Uit het leven van een groten Componist Nieuwe honden op de St. Bernhard? LEGPUZZLE EEN ZEESLAG IN VROEGER EEUWEN INVULRAADSEL DENKSPORT Om zelf te maken Een kleine jongen schreef muziek bij het licht van de maan. Toen Johan Sebastiaan Bach in het jaar 1685 geboren werd, was de vreselijke oor log, die dertig jaar lang geduurd had, juist 37 jaar voorbij en langzamerhand werden de dorpen, die vernield waren, weer opge bouwd en kwam het volk over de grootste ellende heen. In Thüringen, Eisenach, Arnstadtt, over al hadden altijd leden van de familie Bach gewoond en rondgezworven. Stadsmuzi kanten, zangers en musici aan het hof wa ren ze geweest. Altijd hadden ze hun leven aan de muziek gewijd en als er soms wel eens een bij was, die een ander beroep uit oefende, dan gaf hij zich in zijn vrije tijd toch helemaal aan de muziek, want de mu ziek was voor de familie Bach het aller hoogste en het allermooiste. Een van de voorouders van Johann Sebastiaan was mo lenaar, maar hij voelde zich pas gelukkig als hij zijn cither kon opnemen en erop kon spelen. Overal nam hij de cither met zich mee. Hij trok ermee door stad en land, maakte heel verre reizen, tot diep in Hon garije en keerde later weer terug naar Duitsland. Zelfs in de molen en onder zijn werk nam hij de cither mee en als de mo len aan de gang was gebracht, speelde hij intussen een liedje op de cither. Hans de speelman. De zoon van dezen molenaar heette Hans en Hans moest 'bakker worden. Maar hij hield zoveel van de muziek, dat hij zijn va der smeekte om er toch in door te mogen gaan en na lang overleg besloot zijn vader toen om hem bij een oom, die stadfluitist was in Gotha, in de leer te doen. Toen Hans voldoende geleerd had, trok hij als speel man door heel Thüringen heen van stad naar stad en van dorp naar dorp. Waar hij niaar kwam, speelde hij en alle mensen hielden van Hans den speelman. Hij speelde als er kinderen gedoopt moesten worden en als er bruiloft gevierd werd. Wat er maar gebeurde, altijd was hij erbij. Van dezen Hans den speelman stamt de grote Johann Sebastiaan af. Toen Jo hann 9 jaar oud was, verloor hij zijn moe der en een jaar later zijn vader. Daar stond nu de kleine jongen alleen op de wereld. Maar gelukkig was hij niet helemaal al leen. In Ohrdmf wnnmlo pen hroer van Overal speelde Hans de Speelman. hem, die organist in het kleine stadje was. Deze broer, Christoph, nam hem bij zich In huis en leerde den jongen piano en orgel spelen. Daar ook schreef Johann het eerst zelf muziek. Hij was toen pas 12 jaar oud. Toch moet je niet denken, dat Johan zich niet met andere jongens van zijn leeftijd bemoeide. Hij speelde met hen mee en was vaak het meest ondeugend van allemaal. Hij was helemaal niet bang en zei altijd eerlijk, wat hij meende. Maar dan ineens weer trok hij zich op zijn kamertje terug en componeerde nieuwe muziek. Soms zat hij zolang achter zijn notenboek, dat Chris toph het te erg vond en op een dag de moeilijke stukken, die Johann altijd op het orgel of op de piano wilde spelen, verstop te. Hij was bang, dat zijn broertje ziek zou worden. In lichte maannachten. Maar zo gauw liet Johann zich niet van gen. Hij vroeg telkens en telkens weer, waar Christoph de muziek had opgeborgen. En toen hij hoorde, dat zijn broer ze in een kast had opgeborgen, die met ijzeren tra lies was afgesloten, bedacht hij een plan om de muziek toch te pakken te krijgen. Diep in de nacht stond hij op, sloop heel zacht naar de kast en peuterde net zolang met zijn vingers tussen de tralies, tot hij het papier vastgreep. Heel"voorzichtig trok hjj het te voorschijn. Maar nu had hij nog geen licht en hij begreep, dat zijn broer woedend zou zijn, als hij merkte, dat hij de muziek toch had weggenomen. De enige manier om de muziek in zijn handen te Jarenlang was hij cantor. krijgen, was dus om de noten over te schrijven. Maar daarvoor moest hij wach ten, tot de maan scheen om bij dat licht te kunnen schrijven. Daarom werkte hij koortsachtig door in nachten, waarin de maan scheen. Bij elk geluid, dat hij in huis hoorde, schrok hij op en hield zich onbe weeglijk stil. Zes maanden lang hield hij dat vol. De wereld in. Toen hij 14 jaar oud pas, moest hij de wereld in om zijn eigen kost te verdienen. Dat was de gewoonte. Jongens van 14 jaar moesten voor zichzelf zorgen. Johann Se bastiaan trok er ver op uit. Hij deed alles te voet, want in die tijd kwam je met lopen sneller vooruit dan met een postkoets, die bij slecht weer altijd wel eens in de modder bleef steken en allerlei ongemakken en gebreken had. Zo kwam hij in Lüneburg terecht, waar hij in het koor mee mocht zingen. Wat haalde hij een rare dingen uit. Hij deed precies wat hem inviel. Soms liep hij helemaal alleen op één dag de vijftig kilometer dwars door dé heide naar Ham burg. Alleen om iemand op het orgel te horen spelen, van wie hij meende, iets te kunnen leren. En soms moest hij dan in dezelfde nacht nog terug! Geen offer was hem te zwaar en geen afstand te groot om zijn geliefde muziek te horen en er wat over te leren. Het meest van alles hield hjj van orgel muziek en op het orgel bereikte hij later ook het hoogtepunt van zijn kunst. Iemand, die hem gezien en gehoord had, schreef erover aan een vriend: „Je zou omvallen van verbazing als je Bach kon zien, terwijl hij met alle vingers van allebei zijn handen tegelijk op de piano speelt en terwijl hij op het orgel met zijn handen over de toetsen en zijn voeten over de pedalen vliegt en helemaal alleen zoveel verschillende en toch bij elkaar passende tonen te voorschijn weet te toveren! Hij kan wel dertig of veertig musici in bedwang houden, door de één een teken met zijn hoofd, de ander met zijn hand, met zijn stok, met één vinger of wat je maar wilt, te geven. En hij is de enige van alle aan wezigen, die merkt, als er een toon ver keerd is! Het rhythme zit hem in al zijn leden. Ik geloof, dat Bach het nog heel ver zal brengen!" Hofdirigent. En werkelijk, Johann Sebastiaan bracht het ver. Hij werd zelfs hofdirigent van den koning van Saksen, maar zelfs tegenover den koning bleef hij op zijn rechten staan en het gebeurde meer dan eens dat hij zijn wil doorzette, tegen de wil van den koning in. Eens was het zelfs zo erg, dat hij ruzie kreeg met den hertog van Weimar. Deze liet Bach in de gevangenis brengen, omdat hij zijn eigen zin wilde doorzetten. Maar Bach vond het helemaal niet erg, want daar kreeg hij eindelijk gelegenheid om een beetje uit te rusten en de hertog liet hem tenslotte toch maar weer gauw vrij. Jarenlang was Bach daarna cantor in de Thomaskerk in Leipzig en dirigent van het koor. Nog steeds wordt in die kerk elke Zondag een cantate van Bach gezongen. Hij heeft meer dan 100 cantaten alleen voor de Thomaskerk geschreven. Nog honderden andere cantaten, liederen, koorzangen en niet te vergeten zijn beroemde „Mattheus Passion" maakten hem wereldberoemd. In tussen was hij oud geworden. In de laatste dagen van zjjn leven dicteerde hij nog een muziekstuk, daar hij bijna blind was ge worden. Middenin breekt dit stuk af de grote meester was gestorven. Dat was in het jaar 1750, maar zijn muziek en zijn naam leven nog steeds voort De woorden, die op de horizontale rijen worden ingevuld zijn dezelfde woorden, die in de verticale rijen komen te staan. Alleen is de nummering hierbij niet gelijk. 1 Horizontaal is niet gelijk aan 1 verticaal. Je moet alleen naar de lengte en de volg orde kijken. De horizontale woorden be ginnen bovenaan en de verticale beginnen links en schuiven dan verder naar rechts. Probeer maar eens of je het raadsel kunt oplossen. 1. een medeklinker een nationale verkeersinstelling stam van een werkw., dat: zich schui felend voortbewegen, betekent, een zachte, fijngeschoren stof een gemeenschappelijke weide hoofdbedekking een medeklinker T l 9 UuatM s iiaaAvnjj f idinjq g fJM'TN Z 'l I ••QNISSOHdO De drie ringen. Op dit plaatje zie je drie ringen door el kaar gedraaid. Je ziet, dat elke ring 6 vak jes heeft, waarvan ze verschillende met el kaar gemeen hebben. Nu moeten in deze vakjes de cijfers 112 zoo worden inge vuld, dat de som van de zes vakjes van el ke ring 33 is. Hoe moeten de vakjes nu worden ingevuld? De oplossing volgt de volgende week. ZOEKPRENTJE. Waar is de jager? ■uiejsuiooq ap uaga; squq jageC uap at aiz uep 'uaAoqa^sjapuo aC^eepl ;aq ibejq :DNISSOHdO Menschenredders in de bergen. Natuurlijk hebben jullie allen wel eens van de grote St. Bernhardshonden gehoord, die afgericht zijn om in de bergen mensen te zoeken, die verongelukt zijn. De honden zijn in het bekende klooster op de St. Bern- hardspas gefokt en gedresseerd. Al meer dan honderd jaar lang hebben de monniken honden afgericht om hulp te verlenen bij het reddingswerk en zo is tenslotte het ras van de St. Bernhardshonden ontstaan, die werkelijk al heel veel mensen het leven gered hebben. Door weer en wind, in pik donkere nacht trekken de dieren uit, nadat bekend is gemaakt, dat er toeristen ver dwaald zijn of vermist worden. Met grote zekerheid vinden ze hun weg door sneeuw en ijs, over gletschers en langs diepe sple ten. Om hun hals hangt een flesje cognac of iets anders, dat verwarmt en versterkt en zodra ze den verongelukte gevonden hebben, kan deze zich, als hij nog bij be wustzijn is, versterken. Wanneer hij al be wusteloos is, gaat de hond direct naar het klooster terug en voert een reddingsexpe ditie naar de plaats des onheils. Een paar jaar geleden zijn een groep van deze honden overgeplaatst naar een kloos ter in de Himalaya, waar ze hetzelfde werk verrichten als in de alpen. Ook hier hebben ze al heel veel goed gedaan. Maar de mon niken op de St. Bernhard hebben nu an dere honden nodig, om hun oude vrienden te vervangen en nu wil men proberen om een heel ander soort honden voor het red dingswerk af te richten. Voor dit doel zul len poolhonden gebruikt worden. Voorlo pig worden 6 poolhonden van de Hudson- baai naar het klooster overgebracht. Als de proef lukt, zullen er gauw meer volgen. Het is lang niet gemakkelijk om deze honden naar een heel ander gebied te laten verhuizen. In de eerste plaats zijn ze niet aan het Zwitserse bergklimaat gewend en zullen ze daar waarschijnlijk in het begin grote moeilijkheden mee hebben. De bedoe ling is om de dieren eerst heel hoog in de bergen te brengen, omdat ze aan grote kou gewend zijn, en ze daarna steeds iets lager te laten komen, tot ze het tenslotte ook goed in de dalen kunnen uithouden. In de tweede plaats is het nog de vraag of deze dieren even goed gedresseerd kunnen wor den als de oude St. Bernhards, die er spe ciaal voor gefokt zijn. Natuurlijk hebben de poolhonden ook veel moeten leren en zijn ze als sledehonden afgericht, maar dat is nog heel anders dan het werk van hon den, die mensen moeten redden. Toch heeft de poolhond van nature enige voordelen op de St. Bernhard. Hij is veel lichter dan dit grote dier en kan zich dus gemakkelijker door de sneeuw voortbewegen. Vooral als er verse sneeuw gevallen is, hebben de St. Bernhards dikwijls last van hun lichaams gewicht, doordat ze diep in de sneeuw weg zakken. Een eindeloos geduld is nodig om da honden aan hun nieuwe taak te wennen en alle dierenvrienden zullen wel in spanning afwachten, of het experiment lukt. Waar schijnlijk zal er een heel lange tijd mee heengaan, voor de poolhonden zo goed zijn afgericht als de St. Bernhards, die al onrus tig worden en beginnen te janken als ze merken, dat er een mens in de buurt is. Geen berg is voor deze dieren te steil, geen storm te hevig. Dikwijls hebben zij veron gelukten van de bevriezingsdood gered, door zelf op het slachtoffer te gaan liggen, tot er hulp kwam. Zo stonden ze hun eigen lichaamswarmte af en hielden daardoor een ander in leven. Zo hebben zij al ontelbaar vele mensen het leven gered en we hopen, dat de trou we, grote honden niet allemaal zullen ver dwijnen. Misschien kunnen beide honden rassen bij het reddingswerk in de bergen gebruikt worden. Een raffiamandje, „Nu jullie nog zoveel raffia over hebben van dat tafelmatje, moeten we nog maar iets anders maken, waarbij we het kunnen gebruiken", zei juffrouw Schelvers. „Ik weet nog wel iets en het is handig, als je het kunt maken, want je kunt er later zelf nog meer maken in groter formaat. Als je dan geen raffia bij de hand hebt, kun je ook restjes wol nemen. Let maar eens even op. Het is een klein mandje, waar je van allerlei in kunt doen. Het kan als sieraden- mandje gebruikt worden of voor spelden en rolletjes zij. Ieder moet dat voor zichzelf weten. Het is niet moeilijk te maken en nu moeten jullie maar eens goed opletten, dan zal ik het op het bord tekenen." Juffrouw Schelvers trok nu eerst een grote cirkel op het bord. Daarna liet ze de passerpunt in het middelpunt staan en trok een kleinere cirkel, die dus binnen de grote kwam te liggen. Daarna trok ze langs de lineaal een kruis door het middelpunt en vervolgens nog eens twee schuine lijnen (diagonalen) dwars door dit kruis heen. Toen verbond ze de punten van de kleine cirkel, waar de lijnen de cirkelomtrek sne den met elkaar en tekende daarna in de ruimte tussen de beide cirkels 8 vakjes, (zoals het vakje a op de tekening). „Hebben jullie allemaal goed gezien, wat ik deed?" vroeg ze toen. Dan zal ik jul lie nu allemaal een stuk karton geven en dan moet je deze figuur maar eens netjes op het karton atekenen. Jullie hebben zelf allemaal een passer en een lineaal. Probeer dat maar eens." Ijverig bogen de meisjes zich even later over het karton en het duurde niet lang of de meesten hadden de tekening klaar. „Wie nu zover is", zei juffrouw Schel vers toen, „mag al die vakjes langs de drie buitenste zijden uitknippen, maar je moet er goed aan denken, dat je niet doorknipt langs de lijn, waarmee ze aan de binnenste cirkel verbonden zijn, want langs deze lijn moet je ze nu naar binnen ombuigen. Nu kunnen jullie zelf al wel zien, hoe het mandje wordt. Hoewel er nog niet één grote slag is gele verd tussen de legers of vloten, die nu in oorlog zijn met elkaar, zijn er toch alweer veel slachtoffers van de oorlog gevallen en ook onze scheepvaart heeft al zware ver liezen geleden. Door de stormen ziin veel mijnen losgeslagen en al menig schip is door de aanraking met deze gevaarlijke voorwerpen gezonken. We hopen, dat er heel gauw een eind zal komen aan de strijd en dat het niet eerst zover zal komen, dat er werkelijk grote slagen geleverd wor den. In deze legpuzzle zullen jullie een zee slag zien, zoals die vroeger werd gevoerd. Ook toen zijn schitterende, grote schepen in een oorlog te gronde gegaan, alleen zag een gevecht er in die tijd enigszins anders uit dan tegenwoordig. Van heel dichtbij bestreden de grote vlaggeschepen elkaar en een groot gevaar waren vooral ook de enorme zeilen, die gauw in brand vlogen, zodat het schip dan in korte tijd in lichte laaie stond. En nu komt het raffiawerk. Je neemt een smalle streng raffia en vlecht die telkens om twee vakjes heen. Eerst aan de binnen kant van de een en aan de buitenkant van de ander en dan omgekeerd terug. Je gaat steeds een beetje hoger, maar zo, dat er geen karton meer tussen te zien is. Verder moeten jullie eraan denken, dat de 8 ver schillende vakjes goed dicht tegen elkaar aangetrokken worden. Als jullie dan hele maal klaar zijn, wordt de laatste reep raffia over de rand gelegd en vastgenaaid.... maar tegen die tijd kom ik wel eens langs om te zien of het allemaal goed gaat. Ne men jullie dus nu maar je raffia en ga aan het werk. Wie iets niet weet, mag het mij vragen!" Heel zorgvuldig kozen de meisjes mooie kleuren bij elkaar en de meesten begrepen al gauw wat de bedoeling was. Zo waren na de les al heel wat verschillende, aardige bakjes klaar en de meisjes vonden het zelf allemaal erg leuk. Ze namen zich voor om thuis van draden wol nog grotere mandjes te maken en moeder ermee te verrassen. 50.000 VLINDERS VOOR HET MUSEUM. Het Japanse museum voor de wetenschap in Uyeno heeft een waardevolle collectie ten geschenke gekregen. 50.000 verschillen de soorten vlinders, die in Japan, Noord en Zuid Amerika, Europa, Afrika, Indië, China en andere delen van de wereld voor komen, werden naar het museum gebracht. Een hooggeplaatst ambtenaar van het Ja panse ministerie van Spoorwegverkeer, had de vlinders verzameld. Hij is in het voor jaar gestorven en in zijn testament ver maakte hij de verzameling aan het museum

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 12