OPZIENBAREND DEBAT IN NET
ENGELSCHE H00GERHUIS
TEGEN DE WET
KRONIEK VAN DEN DAG
De militairen en
de distributie.
TWEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 14 DECEMBER 1939. No. 295.
Hoe Finland eens de „rooden"
versloeg.
Twee lords dringen aan op onvoorwaardelijke
onderhandelingen met Hitier
Halifax spreekt van
„een ongelukkig debat".
Rede lord Halifax.
Een Engelsch witboek over de
onderhandelingen met Rusland.
HOEST
FAMEL
Op welke wijze de distri
butiegoederen verkregen
kunnen worden.
öl/
■m
Men heeft ons gevraagd, of wij in het
kort wilden uiteenzetten, hoe Finland er
na den wereldoorlog in is geslaagd, het
Russische juk af te werpen en een onaf'
hankelijken staat te worden. Zooals d
vraag hier staat, is ze niet geheel juist
Reeds voor het einde van den wereldoor
log nl. bevochten de Finnen hun vrijheid
in den winter van 1917 op 1918
Toen in Maart 1917 de revolutie in Rus
land uitbrak en het Czaren-rijk ineen
stortte, begon de Finsehe vrijheidsbewe
ging zich direct te laten gelden. De zelf
standigheid van Finland werd uitgeroepen
en in het najaar werd onder democratisch
kiesrecht een parlement gekozen, dat de
algeheele afscheiding van het inmiddels
bolsjewistisch wordende Rusland procla
meerde Zulks evenwel tegen den zin van
een vrij groote links-socialistische min
derheid in het nieuwe parlement in. Deze
minderheid sympathiseerde met de Sov
jets en wenschte dat Finland deel van de
Sovjet-Unie zou blijven -uitmaken, zij het
dan met een groote mate van zelfbestuur
De „rooden" ondernamen een poging,, om
met geweld de geproclameerde onafhan
kelijkheid weer teniet te doen. Zij kon
digden een algemeene staking af, terwijl
een Russische troepenmacht, welke zich
nog in Finland bevond, een gewapende
actie begon De Finsehe regeering. staan
de onder leiding van Svinhufvud (die later
jarenlang president is geweest) week uit
naar het plaatsje Wasa aan den Botni-
schen golf. Hier organiseerde ze het mi
litaire verzet tegen de Russische troepen
en tegen een „arbeidersregeering", welke
intusschen te Helsinki het roer in handen
had genomen.
Zoo ontstond er een strijd op leven en
dood, een afschuwelijke burgeroorlog, wel
ke den geheelen winter zou duren. Met
niets ontziende wreedheid werd er, voor
al door de „rooden" gevochten In het
begin zag het er een oogenblik naar uit,
dat de „witten" onder generaal Manner
heim (dezelfde, die thans opperbevelheb
ber van het Finsehe leger is), het onder
spit zouden moeten delven. Zij kregen ech
ter steun van een Duitsch legercorps on
der Von der Goltz, en toen was het spoe
dig gedaan met de Sovjet-troepen en de
„arbeidersregeering". In Mei 1918 mar
cheerden de „witten" als overwinnaars de
hoofdstad Helsinki binnen.
Dat de strijd zich tenslotte zoo voor
spoedig voor de burgerlijke Finsehe regee
ring ontwikkelde, is zonder twijfel mede
(ja, vooral) te danken geweest aan het
feit, dat de Russische Sovjet-regeering niet
in staat bleek, den „rooden" in Finland
voldoende versterkingen te doen toeko
men. Het bolsjewistische Rusland verkeer
de in een chaotischen toestand De roode
heeren te Moskou hadden de handen zoo
vol, datzij niet anders konden dan Fin
land maar te laten schieten (gelijk ze bij
den vrede in Maart 1918 te Brest-Litowsk'
met Duitschland gesloten, zooveel moesten
laten schieten).
De definitieve vrede tusschen Rusland
en Finland werd eerst op 24 October 1920
te Dorpat gesloten Finland kreeg een
uitweg naar de Noordelijke IJszee, maar
moest afzien van het „stamverwante"
Oost-Karelië (ten Noorden van het Lado-
ga-meer). Gelijk men zich zal herinneren
is bij de besprekingen te Moskou, welke
aan den huidigen Finsch-Russischen oorlog
vooraf gingen, van deze beide gebieden
opnieuw sprake geweest. De uitweg naar
het Noorden wilden de Sovjets grooten-
deels terug hebben. In ruil hiervoor en
tevens voor diverse andere „concessies"
(welke Finland onmogelijk kon toestaan,
wilde het zijn onafhankelijkheid bewaren)
bood Moskou Oost-Karelië aan Stalin
c.s. konden dat doen, omdat ze wisten,
dat Finland onder hun curateele zou ko
men, indien de koop doorging Hij is niet
doorgegaan
In het Engelsche Hoogerhuis is gister
middag een uiterst merkwaardig debat ge
voerd; zulks over het vredesinitiatief van
Koningin Wilhelmina en Koning Leopold
van België.
De eerste spreker was lord Darnley, die
vroeg, of de Engelsche regeering alsnog
wilde verklaren bereid te zijn, gebruik te
maken van dit aanbod, teneinde een op
vrije onderhandelingen gebaseerden vrede
te verzekeren. Spr. zeide de meening te zijn
toegedaan, dat Engeland in het verleden
niet altijd de kansen, om Duitschland te
verzoenen had uitgebuit en dat de christe
lijke leer van kwaad niet goed vergelden in
het huidige geval behoort te worden toege
past.
Na een uiteenzetting te hebben gegeven
van Hitiers standpunt zeie Darnley, dat er
maar een weg scheen te zijn uit de moei
lijkheid, nl. Nederland en België, of een an
der neutraal land te verklaren, dat Enge
land bereid is om onder hun acgis vrije,
niet-gecompromitteerde onderhandelingen
te openen in het geloof, dat het constructie
ve verlangen aan beide kanten een kans
zou kunnen hebben om tot ontwikkeling te
komen en te groeien. Spr. was van meening,
dat Engeland zijn plicht zou vervullen je
gens de kleine neutralen, die in gevaar ver-
keeren te worden meegesleept in den maal
stroom, wanneer het er in slaagde hen te
bevrjjden van den rampspoed, dien zij niet
gezocht hebben.
Lord Arnold, onafhankelijk oppositioneel,
die vorig jaar uit de Arbeiderspartij getre
den is, ggf eveneens als zijn meening te
kennen, dat het vooruitzicht op het verze
keren van een spoedigen vrede na vrije on
derhandelingen de beste kans zou hebben
wanneer de voorwaarden niet van te voren
werden vastgelegd.
Na de kwestie te berde te hebben ge
bracht van het opnemen van Oostenrijk in
den tekst van het Fransche antwoord aan
de beide monarchen, vroeg lord Arnold, of
Engeland met Frankrijk overeengekomen
was, dat Duitschland van te voren moet in
stemmen met voorwaarden over Oostenrijk.
Spr. oefende critiek uit op het Fransche op
treden betreffende het verdrag van Versail
les.
Sprekende over de Britsche ontvangst
van het aanbod van goede diensten, vroeg
lord Arnold, of Chamberlain goedkeuring
had gehecht aan de radiorede van Chur
chill, (die vlak na het aanbod o.m. sprak
van „Hitier en zijn Hunnen". Red.) waarop
spreker eveneens critiek uitoefende. Verder
sprak hij de klacht uit, dat Eden een of
twee radioredevoeringen had uitgesproken,
terwijl andere belangrijke leden der regee
ring geen radioredevoeringen gehouden
hadden. Ten slotte zeide spr., dat naar zijn
meening thans een veel betere vredesrege
ling verkregen zou kunnen worden dan la
ter.
Zulks omdat Hitler thans in een moei
lijke positie verkeert, aangezien Rusland
zijn berekeningen geheel in de war heeft
gebracht en hij thans de ondergeschikte is
geworden van Stalin. Een feitelijke over
winning voor Duitschland lijkt onmogelijk
en Hitler is thans niet minder maar meer
verlangend naar vrede. Wanneer de vrede
eenmaal gevestigd is, is het niet waar
schijnlijk, dat hij weer verbroken zal wor
den door Hitier, nu de bedreiging door Rus
land aan Duitschland's Oostelijke grenzen
staat. Arnold besloot zijn rede met te zeg
gen.' „De geheele positie» is gewijzigd door
de opkomst van Rusland als groote mogend
heid met agressieve plannen. Na een tot
het einde uitgevochten oorlog valt een don
kere schaduw van het communistische Rus
land en waarschijnlijk eveneens van een
communistisch Duitschland".
Lord Balfour of Burleigh verklaarde ver
volgens, dat het hem speet, dat deze debat
ten gevoerd werden, aangezien zij slechts
kunnen dienen tot aanmoediging van de vij
anden des lands en mogelijk de Britsche
openbare meening kunnen misleiden.
De bisschop van Chichester daarentegen
wees er op, dat menschen in neutrale lan
den, die meer van Duitschland weten dan
Engeland zeggen, dat er groote aantallen
Duitschers zijn, die den oorlog niet willen.
Wat voor soort waarborgen wenscht de
Britsche regeering?, vroeg spr.
Vervolgens voerde o.m. nog het woord
lord Snell van de Labour-oppositie. Deze
zeide, dat zijn gevoelens uitgingen naar een
poging om iederen oorlog zoo spoedig moge
lijk te doen eindigen. Zijn verstand echter
zegt hem, dat het onraadzaam is het denk
beeld van lord Darnley te aanvaarden. De
Labourpartvj heeft 'n eigen vredesplan ge
publiceerd en is van meening, dat dat uit
voerbaar is. Tegenover hetgeen lord Darn
ley gezegd had van Hitler's deugden, stelde
spr. andere feiten. Engeland heeft, aldus
spr., niet den wensch het Duitsche volk te
vernietigen, het wenscht alleen, dat
Duitschland zijn oude gerespecteerde plaats
in de wereld weer inneemt.
De minister van buitenlandsche zaken,
lord Halifax beantwoordde de sprekers. Hij
zeide o.m.
Ik ben van meening, dat dit een ongeluk
kig debat is geweest. Er is niet veel ver
beelding voor noodig om te zien, hoeveel
van wat hier gezegd werd waarschijnlijk ge
bruikt zal worden door degenen, die weinig
rekening houden met een nauwkeurig ver
plicht zijn jegens de waarheid bij het voeren
van propaganda in Duitschland op dit
oogenblik. Ik kan mij voorstellen, dat geen
ongelukkiger indruk gewekt kan worden
dan,dat Engeland niet wezenlijk eensgezind
zou zijn en dat er daarvoor bewijzen te vin
den zijn in de redevoeringen van degenen,
die verantwoordelijke posities bekleeden.
Ieder, aldus spr. die niet thuis is in de
recente geschiedenis en die toevallig bin
nengekomen zou zijn om de debatten te be
luisteren, zou hebben kunnen denken, wan
neer hij luisterde naar de rede van lord
Arnold, dat Engeland den oorlog ontketend
had. Op ons is de blaam geworpen, dat wij
niet voldoende gestreefd hebben naar een
verzoening tot Duitschland. Ik ben mij er
echter niet van bewust, dat Duitschland
zich uitgeput heeft om ons te verzoenen. Ik
weiger volstrekt dit land in de beklaagden
bank te zien plaatsen in verband met de
internationale zaken en te zien, hoe Enge
land op eenigerlei wijze, vergeleken met
Duitschland, een blaam zou treffen voor de
tragedie, waarin de wereld gedompeld is.
Wij zijn steeds bereid geweest om te onder
handelen, wij waren daartoe bereid voor
den oorlog en wij hebben nooit den deur
gesloten voor onderhandelingen, bij wat wij
ook zeiden of deden sedert de oorlog is be
gonnen. In feite hebben wij bij meer dan
een gelegenheid er den nadruk op gelegd,
dat, mits essentieele voorwaarden van in
ternationale orde in Europa verkregen kon
den worden, wij bereid zouden zijn om
Duitschland volledige samenwerking met
ons zelve te verleenen in het streven om die
orde op te bouwen.
Wat hier gezegd is berust op de praemis-
se, dat er op het oogenblik een redelijke
mogelijke basis bestaat voor succesvolle on
derhandelingen. Met groote spijt en niet
zonder kennis van zaken twijfel ik daar
aan. Hitiers rede voor den rijksdag is aan
gehaald om aan te toonen dat hij zeer ver
langend was naar vrede. Ik ben er volko
men zeker van dat Hitier zeer verlangend
is naar vrede -op zijn eigen voorwaarden.
Ik ben er echter niet zoo zeker van dat hij
verlangt naar een vrede op voorwaarden,
die een vrede voor Europa zouden vormen.
Wij allen zijn van gevoelen, dat het
prachtig zou zijn wanneer wij zouden kun
nen gaan onderhandelen. Niemand meer
dan ik kan de ontzetting en tragedie van
den oorlog gevoelen of er zich bewust van
zijn hoe misdadig verkeerd het wezen zou
om eenige werkelijke kans op vrede te mis
sen.
Halifax herinnerde er tenslotte aan, dat
de vredesoproep van de Koningin der Ne
derlanden en den Koning der Belgen ge
richt* was tot de drie regeeringen in Enge
land, Frankrjjk en Duitschland.
„Ik denk niet, zoo zei hij, dat men eer
lijk zal kunnen zeggen, dat ons antwoord
en dat van de Fransche regeering de deur
sloten voor de mogelijkheid van verdere on
derhandelingen. Spr. citeerde een deel van
het Britsche antwoord, zeggende, dat het
Fransche antwoord niet anders was. Wat
was het antwoord van de Duitsche regee
ring? De Duitsche regeering gaf geen
schriftelijk antwoord en zelfs geen offici-
eele ontvangstbevestiging. Ik weet alleen,
aldus de minister, dat 't Algemeene Neder-
landsche Persbureau bekend gemaakt heeft
op 15 November dat .de gezanten van Ne
derland en België in de Wilhelmstrasse zijn
ontvangen, waar Von Ribbentrop hen uit
naam van den rijkskanselier er van in ken
nis stelde, dat na de abrupte verwerping
door de Engelsche en Fransche regeeringen
van hun diensten, ook de Duitsche regee
ring het onderwerp als afgedaan beschouw
de. Met het oog op die verklaring beken ik
het moeilijk te achten, om hetzelfde belang
als lord Darnley er aan te hechten, wanneer
hij zegt, dat het aanbod nog open staat. Om
die reden en om vele anderen, die ik al ge
geven heb, vrees ik, dat geen enkel nuttig
doel gediend is, door deze debatten en
spreek ik de hoop uit, dat, als en wanneer
zij in het buitenland gelezen worden, zij ge
lezen zullen worden als een geheel".
Na de rede van olrd Halifax werd het
debat gesloten.
In antwoord op in het Engelsche Lager
huis gestelde vragen heeft minister-presi
dent Chamberlain medegedeeld, dat de mi
nister van buitenlandsche zaken een wit
boek laat voorbereiden waarin de loop der
onderhandelingen wordt getoond, welke ge
voerd zijn met de Sovjetregeering, vroeger in
dit jaar. Dit witboek zal zoo spoedig moge
lijk ter beschikking worden gesteld van het
Huis, doch de voorbereiding zal noodzake
lijkerwijze eenigen tijd vergen.
Boothby, conservatief Lagerhuislid,
vroeg: „zal de premier stappen nemen om
te bewerkstelligen, dat de inhoud van het
witboek wijd verspreid wordt onder de neu
trale landen?"
Chamberlain antwoordde: „ik zal dat in
overweging nemen".
VERKOUDHEID
BRONCHITIS
Sedert meer dan 30 jaar wordt
Siroop Famel door doktoren
gewaardeerd als een betrouw
baar geneesmiddel ter bestrij
ding van aandoeningen der
ademhalingsorganen.
SIROOP
Kleine flacon f 1.15 Groote flacon f
llngez. Med.\
Het is gebleken, dat nog niet algemeen
bekend is, op welke wijze in distributie ge
brachte goederen (voorloopig suiker en
erwten) kunnen worden verkregen ten be
hoeve van militairen, die in eigen voeding
voorzien en militairen, die met voeding zijn
ingekwartierd.
Militairen, die in eigen voeding voor
zien, kunnen gebruik maken van de rijks
distributiekaart en distributiestamkaart,
aangezien zij deze kaarten niet bij den
commandant van hun legeronderdeel behoe
ven in te leveren.
Militairen, die niet in eigen voeding
voorzien, behooren evenwel bovengenoem
de distributiebescheiden in te leveren bij
den commandant van hun legeronderdeel.
Indien deze militairen zijn ingekwartierd,
verstrekken de distributiekantoren aan de
kwartiergevers op vertoon van het inkwar-
tieringsbewijs losse bonnen, waarop de in
distributie gebrachte goederen kunnen
worden verkregen.
Degenen, die maaltijden verstrekken aan
militairen, zonder daarbij tevens huisves
ting te verleenen, kunnen voor de verkrij
ging van in distributie gebrachte goederen
een door den betrokken commandant ge-
teekend vorderingsbewijs overleggen, waar
op de distributiekantoren bovengenoemde
losse bonnen verstrekken.
Voorts wordt gewezen op de navolgende
regeling ten aanzien van militairen, die in
eigen voeding zijn gaan voorzien, nadat zij
hun rijksdistributiekaart en distributie
stamkaart reeds bij den commandant van
hun legeronderdeel hebben ingeleverd. Aan
deze militairen worden genoemde kaarten
wederom verstrekt door het distributiekan
toor van de gemeente, waar zij in het be
volkingsregister zijn ingeschreven. Hierbij
behoort te worden overgelegd een door den
bedoelden commandant onderteekende. ver
klaring, waaruit blijkt, dat de betrokken
militair inderdaad in eigen voeding is gaan
voorzien, nadat hij de kaarten had ingele
verd.
Altijd zout uit eigen bodem
Er is trouwens geen ünder zout,
dat beter is! Boekelo's Tafelzout
(15 ct. per bus van 340 gr.) is
steeds goed vloeiend. En NEZO
keukenzoutweldat is ideaal
en voordeelig in 't gebruik (13 ct.
per pak van 2 pond).
n<2.
(Ingez. Med.)]
llllllllllllllliMlIilijlljlillllllllillllllliillllllllllllillllilÜIIIIIllllllllIjlllllllllüllllllü'g
Naar het Engelsch van
MARTIN PORLOCK.
15).
Opnieuw haalde commissaris Connor zjjn
schouders op. „Niets bijzonders meneer.
Alledaagsch werk. Als u wilt weten, hoe hij
heet zijn naam is Palmer, Joseph Pal
mer. Hij heeft nachtdienst gehad en giste
ren den heelen dag geslapen, dat is de reden
waarom hij niet eerder naar ons toe geko
men is. Wij vonden hem net toen hij op het
punt stond om naar het Buurtstation weg
te rjjden. Nog maar vijf minuten geleden
was hij beneden in dezelfde kamer. Hil
haalde Vayle er met even weinig mi eite uit
als u".
„Prachtig!" zei Nicholas. „Het is een ge
luk voor Vayle, dat wij hem toevallig ge
zien hebben, zou ik zoo zeggen".
„Meer dan een geluk;" De stem van den
commissaris klonk somber. Hij gaf Nicholas
een hand en bedankte hem nogmaals. „Tot
ziens, meneer Revel!"
„Hoe?" zei Nicholas Revel. „Wat bedoelt
u?"
De commissaris glimlachte. „Ik ben bang,
dat u van dit zaakje nog wel meer te hoo-
ren zult krijgen, meneer Revel. Sir
Christopher Vayle zal terecht moeten
staanIederen keer, dat hij den naam
Vayle uitsprak kreeg zijn stem een bitteren
klank. „Wegens aanranding van twee poli
tieagenten".
„Ah-juistzei Nicholas Revel. Na
tuurlijk!"
VIII.
Om zeven uur dien avond dronken sir
Hector Frensham en zijn dochter een glaas
je sherry in de bibliotheek van Nr. 14
Gordon Place.
Sir Hector Frensham keek zijn dochter
aan en voelde zich aanmerkelijk lichter om
het hart. Jane zag er zoo dolgelukkig uit,
dat hij nog maar nauwelijks eenige wrok
kon koesteren tegen Christopher Vayle, de
voornaamste oorzaak van zooveel ellende
voor Jane en zij het dan ook onbewust
de hulp van den moordenaar van een
der meestbelovende' jonge mannen uit de
geüniformde rijen van de Londensche poli
tiemacht.
„Lieverd!" zei Jane. „Het is haast al te
mooi!" en voegde er misschien al wel voor
den tienden keer aan toe: „Weet u zeker,
dat nu niets meer verkeerd kan gaan?"
Sir Hector keek haar glimlachend aan.
Kom, wees nu niet dwaas, kindje! Hoe zou
nu nog iets verkéerd kunnen gaan? Die
twee getuigen hebben zeer positieve ver
klaringen afgelegd. Zij -herkenden Vayle on
middellijk, toen zjj hem en vijf andere per
sonen van min of meer hetzelfde voorko
men geconfronteerd werden. Al de tijden,
welke zjj opgegeven hadden, klopten pre
cies, bovendien zijn deze nog nauwkeurig
nagegaan ook. Wij hebben hun dat natuur
lijk niet gezegd, maar daarom zijn hun op
gaven niet minder scherp gecontroleerd ge
worden! Nee, meisje, je behoeft je nu over
niets meer het hoofd te breken. Tenzij je
er bezwaar tegen mocht hebben, dat me
neer Vayle zijn verdiende loon krijgt
voor..."
„Paps!" riep Jane uit. Een klein wolkje
verduisterde even haar stralend gezicht.
Zij stond op, liep naar haar vader toe en
haakte haar arm door den zijne.
„Gaan wij nu?" vroeg zij.
„Ja, dat is goed".
Zij het uw streven, u waardig te
maken, dat gij bij uw sterven min
stens door enkelen wordt beweend.
„En zetten wij voor vanavond een streep
onder dit thema?"
„Ja, dat is goed", herhaalde sir Hector
en nam zijn dochter mee uit dineeren in
de stad, waar hij haar een van de laatste
operettes van het continent wilde laten
zien.
Na afloop van de voorstelling gingen zij
nog ergens soupeeren. Het was een paar
minuten voor één, toen zij weer in Nr. 14
Gordon Place terug waren. Jane ontdeed
zich van haar avondmantel, nestelde zich in
een van de groote stoelen en stak een si
garet op.
„Wil je nog iets drinken?" vroeg haar
vader.
Jane schudde haar hoofd. „Ik niet, dank
u".
„Nou, maar ik wel", zei de hoofdcommis
saris van politie. „Ik neem er nog een". Dit
ging echter niet door, want door de deur
hoorden zij plotseling het schrille gerinkel
van de telefoonbel.
„Vervloekt!" zei sir Hector en keek zijn
dochter aan.
„Wat kan dat in 's hemels naam nu weer
zijnriep deze uit.
Sir Hector liep met groote passen naar
de andere kamer en liet de deur wijd ach
ter zich open staan. Hij nam den hoorn van
den haak en riep: Hallo!"
„Ik wil met sir Hector Frenshem spre
ken", klonk het door de telefoon"
Scotland Yard hier. Het is zeer dringend
O, bent u het, meneerU spreekt met
Connor. Slecht nieuws, meneer... Er wordt
ons zoojuist gerapporteerd, dat de agent,
die voor de Sloweensche legatie de wacht
houdt, dood gevonden is.
„Groote hemel!" riep de hoofdcommissa
ris van politie ontsteld uit.
„Een leelijk zaakje, meneer! Ik heb in
specteur Harris gesproken, die hem gevon
den heeft. Hij vertelde mij, dat de arme ke
rel door messteken vermoord was. Het had
door Jack the Ripper gedaan kunnen zijn.
Wij weten het nog niet, maar Harris denkt,
dat de man al ongeveer een uur dood ge
weest moest zijn, toen hij hem vond. Ik
dacht, dat het beter was u eerst
„Ja, ja. Dat is heel goed, Connor. Ik kom
direct".
HOOFDSTUK IX.
Uittreksel van een Dagboek.
11 Juni, 193—,
Vannacht was ik te moe om nog te schrij
ven, daarom heb ik dat tot vandaag uitge
steld. Ik was zoo opgewonden na mijn suc
cesvolle behandeling van Nummer Drie dat
ik niet in slaap kon komen, zoo op als ik
was. Kwam om kwart over één thuis, nam
een slaapmutsje en ging toen regelrecht
naar bed, doch bleef klaar wakker. Ben
toen gaan lezen, tot mijn oogen zoo moe
werden, dat ik den kleinen druk niet meer
ontcijferen kon. Toen deed ik het licht uit,
lag wel een uur te woelen, draaide het licht
weer aan en gipg weer een uurtje lezen. En
zoo voort en zoo voort. Om half acht ben ik
vanmorgen uit wanhoop maar opgestaan,
nam een goed heet bad, slikte vijf aspirine
tabletten, dronk een heele pot thee, gaf
order dat ik door niemand lastig gevallen
wilde worden en probeerde het nog eens
het resultaat was schitterend. Heb gesla
pen als een os van half negen tot vanmid
dag drie uur. Het is nu half tien. Ik heb
verduiveld goed gegeten. Erhier op het
oogenblik niemand anders, fk zit hier op
mijn gemak met dit boek, een sigaar en
het restje van mijn kop koffie. Het lijkt
wel of ik met mijn verhaal over vannacht
maar niet voor den draad wil komen. Ik
geloof, dat ik een beetje van mijn succes
zit na te genieten. Het eenige, wat mij van
mijn campagne niet aanstaat, is, dat alles
tot op heden zoo gemakkelijk gegaan is.
Dit heeft wel weer iets van mopperen weg.
Een arme duivel als ik moet toch iets heb
ben om over te jammeren, zou ik zoo den
ken!
Het zaakje liep als een volmaakte, pas
geoliede machine. Niets haperde. Ik wist,
toen ik hier om even over elf vandaan ging,
dat het lukken moest, maar dat nam toch
niet weg, dat ik voorzichtig was (dat moet
ik wel zijn) en tevens verrast, dat alles zoo
vlot van stapel liep.'
Ik merk zoojuist, dat ik iets mis
Zoo, nu is het in orde. Ik ben even naar
boven geweest om het leeren étuitje te
halen, waarin die twee foto's van Elsie zit
ten. Ik heb het opengeslagen en recht voor
mij neergezet. De lange, blauwe enveloppe
heb ik er vlak voor gelegd. Nu krijg ik
tenminste honderd procent voldoening van
het onnoozele werkje om dit allemaal neer
te schrijven.
De oude heer, die zijn kamer recht tegen
over de mijne heeft, is juist binnengeko
men. Hij trok aan zijn snorrebaard en
gromde goeden avond. Ik gromde terug
naar hem. Hij heeft zich nu met een krant
bij het haardvuur gezet. Ik wou maar, dat
hij met dat vervloekte geritsel van zijn
krant ophield. Ik weet wat hij aan het le
zen is. Hij leest de voorpagina, die vol staat
over Nummer Drie. Wat een opschudding,
heeft die geschiedenis in Londen veroor
zaakt! Zij beginnen het nu te snappen en
vragen zich af, waar dat heen moet. Grap
pig te denken, dat er maar één persoon is,
die hun dat zou kunnen vertellen en dat ik
dat ben!
(Wordt vervolgd).