
dat je mijn brief kunt laten inlijsten om in
de hal op te hangen, als je alleen maar op
één van mijn twee vragen antwoord geeft:
wat zijn de krachtige maatregelen, die er
genomen dienen te worden, en wie zal ze
nemen?"
„Deze eh verschrikkelijke misdaden
zijn bezig het prestige van de wettelijke
macht te ondermijnen", zei de minister
president.
„Och kom wat je zegt!" zei Knollys
smalend.
De minister-president deed net of hjj het
niet hoorde. „En daarom zou het alleszins
verantwoord zijn, indien we
„Hou op!" schreeuwde Knollys.
De minister-president deed van schrik een
sprong achteruit.
„Waarmee?"
„Met nog langer over krachtige maat
regelen te oreeren! Beperk je zelf en ver
tel me alleen maar waaruit ze zullen be
staan!"
De minister-president kreeg een hoog
roode kleur, wat hem allesbehalve flatteer
de.
„Werkelijk!" zei hij stijfjes. Als je je niet
kunt uitdrukken op een manier, die
meer
„Pardon!" zei Knollys. „Ga door!"
„Goed dan", zei de minister-president. „De
maat eh stappen, die ik in overwe
ging wilde geven, waren en dat behoort
tot jouw departement, Knollys, dat wij
een beroep moesten doen op de militaire
macht om de burgerlijke macht bij te staan
Tij bent even goed als ik van het feit op de
hoogte, dat Frensham graag zijn wachtpos
ten zou willen verdubbelen. Dit heeft hij
trouwens daix ook al op verschilleixde plaat
sen gedaan, maar door gebrek aan voldoen
de manschappen kan hij dat onmogelijk
over de heele linie doorvoeren. Wat zou
tenslotte eenvoudiger zijn, dan zijn pex-so-
neel door toevoeging van militairen te ver
dubbelen, of zelfs te verdr!edubbelen?"
De minister-president zweeg nu en keek
op zijn collega neexv Spenser Knollys lag
achterover in zijn stoel geleund; zijn pijp
was uitgegaan en zijn oogen waren geslo
ten. De minister-president, die zijn manne-
Ons leed is het spiegelbeeld van
onzen adeldom.
tje kende, wachtte geduldig.
Knollys opende zijn oogen. „Nee!" Hij
schudde het hoofd. „Nee, dat is niks gedaan.
Campbell. Mis, heelemaal mis. Het zou fa
taal zijn!"
„Zoozei de ministei'-presidenl ter
neergeslagen.
„Nee, daar zie ilc absoluut geen heil in",
zei Knollys. „Ik zal je zeggen waarom niet.
Om in je eigen terminologie te blijven
deze moorden zijn het prestige van de wet
telijke macht aan het ondermijnen. Je hebt
gelijk. Maar hoeveel meer nog zou het pi-es-
tige van de wettelijke macht ondermijnd
woi'den als je militairen liet oproepen om
de „bobbies" te helpen om zich zelf te be
schermen. Voel je waar ik heen wil?"
„Ja", zei de ministei'-president. „Ja, van
dat standpunt bezien er zit wel iets in wat
je daar zegt".
„Er zit veel meer in dan iets! Het is de
waarheid! Je kunt niet tegen Londen zeg
gen: Kijk 's, jullie hebt jarenlaxxg op gezag
van hoogerhand geloofd, dat de politie over
jullie waakt, maar dat is allemaal boeren
bedrog geweest. Het spijt mij, dat ik het
zeggen moet, maar de politie is zoo weinig
voor d:e taak berekend, dat ze niet eens be
hoorlijk over zich zelf kan waken Ik denk
dus, dat we een slordig duitje nxeer moeten
uitgeven om het leger te hulp te laten ko
men! Nee, Campbell, dat gaat niet!"
„Nee", zei de minister-president na een
korte stilte. „Misschien heb je gelijk. Maar
wat moeten we dan in 's hemels naam doen,
Knollvs? Wat voorstappen kunnen wij
doen?"
De minister van oorlog keek zijn premier
nu met wijd opengesperde oogen aan. Ex-
had een ongewoon en verkwikkend men-
schelijke noot. in de ministerieele stem ge
klonken.
„Goeie hemel!" zei Spenser Knollys in
zich zelf. „Ik geloof, dat het toch nog niet
heelemaal in hem dood is!" en toen hax'dop:
„Ik weet hel niet. waarachtig, is weet het
niet".
„Heb je je als eens ernstig met hel pro
bleem bezig gehouden?"
„Ik heb de laatste tien dagen aan haast
niets andei's gedacht. En ik zou zeggen: wie
niet, behalve dan stomme ledepoppen als
Langton en de ouwe Fotherguts".
„Toch heb je er op geen van de kabinets
zittingen een woord over gezegd."
„Als ik niets te zeggen heb, houd ik mijn
mond. Je behoorde, dat nu zoo zoetjes aan
te weten, Campbell".
„Ik begin te gelooven, dat dit een ont
zaglijk ernstige situatie is".
„Ach zoo, begin je dat!" bi-ieschte Knol
lys. „Bah!"
„Ik bedoel een situatie, die een zeer groot
en wezenlijk gevaar voor de heele natie
dreigt te worden", zei de minister-president
ijskoud.
Waarop Spenser Knollys in denzelfden
toonaard voortborduurde: „En een situatie,
die gestx'engelijk en onverwijld aangepakt
dient te wox'den door al de betrokken auto
riteiten, die in nauwe onderlinge samenwer
king dienen in te grijpen met krachtige
maatregelen, die willen zij het zoo zeer
gewensclxte effect sorteeren de aller
nauwste samenwerking vergen van de heele
natie, die dientengevolge in al haar gele
dingen de handen ineeix dient te slaan, etc....
etcBè, bè, bè, zwart schaap dat je
bent!"
De minister-president was te zeer van
kommernis vervuld om aan deze inbreuken
op de wetten der maatschappelijke om
gangsvormen verder aandacht te wijden.
„Waar is het einde er van? In zes weken
tijd hebben we hier vijf dooden. Zit er ach
ter al deze misdaden een anarchistische of
een maniakale macht? Hoe kunnen wij het
een halt toex-oepen?Hemel nog toe,
Knollys, deze geschiedenis kan afge
scheiden van haar nationale beteekenis
ons kapot maken!"
„Het zal ons kapot maken en gauw
ook! Nog een paar klabakken om zeep en
wij kunnen onze biezen wel pakken. Je
bent er gisteren niet bij geweest toen de
vragen gesteld werden. Je had eens moe
ten hooren, hoe ze collega Langton van bin
nenlandsche zaken te pakken namen!"
Er viel een lange stilte Nogmaals keek
de minister-president met mets-zeggende
oogen neer op den tuin, die op dit oogen
blik ïxog van hem was, terwijl zijn ministex'
van oorlog, die in den grooten stoel meer
lag dan zat, vette rookkringen uitpufte en
geïnteresseerd gadesloeg, hoe zij tegen het
plafond uiteendreven.
Knollys was de eerste, die het stilzwij
gen verbrak.
„Heb je nog bezoek van Frensham ge
had?"
„Die komt morgenmiddag hier, met
LangtonMisschienDenk je soms.
dat het aan hem l'gt?" z
„Nee!" zei Knollys". Als je een beteren
man dan Hector Frensham voor dat on-
dankbai'e hondenbaantje vinden kunt, dan
ben ik een boon. Sterker nog. je zou zelfs
niemand kunnen vinden, die ook maar half
zoo geknipt er voor is!"
(Wordt vervolgd).
S"