EEN NEGERHEILIGE. UIT DE PERS Practische gevolgen van de Vestigingswet. Daling van de nieuwe vestigingen. (Ingez. Med.) Het interview met dr. Colijn. Verontwaardiging. STUURLUI AAN DEN WAL. De telefoonverbinding NederlandEngeland. DE GEÏNTERNEERDE NEDERLANDSCHE OFFICIEREN VRIJGELATEN. Wekelijks worden in het officieele or gaan van de Kamers van Koophandel en Fabrieken gegevens gepubliceerd van de nieuwe inschrvingen in het Handels register. Deze nieuwe inschrijvingen be treffen zoowel zaken, welke geheel nieuw gevestigd worden, als de veranderingen in de personen van de eigenaren van reeds bestaande zaken Om andere, hier niet ter zake doende, redenen, ga ik deze opgaven van week tot week na. Een vrij eentonige arbeid, waar bij de gedachten wel eens afdwalen naar andere dingen, zooals naar de veelvuldig heid, waarin sommige beroepen voorkomen of naar de zonderlinge combinaties. Een der dingen, welke mij daarbij buitengewoon troffen, is, dat sedert de Vestigingswet- Klein-bedrijf werkt, deze lijst van zaken heel wat van karakter veranderd is. Voor het inwerkingtreden dezer wet be- vate de lijst geheele risten van personen, die teen krrcideniersbedrijf begonnen, al dan niet in combinatie met een handel in manufacturen, vee of steenkolen of met een aansprekersbedrijf of café. Dit lijstje kan naar believen worden uitgebreid tot alle denkbare combinaties Na de kruideniers verschenen de slagers het drukst op het appèl en vervolgens de bakkers en manufacturenzaken van al lerlei aard. Men kreeg wel eens den in druk, dat als ieder winkelier zijn buurman en zijn familie bediende, alle 8% millioen Nederlanders rijkelijk voorzien zouden zijn Zoodra echter de minister van economi sche zaken ter voorbereiding van de toe- passelijkvèrklaring der wet op het sla- gersbedrijf van zijn bevoegdheid tothet bepalèn van een spertijd gebruik had ge maakt,, zakte het écihtal vestigingen in dit b'édrflf én de slagers begonnen niet meer of slechts sporadisch op het appèl te ver schijnen. Dit viel te meer op, daar bij andere bedrijven de toevloed ongestoord bleef doorgaan Niet lang daarna gebeur de bij het kruideniersbedrijf hetzelfde met dezelfde waarneembare gevolgen. Jammer genoeg staat mij geen cijfermateriaal ter beschikking, maar het verschil in aantal vestigingen in deze beide bedrijven voor en na de toepasselijkverklaring der wet is zoo groot, dat het wel moest opvallen Bij een zeer voorzichtige schatting op grond van deze waarnemingen* zou ik gerust de vermindering tot op 1/3 der vroegere nieuwe vestigingen durven vaststellen; waarschijnlijk is dit 1/3 eerder nog te hoog dan te laag geschat. Meermalen kreeg ik bij het doorlezen van deze opgaven den indruk, dat de toe loop nadat eenige branches onder de wet gebracht waren, zich verplaatste naar an dere branches. Zekerheid zou in dit op zicht echter alleen te verkrijgen zijn, wan neer cijfermateriaal beschikbaar was. Intusschen valt reeds te constateeren, dat heel wat menschen weerhouden zijn om zich in deze branches te vestigen Men kan hun daarmede niet anders dan ge- lukwenschen. Immers de eischen voor het middenstandsbedrijf zijn zoo hoog gesteld, dat wie daaraan niet kan voldoen, de kiem der mislukking reeds mee moet brengen, wanneer hij zonder «de veronder stelde capaciteiten, een zaak begint Een enkele, wien dit vroeger gelukt is, heeft „een lot uit de loterij" gehad. Het aantal mislukkingen was, zooals indertijd in deze rubriek ook al eens is aangetoond, legio Aan al deze menschen is thans de droeve ervaring van een mislukking en financi- eele schade bespaard. Voor de gemeen schap is dit geen schade geweest, immers de tekorten, welke dergelijke zaken bij hun liquidatie opleverden, moesten door de gemeenschap toch in een of anderen vorm gedragen worden. Voor zoover deze waarneming daartoe in staat stelt, laten de gevolgen zich vrij duidelijk berekenen. Ten eerste worden in de bedrijven, welke thans onder de wet val len, die eigenaars, die hun bestaande zaak verlaten, vervangen door personen, die als regel aan hoogere eischen zullen voldoen dan vroeger het geval was. Ten tweede neemt het aantal nieuwe vestigingen be langrijk af en geldt van de nieuwe onder nemers hetzelfde als hierboven is gezegd. Ten derde motet op den duur het aantal ondernemingen in dezelfde branche ver minderen door minder nieuwe vestigingen en het afvallen van oude. Dit proces zal vlugger of langzamer gaan naarmate in de betrokken branche het sterftecijfer der zaken hooger of lager is. Er zijn bedrijven, waarin dit proces wellicht spoedig te be merken zal zijn, n.l. in die met het hooge sterftecijfer. Voor de zaken, welke blijven bestaan, moet dit proces op den duur zijn vruchten afwerpen. Het kan niet uitblijven, dat zij langzamerhand sterker zullen worden. Ook in ander opzicht zullen de gevolgen zich openbaren. De „goodwill" van de bestaande zaken zal stijgen en op den duur een vrij zeker bezit gaan beteekenen. Of achteraf op deze wijze een bezetting in diverse branches zal ontstaan, welke de behoefte benadert, is moeilijk te bepalen. Overigens is het gegeven „behoefte" een grootheid, welke bezwaarlijk is vast te stellen. De communicatiemogelijkheid in ons dicht-bevolkte land is door de facilitei ten van fiets, motor en auto dermate ver meerderd, dat het behoefte-element moei lijk te beoordeelen is, althans naar de plaat selijke verspreiding der winkels. Er zullen altijd plaatselijke opeenhopingen van win kels, ook in dezelfde branches, blijven voor komen. Immers al deze verkeersmiddelen begunstigen de concentratie van de koo- pers. B.v. hoe gemakkelijk is het niet voor bewoners van een groote stad in de binnen stad inkoopen te doen Ook in dat opzicht zijn er geen afstanden meer. De bewoners van dorpen nabij een provincie-stad ver plaatsen zich wel eveneens gemakkelijker dan nog maar enkele tientallen jaren ge leden. Dit moest voeren tot concentratie van winkels in de binnenstad of sommige straten van de provinciestad. Wie bood schappen gaat doen, vindt liefst dicht bq elkaar de verschillende zaken,, waar hij moet zijn. Typisch demonstreert zich dat concentra tie-verschijnsel b.v. in kleedingzaken, welke men in de groote steden veelal in eikaars nabijheid vindt. Men zou bijna kunnen be weren, dat zij elkaar opzoeken. Het is begrijpelijk, dat onder deze om standigheden de Regeering er voor terug gedeinsd is het behoefteelement in de wet te introduceeren. Dit had moeilijk anders dan plaatselijk kunnen geschieden; voor de dageljjksche levensbehoeften had misschien nog eenige mogelijkheid bestaan om een maatstaf te vinden, b.v. een bakker of kruidenier op 300 inwoners. De veronder stelde omzet van zulk een zaak laat zich theoretisch wel berekenen, maar de vraag is, of de praktijk daaraan zou beantwoor den. Op geïsoleerde plaatsen wellicht wel, maar deze beginnen in ons land zeldzaam te worden. In de meer bevolkte deelen van het land zou zulks waarschijnlijk geen ef fect hebben. De menschen zouden daar toch gaan, waar zij wilden en alleen een registratie van klanten met verplichting van in een bepaalden winkel te kopen, zou tot het be oogde doel voeren. Een maatregel, of liever een serie van maatregelen, waarnaar noch klant, noch winkelier zich gewillig zouden voegen. Het blijft alzoo gemakkelijker een wensch te formuleeren, dan die practisch in vervul ling te doen gaan. Nadruk verboden. Mr. M. Visser. Brieven uit Amerika. i. FATHER DIVINE EN ZIJN ENGELEN. (Van onzen correspondent te N e\v-Y or k). New-York is vol van, voor Nederlandsche begrippen, merkwaardige verschijnselen. Op elk gebied. Ook op dat van den godsdienst of: van religieuze, semi-religieuze en kwa- si-religieuze verschijnselen en verschijnin gen. Het ligt niet in de lijn van mijn be voegdheid daarover in dieperen zin, zoo ge wilt in beschouwenden trant te schrijven. In dit geval, dat van het fenomeen „Father Divine" vergenoeg ik mjj er mede het be schrijvend te behandelen. Daarvoor is het onwederspreekbaar, belangwekkend ge noeg. Den oprecht Christeljjken of Jood- schen lezer moet het wel eens angstig of onaangenaam te moede zijn te lezen wat ik over Father Divine mededeel, doch hij hou- jde dan voor oogen wat ik met nadruk sti puleer: dat dit verschijnsel als verschijnsel, dat voor New-Yorksche verhoudingen van belang is, wordt beschreven. Eigenlijk moet hiérbij het gansche vraagstuk van den ne ger in verhouding tot den blanken Ameri kaan bezien worden. Doch dit zou, in dit besték, te ver en te diep voeren. Laat sléchts gezegd zijn, dat de negerbevolking haar afgescheiden, eigen leven leidt. In New-York in eenigszins mildere mate dan elders in dit reusachtig-groote land, doch altijd toch in die mate dat van een neger- ghetto, gesproken mag worden. In geen café of hotel of zelfs woonhuis, buiten de negerwijk Harlem, vertoonen zich zwarte broeders of zusters. Het is reeds een (New- Yorksche) uitzondering, dat negers tus- schen blanken plaats kunnen nemen in de bioscoop, dat openbare tpïletgelegenhéden hier niet, feooals elders in de Vereèhigde Staten, gescheiden zijn in die voor blanken en voor „coloured people". Neger-studen ten aan „blanke" universiteiten, neger- rechters, -politie-agenten, -postboden, zijn slechts de uitzonderingen, die den regel dei- volstrekte gescheidenheid bevestigen. Vele verschijnselen gaan gepaard met deze ge scheidenheid en vele vraagstukken vinden er hun grondslag in. Wie is Father Divine? Vóór hij Father Divine was, was hij tuin man voor vijftig cent per dag. Nu regeert hij over een koninkrijk met 15,000 vazal len. Hjj bezit niets. Maar hij bezit de bezit ters van een gemeenschappelijk eigendom, dat anderhalf millioen dollar waard is. Hij spreekt in termen waarvoor geen enkel woordenboek in geen enkele taal een ver klaring geeft, maar zijn discipelen laat hij er door huiveren en juichen. Zij noemen hem een godheid en zij gelooven het. Dit zijn de fantastische feiten, die ge vindt wanneer ge de levens-stadia onderzoekt van dezen kleinen, kaalhoofdigen beweeg lijken neger: in 1900 was hij George Baker, in 1913 „De Boodschapper"; in 1910 Major J. Divine; in 1925: de eerwaarde heer M. J. Divine; in 1928 Father Divine; in 1932... god; in 1939: Dean of the Universe heer- seher over het heelal. Laat ik nauwkeurig zijn: Father Divine heeft onder eede ontkend, dat hij ooit George Baker is geweest. Zijn volgelingen betwijfelen het of hun Messias op dé normale wijze is geboren en zij gelooven dat hij nooit zal sterven. Maar volgens hen, die niet tot zijn volge lingen die zichzelf „Engelen" noemen behooren en die te werk zijn gegaan volgens zeer aardsche richtlijnen van onderzoek, is George Baker 63 jaar geleden geboren in een klein dorp van vrijgelaten negerslaven. Hij had een religieuze natuur, die volgens onze begrippen dweperij genoemd mag wor den en die gebaseerd was op een complex van half-begrepen en half-verstane predi katies, die hij in zijn kleine dorp en in de dorpen, die hij. als zwervend tuinman door trók, aanboorde/ tye zyyervende zwarte George Èaker ging zichzelf „De Boodschap per" wanen of noemen. Toen hij in de New- Yorksche negelbuurt Harlem .was aange komen had hij, die vlijtig en zuinig was, —O Het Volk (s.-d.) is zeer verontwaardigd over het interview, dat de Telegraaf met dr. Colijn had en publiceerde en waarvan hier Dinsdag melding is gemaakt. Het blad wijst op het oordeel van dr. Co lijn, dat ons volk zich in de afgeloopen da gen noodeloos ongerust heeft gemaakt, waarin de oud-premier het bewijs ziet, dat het met onze zenuwen nog niet in orde is. Hij schrijft dit, om te beginnen, toe aan het feit, dat Nederland gedurende meer dan een eeuw geen oorlog heeft gekend. Maar dit is al dadelijk mis, want in België, waar men den laatsten oorlog pas twintig jaar achter den rug heeft, was men niet minder gealarmeerd dan hier te lande. Aldus stort de eerste Colijniaansche tirade ineen. Deze mislukte aanloop was echter noodig om speciaal de Nederlandsche regeering in een kwaad daglicht te kunnen .stellen. Die heeft, naar de meening van dr. Colijn, na melijk onnoodige ongerustheid gewekt. Me neer zelf zou het natuurlijk beter hebben gedaan. Vermanend spreekt hij dan ook de hoop uit, dat, nu de geduchte gevaren zijn uitgebleven, het te hopen is, dat men daar uit een les zal trekken. Die les is kortweg deze, dat er zoo weinig mogelijk opzienba rende veranderingen in militaire maatrege len moeten worden gebracht en dat de mili taire voorzorgen zoo moeten worden inge richt, dat ze onder alle omstandigheden ge acht kunnen worden voldoende te zijn. Daarnaast geeft dr. Colijn te verstaan, dat door overdreven voorzorgen te treffen, de regeering zich aan het gevaar van on welwillende beoordeelingen in het buiten land bloot stelt. „En" zoo gaat hij voort „misschien ook nog wel aan iets anders. Men kan zich voorstellen hoe er in het vuistje gelachen wordt over de opzienba rende maatregelen, wanneer er geen vuiltje aan de lucht is geweest, en dit draagt er ook niet toe bij om de achting voor onze houding te vergroöten." Wij kunnen over dit alles kort zijn. De eisch, dat onze mobilisatie-toestand steeds in een onveranderlijken staat van opperste paraatheid moetverkeeren, zonder te let ten op de actueele ontwikkeling, is in één woord gezegd kinderlijk, om niet een hier aan verwante nog wat krasseren term te bezigen. In het licht van deze eerste zonder linge uitlating, zouden wij geneigd zijn de tweede ontsporing van dr. Colijn met een zekere mildheid te beoordeelen, indien de voorstelling alsof de regeering, zonder dat er „een vuiltje aan de lucht was" maar al lerlei overbodige maatregelen trof, niet een zoo ernstig karakter droeg. Eenerzijds wordt hier bij de kleurlooze middenstof, die het lezerscorps van „De Te legraaf" vormt, de indruk gewekt, alsof de regeering uit een stel klungels bestaat, dat, uit pure verbeelding, bet land in rep en roer brengt en ons in het buitenland be lachelijk maakt. Tegen welken triesten ach- Op weg naar het Westelijk front. Engelsche soldaten in den trein brengen, op een der stations van de Fransche hoofdstad, een vroolijken groet. Aan den voet van het monument van Edith Cavell, de bekende Engelsche verpleegster uit den wereldoorlog, is te Parijs door een delegatie van vrouwelijke vrijwilligers een krans gelegd. tergrond, dan de titanenfiguur van dr. Co lijn als een toonbeeld van bezadigde rust en wijsheid omhoog rijst Anderzijds zien wij hier een aanval onder nomen op een terrein, waarvan de aanval ler weet, dat de wederpartij hem niet van antwoord kan dienen. Dr. Colijn kan zich op de borst slaan als de groote man, die in Nederland de politieke wijsheid in pacht heeft. De regeering echter moet zwijgen. Dat maakt hetgeen dr. Colijn thans in De Telegraaf heeft bedreven, zoo diep afkeu renswaardig". Ook de Nw. Rott. Crt. (lib betreurt in hooge mate het interview en wijst er verder op, dat in de „Standaard" van Woensdagavond, van welk blad de heer Colijn wederom hoofdredacteur jfis, een „driestar," voorkomt van soortgelijke strekking Zoo wordt daarin geconstateerd, dat de radiorede „ongeveer een week te laat kwam." „Het blad gaat hierbij uit van de, naar het ons wil voorkomen, allesbehalve houd bare stelling, dat de regeering in verzuim is geweest doordat zij, aleer zij de vorige week een aantal voorzorgsmaatregelen trof, niet haar „geruststellend woord" deed hooren. „Als men .niets weet en men ziet om zich heen allerlei maatregelen nemen, die de gedachte aan bijzondere ge varen wekken, zelfs aan onmiddellijk ge vaar doen denken, dan raken sommige geesten licht uit het lood V Ook De Standaard tracht zij het uitermate voorzichtig twijfel te wek ken aan de noodzaak dézer maatregelen door de terloops gemaakte opmerking'. „Of daartoe thans aanleiding bestond, daarover Jkan men verschillend oordee- len De vraag nu, of er voldoende reden be stond voor de maatregelen die de vorige week zijn genomen, kunnen uit den aard der zaak „the men in office" (de minis ters), die over de grootste verscheidenheid van inlichtingen beschikken, met meer kennis van zaken beoordeelen, dan hij, die gelijk nu eenmaal o.m. met den driestar-schrijver van De Standaard het geval is niet (meer) aan het roer staat en dus in zekeren zin stuurman aan den wal is. Wij zijn er van overtuigd, dat de mi nisters De Geer, Van Kleffens en Dijx- hoorn, om ons nu maar te bepalen tot de drie bewindslieden, welke bij het in de afgeloopen week gevoerde beleid het nauwst betrokken zijn geweest, de man- Uit Londen wordt bericht, dat een be perkte telefoondienst EngelandNederland is ingevoerd. Gesprekken worden alleen verleend op naam en telefoonnummer van den aanvra ger en onder opgave van het onderwerp van het gesprek. Aangezien de gesprekken die uitsluitend van zakelijken aard mogen zijn, onder censuur staan, kunnen zij zon der opgave van redenen geweigerd worden. De Nederlandsche luitenant S. en de vaandrig Kdie Zaterdag in de omgeving van Eibergen bij vergissing de Duitsche grens hadden overschreden en door de Duit sche autoriteiten in Coesfeld waren ge- interneerd, zijn gisteren door de Gestapo te Gronau overgegeven aan de marechaussee uit Glanerbrug. nen er niet naar zijn, om onder moeilijke omstandigheden al te goedgeloovig en te lichtvaardig handelende (slachtoffers te worden van voorlichting met een grooter gehalte aan fantasie dan aan waarheid. Daarmee zij nog niet gezegd, dat er van overheidswege heelemaal geen fouten zijn begaan. Het is best mogelijk, dat het met name bij sommige/ militaire onder commandanten en civiele autoriteiten ont broken heeft aan de kalmte, waarmee bij de uitvoering der maatregelen te werk gegaan had dienen te worden. De regee ring hiervan een grief te maken, is ech ter een tweede Verdeeldheid behoort tot de historische fouten van ons volk. Gelukkig is van par tijzucht met betrekking tot onze interna tionale positie geen sprake. Treffend is dit nog gebleken bij de behandeling van de begrooting van buitenlandsche zaken, verleden week in de Tweede Kamer. Ons volk is een met zijn regeering in den vasten wil onze onafhankelijkheid naar al le zijden te handhaven Ook schijn van verdeeldheid en van gebrek aan vertrou wen in onze regeering moet worden ver meden. Het geschrijf, dajt aan dit ver trouwen afbreuk tracht te doen, is een bedrijf, waarover onze afkeuring niet luid genoeg kan klinken." een paar honderd dollar opgespaard. Teza men met zijn vrouw, die toen „Penniah" heette, doch die nu Mother Divine is, huur de hij een huis, waar hij met negen van de geestdriftigste luisteraars naar zijn pree- ken, een soort communistische, dat wil zeggen: in economischen zin Communisti sche, gemeenschap stichtte. Ieder had zijn baantje in de stad, maar alles wat zij ver dienden ging in één pot, waaruit het le vensonderhoud werd betaald en die door „De Boodschapper" eerlijk en zuinig werd beheerd. Anderen voegden zich bij deze ne derzetting. Zij brachten hun geld in, kre gen onderdak, voedsel en de pot zwol. Het eten dat De Boodschapper bereidde, was uitstekend klaar gemaakt, van goede kwa liteit en door den coöperatieven inkoop goedkoop. Eerst langzaam, doch toen in versneld tempo breidde de kleine gemeen schap zich uit. De Divine-legende brak baan. Volgelingen stroomden toe. Het klei ne gemeenschappelijke spaarpotje werd een belangrijk bedrag. De ééne eetkamer- werd een serie eenvoudige, heldere en smakelijke restaurants. Men moet weten wie en wat negers zijn om te begrijpen, dat zijn volge lingen in extatische trance gingen verkee ren, dat zij visfoenen gingen zien en tril lingen en schokken gingen gevoelen. De be weging breidde zich uit. En toen geschiedde wat Divine's volgelingen „het Groote Won der" noemen. Divine had een gebouw dat bij „den He mel" noemde. Op 15 November 1931 deed de politie daar een inval en arresteerde tach tig „Engelen" èn Divine zelf. Hij werd be schuldigd van „public nuisance", een be grip dat in het Nederlandsche Wetboek van Strafrecht niet bestaat. Er is veel onder te „vangen". Men zou in dit geval in de verate kunnen zeggen: Verstoring van de openba re orde. Divine zeide dat hij onschuldig was aan het hem ten laste gelegde. Op 25 Méi sprak de jury het /schuldig" uit, op 5 Juni veroordeelde de rechter Lewis J. Smith hem tot een jaar gevangenisstraf. Op 9 juni stierf rechter Lewis J. Smith aan een plot selinge hartverlamming^ terwijl hem tevo ren nooit iets gemankeerd had. Dat nieuws brandde door Harlem als vuur in den storm en van het eene eind tot het andere galmde de kreet uit duizenden monden: „Weest ge dankt, Vader; dit is een wonder!" De tijd was rijp voor den triomfalen in tocht van den economischen en geestelijken leider, die 9 Januari 1933 gratie kreeg en uit de gevangenis werd 'ontslagen. Een economische leider was wel noodig in Harlem en dit verklaart tevens zijn gees telijke leiderschap. Ongeveer 300.000 negers wonen samengepakt en -geperst in de drie vierkante mijl die Harlem heet. De gemid delde woninghuur daar is 50 dollar per maand, tegen 35 dollar in de rest van New- York. Bijna de helft van de bevolking is armlastig; er is werkelijke honger en on dervoeding en het percentage der ziekten is er onrustbarend groot. In deze chaotische gemeenschap vol van ellende en gemakke lijke mystieke droomen naar de gouden poorten van het paradijs kwam Father Di vine omstraald van „het Groote Wonder". Hij beloofde voedsel, woningen, gelijkstel ling en bevrijding, alles tezamen gebonden met een glinsterend zilveren band van gees telijke vervoering. Voor duizenden slecht- gevoede, slecht-behuisde en kinderlijk-emo- tioneele negers was deze roep onweerstaan baar. Voor hen leek 't de hemel op aarde. En het was zoo gemakkelijk om „Engel" te worden. Alles wat ge ervoor doen moest was „harmonieeren" met „God" en aan het werk gaan in zijn organisatie. Divine werd verwelkomd als de Messias, die hij zeide te zijn. Hij had den weg naar zijn succes be treden. Father Divine rijdt in super-kolossale auto's: een Duesenberg en een Rolls Royce. Zijn kleermaker is de duurste van New- York (200 dollar per pak) en hij woont in een huis met vijftig kamers, waarvan hrj er voor privé gebruik tien heeft. De rest is in gebruik als Vergader-, bureau- en logeerka mers voor zijn „Engelenstoet". Bijna dage lijks zit hij met zijn medeleiders aan maal tijden van zés gangen. Wagr komt al dat geld vandaan? Of, om een vraag te herha len die de welvarende Father dikwijls, tot •zijn gehoor richt: „Kunt ge hét geheim :niét zien? Can't you see the mistery?" Nieriiand kali het zien van het gezichts punt van normale „ouderwetsche" finan cieringsmethoden. Hoewel Father Divine honderd Winkels, restaurants en handels kantoren in Harlem moet controleeren, al leen al in Ulster County voor 250.000 dol lar onroerend bezit en „filiaalhemels" in twintig Amerikaansche staten en in drie of vier vreemde landen, zijn er nergens kas boeken, bankrekeningen of balans-staten te vinden. De menschen van de belasting heb ben hem tevergeefs bij de slippen van z'n vaderlijke jasje trachten te grijpen. Maar zij zijn er evenmin in geslaagd iets te vin den dat op oplichting of oneerlijkheid ge leek. Toch is het geheim in zekeren zin een vrij eenvoudig kunstje. Iedere „Engel" stort' zijn geheele inkomen in de kas en hp krijgt daarvoor zijn kosten van levensonderhoud terug mitsgaders z'n geestelijke, spiritueele, zoo ge wilt: religieuze voldoening. Iedere „Engel" stort ook zijn geheele eigendom meubelen, kleeren, juweelen, spaargeld in de kas. En de vrouwelijke „engelen" ge ven bovendien haar werkkracht voor den huishoudelijken arbeid. Trek van deze in komsten de uitgaven af die bovendien nog laag zijn omdat ze tegen engros-prijzen geschieden en er blijft een zeer behoor lijk batig saldo over, waarvoor landerijen worden gekocht en waarvan Divine's parti culiere levensstaat wordt bekostigd. Inder daad, de „engelen" hebben niet veel te be talen: 2 dollar kamerhuur per week en 15 dollarcent voor een maaltijd, die bestaat uit vleesch, groente, aardappelen, dessert en koffie. Deze economisch-communistische ge meenschap breidt zich steeds meer uit: sla gerijen, bakkerszaken, kruidenierswinkels, kapperszaken zijn er bij aangesloten. Hun prijzen liggen van 25 tot 50 procent onder de normale. En dan is er nog een goed-ren- deerend weekblad, dat The New Day" heet en zich verheugen mag in een respectabel aantal lezers en adverteerders. In een van de laatste nummers telde ik 548 adverten ties (wie niet advertèert krijgt „een slechte pers"!) Laten wij thans de materieele zijde van dit allermerkwaardige fenomeen verla ten. en eens gaan kijken naar zijn geeste lijke én 'ritueeel yersqhijningsvormen. Daaraanmoge ik het volgende artikel wijden. Mr. E. ELIAS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 7