KRONIEK VAN OEN DAG
ZWAAR ARTILLERIESCHIP KOST
70 MILLIOEN.
STADSNIEUWS
I De Amateur
I Detective 1
Hoe verdedigen we Oost-Indië
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 10 NOVEMBER 1939. No. 266.
Het volle geweld op komst.
Heeft ex-kroonprins Wilhelm
huisarrest?
Wanneer er drie van deze zware slagsschepen
werden gebouwd, zouden de totale kosten
ongeveer 264 millioen bedragen.
||i'^
Voldoende personeel
MIDDELBURG
Voorstellen van B. en W.
Als het licht der Europeesche
beschaving dooft
Ter voorkoming van pokken en
typhus.
Margarine en vet als Kerstgave.
O
Ruim twee maanden is het thans gele
den, dat Engeland en Frankrijk den oorlog
verklaarden aan Duitsehland, op het oogen-
blik, dat Duitsche legers Polen binnenruk
ten. Polen ligt terneer; in luttele weken
tijds werd het onder den voet geloopen. De
door Frankrijk en Engeland toegezegde
hulp kon geen direct effect sorteeren. Een
zee van ellende kwam over het Poolsche
volk
Voor werkelijk modern-verschrikkelijk
oorlogsgeweld bleef het Westen tot dusver
gespaard. Geen enkele veldslag van eenige
beteekenis is nog geleverd. Zelfs het zoo
gevreesde luchtwapen kwam nauwelijks in
actie: de verliezen aan beide zijden door
dit strijdmiddel geleden kunnen onbedui
dend genoemd worden, althans in vergelij
king tot de vernietigingsmogelijkheid, wel
ke het in zich bergt. Alleen ter zee heeft
de oorlog zich geducht laten gelden. Hier
ging zich van den eersten dag af afspelen,
wat men had verwacht.
De betrekkelijke rust aan het Westfront
en de eigenaardige „nonactiviteit" der
luchtvloten deed bij velen, vooral in de neu
trale landen, de meening postvatten, dat
alles tenslotte nog wel met een sisser zou
kunnen afloopen; nademaal geen der strij
dende partijen het blijkbaar zou aandurven
den stoot tot een ontketening van het volle
geweld te geven. De „rare oorlog" blijft
wel sleepen, zoo heeft men in de afgeloopen
weken herhaaldelijk kunnen vernemen, tot
dat de vrede tenslotte „uitbreekt".
De wrange humor van deze voorstelling
van zaken komt sinds gisteren vermoede
lijk over geen enkele lip meer. De trillen
de bezorgdheid, welke zich begin Septem
ber van een ieder meester maakte, doet
zich thans opnieuw gelden. De vrees, dat
het volle geweld nu dan toch ontketend
staat te worden, is opeens gaan rondwaren.
De rede, welke de Duitsche rijkskanselier
eergisteren te München heeft gehouden,
geeft ruimschoots voedsel aan die vrees.
„Wij zullen de Engelschen thans antwoor
den in een taal, welke zij verstaan," zoo
heeft hij gezegd. Met die taal kan geen an
dere dan die van het geweld zijn bedoeld.
Hoe het precies ontketend zal worden, is
nog een geheim. Men verdiepe zich daarin
voorloopig maar liever niet te veel. De
naaste toekomst zal het wel leeren, wel
licht zoo dat hooren en zien ook ons neu
tralen zoo nu en dan vergaat
Hoe graag men zou willen: eenige hoop,
dat Europa te elfder ure het leed van een
onmetelijke ellende bespaard zou kunnen
worden, is nu niet meer te koesteren. Mis
schien mag men zich nog eenige dagen vast
klampen aan den stroohalm, welke het vre
desinitiatief, dat onze Koningin en de Ko
ning der Belgen namen, reeds schijnt ge
worden. De- reacties er op, uit de landen
der strijdende partijen zijn helaas van dien
aard, dat de kans op eenig gunstig resul
taat, wel als verkeken kan worden be
schouwd.
De aanslag, welke op het leven van Hit-
Ier is gepleegd, zal wellicht de ontketening
van het volle geweld nog verhaasten. En
geland, of beter de Engelsche „oorlogshit
sers", worden voor deze misdaad verant
woordelijk gesteld. Het woord „vergelding"
komt hier in een huiveringwekkende ge
daante opdoemen
Ons oude werelddeel, dat in den loop van
vele eeuwen al zoo onnoemelijk veel lijden
heeft gekend, gaat wederom een mateloos
onheil te gemoet. Een oordeel voltrekt zich,
waarvan wij, arme kleine menschen, de
diepte niet kunnen peilen; waarvoor wij al
leen ons hoofd kunnen buigen.
Havas meldt van de Duitsche grens: Ex-
kroonprins Wilhelm heeft sinds twee we
ken huisarrest. Hij bevindt zich in zijn be
zit nabij Potsdam en mag dit niet verlaten.
Deze maatregel zou verband houden met
betoogingen te zijnen gunste en ten gunste
van de monarchie, welke zich zouden heb
ben voorgedaan, wanneer de ex-kroonprins
in Potsdam wandelde.
(Het spreekt vanzelf, dat dit bericht ge
heel voor rekening van Havas blijft. Red.)
De zware artillerieschepen, waarvan in
het vorige artikel de voordeelen zijn op
gesomd, zullen, wanneer tot den bouw be
sloten werd, natuurlijk ons land voor zwa
re financieele offers stellen. Het is echter
noodig daarbij te overwegen, dat die offers
wellicht hopelijk nooit in de toe
komst zullen strekken tot het in stand
houden van ons Rijk, dat zonder Oost-In
dië voor een economische situatie zou ko
men te staan, waarvan de gevolgen niet te
overzien zijn.
Wanneer we nu eens geen artilleriesche
pen bouwden, maar de bestaande Indische
vloot geleidelijk uitbreidden, laat ons zeg
gen tot dubbele sterkte, dan zouden er
noodig zijn:
3 B-kruisers van 20 millioen, is 60 mil
lioen.
12 torpedojagers van 6% millioen, is 78
millioen.
18 onderzeebooten van 3% millioen is 63
millioen.
In totaal dus aanschaffingskosten van
201 millioen, waarbij jaarlijks de exploi
tatie komt, ten bedrage van 19 millioen.
Een tweede mogelijkheid was het aan
schaffen van A-kruisers (die dus nog niet
opgewassen zijn tegen de zwaarste slag
schepen van andere landen). Hiervan zou
den er ongeveer 6 noodig zijn en aangezien
de bouwkosten op 28 millioen geschat wor
den, zou hiermee 168 millioen gemoeid zijn.
De exploitatie kost dan ongeveer evenveel:
18 millioen per jaar.
De derde mogelijkheid, en de meest effi
ciënte, is het bouwen van zware artillerie
schepen, die niet alleen verre de meerde
ren zijn van een A-kruiser, maar het zelfs
tegen een verband van deze schepen op
kunnen nemen. Er zouden drie van deze
artillerieschepen noodig zijn. Ze kosten on
geveer 70 millioen per stuk, zoodat er in
totaal 210 millioen voor noodig is, dus maar
iets meer dan voor een verdubbeling der
bestaande vloot. De exploitatie bedraagt bo
vendien echter slechts 14 millioen.
Daar komt nog bij, dat A- en B-kruisers
ongeveer 20 jaar dienst kunnen doen, ja
gers en onderzeebooten ongeveer 16 jaar,
vliegtuigen nog veel minder, en artillerie
schepen ongeveer 25 jaar, zoodat door de
bank de kosten voor zware artillerieschepen
niet veel hooger zijn.
Wanneer men daarbij in overweging
neemt, dat de Indische luchtvloot zonder
veel discussie 117 bommenwerpers toege
wezen kreeg, die in kosten gelijk staan met
3 slagschepen dan valt de aandacht nog des
te meer op den langen duur van de bespre
kingen, die over de versterkingen van de
zee-vloot worden gevoerd.
Drie artillerieschepen zouden bovendien
onmiddellijk in ons land op stapel kunnen
worden gezet en binnen vijf jaar voltooid
zijn. Een groot aantal andere oorlogssche
pen kan nooit ineens gebouwd worden. Ook
de bezetting met personeel levert geen
oogenblik bezwaar, want de capaciteit van
de Nederlandsche marine overtreft de be
hoefte aan menschen voor deze slagschepen
verre. Het personeel voor artillerieschepen
behoeft ook niet zoo sterk gespecialiseerd
te zijn als dat voor torpedobooten en duik-
booten. Van de 3300 man (1100 per schip),
die er voor de slagkruisers noodig zijn,
moeten 2500 man in Europa worden opgeleid.
156 daarvan zijn officieren, 205 onderoffi
cieren, 2140 korporaals en manschappen.
Per jaar moeten er dus 32 officieren ko
men. Het marine-instituut kan er zonder
bezwaar 65 leveren, terwijl de opleiding
van het overige personeel in groote hoe
veelheden kan geschieden en ongeveer 1250
man per jaar kan bedragen. Voor de on
derofficieren is het eenvoudig een kwestie
van het benoemen van korporaals, die be
paalde examens hebben afgelegd.
Nu blijft nog de vraag of een Neder-
landsch-Indische vloot, die met drie artil
lerie-schepen is uitgebreid werkelijk opge
wassen is tegen een vijandelijk eskader.
Een slageskader van de groote mogendhe
den is tegenwoordig gewoonlijk ongeveer
als volgt samengesteld:
3 a 4 slagschepen (tegenover 3 even ster
ke artillerie-schepen van onzen kant).
3 a 4 kruisers (wij hebben er ook 3).
8 a 12 torpedojagers (ons aantal is 12).
la 2 vliegtuigmoederschepen.
Deze laatste categorie is voor ons In-
dië overbodig, aangezien de geografische
indeeling van den archipel zoo is, dat we
overal vliegvelden en benzinevoorraden
kunnen aanleggen.
Tenslotte is, om onze zeemacht geheel
equivalent te maken aan die van een mo
gelijken vijand, nog behoefte aan, de aan
schaffing van een aantal lichte duikbootja
gers, en soortgelijk licht materiaal, dat
moet dienen om de zware slagschepen te
beschermen.
En natuurlijk moet ook de outillage van
de vlootbasis worden uitgebreid. De werk
plaatsen van het marine-etablissement moe
ten worden vergroot, er moet een grooter
dok komen, het Westervaarwater moet
worden uitgediept en mogelijk nog andere
dingen, waarvoor de kosten globaal geschat
34 millioen bedragen.
In totaal wordt de rekening dan:
3 zware artillerieschepen 210 millioen
lichte vaartuigen 17
basis-verbetering 34
261 millioen
dat is, als men een bouwtijd van 5 jaar in
acht neemt, gemiddeld ruim 50 millioen
per jaar.
(Voor de eerstvolgende
raadsvergadering).
Geld voor twee kachels.
B. en W. stellen voor aan het bestuur der
school der Ned. Herv. Gemeente voor zijn
school aan den Zuidsingel voor de aanschaf
fing van twee kachels ter vervanging van
twee versletene 75 toe te kennen.
Verlenging huur pakhuisje klein
Vlaanderen.
B. en W. stellen voor wederom voor 3
jaar het pakhuisje gelegen aan Klein
Vlaanderen no. 115 te verhuren aan C. M.
G. Petterson voor f 80 per jaar.
Rooien van boomen.
B. en W. stellen voor wederom een groot
aantal boomen te rooien en wel 30 iepen,
7tronkiepen en 7 kleine iepen op verschil
lende plaatsen in de stad allen wegens
iepenziekte. Verder 7 iepen, die gevaar op
leveren, 2 abeelen, die scheef gewaaid zfjn,
2 iepen, die ingescheurd zijn; 2 pterocarya,
1 eschdoorn, 6 kastanjes en 5 linden, die
ingerot zijn alzoo in totaal 69 boomen.
0
lp fc -
De oorlog ter zee. De vuurmonden van het groote geschut aan boord
van een der Fransche oorlogsbodems doen hun dreigende taal hooren.
Wolken van kruitdamp omhullen het schip.
De Amerikaansche staatssecretaris Huil
heeft gisteren een redevoering uitgespro
ken op een conferentie voor inter-Ame-
rikaansche betrekkingen op het terrein
van de opvoeding.
Huil zeide o.m „Een groote schaduw
die zwaar boven Europa hangt, kan een
lange schemering worden. Dit zou de
nieuwe wereld tot behoedster van de Wes
telijke beschaving maken.
Huil legde den nadruk op het belang van
ontwikkeling van cultureele betrekkingen
tusschen de Amerikaansche republieken en
zeide: „Het is niet ondenkbaar, dat vele
lichten der Westelijke beschaving zouden
kunnen worden verzwakt of geheel uitge
doofd. Het zou zelfs kunnen zijn, dat de
Nieuwe Wereld de hoede op zich zou
moeten nemen de handhaving van hetgeen
die Westelijke beschaving tot stand heeft
gebracht, om dit te beheeren voor den
tijd, waarop dit licht weer algemeen kan
zijn in de geheele wereld."
Men schrijft ons uit Den Haag:
De voorzitter van den Gezondheidsraad
wenscht, in overleg met den geneeskundig
hoofdinspecteur van de volksgezondheid,
nogmaals en met klem er op te wijzen, dat
het geraden is de kinderen beneden de 2
jaar, bij wie zulks nog niet geschied is, te
gen pokken te laten inenten.
Ofschoon er op het oogenblik nog geen
direct gevaar bestaat voor pokken in ons
land, is het toch geraden zich tegen een
mogelijke insluiping dezer ziekte te waar
borgen.
De ervaring heeft geleerd, dat kinderen
op dien leeftijd de inenting goed verdragen.
Het is gewenscht te voren een arts te raad
plegen of mogelijk medische bezwaren aan
wezig kunnen zijn.
Wat de buiktyphus betreft, mag als be
kend worden aangenomen dat deze ziekte
in de meeste gevallen door ondeugdelijk
drinkwater wordt veroorzaakt. Nu kan het
voorkomen, dat op enkele plaatsen van ons
land de omstandigheden op dit gebied tij
delijk minder gunstig zijn geworden.
Van officieele zijde wordt bekend ge
maakt, dat dit jaar wederom zal worden
bevorderd, dat ter gelegenheid van het
Kerstfeest ten behoeve van armen, bak- en
braadvet of plantenvet en/of margarine vrij
van heffing verstrekt zal kunnen worden,
mits deze producten geheel gratis worden
gegeven door vereenigingen of instellingen
van weldadigheid. Berekening van kosten
in eenigerlei vorm aan de bedeelden is der
halve niet toegestaan.
Voorts zullen de producten vóór 1 Janu
ari 1940 aan de behoeftigen moeten zijn
verstrekt.
Vereenigingen en instellingen van wel
dadigheid, welke in aanmerking wenschen
te komen voor vrijstelling van heffing op
door haar onder de genoemde voorwaar
den uit te reiken gesmolten vet en/of mar
garine, moeten zoo spoedig mogelijk een
aanvraag bij de Ned. Zuivelcentrale indie
nen, op daartoe bij deze afdeeling te ver
krijgen formulieren.
Alleen volledig ingevulde en ondertee-
kende aanvraagformulieren, welke uiterlijk
op 2 December a.s. in het bezit zijn van de
afdeeling Margarine, oliën en vetten der
Centrale, kunnen in behandeling genomen
worden.
De prijzen, waartegen de leveranciers de
genoemde producten, bestemd voor „Kerst
gaven", vrij van heffing, aan de vereeni
gingen en instellingen van weldadigheid
zullen mogen leveren, zijn vastgesteld op:
ten hoogste 0.36 per kg voor bak- en
braadvet of plantenvet;
ten hoogste 0.40 per kg voor marga
rine.
Hoe het ook zij, men moet voorzichtig
zijn en daar waar deze omstandigheden zich
voordoen, is het geraden het drinkwater en
ook de melk te koken.
Van groot belang is het om eveneens
zich tegen deze ziekte te laten inenten,
waartoe gelegenheid bestaat. Te minder is
hiertegen bezwaar, omdat deze inenting
goed wordt verdragen en geen gevaren met
zich medebrengt.
De ervaring uit den oorlog van 1914
1918 wijst er op, dat deze maatregelen zeer
nuttig zijn gebleken.
Naar het Engelsch van
Anthony Berkeley.
39).
Hij koos Piccadilly Palace, omdat hij
daar toch nog zou moeten zijn. Nadat hij
in de reusachtige eetzaal een flink maal
genuttigd had, ging hij naar de hall waar
hij aan hetzelfde tafeltje ging zitten waar
aan juffrouw Sinclair gestorven was. Hij
kwam daarbij niet in dien ziekelijken toe
stand, die voor eerbare burgers aanleiding
is, om urenlang een huis aan te gapen,
achter welk's muren zich een heusche
moord heeft afgespeeld, hij wilde n.l. de
jufrouw hebben, die juffrouw Sinclair in
dertijd bediend had.
Chitterwick had geluk. Van haar plaatsje
uit, had de juffrouw hem ontdekt en als
vriend herkend. Haar ontmoeting met hem
op het politiebureau, bracht haar er toe
iets te doen, wat zij voor geen anderen gast
gedaan zou hebben.
Zij kwam naar hem toe, om te vragen
wat hij wenschte.
Zij maakte het nog mooier door hem,
met zijn naam aan te spreken.
„Dag mijnheer Chitterwick", zei ze, met
een doffe stem, als van een samenzweer-
ster, „wat mag ik u brengen?"
Haar stem zou doen vermoeden, dat zij
en Chitterwick de bedrijvers van een mis
daad en niet de menschen die juist zooiets
moesten ophelderen, waren; de heimelijke
verstandhouding verwekte beslist den in
druk „schuldig".
Chitterwick gaf zjjn verlangen naar een
kopje koffie te kennen. De juffrouw knikte
onheilspellend als of een kopje koffie het
eenige was dat voor die gelegenheid in aan
merking kwam en ging met een ernstig
gezicht op weg, om het te halen, het wen
ken, tikken en roepen van de overige dor
stige gasten aan de andere tafeltjes, volko
mend negeerend.
Chitterwick had de gelegenheid waarge
nomen, om haar eens goed op te nemen.
Ofschoon hij in het politieposthuis al een
paar woorden met haar gesproken had,
was hij toen zoo opgewonden geweest, dat
hij eenige oogenblikken daarna niet meer
wist of zij goudblond, bruin of een andere
kleur haar had en ook bij de inhechtenis
neming had hij maar een heel vage indruk
van haar behouden. Hij had haar maar
net herkend, toen zij op hem toekwam. Nu
stelde hij vast, dat zij niet heel jong meer
was, misschien twee of drie en dertig jaar,
ze had een onverschillig gezicht, kleurloos
kroeshaar, een kleine mond en waterige
blauwe oogen.
Opvallend vlug kwam ze met de koffie
en ze bleef nog wat treuzelen. „U wilt ze
ker de plaats van de misdaad nog eens op
nemen, mijnheer Chitterwick?" vroeg zij
ernstig, doof en blind voor het roepen en
wenken van de overige bezoekers.
„Nu, eerlijk gezegd, kom ik om u hier",
zei Chitterwick. „Zou ik u misschien er
gens even ongestoord kunnen spreken?"
De juffrouw draaide zich geërgerd om,
en keek de wenkende en roepende gasten
met diepe verachting aan.
„Ik vrees, dat ik eerst een paar van die
menschen gerust zal moeten stellen. Som
mige menschen hebben altijd wat".
Geestelijk leven beteekent den weg
vinden tot eigen middelpunt en van
daar uit meester worden over alle ont
roeringen.
Jacob Wassermann.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiii
„Ik kom toch al", zei ze tegen een wit-
harigen dominé, die hartstochtelijk met de
vingers knipte. „Ik ben er al. En wat zal
het zijn?"
Nadat zij heel wat bestellingen had opge
nomen,, verliet zij, zich erg gewichtig voe
lend, de hall.
Intusschen dronk Chitterwick zijn koffie
uit; de dorst van een groot aantal gasten
werd gelescht en hij volgde de juffrouw
door de hall en verschillende gangen naar
een heel groote kamer; de juffrouw meen
de, dat die zaal niet besproken was, zoodat
ze daar rustig zouden kunnen praten. De
juffrouw zonk in een stoel neer en ver
zocht Chitterwick plaats te nemen. Hierbij
merkte zij op, dat zij geen haast had, want
een collega had beloofd, een oogje op haar
tafeltjes te houden. Waarschijnlijk was zij
wegens haar relatie met de tragedie, ge
weldig in de achting van haar collega's ge
stegen.
„Ik dank u wel", zei Chitterwick, terwijl
hij op den aangewezen stoel ging zitten.
„Wat was het ook weer? Ja, dat wilde ik
u vragen; herinnert u zich, of juffrouw
Sinclair, de ongelukkige dame, die vergif
tigd werd, of haar begeleider, behalve hun
koffie, nog iets anders bestelden?"
„Nog iets? Neen, vast niet. Och, mijn
heer Chitterwick, wat is het toch verschrik
kelijk. Als je nagaat, dat die man daar zat,
net zoo onschuld'g als u en dan deed hij
vergif in haar koffie. Ik kan u wel zeggen,
ik heb nachten lang geen oog dicht kun
nen doen. En hoe ik mijn getuigenverkla
ring voor de rechtbank er af zal brengen,
ik weet het niet. Het was moeilijk genoeg
toen voor de politie, vindt u ook niet?
Maar
„En weet u heel zeker", hield Chitter
wick vol, „dat die twee niets, ook niet b.v.
een likeur besteld hebben?"
„Heusch niets. Ik zou het mij wel herin
neren. O, lieve hemel, als ik toch had kun
nen denken, toen zij daar zoo zaten
„En het is uitgesloten, dat zij bij een an
dere juffrouw wat besteld hebben?"
„Als een van mijn collega's haar bediend
had, zou ik het, toen wij wisten wat er ge
beurd was, gauw genoeg gemerkt hebben,
daar kunt u zeker van zijn. Neen, mijnheer
Chitterwick, u kunt mij gerust gelboven,
zij h'ebben alleen koffie besteld, waarin hij
later het vergif deed. O, lieve hemel, hoe
had ik ooit kunnen denken, dat ik bij zoo'n
verschrikkelijk geval betrokken zou wor
den!" En zij sprak nog lang en breed over
die gedachte, die zij niet gehad had.
Chitterwick wachtte op de eerste pauze,
om zijn volgende vraag te doen.
„Maar als zij niets verder besteld heb
ben, kunt u zich dan misschien nog herin
neren of u behalve het koffiekopje voor
den man, nog iets anders hebt afgeruimd?"
„Neen, alleen het kopje, dat was alles.
Hjj wenkte mij en
„En hebt u ook niet, een paar minuten
nadat de man vertrokken was, iets afge
nomen? Een leeg medicijnfleschje of iets
dergelijks? Zelfs niet een stuk papier?"
„Waarom zou ik dat?" vroeg de juffrouw
die een beetje achterdochtig werd. „Ik heb
de politie al vaak genoeg gezegd, wat ik ge
zien heb en ik zou wel eens willen weten,
waarom u eigenlijk denkt, dat ik nog meer
weet?"
„Dat denk ik ook heelemaal niet", zei Chit
terwick haastig. „Heusch niet. Ik ben er
van overtuigd, dat alles wat u zich herinne
ren kon, net zoo nauwkeurig verteld hebt
als ik. Ik wilde alleen maar graag weten
of u misschien een bijkomstigheidje, een
stukje papier b.v., dat u wellicht in het
voorbijgaan van de tafel of van den grond
hebt opgeraapt, vergeten kon hebben. Ik
kan u verzekeren, dat mij, lang nadat ik
mijn eerste verklaring heb afgelegd, nog
heel wat kleinigheden zijn te binnen ge
schoten, zoodat het heel logisch zou zijn..."
„Maar waarom wilt u dit dan allemaal
weten?" vroeg de juffrouw, die nog niet
heelemaal gerust gesteld was.
Chitterwick nam een vertrouwelijke hou
ding aan. „Ziet u, het gaat hierom. Het
wordt in twijfel getrokken of het vergif
wel in het kopje van juffrouw Sinclair is
toegediend".
„Maar de dokter zei toch, dat zij naar
vergif rook. Dat hoorde ik zelf bij het ge
rechtelijk onderzoek".
„Dat is ook zoo; maar daar gaat het nu
juist om. Het is niet zeker, dat het kopje
niet alleen maar een strik is, die de moor
denaar heeft gespannen, om ons van het
juiste spoor af te brengen, en om ons te
laten gelooven, dat juffrouw Sinclair zelf
moord heeft gepleegd. Het gaat er om, ziet
u, ombegrijpt u?"
„Ik moet zeggen, dat is al heel erg door
trapt", zei de juffrouw bewonderend, nu
volkomend gekalmeerd. „Op mijn woord,
dat klinkt nog zoo gek niet. En als ze nu
niet kunnen vaststellen, waarin het vergif
werkelijk was, zou het dan mogelijk zijn,
dat hij vrij komt?"
(Wordt vervolgd).