KRONIEK VAN DEN DAG
Engeland roept een kwart
millioen man op
voor den dienstplicht
De begrooting van financiën
aangenomen.
ITEGENDEWET
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 2 DECEMBER 1939. N». 285.
Woorden en daden.
Veertien dooden bij spoorweg
ongeluk in Duitschland.
Misdadige aanslag op een
landbouwer.
Opheffing van het
bankgeheim zou geen
nut hebben.
Een gift van H.M. de Koningin.
Shiitzegels van het Algemeen
Steuncomité.
Een afdoend middel
tegen mijnen
ALS U de bon In de Auping-
advertentie op blz. 3 noQ
niet hebt ingezonden, wilt
U dit dan nog even doen
De Koninklijke familie bezoekt
den grafkelder der Oranjes
te Delft.
PSSIilltllllHilliilltlllllllllllllltlllllilllilllllllllllllinillilllllllllKlitlHRiiRIUItilllHlll
Het neutrale Nederland zit tusschen twee
vuren en het wordt aan beide zijden al
flink geblakerd. Wij hopen nog steeds, dat
het bij blakeren blijft, dat al erg genoeg is,
maar niemand weet met zekerheid waarop
deze dwaze oorlog nog kan uitloopen.
Van beide zijden ondervinden wij de na-
deelen van dezen oorlog, waaraan wij zoo
onschuldig zijn als pasgeboren lammeren.
Engeland tracht onzen handel zoo aan
banden te leggen, dat wij nog slechts alleen
dien handel bedrijven, dien Engeland be
valt. De Engelsche blokkade komt voor de
neutralen neer op een volledige controle
van hun handel. Duitschland neemt hier
mee geen genoegen, want als dit doorgaat,
dan wordt de wensch der Engelsche regee
ring om het Derde Rijk althans van de zee
zijde te blokkeeren, vervuld. Duitschland
heeft verscheidene keeren zijn eisch laten
hooren, dat de neutralen hun neutraliteit
niet alleen met den mond belijden, maar
ook met de daad moeten toepassen. Hoe
het dit zelf opvat, is nog nooit duidelijk
gemaakt. In ieder geval heeft Nederland
bewezen, dat het ernst is met de pogingen
om zijn neutraliteit te handhaven. Er is
echter ook nog zooiets als overmacht.
De aanval op de „Sliedrecht" door een
Duitsche duikboot heeft ons meer opge
schrikt dan gebeurd zou zijn als het schip
op een mijn geloopen was. Immers, een
anonieme mijn is nog heel iets anders dan
een met opzet gericht geschutvuur. Men
kan zich over deze kwestie vele vragen stel
len. Zooals men weet schoot de Duitsche
duikboot het Nederlandsche schip in brand
toen "zij vernam dat dit zich naar een Brit-
sche contrölehaven zou begeven. Het was
een neutraal schip, bestemd naar een neu
traal land, Noorwegen. De enkele mede-
deeling, dat het vóórdien eerst een Engel
sche haven aan zou doen, werd zijn onder
gang. De kapitein van de „Sliedrecht" had
van de Engelschen „opdracht" gekregen
om zich naar Kirkwall te begeven. Het tee
kent, den toestand, dat een oorlogvoerende
partij zich gerechtigd acht bevelen te ge
ven aan een neutraal schip en dat dit neu
trale schip het onmogelijk acht om niet
aan die bevelen te voldoen. Dit was weer
duidelijk een kwestie van overmacht van
de Engelschen tegenover het Nederlandsche
vaartuig. Maar wat zou er bv. gebeurd zijn
als de Nederlandsche kapitein aan de Brit-
sche controle had bericht, dat hij door
overmacht gedwongen was zijn weg recht
streeks naar Noorwegen te nemen? Men
zou geneigd zijn te zeggen: „Als de Engel
schen eischen, dat het schip naar Engeland
komt, dan hebben zij minstens te zorgen,
dat dit veilig gebeurt." Dit zou echter
neerkomen op een convoyeering van neu
trale schepen door Engeland, wat betee-
kent, dat Duitschland zich dan zeker ge
rechtigd zou achten om de neutrale sche
pen aan te vallen, en met recht.
Een ander teekend aspect van de zaak is
de aankondiging van Engeland, dat het, ook
als de neutrale schepen in convooi in con-
vooi varen, dus begeleid door oorlogssche
pen, het „recht" behoudt om die neutrale
vaartuigen te onderzoeken. Wij hebben ons
afgevraagd wat dan eigenlijk het nut van
die oorlogsschepen zou zijn als zij dit toelie
ten
Intüsschen hebben wij gisteren een be
richt van goed ingelichte zjjde uit Den Haag
gepubliceerd, dat de Nederlandsche regee
ring voorloopig onze schepen niet door oor
logsbodems zal laten begeleiden. Wat de re
den hiervoor is, werd niet medegedeeld,
maar het ligt voor de hand om zich de ge
volgen van het bovenstaande geval als
zeer penibel voor te stellen. Wat toch zou
er gebeuren als het begeleidende oorlogs
schip zich zou verzetten tegen het onder
zoek of het voor onderzoek opbrengen van
de begeleide vaartuigen? Zou dan de En-
gelschman hier toch op blijven staan en zoo
ja wat zou er dan gebeuren?
Als men oorlogsschepen meestuurt, moe
ten zij ook een doel hebben!
Het doet zeer onaangenaam aan als men
de woorden der oorlogvoerenden vergelijkt
met hun daden. Wij herinneren ons, dat
verleden jaar Engeland officieele vertegen
woordigers zond naar een Grotius-herden-
king in ons land. De Engelschen waren vol
vuur voor de beginselen van Grotius, den
man van het „mare liberum", de „vrije
Op grond van een gisteren uitgegeven ko
ninklijke proclamatie worden in Engeland
alle mannen tot 23 jarigen leeftijd opgeroe
pen voor den militairen dienst.
De proclamatie noemt alle manlijke
Britsche onderdanen, die 1 December 20
jaar, doch nog niet 23 jaar oud waren,
dienstplichtig.
Op 9 December moet de aanmelding voor
de inschrijving geschieden. Naar schatting-
betreft het een kwart millioen man.
Men verwacht niet, dat deze mannen
binnen een maand na hun inschrijving zul
len worden opgeroepen, in geen geval zal
dat evenwel voor het volgend jaar gebeu
ren.
Gisteren werd op den spoorwegovergang
bij de spoorweg halte Kruckel op het tra
ject DortmundW. ttenwest, (Duitschl.)
een autobus met mijnwerkers gegrepen
door een personentrein en meegesleurd.
Veertien inzittenden van de bus kwamen
om het leven, elf werden ernstig en drie
licht gewond.
-o-
Berooving vermoedelyk de
bedoeling.
Toen gistermorgen omstreeks half vijf de
50-jarige landbouwer J. Hovius uit Noord-
wijk (gemeente Marum Fr.) wilde gaan
melken, stond iemand achter de deur van
den stal, die hem met een hamer, welke
naar alle waarschijnlijkhe'd den heer Ho
vius zelf toebehoorde, ernstig mishandelde.
De man, die op zeven plaatsen aan het
hoofd gewond werd, kon nog om hulp roe
pen. Toen zijn huishoudster kwam toege
sneld was de onbekende dader inmiddels
verdwenen.
De toestand van H., die kort na de mis
handeling bewusteloos was, is van dien
aard, dat hij nog niet gehoord kon worden.
Vermoedelijk was berooving het doel van
den overval. De politie en marechaussee
hebben de zaak nog in onderzoek.
zee". Maar voor ons is die zee, mede door
de Engelschen, zeer onvrij geworden. Men
weet met welk gejuich Engeland de wijzi
ging heeft ontvangen van de Amerikaan-
sche Neutraliteitswet. Men weet ook, dat
deze wet gefundeerd is op het principe van
het volkenrecht, dat een neutrale staat te
allen tijde het recht behoudt om zijn han
delsbetrekkingen met alle oorlogvoerenden
te handhaven. Het is duidelijk, dat de En
gelsche toejuichingen dan ook geen be
trekking hadden op het weer van kracht
worden van dit volkenrechtelijke grondbe
ginsel, maar zuiver op de practische voor-
deelen, die het voor de Geallieerden zou
hebben, aangezien de Duitschers toch geen
kans zouden hebben om in de Ver. Staten
te koopen.
Ook Duitschland heeft herhaaldelijk ver
zekerd, dat het onze neutraliteit zou eer
biedigen. Het maakte hierbij echter de
restrictie: zoolang wij die zelf zouden ver
dedigen. Dit was een restrictie, waar wij
slechts weinig aandacht aan hebben ge
schonken in het begin, omdat deze verde
diging voor ons iets vanzelsprekends
was
Het drama van de „Sliedrecht" schijnt te
bewijzen, dat Duitschland eischt, dat wij
ons ook verdedigen tegen overmacht, een
verlangen, dat voor een neutraal, ongewa
pend schip onmogelijk te vervullen is. Het
is dan ook zeer gezocht als Duitschland wil
beweren, dat wij ons onder controle stellen
van Engeland. Niets is verder van ons. Hier
wordt dan dwang door overmacht uitgelegd
als eigen wil.
Het ziet er voor de neutralen niet bemoe
digend uit in de wereld van vandaag.
In enkele uren heeft de Tweede Kame.
gistermiddag de begrooting van Financier
afgehandeld. Van de belangrijkste punten
van onze belastingwetgeving zeiden de
sprekers en minister De Geer met de be
spreking te zullen wachten totdat de in
het uitzicht gestelde belastingontwerpen
zijn ingediend. De munster van Financier
zeide in zijn rede naar aanleiding van d'
Algemeene Beschouwingen o m. geen
maatregelen noodig te achten tegen het
zg. beleggingsfront
Als middel om belastingontduiking te
voorkomen noemde hij opheffing van het
bankgeheim een illusie
Voorts verklaarde de minister met do
gemaakte opmerkingen rekening te zullen
houden, zoo bv. ten aanzien van de rea
lisatie van de goudwinst Die fixatie kan
niet plaats hebben zoo lang de gulden
zwevende is.
Bij de behandeling der afdeelingen ver
klaarde de minister, dat ten aanzien van
de schenking van het park „Sorghvliet
in Den Haag, waarvoor als voorwaarde
was gesteld dat binnen tien jaar begonnen
zou worden met den bouw van een re
presentatief gebouw, de mogelijkheid om
tot uitstel te komen niet is uitgesloten
Zonder hoofdelijke stemming werd deze
begrooting aangenomen.
Bij den aanvang der vergadering werd
na een uitvoerige gedachtenwisseling het
wetsontwerp aangenomen, waarbij de re
geering gemachtigd wordt om een zg 5a-
contract met de Mijnbouwmaatschappij Ce
lebes te sluiten voor de opsporing en ont
ginning van ijzer, nikkel, kobalt, chroom
en mangaan in een terrein, gelegen in de
residenties Celebes en onderhoorigheden
en Manado. De heeren E f f e n d i
(comm en Stokvis (sd.) bepleit
ten o m staatsexploitatie, welke minister
Weiter niet in het algemeen afwees, doch
voor dit geval niet geschikt achtte Voort s
bepleitten de meeste sprekers verplaatsing
van den zetel van de Billiton-maatschappij
(waarvan de Maatschappij Celebes een
dochtermaatschappij is) naar Indië. De
minister wees echter op het groote be
lang van het feit, dat de zetel niet te ver
van de centra van geld- en goederenhan
del verwijderd is.
Met 56 tegen 15 stemmen werd het ont
werp aangenomen Te gen stemden de So
ciaal-democraten, de communisten en de
Christen-democraten.
De stichting Ziekentroostin Den
Haag, die zich ten doel stelt o a het ver
zenden van Kerstpakketten aan chronische
zieken heeft van H. Mv de Koningin een
bijdrage ontvangen.
Het dagelijksch bestuur van het Alge
meen Steuncomité 1939 deelt ons mede,
dat het van plan is sluitzegels uit te ge
ven, voorstellende de St. Maartenfiguur
op oranje grond
Deze sluitzegels worden verkrijgbaar ge
steld tegen een gulden per 1000 stuks, al
leen bij duizendtallen. Het bedrag moet
gestort worden op postrekening 25000
van het Alg Steuncomité 1939, kantoor
's-Gravenhage.
Alle beschikbare strijdkrachten zijn in Finland gemobiliseerd ter verdediging
van het land tegen iedere agressie Een infanterie-afdeeling onderweg in het
grensgebied, om een der strategische punten te betrekken
(Ingez. Med.)
Uitvinding van een Vlissinger,
Dezer dagen hadden wij gelegenheid ken
nis te nemen van een uitvinding, die be
oogt een betere bescherming te bieden tegen
mijnen dan er tot dusver bestaat. De uitvin
ding heeft als voornaamste principe, dat de
mijnkabel, zoo gauw deze in aanraking
komt met het toestel, dat op 10 meter voor
den boeg van het schip moet zijn bevestigd,
meegenomen wordt tot op 15 meter buiten
de grootste breedte van het schip. Bij de tot
nog toe in gebruik zijnde paravanes ge
beurt dit door de kracht, die ontwikkeld
wordt door de snelheid van het schip, dus
doordat de mijnkabel langs den kabel van
de paravane wordt getrokken. Het bedoel
de nieuwe toestel echter zou zelf deze
kracht leveren, waardoor het niet langer
noodig zou zijn zooals bij de paravanes
dat het schip een bepaalde snelheid moet
ontwikkelen om de beveiligingsinrichting to
kunnen laten werken. Dit zou, zooals men
begrijpt, een groot voordeel zijn. Verder
zouden de aanschaffingskosten, bij fabricage
in het groot belangrijk beneden die van pa
ravanes liggen, terwijl tenslotte de nieuwe
toestellen snel, en in eigen land, aange
maakt zouden kunnen worden.
Dit alles is van belang, daar, naar be
kend is, de paravanes zeer duur zijn, terwijl
er op het oogenblik een tekort aan is.
Bij de paravanes zou de mogelijkheid be
staan, dat bij te geringe snelheid van het
schip de mijnkabel wel langs den kabel van
het toestel wordt getrokken, doch dat de
schaar niet werkt. Dit is, volgens de voor
stelling, die wij ervan kregen, uitgesloten
bij de nieuwe vinding, daar deze niet alleen
op eigen kracht den mijnkabel naar buiten
brengt, maar ook op eigen kracht knipt.
De snelheid heeft dus geen invloed.
Een ander voordeel zou zijn, dat als on
verhoopt het toestel niet mocht werken
door een of ander defect, dit aan boord on
middellijk kan worden geconstateerd. Het
toestel zou verder verstelbaar zijn voor ver
schillende diepten, wat natuurlijk bij koop
vaardijschepen, die dikwijls een verande
renden diepgang hebben, alleszins belangrijk
zou zijn.
Wij persoonlijk hebben den indruk ge
kregen, dat er in dit project wellicht groote
mogelijkheden schuilen. Wij zijn echter niet
deskundig op dit gebied en ons oordeel is
dus slechts een leeken-oordeel.
Daarnaast staat echter de meening van
een hoog marine-deskundige die van opinie
was, dat dit plan getuigde van een ern
stige studie en die een belangrijk onderdeel
ervan, de zelf-knippende schaar, zonder
meer als een mooie vinding prees. Wij wil
len in geenen deele beweren, dat de hier
bedoelde vinding volmaakt is. Wij schreven
dan ook: „wellicht groote mogelijkheden".
Maar in dezen ernstigen tijd, nu de ver
raderlijke mijnen reeds zooveel slachtof
fers geëischt hebben ook van ons neu
trale Nederland mag, volgens onze mee
ning geen enkele mogelijkheid om dat ge
vaar te verminderen, over het hoofd ge
zien worden. Als er ook maar de kleinste
kans zou bestaan om rampen als van de
„Simon Bolivar", de „Van Ewijck", de „Jan
van Gelder" enz. in de toekomst te voorko
men, dan moet deze zeker worden onder
zocht en aangepakt.
De uitvinding, welke wij hier om be
grijpelijke redenen zeer vaag bespreken,
is gedaan door iemand in Vlissingen, een
man, die in den vorigen oorlog langen tijd
op de Nederlandsche mijnenvegers en- leg
gers heeft doorgebracht en die als techni
cus een flinken staat van dienst heeft bij
een van de grootste bedrijven van Zeeland.
Deze man heeft maanden lang al zijn
vrijen tijd, al zijn Zondagen en dikwijls hal
ve nachten gegeven aan dit ontwerp. Hij
heeft thans de vaste overtuiging, dat het
„klaar" is en dat het bij uitvoering tallooze
menschen op onze koopvaardij- en marine
schepen van een ellendigen dood zou red
den.
Hij heeft echter geen geld om de octrooi
rechten te betalen en riep onze hulp in om
de aandacht op zijn vinding te vestigen, in
de hoop, dat dan door belanghebbenden,
groote reederijen en verzekeringsmaat
schappijen, een commissie van deskundigen
zou kunnen worden benoemd om zijn plan
nen aan een nauwkeurig onderzoek te on
derwerpen.
Wij hopen, dat deze wensch zal worden
vervuld.
Het algemeen belang kan er hoogstens
mee gebaat, maar nooit door geschaad wor
den. De uitvinder wenscht voorloopig on
bekend te blijven, doch heeft ons verzocht
oventueele eitost^g; belangstellenden naar
hem te verwijzen, waaraan wij gaarne wil
len voldoen.
Gistermiddag om drie uur hebben H. M.
de Koningin, Prinses Juliana en Prins Bern-
hard een bezoek gebracht aan den grafkel
der der Oranjes in het koor van de Nieuwe
Kerk te Delft.
De hooge bezoekers werden rondgeleid
door den burgemeester van Delft, mr. G.
van Baren. Met belangstelling informeerden
zjj naar het in veiligheid brengen van de
gebrandschilderde ramen in het koor en de
maatregelen tot bescherming van het graf
monument van Willem de Zwijger.
Na ongeveer een kwartier in de kerk ver
toefd te hebben vertrok de koninklijke fa
milie, onder gejuich van een groote menigte
in de richting Den Haag.
Naar het Engelsch van
MARTIN PORBOCK.
5).
Het geheele gewicht van den vreemde
ling zat er achter. De vuist, welke op het
moment, dat zij op Henry Beecham's kin
beukte nog eens een extra schroevende be
weging maakte, had de kracht van een
explosie. Het was of er een steekvlam door
zijn hoofd schoot en van zijn lippen kwam
een eigenaardig geluid
„Kluk!" zei Henry Beecham en viel door
zijn knieën zakkend voorover. De vreem
deling ving hem op, zette hem voorzichtig
onder de lamp tegen den muur neer en
nam vervolgens zijn helm af, waarna hij al
zwaaiende met de tropeeën Fothergill
Street insloeg.
Indien Henry Beecham's zintuigen niet
tijdelijk buiten werking gesteld waren, zou-
n zyn ooren de toonen van een lied op-
?u«avgen hebben, dat de vreemdeling by
"n heengaan neuriede.
II.
Reïchammweer later- kre6g Henry
hoofd was voor™? bewustz«n teruS-
ken. Hij opende de °P zjjn knieën gezon'
hoofd op te richten enprobeerde
pende pijn doorvlijm^ W® Sn<T
<3e zich erg misselijk h£°fd; H« voel"
oogenblik rusten voor' hbleef nog een
nat hij een tweede
poging waagde. Eindelijk slaagde hij er in
rechtop te zitten. Zijn hoofd gonsde. Het
was net alsof er een legioen van aardman
netjes met ontelbare hamers op een dui
zend aambeelden sloeg. Een regen van
zwarte, roode en gele sterretjes danste voor
zijn oogen. Na een poosje tastte hij met
uiterst behoedzame vingers naar zjjn kin,
waarop een harde buil was welke al groo-
ter werd Hij sprak nu een paar woorden
om zijn pijnlijke kaken te probeeren.
„Oei!" zei hij met een dikke, omfloerste
stem. „Wat een oplawaai!"
Gedurende 'n oogenblik kon hij zich met
geen mogelijkheid herinneren waar hij was,
of wie hem deze oplawaai verkocht had.
Dqch plotseling begonnen zijn hersenen
weer normaal te functionneeren. Hij stond
of liever gezegd: zat „paf"!
Zijn hoofd was koud en hij herinnerde
zich nu maar al te goed waardoor! Hij,
Henry Beecham, moest nu terug naar het
bureau, het bureau waar hij tot op heden
met nog geen enkelen collega op vertrou-
weljjken voet stond, en vertellen, hoe hij
door een heer van zijn helm beroofd was,
die daaruit drinken wilde1 Hij kreunde
minstens evenzeer door een psychische als
door een physieke pijn veroorzaakt. Met
niet weinig genoegen dacht hij aan den an
deren helm. Tenslotte was hij niet de eeni-
ge, die zich in deze buitengewone situatie
bevond!
De steenen van het plaveisel deden hard
en koud aan. Met moeite krabbelde hij weer
overeind, want het duizelde hem nog steeds
en zijn coördinaties waren nog allesbehalve
zeker. Deze krachtsinspanning bracht een
hevige neiging tot braken bij hem teweeg
een neiging, welke zich ditmaal niet ver
loochenen liet.
Toen hij zijn hoofd weer Oprichtte ont-
Weest waakzaam van geest, opdat
de geheimenissen van dezen tijd voor
U niet zonder vrucht voorbijgaan.
waarde hij met een plotselingen schok
welke er niet weinig toe bijdroeg om zijn
waarnemingsvermogen weer op te frisschen
doch helaas niets om zijn gevoel van zwak
te te overwinnen dat iemand getuige
van zijn miserabelen toestand geweest was.
Precies in den ingang van Clarendon Pas
sage, tusschen hem en de muurlamp stond
in zijn eigen schaduw de figuur van een
man. Het was een persoon van middelbare
lengte en lichaamsbouw in keurige, of
schoon allesbehalve gedistingeerde klee
ding. Hij droeg een lichte stofjas en een
zwarten vilthoed, welke zoo diep in zijn
oogen stond, dat het voor het waterige, on
zekere gezichtsvermogen van Henry Bee
cham net was, alsof de stem, welke van
achter den hoed tot hem sprak niet van
gezicht, doch van een ledige ruimte afkom
stig was. Het was een prettig aandoende,
doch absoluut geen bijzondere stem, met
een klank welke noch hoog noch laag was
en een accent, dat niet plat, doch zeer ze
ker ook niet beschaafd genoemd mocht
worden.
„Voelt u zich niet goed?" vroeg de stem
geheel onnoodig.
„Ah!" zei Henry Beecham. En voegde
daar met een plotselinge behoefte om zich
zelf te rechtvaardigen aan toe: „Ben over
vallen".
„Wel! Wel!" zei de stem. „Erg bezeerd?"
De vingers van Henry Beecham's rechter
hand gingen voor den tweeden keer naar
zijn kin en streelden met de grootst moge
lijke teederheid het danig opgezwollen ge
deelte daarvan. Hij schudde met zjjn hoofd.
De man met de stofjas scheen iets op den
grond te zoeken. Hij stond met zijn hoofd
voorover gebogen en Henry Beecham kon
aan zjjn bewegingen merken, dat hij zijn
blikken her- en derwaarts tusschen de
schaduwplekken aan den voet van den muur
richtte.
„Waar is uw helm?" vroég de ondefi
nieerbare stem.
Henry Beecham's hart zonk zoo mogelijk
nog dieper in zijn schoenen. Met een ont
stellende helderheid realiseerde hij zich, dat
dit niet de laatste keer zou zijn, dat hij deze
vraag zou moeten hooren. Hij mompelde
iets binnensmond en bukte zich voorover,
alsof hij zijn verloren hoofddeksel weer wil
de opzoeken. Deze beweging deed met een
plotselingen aandrang het bloed naar zijn
hoofd loopen en donkere mist schemerde
hem voor de oogen. Hij richtte zich snel op,
waggelde een halven pas achteruit en smak
te met zijn breeden rug tegen den muur. Een
halfgesmoorde, doch niettemin duidelijk
hoorbare kreet barstte van zijn lippen los.
Hij doelde zich erg naar worden.
„Wonderlijk!" zei de man in de stofjas
met een iet of wat gedempte stem. Hij
stond nu nog dieper gebukt in het duistere
straatje, dat hij verder ingeloopen was.
Henry Beecham sloot zijn oogen en leunde
met zijn hoofd achterover tegen den muur.
Hij vocht wanhopig tegen een nieuwen aan
val van misselijkheid en was vast besloten
daar niet aan toe te geven.
„Hé!" hoorden zijn zoemende ooren de
stem heel flauwtjes zeggen. „Wat is dit?"
Henry Beecham opende met moeite zijn
oogen. Hij Wilde niet langer tegen den muur
blijven hangen en heesch zich, telkens weer
een nieuw steunpunt zoekende, overeind.
Den man in de stofjas zag hij nu ook weer
rechtop naast zich staan. Hij hield in zijn
uitgestoken hand iets wits, dat heen en
weer wapperde in het zachte koeltje van den
nacht.
„Wat?" vroeg Henry Beecham suf. „Wat
is het?"
„Een zakdoek", zei de man in de stofjas.
Zijn woorden schenen in de stilte neer te
druppelen en er gaten in te boren, welke
zich onmiddellijk vanzelf weer sloten.
„Zijde". De stem stierf weer weg, toen hij
zijn vondst tegen het licht hield en er zich
diep overheen boog. Henry Beecham kon
nog steeds zijn gezicht niet onderscheiden.
Het kon hem ook overigens geen lor sche
len, want hij had maar één vurigen wensch
en dat was met rust te worden gelaten.
„Met initialen en al in den hoek", zei de
man in de stofjas. „C.V. Een pracht kwali
teit. Zware zijde", en plotseling spreidde hij
den doek in zijn vollen omvang uit, welke
ongetwijfeld de grootste maat in zijn genre
vertegenwoordigde. Daarna pakte hij den
doek bij twee uiteinden beet en liet dezen
zichzelf diagonaal oprollen. „Groot genoeg
voor een shawl", zei hij.
Plotseling ging Henry Beecham een licht
op. Zakdoek. Zijde. Heerenmaat. Schoon!
Had hij niet den rand van een witten zijden
zakdoek zien steken uit den borstzak van
den blauwoogigen, wilden reusHenry
Beecham deed wankelend een paar stappen
naar voren.
„Hé!" zei hij met een dikke tong. „Geef
mij dat!"
„Zeker", zei de man in de stofjas nu in
eens met een hooge kopstem. Maar wat hij
hem eerst gaf was een harde slag tusschen
de oogen.
1 (Wordt vervolgd).