DEL EN EN 'eed MijnhordQes wrg >urg De Tweede Kamer dringt aan op hulp voor de oester- en mosselteelt. De Amateur Detective KRONIEK VAN DEN DAG Negen Tsjechen gefusilleerd wegens „daden van tegenstand' en HET LM. nieuwe :oIade, irijzen. irervaar- )0 cent de ïelk Prinsesje nkelder" elandia", Kroon", Hof van TSCHAP. :ven pri- l.u.l.o. en W. Spin- Idelburg, igd iagd, tot ag. Nieu- Z, MIJ. oge pro- :hiktheid specteur 947, Bu ur 0 on 849, >venpak- opgang. traat 17, [el 1 mantel w, zwart 90. Win- m of re- V. Hoek- M'burg. tand dan bij con- Karpet- ens enz. s", Hee- s en or- prijzen, Gebr. irgelhan- g. Stem- ransport. en enz., organi- Moens, urg. Wij :sprijzenr TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURCSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 18 NOVEMBER 1939. No. 273. T .M.B. is: damsche Middel- Afgedaan. De boeren mogen spoedig de helft van hun eigen graan opvoederen. Ook grooter steun aan de visscherij bepleit. Stenn aan visscherij, oester- en mosselteelt is dringend noodig. „De Zeeuwsche visscherij moet kunnen blijven be slaan," HET ANTWOORD VAN DEN MINISTER. Binnenlandsche Zaken. Munitielading raakte in brand en paarden sloegen op hol. De Tsjechische hooge- scholen voor drie jaar gesloten. „ER HEERSCHT ORDE EN RUST," „Alleen de wapenen kunnen de beslissing brengen." (Ingez. Med.) ■■■aaa roningen, ie weg, Te be u-te Delft Het vredesinitiatief van Koningin Wil- helmina en den Koning der Belgen heeft voorloopig „afgedaan". Met dit karakte ristieke woord deed de Duitsche regeering haar antwoord af; mondeling nog wel, bij monde van den rijksminister van buiten- landsche zaken, Joachim von Ribbentrop. Veel beknopter kon het niet. Berlijn heeft zich niet eens de moeite getroost, tegen over de door Londen en Parijs gegeven uit eenzettingen ook eens te laten weten, hoe men zich in de Wilhelmstrasse een vrede- door-overleg, waarnaar Koningin Wilhel- mina en Koning Leopold streefden, dan wel had gedacht. Nu kan men wel zeggen: laat Duitschland's tegenpartij, als zij ernstig den vrede wil, dan nog eens gelegenheid krijgen, den Duitschers aan te toonen, dat van een „bruuske weigering" harerzijds geen sprake was, maar of zulk een nadere toelichting ook slechts iets ten goede zou uitwerken, moet ernstig worden betwijfeld. Berlijn heeft blijkbaar opzettelijk afge wacht, hoe zijn vijanden op den stap der Nederlandsche en Belgische staatshoofden zouden reageer en. Daar blijkt, dat Enge land en Frankrijk alleen willen onderhan delen, indien het Derde Rijk zich bereid toont, h. i. gepleegd onrecht weer goed te maken, wordt deze voorwaarde als een be wijs van Britsche en Fransche onverzoen lijkheid opgevat. Tegenover binnen- en bui tenland kan dus weer de leuze klinken: „De geallieerden willen Duitschland vernieti gen; daartegen moeten wij ons teweer stel len, hoe vredelievend wij ook zijn!" We hebben er nog eens de Fransche en Engelsche antwoorden op nagelezen. Presi dent Lebrun had den hooggeplaatsten ini tiatiefnemers doen weten, dat Frankrijk de wapenen heeft opgenomen, om eens en voor al een einde te maken aan daden van geweld en macht,, welke de veiligheid van alle vol keren bedreigen. Duurzame vrede is z. i. slechts denkbaar, als de onrechtvaardighe den, met behulp dezer geweldmethoden Oostenrijk, Polen en Tsjecho-Slowakije aan gedaan, worden uitgewischt. Koning Geor ge VI herinnerde aan de vroegere bekend making der essentieele voorwaarden, welke een eervollen vrede moeten verzekeren en stelde in 't licht, dat Europa dient te wor den verlost van de altijd weer terugkeeren- de vrees voor Duitsche agressie. In dit ver band heeft de Koning ook gewezen op de redevoeringen, door Chamberlain in het La gerhuis en door Lord Halifax in 't Hooger- huis gehouden; hij besloot met de toezeg ging, dat zijn regeering de meest ernstige aandacht zou schenken aan eventueel in te dienen Duitsche voorstellen, die uitzicht op verwezenlijking van 't omschreven doel zou den bieden. In 't Engelsche antwoord zijn, naar men ziet, de eischen, welke de President der Fransche Republiek ten opzichte van een drietal onder den voet geloopen landen stelt, niet met zooveel woorden genoemd. Wèl echter heeft Chamberlain, in de rede, waarnaar de Koning verwees, gememo reerd, hoe Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije zijn ingelijfd ondanks de van Duitschen kant gedane beloften, dat zulks niet zou gebeuren. Voorts heeft de minister-pre sident de volkomen overeenstemming in doeleinden tusschen de Britsche, Fransche en Poolsche regeeringen aangetoond. Hij constateerde, dat Hitler's z.g. vredesvoor stellen van 6 October slechts neerkwamen op erkenning van zijn recht, met de ver overingen naar goedvinden te handelen, ,,'t Is", zei de premier, „dus duidelijk, waar 't om gaat: Of wel de Duitsche regeering be wijst overtuigend de oprechtheid van haar vredesverlangen door sprekende daden en door afdoende waarborgen te geven voor 't nakomen van haar verplichtingen, óf wel wij moeten doorgaan tot het uiterste". Lord Halifax sprak 2 November in dienzelfden geest tot de leden van het Hoogerhuis en herhaalde 5 dagen later voor de radio: „De toekomst moet worden gespaard voor een herhaling van de onrechtvaardigheden, die de Duitsche agressie de laatste jaren heeft veroorzaakt, maar ook dient Duitschland zooveel mogelijk de schade te herstellen, zijn zwakkeren buren aangedaan". Vooral deze laatste rede, gehouden op den avond, dat het nieuwe vredesinitiatief bekend werd, is te Berlijn zeer euvel opgenomen De Tweede Kamer heeft gisteren de be handeling voortgezet van het hoofdstuk Economische Zaken der Rijksbegrooting voor 1940. De minister van Economische Zaken, de heer Steenberghe, vervolgde zijn be antwoording der beschouwingen over de afd. Landbouw en het Landbouwcrisisfonds. Wat het land- en tuinbouwonderwijs be treft, herhaalt spr. dat dit hem zeer na aan het hart ligt, er is dan ook ondanks den stand der schatkist meer voor uitge trokken dan verleden jaar. Na hetgeen bij de algemeene beschouwingen is gezegd over den steun aan de kleine boerenbedrij ven, kan spr. daarop niet verder ingaan. Spr. zal met zijn ambtgenoot van Sociale Zaken nader overleg plegen. Nederland heeft niet veel groot-landbezit. Wil men op dit gebied sterk ingrijpen, dan komt men tot ongezonde verhoudingen. Verkaveling van groote bedrijven leidt nog niet tot verbetering der positie van de land arbeiders. Ook gaat het moeilijk, zonder meer kleine bedrijven te vergrooten, zonder ontginning althans. De stagnatie der beta ling van ingenomen granen en wat daarme de verband houdt, heeft inderdaad in den beginne eenige strubbeling veroorzaakt. Naarmate pakhuisruimte beschikbaar komt is er verbetering. Plotselinge overschake ling van den „normalen" op den abnorma- len toestand veroorzaakte tijdelijke stroef heid. Aan klachten besteedt spr. alle aan dacht. Spr. is niet bereid, aan boeren, die reeds een deel van hun voorraad aan handelaren hadden verkocht, nadere vergoeding te ge ven. Waarschijnlijk zal de volgende week de uitvoer van fijne zaden mogelijk zijn. De aanvragen van kunstmest moeten behoor lijk worden onderzocht; de vertraging is vooral een gevolg van onvoldoend invullen der formulieren. De regeling zal spoedig in orde zijn. Op het oogenblik behoeft men zich voor de eerstvolgende periode niet on gerust te maken, wat de kunstmest be treft. Bij de landbouwcrisiswet gaat spr. uit van de productiekosten. Daaronder valt de vorstschade voor tarwe, .vandaar de extra toeslag en het verschil in prijs tusschen rog ge en tarwe, die trouwens over de geheele wereld geldt. Wat de kleine molenaars be treft, is spr. bereid de voorwaarden van het machinaal mengen te veranderen. Spr. overweegt om aan de boeren toe te staan, de helft van eigen oogst aan granen aan eigen vee en varkens te voederen. en als „sabotage" gekwalificeerd, al gaf Londen dadelijk te verstaan, dat men bij 't opstellen van Halifax' rede nog niets om trent dit initiatief had geweten. De daarna gehouden toespraken van Hitier en Göb- bels eenerzjjds, van Churchill anderzijds hebben zeker niet tot opklaring der atmos feer bijgedragen, maar reeds van den be ginne af stonden de kansen slecht. Onze re geering, die na ontvangst der Fransche en Britsche antwoorden de „deur niet geslo ten" achtte, heeft zich met het Belgische gouvernement in verbinding gesteld over de situatie. Misschien beschouwt men te Den Haag en Brussel 't Duitsche „afge daan" nog niet als een absolute verwerping der idéé, welke Koningin en Koning tot hervatting van hun vredespogingen heeft bewogen en mogen wij te eeniger tijd nieu we stappen tegemoetzien. Voorshands heeft men echter weinig reden, alsnog op eenig resultaat te hopen. Bij de afdeelingen „Visscherij" bespreekt de heer Kievit (S.D.) het visscherij- proefstation. De subsidie behoort verhoogd te worden om het aan zijn doel te doen be antwoorden. Zoowel de zoetwater- als de zeevisscherij verkeeren in zorgelijken toestand. Spr. herinnert aan de persoonlijke offers, door de visschersbevolking in den vorigen oorlog gebracht. Thans worden de gevaren nog grooter geoordeeld, en dat er toch wordt uitgevaren, getuigt van den moed der vis- schers. Regeeringshulp zal verder noodig zijn, ook ter wille van de voedselvoor ziening. De regeering moet de positie der varende zeevisschers beschermen. De kust visschers kunnen stellig de molestpremies niet betalen. Het moet hun mogelijk worden gemaakt, de risico's te dragen. Hulp aan de oestercultuur is noodig. Ook de mosselteelt gaat moeilijke tijden tege moet. De mosselvisschers zullen het niet zonder hulp kunnen stellen. De garnalen- visscherij gaat ook in gewone tijden onder moeilijkheden gebukt. De mijnen beperken nu bovendien de vangstmogelijkheid. De ex port staat practisch vrijwel stil. Met belangstelling wordt uitgezien naar het resultaat van het onderzoek naar de economische structuur van het garnalen visscherijbedrijf. Ook de zoetwatervisscherij is er slecht aan toe. Steun is noodig, als het binnen- landsch verbruik niet toeneemt. De heer Posthuma (Chr. Dem.) sluit zich aan bij hen die den minister hul de brachten voor zijn werk. Hij doet alles om de visschersbevolking te helpen en de consumptie te vergrooten. De kustvisscherij wordt al geholpen door stimuleerende maatregelen, doch de minister breide deze uit. De distributie van levensmiddelen en petroleum moet voor deze visschers soepel zijn. De heer Bakker (C. H.) wijst ook op de moeilijkheden der zeevisscherij. De heer Vos (Lib.) heeft eveneens met waardeering kennis genomen van de maatregelen van den minister om de vis scherij in stand te houden. Haar moeilijkhe den zijn niet alleen een gevolg van de oor logsomstandigheden. Reeds voor dien was er teruggang in den export. De toe stand is door den oorlog nog verergerd. Er is voorts een toenemende wanverhouding tusschen de zeevisscherij en het aantal klei ne handelaren. Spr. vraagt of het juist is, dat Deensche vrachtauto's met volksvisch voor ons land in Duitschland worden tegen gehouden en teruggezonden. De heer S c h i 1 t h u i s (V. D.) sluit zich aan' bij hen, die behoud van het Vis- scherij-proefstation mogelijk willen maken. Spr. is verheugd over den pannensteun voor de oestercultuur. Maar er is ten deze niet ver genoeg gegaan. De heer Mes (R. K.) betoogt dat de visscherij in staat moet zijn, haar economi sche taak voor ons volk te vervullen. Spr. schetst vele bezwaren, door de visscherijbe- volking ondervonden. Velen worden gedrongen, uit hun dorpen b.v. in Zeeland naar IJmuiden te verhuizen. Spr. wil maatregelen om daaraan een einde te maken. De Zeeuwsche visscherij moet kunnen blijven bestaan, b.v. door een ver- zend-organisatie naar IJmuiden. De steunregeling voor de garnalenvis- schers behoort te worden gewijzigd. Het Centraal verkoopkantoor voor mosselen doet alles om het bedrijf op peil te houden, en niet zonder succes. Ongunstiger is het met de oestercultuur, vooral voor de kleine pannenleggers. De minister kome dezen menschen te hulp. De heer Duymaer van Twist (A. R.) dringt aan op spoed met de hulp aan de visschers. Vooral de toestand der garnalenvisschers in het Noorden des lands is z.i. somber. Ook deze spreker is van meening, dat de steun aan de oestercultuur spoedig moet worden verbeterd. Hij wil eveneens behoud van het Visscherijproefstation. Voorts be pleit spr. bevordering van Zondagsrust voor zeevisschers. De Minister van Econ. Zaken, de heer Steenberghe, heeft het vorig jaar uitvoerig over de kwestie der Zondagsrust gesproken. Deze niet-eenvoudige zaak is in den breede besproken tusschen belangheb benden. Het Visscherijproefstation kan spr. thans geen hoogere subsidie toekennen. Spr. zal overwegen, in hoever aan de wenschen t.a.v. de garnalenvisschers tege moet te komen. De distributie van zoetwatervisch aan mi litairen en werkloozen «stuit op allerlei be zwaren. Inmiddels is er overleg met het dep. van Sociale Zaken gaande. Dat in Duitsch land vrachten Deensche visch voor ons land worden opgehouden, is de regeering niet be kend. Dat de kleine vischhandelaren het moei lijk hebben, is juist, doch het is voor de regeering onmogelijk, elke last op de be volking door de tijdsomstandigheden van overheidswege weg te nemen. Wat betreft den pannensteun in de oestercultuur, verwijst spr. naar sociale overwegingen. De vervoersmogelijkheid van visch uit Zeeland naar IJmuiden, met name van garnalen, is niet voldoende om ze versch genoeg aan de veiling te hebben. De begrootingen van Economische Zaken en van het Landbouwcrisisfonds voor 1940 worden z. h. st. aangenomen. De Kamer heeft hierna nog een aanvang gemaakt met de begrooting van Binnen landsche Zaken, waarbij over de afdeeling binnenlandsch bestuur vijf sprekers het woord hebben gevoerd. De heer Duymaer van Twist (A. R.) klaagde over de te hooge scheep vaartrechten, waardoor de binnenscheep vaart dreigt te gronde te gaan. De heeren B ij 1 s m a (V. D.) en Ter Laan (S. D.) bepleitten o.m. samenvoeging van kleine gemeenten, waarvan de laatste vele voorbeelden gaf. De eerste bepleitte, even als de heer Krol (C. H.) bevordering van de gemeentelijke zelfstandigheid. Ver schillende sprekers waren van oordeel, dat teveel gemeentelijk personeel op arbeids contract werkt. De C. H. afgevaardigde de heer K r ij g e- r bepleitte de instelling van een havenschap Rotterdam. Dinsdagmiddag worden de beschouwingen voortgezet. Van een militairen trein, welke gisteren „ergens in de provincie Utrecht" reed, is een zg. caisson, geladen met munitie, in brand geraakt. Een geweldige rookmassa drong uit den wagen en ontploffingen werden gehoord Deze munitiewagen, waarin zich slagkwik bevond, werd on middellijk uit den trein verwijderd en men waarschuwde de brandweer. Een gespan, dat een andere caisson trok, sloeg op hol. De paarden konden na veel moeite wor den gegrepen en bleken gewond te zijn De brandweer tastte het vuur met eenige stralen op de waterleiding aan. Na onge veer een kwartier kon het gevaar als ge weken worden beschouwd,. De oorzaak der ontbranding van deze munitielading is vermoedelijk wrijving of broeiing Persoonlijke ongelukken zijn er niet gebeurd. iff Het Duitsche Nieuwsbureau meldt uit Praag: „Sinds eenigen tijd probeert een groep Tsjechische intellectueelen, in samenwer king met den gevluchten ex-president Be- nesj, door kleine of grootere daden van tegenstand, de rust en orde in het protec toraat Bohemen en Moravië te verstoren. Daarbij kon worden geconstateerd, dat de raddraaiers van deze daden van tegenstand vooral ook aan de Tsjechische hoogescho- len te vinden zijn. Daar deze elementen zich op 28 October en 15 November er toe hebben laten ver leiden handtastelijk tegen individueele Duitschers op te treden, werden de Tsje chische hoogescholen voor den duur van drie jaren gesloten, werden negen daders doodgeschoten en werd een vrij groot aan tal betrokkenen gearresteerd Ongeveer terzelfdertijd, dat gisteravond het bovenstaande bericht binnenkwam, meldde het Duitsche Nieuwsbureau uit Berlijn: „Ten aanzien van de in een deel der buitenlandsche pers verschenen ge ruchten over beweerde onrust in het rijks- protectoraat Bohemen en Moravië, werd heden van bevoegde zijde aan de vertegen woordigers der buitenlandsche pers me degedeeld, dat in het protectoraat orde en rust heerscht. Wel, zoo verklaarde men, kan het er van komen, dat de Tsjechische regeering bepaalde eventueel noodig wor dende maatregelen neemt tegen zekere kringen, die getoond hebben, dat zij blijk baar meer houden van wanorde en on rust Deze kringen zijn echter onbetee- kenend en klein. Zij bevinden zich uitslui tend onder intellectueelen. Het betreft hier een deel van die lieden, die tot den vroegeren kring van aanhangers van den mislukten emigrant Benesj behoorden". Het D. N. B meldt uit Berlijn: De Berlijnsche correspondent van het „Hamburger Fremdenblatt" wijst er op, dat na de periode der Nederlandsch-Belgi- sche vredesstappen, de oorlog thans in een phase getreden is, waarin alleen de wa penen en de overwinning een beslissing kunnen brengen Voor het Duitsche rijk is het tijdvak van onderhandelingen afge sloten. Bij de Westelijke mogendheden moet wel een zonderlinge voorstelling be staan over de onder het Duitsche volk heerschende denkbeelden, daar anders moeilijk te begrijpen is, dat zelfs nu nog in Engeland en Frankrijk /stemmen op gaan, die nog een verder antwoord van Duitschland verwachten, buiten het bon dige antwoord, dat de minister van Bui tenlandsche Zaken aan den Belgischen am bassadeur en den Nederlandschen gezant heeft medegedeeld. De redevoeringen van Chamberlain, Halifax, Eden, Churchill en Reynaud hebben het Duitsche volk zulk een helder beeld gegeven van de Engel sche oorlogsdoeleinden, dat het thans doordrongen is van de onmogelijkheid vre de te sluiten met dit Engeland en met deze mannen (Reynaud is de Fransche minister van Financiën,. Red.) tegen Moeheid en „Halfzielc gevoel" !!lll!ll!ll!ll!ill!llll!lllll!!l!! Naar het Engelsch van Anthony Berkeley. 46). Hij had Judith de hand gedrukt, tot de tranen in haar oogen kwamen, evenzoo Mouse en Chitterwick, en had verklaard dat hij het erg prettig vond om met hen kennis te maken, hoewel hij het betreurde, dat het onder deze omstandigheden moést gebeuren; hij zou het Scotland Yard en trouwens de heele hoofdstad wel eens even tjes inpeperen. Luid verkondigde hij echt op zijn Amerikaansch, vond Chitterwick dat hij de politie eens opporren zou; hij be loofde Judith, dat haar echtgenoot, binnen de drie dagen, thuis zijn hoed weer aan den kapstok zou hangen; zei tot Mouse, dat zijn kennissen in Amerika zeer vereerd zou den zijn, omdat hij bij zjjn aankomst door een heuschen hertog werd verwelkomd, waarna hij zich tot Chitterwick wendde met de opmerking, dat een hertog er eigen lijk net zoo uitzag als iedereen. Daarna wees hij hen den weg door het douanekan toor, en verzocht hen in de auto plaats te nemen en was er aan toe volgens Chit terwick om Mouse aanwijzingen te ge ven, hoe hij rijden moest. Kortom Harold J. Benson was net, zooals men in het alge meen reizende Amerikanen uitbeeldt. In Riversmead Priory ging het al net zoo. Chitterwick, die zich nog heel goed herinnerde hoe hij hier zijn intrede had ge maakt, bewonderde en benijdde Benson, om de manier waarop hij de hand van zijn gast vrouw fijn kneep tot leedvermaak van Judith zijn gastheer amicaal op den rug klopte, zoodat de oude edelman een paar passen van zijn plaats ging, en een kleine toespraak hield, om zijn dank uit te spre ken: a. omdat zij de zaak van zijn neef Lynn zoo flink hadden aangepakt; b. voor de hartelijke ontvangst, die men hem bereid had; c. voor de sympathie, die zij de arme vrouw van zijn neef, in dien verschrikke- lijken tijd, betoond hadden. Daarna volgde hij den buttler, denzelfden ongenaakbaren buttler, die Chitterwick op den avond van zijn komst zooveel ontzag had ingeboezemd. Het heele gezelschap keek hem, volkomen in een hoek gedrukt, na, toen hij op zijn zwaar gezoolde schoenen achter den be diende, die hem zijn kamers zou wijzen, aanstapte. Dan kon Agatha zich niet langer inhou den. „Dat is nu net de oom uit Amerika, uit een slecht blijspel. Hij zou zoo van het too- neel kunnen komen". „Dat", zei Chitterwick in gedachten, „heeft hij ook juist gedaan". „Wat zegt u daar, mijnheer Chitter wick?" vroeg Judith, terwijl ze hem nieuws gierig aankeek". „Ik hij is toch tooneelspeler geweest, nietwaar?" verklaarde Chitterwick, een beetje in de war. „Heeft u mij niet verteld, dat hij aan 't tooneel was?" Een onderdrukt gemompel liet zich uit de richting van lord Milborne hooren. „En dat nu zoo iemand naar Earlshaze moest komen". Men kon hieruit opmaken, dat dit volgens lord Milborne nog het ergste van alles was. De groote mannen van het verleden zijn werktuigen in de hand van het heden. Illll Zwijgend gingen ze het huis in, ieder naar zijn eigen kamer, om zich voor het eten nog wat op te frisschen. Het dient gezegd, dat Benton tijdens het eten al heel wat in zijn voordeel veranderd was. Het is mogelijk, dat de omgeving in druk op hem gemaakt had, of en dit hield Chitterwick voor 't waarschijnlijkst dat iemand hem een kleine waarschuwing ge- gegeven had; in ieder geval stak hij verder geen speeches meer af; zijn enthousiasme was een beetje bekoeld en zelfs zijn Ame- rikaansche manieren waren veel minder. Niets is ook in staat om een gast een groo ter gevoel van tegenzin te geven, dan een welgestelde Engelsche huishouding. Als v/e de waarheid getrouw willen blij ven en dat is blijkbaar zoo moeten we erkennen, dat het Chitterwick was, die na het eten de anderen het meest verveelde. Het werd duidelijk, dat hij tot de groep van hartstochtelijke amateur-fotografen behoorde. Zonder de minste consideratie, zonder er op te letten, dat zijn slachtoffer er niet veel voor voelden, haalde hij zijn toestel te voorschijn en stond er op, dat zij zich op het terras zouden opstellen en nam ontelbare kieken, nu eens in groepen, dan weer van ieder apart, en ondertusschen praatte hij maar door. Hoe hij gesteld was op zulke souvenirs, dat hij alle plekjes, waar hij geweest was, gefotografeerd had, en dat hij van alle menschen, waarmee hij kennis maakte, foto's moest hebben en dat het nu juist een mooie gelegenheid was, om zijn verzame ling weer eens aan te vullen. Lord Milborne probeerde niet om zijn tegenzin te verber gen, toen hij bemerkte, dat zijn vrouw Chitterwick door haar optreden nog aan moedigde. Zjj was bijna even fanatiek als hij; zij gaf ieder zijn plaats aan, stelde al door weer andere groepen samen. Het was geen aangenaam kwartiertje. Vuurrood, maar erg tevreden, trok Chit terwick zich met zijn twee films terug; hij deed zijn best om de blikken van zijn gast heer te ontwijken en ontvoerde Mouse, on der voorwendsel, dat hij hulp noodig had bij het ontwikkelen. Zoodra zij echter uit het gezicht waren, bracht hij hem echter niet naar de donkere kamer maar naar zijn eigen slaapkamer. „Ik wist heelemaal niet, dat u zoo'n groo te fotograaf was", zei Mouse en zag met verbazing dat Chitterwick de deur op slot deed. „Dat ben ik ook niet", zei Chitterwick, „maar ik hoop, dat ik net zoo goed op een knopje kan drukken, als ieder ander. Ik heb dit toestel gisteren gekocht, alleen om vandaag die kiekjes te maken. Uw zuster heeft mij heel goed geholpen. Ik hoop ten minste, dat ze gelukt zjjn. Uw zuster zei, dat ze er verstand van had en daarom kan het zijn, dat het nog iets wordt". „Ik heb wel gezien, dat zij de nieuwe film er in deed", zei Mouse langzaam. „Dat vond in ontzettend moeilijk", zei Chitterwick, „niettegenstaande ik gister avond op mijn slaapkamer nog geoefend heb". Mouse keek hem aan. „Vooruit, mijn heer Chitterwick. Daar steekt wat achter, dat ik nog niet door heb. Wat is dat?" Chitterwick antwoordde niet dadelijk. Hij ging zitten, sloeg zijn armen over elkaar en zag er buitengewoon ernstig uit. „Natuur lijk was het een smoesje. Ik heb die foto's noodig." „Maar waarvoor dan?" „Wel", zei Chitterwick ernstig. „Ik ge loof, dat ik den man gevonden heb, die in Piccadilly Palace de rol van majoor Sin clair heeft gespeeld". „Ach neen?" zei Mouse tamelijk onnoozel. „Er is er toch maar een, die er voor in aanmerking komt, is het niet? Ik heb hem al een heelen tijd in verdenking. Alles hing feitelijk van zijn neus af. Zoo gauw als ik hem zag, was ik er zeker van". „Benson?" zei Mouse ongeloovig. „Maar zijn stem dan. Hij is toch op en top Ameri kaan; als er één Amerikaan is, dan is hij het. Hij zou juffroüw Sinclair geen oogen blik misleid hebben". „Hij is tooneelspeler, maar een slechte. Hij overdreef aan de telefoon het Oxford- accent van Eccles, hij overdreef vanmor gen zijn Amerikaansche accent; toén hij dat merkte, deed hij het een beetje minder, hebt u dat niet gehoord?" „Maar hij' was toen toch in Amerika!" „Is dat zoo?" vroeg Chitterwick. „Dat wil ik nu juist uitvisschen en daarom heb ik die foto's noodig. Als hij omstreeks den tijd van den moord hier was, zal hij beslist direct daarna weer teruggegaan zijn. Ik wil zijn foto's aan de bedienden van verschil lende reisbureaux laten zien en vragen of iemand zich ook herinnert of hij ongeveer op dien datum een hut besproken heeft!" Al had Chitterwick met tegenzin, onver schilligheid en wantrouwen in z'n capaci teit als detective, deze zaak op zich geno men, zijn verlegenheid was thans heele maal verdwenen; hij sprak met een onge kende energie, en het was duidelijk, dat het geval hem heelemaal bezig hield. fHfrr (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5