KRONIEK VAN BEN BAG Hoe houdt zich de Fransche vrouw in oorlogstijd P. T. T. 25 jaar staatsbedrijf. TEGEN DE WET TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURA ANT) VAN WOENSDAG 3 JANUARI 1940. No. 2. In de fabriek en op het platteland vervangen zij de mannen Een mijnontploffing heeft in Huisduinen een groote ver woesting aangericht. Vrijwel geen woning bleef gespaard. Eenige der gehavende gebouwen. Duitschland, Italië en het communisme. Hitler en Mussolini hebben nieuwjaars- telegrammen gewisseld, waarin sprake is van een vereenigd streven naar poli tieke doeleinden. „Vereenigd". Voordat in September het onweer van den oorlog we derom losbarstte, gingen Duitschland en Italië inderdaad hand in hand hun politie- ken weg. Door een gewiekste samenwer king wisten ze tal van politieke doeleinden (Oostenrijk, Sudetenland en Memel voor het Derde Rijk Albanië voor den fascis- tischen staat) te bereiken. Op de heirbaan, welke Hitier den eersten September in sloeg, verkoos Mussolini echter niet te mar- cheeren. Graaf Ciano, zijn schoonzoon, heeft het onlangs onomwonden gezegd: er deed zich „een verschil in waardeering" van den politieken toestand voor. Het risico van den oorlog, dat de Fiihrer aanvaardde, woog den Duce te zwaar. Wij hebben op deze plaats reeds een paar maal uiteengezet, dat het „verschil in waardeering", waarvan Ciano sprak, echter nog geenszins beteekende, dat de spil Ro meBerlijn gebroken was en Italië dus over stag gegaan. Mussolini hield den pas in, liet Hitier alleen verder gaan, meer niet. Tot op den dag van vandaag, bleef de situatie aldus. Nog steeds volhardt de Duce in zijn wachtende houding. Maar die nieuwjaarstelegrammen dan? Daaraan kan 'men niet meer beteekenis hechten dan aan een formaliteit, of een regel van een politiek spel. Immers, indien de Fiihrer en de Duce zouden hebben na gelaten, om telegrammen te wisselen, zou den er in het buitenland weer conclusies getrokken worden. In den geest van: zie je, het is wel degelijk mis tusschen Duitsch land en Italië. En op zulk een conclusie kan Mussolini allerminst gebrand zijn. Want, indien hij te eeniger tijd er toch toe over zou moeten gaan, de zijde van Frank rijk en Engeland te kiezen, dan zal hij daarvoor een flinken prijs willen bedin- Mussolini hoopt zeer waarschijnlijk, dat de omstandigheden hem daartoe nooit zul len dwingen. Want dit Hjdt geen twijfel: de „uiterste noodzaak" moet dan aanwezig zjjn, d.w.z. het onmiddellijke gevaar van een communistischen vloedgolf over Europa. Het besef van dit gevaar wordt nog steeds levendiger in Italië. „Het roode leger komt tot aan de Karpathen, doch het Italiaan- sche leger zal niet toestaan dat het zal probeeren Zuidelijker door te dringen," zoo schreef dezer dagen het Italiaansche tijd schrift voor de buitenlandsche politiek „Re- lazioni internazionali", en het blad zet dan verder uiteen dat Italië een duidelijke politiek zal voeren in dit opzicht. Italië is altijd trouw gebleven aan de gevolgde anti- bolsjewistische politiek en heeft nooit ge aarzeld in te grijpen wanneer het commu nistische gevaar zich dreigde voor te doen. „Rusland is thans bezig aan een lange en duistere militaire actie in Finland, doch de bolsjewistische propaganda in het Zuidoos ten van Europa doet voorzien dat toekom stige plannen van Moskou zich bezig hou den met de Donaulanden en de Balkanlan- den. Het is duidelijk dat Ita lië zich niet afzijdig kan houden in een dergelijk geval, want de drie Middellandsche Zee schiereilanden, het Italiaansche, het Spaan- sche en dat wat gevormd wordt door de Donau en Balkanwereld zijn verbonden door een gemeenschap van lot en cultuur, die afkomstig Is van hun zee. Wanneer het bolsjewisme zich zou doen gelden op een van deze schiereilanden, zouden zij alle drie bedreigd worden. Daarom heeft de Groote Fascistische raad op 7 December verklaard dat alles wat in de Donaulanden en op den Balkan gebeurt Italië aangaat, gegeven de gemeenschappelijke territoriale en martie- me grenzen die zijn uitgebreid na de ver- eeniging van Albanië met Italië. Italië wenscht orde en vrede in rechtvaardigheid, als voorwaarde voor een nieuw Europa". Tot zoover het Italiaansche tijdschrift. Is het een wonder, dat. Mussolini zoo graag den vrede wil? Men ziet in Rome aanko men, waar het heengaat met Europa, als de oorlog nog lang mocht duren. Gemiddelde uitkeering 50 cent per dag. (Van onzen correspondent) PARIJS, Dec. De Fransche vrouw en de oorlogHet is een actueel onderwerp, waarover tevens maar weinig correspondenten, hier te Parijs in gebreke zijn gebleven een loflied te zin genWant of de journalist nu Johnny Hawkins heet en uit Amerika komt, of dat het Watson is uit Londen, of dat het mijn Italiaanschen vriend Guiseppe betreft, van de Gazetta uit Milano, hierin stemmen toch allen overeen, dat ze vrijwel gewed ijverd hebben bij hun pogen, om de Fran sche vrouw de hulde te betuigen, die haar zoo zeer toekomt. Deze activiteit was spontaan, niet beroepshalve dus, omdat al len oprecht in bewondering hebben gestaan voor de kwaliteiten van de Frangaises in deze moeilijke tijden. En nu vraagt ge: welke zijn dan die kwa liteiten? ZAKELIJKHEID EN CHARME Charme en zakelijkheid verklaren het we zen der Fransche vrouw voor een groot deel. De Frangaise is inderdaad zakelijk, doch haai- zakelijkheid is niet koud of be rekenend, doch getuigt van werkelijkheids zin, en derhalve een soort realisme; dit re alisme wordt daarbij gedragen door een spontane stuwkracht, terwijl haar charme er voor zorgt, dat alles wat ze onderneemt, gloed en warmte afstraalt. Zakelijkheid en charme, welk een unieke combinatie; en ;toch, liggen deze eigen schappen niet ten grondslag aan het karak ter der natie in zijn geheel? De Fransch- man is zakelijk voorwaar, hij is realist, hij is waarschijnlijk méér realist dan de verte genwoordiger van welke andere natie ook' hij ziet scherp en nuchter de werkelijkheid der dingen, zonder overdrijving, zonder dramatiek, doch tevens daarbij draagt hii zijn realistische levensvisie naar buiten op een wijze, die treft door gloed en tinteling, door de charme Aanschouw de Fransche kunst door de eeuwen, in haar beste perioden, en ge krijgt een zelfde beeld; aanschouw haar meester werken van het tooneel en haar literatuur, of anders de films der laatste jaren, overal treft hetzelfde: realisme enchar- m e. Waar deze waarden zoo ten grondslag liggen aan het Fransche karakter, spreekt het vanzelf, dat moeilijke tijden als deze ze nog slechts kunnen accentueeren. Met een kalme vastberadenheid is de Poilu naar het front gegaan, met inner lijk een walging van datgene wat hij beschouwt als barbarisme, als zijnde strij dig met redelijkheid, intelligentie, mensche- lijkheid; niettemin: uiterlijk een beeld van nuchtere zakelijkheid, omdat de werkelijk heid nu eenmaal niet anders isla guer re,, eh bien, c'est la guerre En de Fransche vrouw bleef achter, bit ter misschien en vol zorg, doch niet gela ten en passief, maar bezield met den spontanen wensch het hare te kunnen doen, voor haar familie en voor haar vaderland. GROOTE MOEILIJKHEDEN. Groot, ontzaglijk groot, waren de moei lijkheden die de mobilisatie meebracht; ge- heele streken en steden werden geëvacu eerd, gezinnen uit elkaar geslagen, en in duizenden en duizenden familie's deed de misère haar intrede; want mèt het vertrek van den man, vertrok mede voor menig huisgezin een relatieve welvaart. Wel-is- waar geeft de Staat een kleine onder steuning, doch Frankrijk is niet het kleine, in zoo menig opzicht gezegende Nederland; wat doet de Fransche soldaat inderdaad met enkele centen per dag soldij, en wat doet zjjn vrouw, zelfs al heeft ze drie kin- i deren, met een gemiddelde van vijftig cents per dag? Toch wordt nergens geklaagd, doch men accepteert de consequenties van hetgeen onvermijdelijk was, onderwijl al het moge lijke doende om het hoofd boven water te houden of naar werk te zoeken. Behoort men tot de beter gesitueerden, zoodat veel zwarigheden vervallen, dan is het vrijwel regel zich te melden bij een der vele vrou welijke hulporganisaties, die zich langza merhand op schier elk terrein hebben ont wikkeld. HET PLATTELAND EN DE STAD. Natuurlijk stelt zich het probleem op het platteland anders dan in de steden. Nu ve le boerendorpen half ontvolkt zijn, en vaak alle paarden en wagens werden ge- requireerd, dragen de vrouwen er de ver antwoordelij heid voor den verderen gang van zaken; ze besturen het huisgezin, be- heeren het bedrijf, en doen al het moge lijke om de dingen op gang te houden. Er zijn gevallen bekend/ van dorpjes, waar de militaire autoriteiten slechts één paard achterlieten; dit eene paard nu is ge- meenschapsbezit geworden en wordt om beurten gebruikt. Elders gaan de boerenvrouwen, soms ver in den omtrek, een wagen leenen, met, in dien ze de kans krijgen, een man erbij. Maar is de arme kerel, die nog nooit zóó in aanzien was, voor de rest van zijn leven al besproken, dan klimt de boerinne zelf op den bok, hanteert de ploeg, bemest het land en regelt het bedrijf naar eigen inzichten; de kinderen zijn goed voor de huishou dingen zoo rolt het leven voort, zoo goed en kwaad het gaat. In de steden echter zijn uiteraard de toe standen vaak veel moeilijker, want is hier de man vertrokken, dan is de vrouw vrij wel haar broodwinning kwijt; het beetje- steun kan haar en haar kinderen niet in leven houden, en dus herinneren velen zich haar beroep van vóór het huwelijk, en pro beeren Het is echter de minderheid, die op deze wijze slaagt; de groote meerderheid heeft nooit beroepsarbeid verricht, en de be voorrechten worden bovendien nog danig belemmerd bij hun streven, door een on noemelijk aantal vrouwen, die zich vrijwil lig meldden, zonder financieel hiertoe ge dwongen te zjjn, doch alleen met het doel zich voor het land nuttig te maken. Er heerscht derhalve, op dit terrein, nog eeni ge verwarring, en aleer organisatorisch de zaak beklonken is, kan nog geruime tijd verstrijken. Hoe Frankrijk het „nieuwe Europa" wenscht. De economische samenwerking tusschen de Geallieerden kan de kern worden". - Havas meldt uit Parijs: „In Fransche politieke kringen beschouwt men de tegen woordige betrekkingen tusschen Frankrijk en Engeland als een voorbeeld van die, welke in vredestijd zouden moeten bestaan tusschen de verschillende naties, die van 'n Europeesche federatie deel zouden uitma ken. Tegenover het stelsel van „levens ruimte1,' waarin Duitschland een aantal va zalstaten tracht onder te brengen, welker economisch leven dan georganiseerd zou worden overeenkomstig de behoeften van Duitschland, stelt men in Franki'ijk het systeem van vrijwillige samenwerking, waarbij elk land zijn meest volledige onaf hankelijkheid en individueel karakter wordt gelaten. In dit verband worden de Britsch- Zweedsche en Fransch-Belglsche handels- accoorden, alsmede de onderhandelingen, die op het oogenblik tusschen België en En geland gevoerd worden, beschouwd als de eerste teekenen van deze evolutie, Waardeerende woorden van minister Van Boeij- en, op een bijeenkomst te Amsterdam. Evenals andere jaren werd gisteren op 2 Januari te Amsterdam een bijeenkomst van P.T.T.-ambtenaren gehouden. De bijeenkomst had ditmaal een zeer bij- ronder karakter, doordat het feit werd her dacht, dat 25 jaar geleden door toepassing /an de bed^ijvenwet de P.T.T.-diensten de /orm van staatsbedrijf kregen. Onder de tal ks aanwezigen bevonden z'ch de minis ter van binnenlandsche zaken, de heer H. van Boeyen, met den secretaris-generaal, -nr. dr. K. J. Frederiks, den minister van iustitie, mr. P. S. Gerbrandy, als voorzit ter van den radioraad, vele leden van dien •aad, en verscheidene leden van den post- raad. De directeur-generaal van de P.T.T., dr. ir. M. H. Damme, heeft een uitvoerige uit zetting over verleden, heden en.- toekomst an het bedrijf gegeven. Hg zeide dat een uitgebreide viering van et jubileum van P.T.T. in de huidige om standigheden niet op haar plaats zou zijn, doch dat het bestuur heeft willen volstaan net een sobere herdenking. Als belangrijke punten in de geschiedenis van het P.T.T.-bedrijf noemde ir. Damme o.a.: instelling van het postcheque en giro- verkeer (1918); radiotelegraafverbinding met Indië (1923); luchtverbinding met In- dië (1924); eerste kruisgesprek met Indië (1927); instelling van den postraad (1928); radiotelefonische verbinding met Indië en instelling van den postraad (1927): beeld- telegrafie (1931); indienststelling van den die Parijs en Londen niet alleen wenschelijk achten, doch als de eenige oplossing be schouwen van de problemen, die de Euro peesche samenleving stelt. De economische samenwerking tusschen Frankrijk en Engeland kan, zoo zegt men, de kern worden, rond welke zich verschil- lende elementen zouden vormen, die, om tot bloei te geraken, een constant ruilver keer xxoodig hebben en waarvoor autarkie het doodvonnis zou beteekenen." verreschrijver (telex), dat o.m. gebruikt wordt door het Algemeen Nedei'landsch Persbureau bij de nieuwsvoorziening aan de Neder!andsclie dagbladen, een nieuwsvoor ziening, welke vele zoo niet alle, buiten landsche bureaux tot voorbeeld kan strek ken. Het telexnet van het A.N.P. werd in 1936 in dienst gesteld. De minister van binnenlandsche zaken, de heer H. van Boeyen, wenschte den di recteur-generaal het beste voor 1940 toe, hoontc voorts, dat de bestaande harmo nie tusschen P.T.T. en binnenlandsche za ken altijd gehandhaafd zal blijven. Dit is het fundament voor den gemeenschappelij- ken arbeid. Het doel van het P.T.T.-bedrijf is het Nederlandsche publiek. Of het bedrijf ••"-Tin is geslaagd mag de directie en zelfs ook de minister niet beoordeeien. Maar wel heeft spr. kunnen vaststellen, dat in de af- geloopen jaren het P.T.T.-personeel blijk ge geven heeft zjjn taak te begrijpen. Met opge wektheid en tr°uw heeft het zijn taak voor de gemeenschap verricht. Daarvoor bracht snr directeur-generaal en pex'sooneel dank en hulde. Hierna ovex'handigde de minister aan en kele personen onderscheidingen uit. Na de toespraak van den minister werd de Nieuwjaarswensch uitgesproken door Thomasvner (Louis Gimberg) en Pieternel (mevr. Broedelet). Tot slot van den middag werden enkele bedrijfsfilms vertoond. Distributiekaarten voor militairen die achterblijven van verlof. Blijkens een mededeeling van den mi nister van economische zaken kunnen mi litairen, die niet in eigen voeding voorzien, zich, indien zij wegens ziekte en dergelijke gevallen achterblijven van verlof na af loop van iedere week, dat zulks voortduurt nè het beëindigen van het tijdsbestek ge durende hetwelk verlof is vex'leend wen den tot den commandant van hun leger onderdeel met het verzoek hun een verlof- distributiekaart, geldig voor zeven dagen, te doen toekomen. Tegen inlevering vaxx deze kaart wordt op een distributiekantoor rantsoenboekje 1 verstrekt, hetgeen bon nen bevat ter verkrijging van in distributie gebrachte goederen, in een hoeveelheid be- noodigd voor één week. Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 29). „O, ja. Volkomen! Telkens weer! Er die nen krachtige maatregelen genomen te worden! Jawel! Maar voor die genomen kunnen worden, zullen er toch eerst twee ellendige vragen beantwoord moeten wor den, Campbell. Wèt voor maatregelen en door wie? Soms hang je me de keel uit, weet je!" „Knollys!" „Ik zeg, soms hang je me de keel uit! Je spreekt als een ingezonden stuk! „Er dienen krachtige maatregelen genomen te worden!" Straks ga je nog zeggen, dat er door een of ander „ingegrepen" dient te worden! Man, je bent je aan het verdoovèn met woorden. Wees in vredesnaam een ke rel!" „Knollys!" „Ja, of je daar nu al mijn naam staat te blèren maakt de zaak geen klap anders! Ik zal alles wat ik gezegd heb, terugnemen en je schriftelijk mijn excuses aanbieden, zoo dat je mijn brief kunt laten inlijsten om in de hal op te hangen, als je alleen maar op één van mijn twee vragen antwoord geeft: wat zijn de krachtige maatregelen, die er genomen dienen te worden, en wie zal ze nemen?" „Deze eh verschrikkelijke misdaden zijn bezig het prestige van de wettelijke macht te ondermijnen", zei de minister president. „Och kom wat je zegt!" zei Knollys smalend. De minister-president deed net of hjj het niet hoorde. „En daarom zou het alleszins verantwoord zijn, indien we „Hou op!" schreeuwde Knollys. De minister-president deed van schrik een sprong achteruit. „Waarmee?" „Met nog langer over krachtige maat regelen te oreeren! Beperk je zelf en ver tel me alleen maar waaruit ze zullen be staan!" De minister-president kreeg een hoog roode kleur, wat hem allesbehalve flatteer de. „Werkelijk!" zei hij stijfjes. Als je je niet kunt uitdrukken op een manier, die meer „Pardon!" zei Knollys. „Ga door!" „Goed dan", zei de minister-president. „De maat eh stappen, die ik in overwe ging wilde geven, waren en dat behoort tot jouw departement, Knollys, dat wij een beroep moesten doen op de militaire macht om de burgerlijke macht bij te staan Tij bent even goed als ik van het feit op de hoogte, dat Frensham graag zijn wachtpos ten zou willen verdubbelen. Dit heeft hij trouwens daix ook al op verschilleixde plaat sen gedaan, maar door gebrek aan voldoen de manschappen kan hij dat onmogelijk over de heele linie doorvoeren. Wat zou tenslotte eenvoudiger zijn, dan zijn pex-so- neel door toevoeging van militairen te ver dubbelen, of zelfs te verdr!edubbelen?" De minister-president zweeg nu en keek op zijn collega neexv Spenser Knollys lag achterover in zijn stoel geleund; zijn pijp was uitgegaan en zijn oogen waren geslo ten. De minister-president, die zijn manne- Ons leed is het spiegelbeeld van onzen adeldom. tje kende, wachtte geduldig. Knollys opende zijn oogen. „Nee!" Hij schudde het hoofd. „Nee, dat is niks gedaan. Campbell. Mis, heelemaal mis. Het zou fa taal zijn!" „Zoozei de ministei'-presidenl ter neergeslagen. „Nee, daar zie ilc absoluut geen heil in", zei Knollys. „Ik zal je zeggen waarom niet. Om in je eigen terminologie te blijven deze moorden zijn het prestige van de wet telijke macht aan het ondermijnen. Je hebt gelijk. Maar hoeveel meer nog zou het pi-es- tige van de wettelijke macht ondermijnd woi'den als je militairen liet oproepen om de „bobbies" te helpen om zich zelf te be schermen. Voel je waar ik heen wil?" „Ja", zei de ministei'-president. „Ja, van dat standpunt bezien er zit wel iets in wat je daar zegt". „Er zit veel meer in dan iets! Het is de waarheid! Je kunt niet tegen Londen zeg gen: Kijk 's, jullie hebt jarenlaxxg op gezag van hoogerhand geloofd, dat de politie over jullie waakt, maar dat is allemaal boeren bedrog geweest. Het spijt mij, dat ik het zeggen moet, maar de politie is zoo weinig voor d:e taak berekend, dat ze niet eens be hoorlijk over zich zelf kan waken Ik denk dus, dat we een slordig duitje nxeer moeten uitgeven om het leger te hulp te laten ko men! Nee, Campbell, dat gaat niet!" „Nee", zei de minister-president na een korte stilte. „Misschien heb je gelijk. Maar wat moeten we dan in 's hemels naam doen, Knollvs? Wat voorstappen kunnen wij doen?" De minister van oorlog keek zijn premier nu met wijd opengesperde oogen aan. Ex- had een ongewoon en verkwikkend men- schelijke noot. in de ministerieele stem ge klonken. „Goeie hemel!" zei Spenser Knollys in zich zelf. „Ik geloof, dat het toch nog niet heelemaal in hem dood is!" en toen hax'dop: „Ik weet hel niet. waarachtig, is weet het niet". „Heb je je als eens ernstig met hel pro bleem bezig gehouden?" „Ik heb de laatste tien dagen aan haast niets andei's gedacht. En ik zou zeggen: wie niet, behalve dan stomme ledepoppen als Langton en de ouwe Fotherguts". „Toch heb je er op geen van de kabinets zittingen een woord over gezegd." „Als ik niets te zeggen heb, houd ik mijn mond. Je behoorde, dat nu zoo zoetjes aan te weten, Campbell". „Ik begin te gelooven, dat dit een ont zaglijk ernstige situatie is". „Ach zoo, begin je dat!" bi-ieschte Knol lys. „Bah!" „Ik bedoel een situatie, die een zeer groot en wezenlijk gevaar voor de heele natie dreigt te worden", zei de minister-president ijskoud. Waarop Spenser Knollys in denzelfden toonaard voortborduurde: „En een situatie, die gestx'engelijk en onverwijld aangepakt dient te wox'den door al de betrokken auto riteiten, die in nauwe onderlinge samenwer king dienen in te grijpen met krachtige maatregelen, die willen zij het zoo zeer gewensclxte effect sorteeren de aller nauwste samenwerking vergen van de heele natie, die dientengevolge in al haar gele dingen de handen ineeix dient te slaan, etc.... etcBè, bè, bè, zwart schaap dat je bent!" De minister-president was te zeer van kommernis vervuld om aan deze inbreuken op de wetten der maatschappelijke om gangsvormen verder aandacht te wijden. „Waar is het einde er van? In zes weken tijd hebben we hier vijf dooden. Zit er ach ter al deze misdaden een anarchistische of een maniakale macht? Hoe kunnen wij het een halt toex-oepen?Hemel nog toe, Knollys, deze geschiedenis kan afge scheiden van haar nationale beteekenis ons kapot maken!" „Het zal ons kapot maken en gauw ook! Nog een paar klabakken om zeep en wij kunnen onze biezen wel pakken. Je bent er gisteren niet bij geweest toen de vragen gesteld werden. Je had eens moe ten hooren, hoe ze collega Langton van bin nenlandsche zaken te pakken namen!" Er viel een lange stilte Nogmaals keek de minister-president met mets-zeggende oogen neer op den tuin, die op dit oogen blik ïxog van hem was, terwijl zijn ministex' van oorlog, die in den grooten stoel meer lag dan zat, vette rookkringen uitpufte en geïnteresseerd gadesloeg, hoe zij tegen het plafond uiteendreven. Knollys was de eerste, die het stilzwij gen verbrak. „Heb je nog bezoek van Frensham ge had?" „Die komt morgenmiddag hier, met LangtonMisschienDenk je soms. dat het aan hem l'gt?" z „Nee!" zei Knollys". Als je een beteren man dan Hector Frensham voor dat on- dankbai'e hondenbaantje vinden kunt, dan ben ik een boon. Sterker nog. je zou zelfs niemand kunnen vinden, die ook maar half zoo geknipt er voor is!" (Wordt vervolgd). S"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1940 | | pagina 5