OPZIENBAREND DEBAT IN NET ENGELSCHE H00GERHUIS TEGEN DE WET KRONIEK VAN DEN DAG De militairen en de distributie. TWEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG 14 DECEMBER 1939. No. 295. Hoe Finland eens de „rooden" versloeg. Twee lords dringen aan op onvoorwaardelijke onderhandelingen met Hitier Halifax spreekt van „een ongelukkig debat". Rede lord Halifax. Een Engelsch witboek over de onderhandelingen met Rusland. HOEST FAMEL Op welke wijze de distri butiegoederen verkregen kunnen worden. öl/ ■m Men heeft ons gevraagd, of wij in het kort wilden uiteenzetten, hoe Finland er na den wereldoorlog in is geslaagd, het Russische juk af te werpen en een onaf' hankelijken staat te worden. Zooals d vraag hier staat, is ze niet geheel juist Reeds voor het einde van den wereldoor log nl. bevochten de Finnen hun vrijheid in den winter van 1917 op 1918 Toen in Maart 1917 de revolutie in Rus land uitbrak en het Czaren-rijk ineen stortte, begon de Finsehe vrijheidsbewe ging zich direct te laten gelden. De zelf standigheid van Finland werd uitgeroepen en in het najaar werd onder democratisch kiesrecht een parlement gekozen, dat de algeheele afscheiding van het inmiddels bolsjewistisch wordende Rusland procla meerde Zulks evenwel tegen den zin van een vrij groote links-socialistische min derheid in het nieuwe parlement in. Deze minderheid sympathiseerde met de Sov jets en wenschte dat Finland deel van de Sovjet-Unie zou blijven -uitmaken, zij het dan met een groote mate van zelfbestuur De „rooden" ondernamen een poging,, om met geweld de geproclameerde onafhan kelijkheid weer teniet te doen. Zij kon digden een algemeene staking af, terwijl een Russische troepenmacht, welke zich nog in Finland bevond, een gewapende actie begon De Finsehe regeering. staan de onder leiding van Svinhufvud (die later jarenlang president is geweest) week uit naar het plaatsje Wasa aan den Botni- schen golf. Hier organiseerde ze het mi litaire verzet tegen de Russische troepen en tegen een „arbeidersregeering", welke intusschen te Helsinki het roer in handen had genomen. Zoo ontstond er een strijd op leven en dood, een afschuwelijke burgeroorlog, wel ke den geheelen winter zou duren. Met niets ontziende wreedheid werd er, voor al door de „rooden" gevochten In het begin zag het er een oogenblik naar uit, dat de „witten" onder generaal Manner heim (dezelfde, die thans opperbevelheb ber van het Finsehe leger is), het onder spit zouden moeten delven. Zij kregen ech ter steun van een Duitsch legercorps on der Von der Goltz, en toen was het spoe dig gedaan met de Sovjet-troepen en de „arbeidersregeering". In Mei 1918 mar cheerden de „witten" als overwinnaars de hoofdstad Helsinki binnen. Dat de strijd zich tenslotte zoo voor spoedig voor de burgerlijke Finsehe regee ring ontwikkelde, is zonder twijfel mede (ja, vooral) te danken geweest aan het feit, dat de Russische Sovjet-regeering niet in staat bleek, den „rooden" in Finland voldoende versterkingen te doen toeko men. Het bolsjewistische Rusland verkeer de in een chaotischen toestand De roode heeren te Moskou hadden de handen zoo vol, datzij niet anders konden dan Fin land maar te laten schieten (gelijk ze bij den vrede in Maart 1918 te Brest-Litowsk' met Duitschland gesloten, zooveel moesten laten schieten). De definitieve vrede tusschen Rusland en Finland werd eerst op 24 October 1920 te Dorpat gesloten Finland kreeg een uitweg naar de Noordelijke IJszee, maar moest afzien van het „stamverwante" Oost-Karelië (ten Noorden van het Lado- ga-meer). Gelijk men zich zal herinneren is bij de besprekingen te Moskou, welke aan den huidigen Finsch-Russischen oorlog vooraf gingen, van deze beide gebieden opnieuw sprake geweest. De uitweg naar het Noorden wilden de Sovjets grooten- deels terug hebben. In ruil hiervoor en tevens voor diverse andere „concessies" (welke Finland onmogelijk kon toestaan, wilde het zijn onafhankelijkheid bewaren) bood Moskou Oost-Karelië aan Stalin c.s. konden dat doen, omdat ze wisten, dat Finland onder hun curateele zou ko men, indien de koop doorging Hij is niet doorgegaan In het Engelsche Hoogerhuis is gister middag een uiterst merkwaardig debat ge voerd; zulks over het vredesinitiatief van Koningin Wilhelmina en Koning Leopold van België. De eerste spreker was lord Darnley, die vroeg, of de Engelsche regeering alsnog wilde verklaren bereid te zijn, gebruik te maken van dit aanbod, teneinde een op vrije onderhandelingen gebaseerden vrede te verzekeren. Spr. zeide de meening te zijn toegedaan, dat Engeland in het verleden niet altijd de kansen, om Duitschland te verzoenen had uitgebuit en dat de christe lijke leer van kwaad niet goed vergelden in het huidige geval behoort te worden toege past. Na een uiteenzetting te hebben gegeven van Hitiers standpunt zeie Darnley, dat er maar een weg scheen te zijn uit de moei lijkheid, nl. Nederland en België, of een an der neutraal land te verklaren, dat Enge land bereid is om onder hun acgis vrije, niet-gecompromitteerde onderhandelingen te openen in het geloof, dat het constructie ve verlangen aan beide kanten een kans zou kunnen hebben om tot ontwikkeling te komen en te groeien. Spr. was van meening, dat Engeland zijn plicht zou vervullen je gens de kleine neutralen, die in gevaar ver- keeren te worden meegesleept in den maal stroom, wanneer het er in slaagde hen te bevrjjden van den rampspoed, dien zij niet gezocht hebben. Lord Arnold, onafhankelijk oppositioneel, die vorig jaar uit de Arbeiderspartij getre den is, ggf eveneens als zijn meening te kennen, dat het vooruitzicht op het verze keren van een spoedigen vrede na vrije on derhandelingen de beste kans zou hebben wanneer de voorwaarden niet van te voren werden vastgelegd. Na de kwestie te berde te hebben ge bracht van het opnemen van Oostenrijk in den tekst van het Fransche antwoord aan de beide monarchen, vroeg lord Arnold, of Engeland met Frankrijk overeengekomen was, dat Duitschland van te voren moet in stemmen met voorwaarden over Oostenrijk. Spr. oefende critiek uit op het Fransche op treden betreffende het verdrag van Versail les. Sprekende over de Britsche ontvangst van het aanbod van goede diensten, vroeg lord Arnold, of Chamberlain goedkeuring had gehecht aan de radiorede van Chur chill, (die vlak na het aanbod o.m. sprak van „Hitier en zijn Hunnen". Red.) waarop spreker eveneens critiek uitoefende. Verder sprak hij de klacht uit, dat Eden een of twee radioredevoeringen had uitgesproken, terwijl andere belangrijke leden der regee ring geen radioredevoeringen gehouden hadden. Ten slotte zeide spr., dat naar zijn meening thans een veel betere vredesrege ling verkregen zou kunnen worden dan la ter. Zulks omdat Hitler thans in een moei lijke positie verkeert, aangezien Rusland zijn berekeningen geheel in de war heeft gebracht en hij thans de ondergeschikte is geworden van Stalin. Een feitelijke over winning voor Duitschland lijkt onmogelijk en Hitler is thans niet minder maar meer verlangend naar vrede. Wanneer de vrede eenmaal gevestigd is, is het niet waar schijnlijk, dat hij weer verbroken zal wor den door Hitier, nu de bedreiging door Rus land aan Duitschland's Oostelijke grenzen staat. Arnold besloot zijn rede met te zeg gen.' „De geheele positie» is gewijzigd door de opkomst van Rusland als groote mogend heid met agressieve plannen. Na een tot het einde uitgevochten oorlog valt een don kere schaduw van het communistische Rus land en waarschijnlijk eveneens van een communistisch Duitschland". Lord Balfour of Burleigh verklaarde ver volgens, dat het hem speet, dat deze debat ten gevoerd werden, aangezien zij slechts kunnen dienen tot aanmoediging van de vij anden des lands en mogelijk de Britsche openbare meening kunnen misleiden. De bisschop van Chichester daarentegen wees er op, dat menschen in neutrale lan den, die meer van Duitschland weten dan Engeland zeggen, dat er groote aantallen Duitschers zijn, die den oorlog niet willen. Wat voor soort waarborgen wenscht de Britsche regeering?, vroeg spr. Vervolgens voerde o.m. nog het woord lord Snell van de Labour-oppositie. Deze zeide, dat zijn gevoelens uitgingen naar een poging om iederen oorlog zoo spoedig moge lijk te doen eindigen. Zijn verstand echter zegt hem, dat het onraadzaam is het denk beeld van lord Darnley te aanvaarden. De Labourpartvj heeft 'n eigen vredesplan ge publiceerd en is van meening, dat dat uit voerbaar is. Tegenover hetgeen lord Darn ley gezegd had van Hitler's deugden, stelde spr. andere feiten. Engeland heeft, aldus spr., niet den wensch het Duitsche volk te vernietigen, het wenscht alleen, dat Duitschland zijn oude gerespecteerde plaats in de wereld weer inneemt. De minister van buitenlandsche zaken, lord Halifax beantwoordde de sprekers. Hij zeide o.m. Ik ben van meening, dat dit een ongeluk kig debat is geweest. Er is niet veel ver beelding voor noodig om te zien, hoeveel van wat hier gezegd werd waarschijnlijk ge bruikt zal worden door degenen, die weinig rekening houden met een nauwkeurig ver plicht zijn jegens de waarheid bij het voeren van propaganda in Duitschland op dit oogenblik. Ik kan mij voorstellen, dat geen ongelukkiger indruk gewekt kan worden dan,dat Engeland niet wezenlijk eensgezind zou zijn en dat er daarvoor bewijzen te vin den zijn in de redevoeringen van degenen, die verantwoordelijke posities bekleeden. Ieder, aldus spr. die niet thuis is in de recente geschiedenis en die toevallig bin nengekomen zou zijn om de debatten te be luisteren, zou hebben kunnen denken, wan neer hij luisterde naar de rede van lord Arnold, dat Engeland den oorlog ontketend had. Op ons is de blaam geworpen, dat wij niet voldoende gestreefd hebben naar een verzoening tot Duitschland. Ik ben mij er echter niet van bewust, dat Duitschland zich uitgeput heeft om ons te verzoenen. Ik weiger volstrekt dit land in de beklaagden bank te zien plaatsen in verband met de internationale zaken en te zien, hoe Enge land op eenigerlei wijze, vergeleken met Duitschland, een blaam zou treffen voor de tragedie, waarin de wereld gedompeld is. Wij zijn steeds bereid geweest om te onder handelen, wij waren daartoe bereid voor den oorlog en wij hebben nooit den deur gesloten voor onderhandelingen, bij wat wij ook zeiden of deden sedert de oorlog is be gonnen. In feite hebben wij bij meer dan een gelegenheid er den nadruk op gelegd, dat, mits essentieele voorwaarden van in ternationale orde in Europa verkregen kon den worden, wij bereid zouden zijn om Duitschland volledige samenwerking met ons zelve te verleenen in het streven om die orde op te bouwen. Wat hier gezegd is berust op de praemis- se, dat er op het oogenblik een redelijke mogelijke basis bestaat voor succesvolle on derhandelingen. Met groote spijt en niet zonder kennis van zaken twijfel ik daar aan. Hitiers rede voor den rijksdag is aan gehaald om aan te toonen dat hij zeer ver langend was naar vrede. Ik ben er volko men zeker van dat Hitier zeer verlangend is naar vrede -op zijn eigen voorwaarden. Ik ben er echter niet zoo zeker van dat hij verlangt naar een vrede op voorwaarden, die een vrede voor Europa zouden vormen. Wij allen zijn van gevoelen, dat het prachtig zou zijn wanneer wij zouden kun nen gaan onderhandelen. Niemand meer dan ik kan de ontzetting en tragedie van den oorlog gevoelen of er zich bewust van zijn hoe misdadig verkeerd het wezen zou om eenige werkelijke kans op vrede te mis sen. Halifax herinnerde er tenslotte aan, dat de vredesoproep van de Koningin der Ne derlanden en den Koning der Belgen ge richt* was tot de drie regeeringen in Enge land, Frankrjjk en Duitschland. „Ik denk niet, zoo zei hij, dat men eer lijk zal kunnen zeggen, dat ons antwoord en dat van de Fransche regeering de deur sloten voor de mogelijkheid van verdere on derhandelingen. Spr. citeerde een deel van het Britsche antwoord, zeggende, dat het Fransche antwoord niet anders was. Wat was het antwoord van de Duitsche regee ring? De Duitsche regeering gaf geen schriftelijk antwoord en zelfs geen offici- eele ontvangstbevestiging. Ik weet alleen, aldus de minister, dat 't Algemeene Neder- landsche Persbureau bekend gemaakt heeft op 15 November dat .de gezanten van Ne derland en België in de Wilhelmstrasse zijn ontvangen, waar Von Ribbentrop hen uit naam van den rijkskanselier er van in ken nis stelde, dat na de abrupte verwerping door de Engelsche en Fransche regeeringen van hun diensten, ook de Duitsche regee ring het onderwerp als afgedaan beschouw de. Met het oog op die verklaring beken ik het moeilijk te achten, om hetzelfde belang als lord Darnley er aan te hechten, wanneer hij zegt, dat het aanbod nog open staat. Om die reden en om vele anderen, die ik al ge geven heb, vrees ik, dat geen enkel nuttig doel gediend is, door deze debatten en spreek ik de hoop uit, dat, als en wanneer zij in het buitenland gelezen worden, zij ge lezen zullen worden als een geheel". Na de rede van olrd Halifax werd het debat gesloten. In antwoord op in het Engelsche Lager huis gestelde vragen heeft minister-presi dent Chamberlain medegedeeld, dat de mi nister van buitenlandsche zaken een wit boek laat voorbereiden waarin de loop der onderhandelingen wordt getoond, welke ge voerd zijn met de Sovjetregeering, vroeger in dit jaar. Dit witboek zal zoo spoedig moge lijk ter beschikking worden gesteld van het Huis, doch de voorbereiding zal noodzake lijkerwijze eenigen tijd vergen. Boothby, conservatief Lagerhuislid, vroeg: „zal de premier stappen nemen om te bewerkstelligen, dat de inhoud van het witboek wijd verspreid wordt onder de neu trale landen?" Chamberlain antwoordde: „ik zal dat in overweging nemen". VERKOUDHEID BRONCHITIS Sedert meer dan 30 jaar wordt Siroop Famel door doktoren gewaardeerd als een betrouw baar geneesmiddel ter bestrij ding van aandoeningen der ademhalingsorganen. SIROOP Kleine flacon f 1.15 Groote flacon f llngez. Med.\ Het is gebleken, dat nog niet algemeen bekend is, op welke wijze in distributie ge brachte goederen (voorloopig suiker en erwten) kunnen worden verkregen ten be hoeve van militairen, die in eigen voeding voorzien en militairen, die met voeding zijn ingekwartierd. Militairen, die in eigen voeding voor zien, kunnen gebruik maken van de rijks distributiekaart en distributiestamkaart, aangezien zij deze kaarten niet bij den commandant van hun legeronderdeel behoe ven in te leveren. Militairen, die niet in eigen voeding voorzien, behooren evenwel bovengenoem de distributiebescheiden in te leveren bij den commandant van hun legeronderdeel. Indien deze militairen zijn ingekwartierd, verstrekken de distributiekantoren aan de kwartiergevers op vertoon van het inkwar- tieringsbewijs losse bonnen, waarop de in distributie gebrachte goederen kunnen worden verkregen. Degenen, die maaltijden verstrekken aan militairen, zonder daarbij tevens huisves ting te verleenen, kunnen voor de verkrij ging van in distributie gebrachte goederen een door den betrokken commandant ge- teekend vorderingsbewijs overleggen, waar op de distributiekantoren bovengenoemde losse bonnen verstrekken. Voorts wordt gewezen op de navolgende regeling ten aanzien van militairen, die in eigen voeding zijn gaan voorzien, nadat zij hun rijksdistributiekaart en distributie stamkaart reeds bij den commandant van hun legeronderdeel hebben ingeleverd. Aan deze militairen worden genoemde kaarten wederom verstrekt door het distributiekan toor van de gemeente, waar zij in het be volkingsregister zijn ingeschreven. Hierbij behoort te worden overgelegd een door den bedoelden commandant onderteekende. ver klaring, waaruit blijkt, dat de betrokken militair inderdaad in eigen voeding is gaan voorzien, nadat hij de kaarten had ingele verd. Altijd zout uit eigen bodem Er is trouwens geen ünder zout, dat beter is! Boekelo's Tafelzout (15 ct. per bus van 340 gr.) is steeds goed vloeiend. En NEZO keukenzoutweldat is ideaal en voordeelig in 't gebruik (13 ct. per pak van 2 pond). n<2. (Ingez. Med.)] llllllllllllllliMlIilijlljlillllllllillllllliillllllllllllillllilÜIIIIIllllllllIjlllllllllüllllllü'g Naar het Engelsch van MARTIN PORLOCK. 15). Opnieuw haalde commissaris Connor zjjn schouders op. „Niets bijzonders meneer. Alledaagsch werk. Als u wilt weten, hoe hij heet zijn naam is Palmer, Joseph Pal mer. Hij heeft nachtdienst gehad en giste ren den heelen dag geslapen, dat is de reden waarom hij niet eerder naar ons toe geko men is. Wij vonden hem net toen hij op het punt stond om naar het Buurtstation weg te rjjden. Nog maar vijf minuten geleden was hij beneden in dezelfde kamer. Hil haalde Vayle er met even weinig mi eite uit als u". „Prachtig!" zei Nicholas. „Het is een ge luk voor Vayle, dat wij hem toevallig ge zien hebben, zou ik zoo zeggen". „Meer dan een geluk;" De stem van den commissaris klonk somber. Hij gaf Nicholas een hand en bedankte hem nogmaals. „Tot ziens, meneer Revel!" „Hoe?" zei Nicholas Revel. „Wat bedoelt u?" De commissaris glimlachte. „Ik ben bang, dat u van dit zaakje nog wel meer te hoo- ren zult krijgen, meneer Revel. Sir Christopher Vayle zal terecht moeten staanIederen keer, dat hij den naam Vayle uitsprak kreeg zijn stem een bitteren klank. „Wegens aanranding van twee poli tieagenten". „Ah-juistzei Nicholas Revel. Na tuurlijk!" VIII. Om zeven uur dien avond dronken sir Hector Frensham en zijn dochter een glaas je sherry in de bibliotheek van Nr. 14 Gordon Place. Sir Hector Frensham keek zijn dochter aan en voelde zich aanmerkelijk lichter om het hart. Jane zag er zoo dolgelukkig uit, dat hij nog maar nauwelijks eenige wrok kon koesteren tegen Christopher Vayle, de voornaamste oorzaak van zooveel ellende voor Jane en zij het dan ook onbewust de hulp van den moordenaar van een der meestbelovende' jonge mannen uit de geüniformde rijen van de Londensche poli tiemacht. „Lieverd!" zei Jane. „Het is haast al te mooi!" en voegde er misschien al wel voor den tienden keer aan toe: „Weet u zeker, dat nu niets meer verkeerd kan gaan?" Sir Hector keek haar glimlachend aan. Kom, wees nu niet dwaas, kindje! Hoe zou nu nog iets verkéerd kunnen gaan? Die twee getuigen hebben zeer positieve ver klaringen afgelegd. Zij -herkenden Vayle on middellijk, toen zjj hem en vijf andere per sonen van min of meer hetzelfde voorko men geconfronteerd werden. Al de tijden, welke zjj opgegeven hadden, klopten pre cies, bovendien zijn deze nog nauwkeurig nagegaan ook. Wij hebben hun dat natuur lijk niet gezegd, maar daarom zijn hun op gaven niet minder scherp gecontroleerd ge worden! Nee, meisje, je behoeft je nu over niets meer het hoofd te breken. Tenzij je er bezwaar tegen mocht hebben, dat me neer Vayle zijn verdiende loon krijgt voor..." „Paps!" riep Jane uit. Een klein wolkje verduisterde even haar stralend gezicht. Zij stond op, liep naar haar vader toe en haakte haar arm door den zijne. „Gaan wij nu?" vroeg zij. „Ja, dat is goed". Zij het uw streven, u waardig te maken, dat gij bij uw sterven min stens door enkelen wordt beweend. „En zetten wij voor vanavond een streep onder dit thema?" „Ja, dat is goed", herhaalde sir Hector en nam zijn dochter mee uit dineeren in de stad, waar hij haar een van de laatste operettes van het continent wilde laten zien. Na afloop van de voorstelling gingen zij nog ergens soupeeren. Het was een paar minuten voor één, toen zij weer in Nr. 14 Gordon Place terug waren. Jane ontdeed zich van haar avondmantel, nestelde zich in een van de groote stoelen en stak een si garet op. „Wil je nog iets drinken?" vroeg haar vader. Jane schudde haar hoofd. „Ik niet, dank u". „Nou, maar ik wel", zei de hoofdcommis saris van politie. „Ik neem er nog een". Dit ging echter niet door, want door de deur hoorden zij plotseling het schrille gerinkel van de telefoonbel. „Vervloekt!" zei sir Hector en keek zijn dochter aan. „Wat kan dat in 's hemels naam nu weer zijnriep deze uit. Sir Hector liep met groote passen naar de andere kamer en liet de deur wijd ach ter zich open staan. Hij nam den hoorn van den haak en riep: Hallo!" „Ik wil met sir Hector Frenshem spre ken", klonk het door de telefoon" Scotland Yard hier. Het is zeer dringend O, bent u het, meneerU spreekt met Connor. Slecht nieuws, meneer... Er wordt ons zoojuist gerapporteerd, dat de agent, die voor de Sloweensche legatie de wacht houdt, dood gevonden is. „Groote hemel!" riep de hoofdcommissa ris van politie ontsteld uit. „Een leelijk zaakje, meneer! Ik heb in specteur Harris gesproken, die hem gevon den heeft. Hij vertelde mij, dat de arme ke rel door messteken vermoord was. Het had door Jack the Ripper gedaan kunnen zijn. Wij weten het nog niet, maar Harris denkt, dat de man al ongeveer een uur dood ge weest moest zijn, toen hij hem vond. Ik dacht, dat het beter was u eerst „Ja, ja. Dat is heel goed, Connor. Ik kom direct". HOOFDSTUK IX. Uittreksel van een Dagboek. 11 Juni, 193—, Vannacht was ik te moe om nog te schrij ven, daarom heb ik dat tot vandaag uitge steld. Ik was zoo opgewonden na mijn suc cesvolle behandeling van Nummer Drie dat ik niet in slaap kon komen, zoo op als ik was. Kwam om kwart over één thuis, nam een slaapmutsje en ging toen regelrecht naar bed, doch bleef klaar wakker. Ben toen gaan lezen, tot mijn oogen zoo moe werden, dat ik den kleinen druk niet meer ontcijferen kon. Toen deed ik het licht uit, lag wel een uur te woelen, draaide het licht weer aan en gipg weer een uurtje lezen. En zoo voort en zoo voort. Om half acht ben ik vanmorgen uit wanhoop maar opgestaan, nam een goed heet bad, slikte vijf aspirine tabletten, dronk een heele pot thee, gaf order dat ik door niemand lastig gevallen wilde worden en probeerde het nog eens het resultaat was schitterend. Heb gesla pen als een os van half negen tot vanmid dag drie uur. Het is nu half tien. Ik heb verduiveld goed gegeten. Erhier op het oogenblik niemand anders, fk zit hier op mijn gemak met dit boek, een sigaar en het restje van mijn kop koffie. Het lijkt wel of ik met mijn verhaal over vannacht maar niet voor den draad wil komen. Ik geloof, dat ik een beetje van mijn succes zit na te genieten. Het eenige, wat mij van mijn campagne niet aanstaat, is, dat alles tot op heden zoo gemakkelijk gegaan is. Dit heeft wel weer iets van mopperen weg. Een arme duivel als ik moet toch iets heb ben om over te jammeren, zou ik zoo den ken! Het zaakje liep als een volmaakte, pas geoliede machine. Niets haperde. Ik wist, toen ik hier om even over elf vandaan ging, dat het lukken moest, maar dat nam toch niet weg, dat ik voorzichtig was (dat moet ik wel zijn) en tevens verrast, dat alles zoo vlot van stapel liep.' Ik merk zoojuist, dat ik iets mis Zoo, nu is het in orde. Ik ben even naar boven geweest om het leeren étuitje te halen, waarin die twee foto's van Elsie zit ten. Ik heb het opengeslagen en recht voor mij neergezet. De lange, blauwe enveloppe heb ik er vlak voor gelegd. Nu krijg ik tenminste honderd procent voldoening van het onnoozele werkje om dit allemaal neer te schrijven. De oude heer, die zijn kamer recht tegen over de mijne heeft, is juist binnengeko men. Hij trok aan zijn snorrebaard en gromde goeden avond. Ik gromde terug naar hem. Hij heeft zich nu met een krant bij het haardvuur gezet. Ik wou maar, dat hij met dat vervloekte geritsel van zijn krant ophield. Ik weet wat hij aan het le zen is. Hij leest de voorpagina, die vol staat over Nummer Drie. Wat een opschudding, heeft die geschiedenis in Londen veroor zaakt! Zij beginnen het nu te snappen en vragen zich af, waar dat heen moet. Grap pig te denken, dat er maar één persoon is, die hun dat zou kunnen vertellen en dat ik dat ben! (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5