DE ZEEUWSCHE GARNALEN-VISSCHERIJ
IN MOEILIIJKHEDEN.
AANPAKKEN!
Onze wateren zijn zeer rijk aan garnalen, maar de
Zeeuwsche visschers mogen dit zeebanket slechts in
beperkte mate leveren. IJmuiden lokt, en ons gewest
staat een uittochtte wachten. Een hard beroep, dat niet
meer loonend is.
EEN SCHAMEL LOON.
„WE KUNNEN NU EENMAAL
NIET ANDERS."
IN IJMUIDEN IS HET BETÈR
Nog eens
de slagkruisers.
De behandeling van de Joden in
Polen.
Zij mogen niet op de trottoirs
loopens
amrowiaaw
Eiken middag omstreeks half vijf weer
klinkt 'n rouwe kreet door de smalle stra
ten van Zeeland's hoofdstad. Een ietwat
zonderling aangedane mansfiguur spoedt
zich, naast zijn fiets stappend, langs de hui
zen. Het bevel, dat zijn roep schijnt in te
houden, wordt weliswaar niet opgevolgd,
maar het ontsluit vele huisdeuren. Het too-
vert vrouwen en dienstmeisjes met een
schaaltje dn, de hand op de drempel; het be
weegt de inwoners van Middelburg tot het
koopen van de garnalen, die eenige uren
geleden door de Zeeüwsche visschersvloot
werden aangevoerd
De ietwat zonderling aangedane man, die
eiken dag in Middelburg's straten ver
schijnt, en die bjj jong en oud door hetgeen
men zegt dat hij met zijn schorren kreet
aankondigt, groote populariteit geniet, is
een van de inwoners van Arnemuiden, die
voor de distributie zorgen van het product,
dat door hun dorpsgenooten dag na dag uit
de zee wordt 'gevischt.
Hij en zijn collega's koopen de garnalen
aan de vischmijn in Arnemuiden, waar zij
door het centraal verkoopkantoor worden
•aangevoerd. Behalve de leurders betrekken
daar de eigenaren van pellerijen, en sommi
ge handelaren in garnalen, die zich op ex
port toeleggen, het bekende zeebanket. Ge
zamenlijk koopen zij evenvwel aanzienlijk
minder dan de visschers kunnen aanvoeren,
met als gevolg dat het centraal verkoop
kantoor voor garnalen, de rijksinstelling,
die de geheele garnalenvisscherij regeert,
zich genoodzaakt heeft gezien de prestaties
der Zeeuwsche garnalenvisschers sterk aan
banden te leggen.
Terwijl de eigenaar van een boot in staat
is per dag 100 kg en meer consumptie
garnalen uit zee op te halen, mag hij
thans niet meer dan 30 a 40 kg visschen,
althans afleveren. Hetgeen zijn netten bo
ven de door het verkoopkantoor vastge
stelde tax bevatten kan -hij overboord
gooien. Het heeft geen waarde; hij mag
het zelfs zijn gezinsleden niet voor zetten.
Het behoeft geen betoog, dat de presta
tie-belemmering, den visscher door het ver
koopkantoor opgelegd, haar invloed doet
gelden op zijn inkomsten. Er is weliswaar
een steunregeling, maar deze vormt geen
redelijke compensatie voor het verloren
gaan van de verdiensten, die men als het
gevolg van de aan banden gelegde vissche-
rij moet beschouwen.
De Zeeuwsche garnalenvisschers verdie
nen momenteel een gulden of acht per
week
Voor dit schamele loon, lang niet toe
reikend om hun gezinnen van de eerste le
vensbehoeften te voorzien, oefenen zij het
harde, gevaarlijke visschersberoep uit on
der omstandigheden, die den buitenstaander
met weerzin vervullen.
Dezer dagen hebben wij ons daarvan kun
nen overtuigen.
Op een stormachtigen Octoberdag heb
ben we ons voor zonsopgang ingescheept
op de Arn. 54, een van de kleinste bodems
van de visschersvloot, die in Veere gestati-
onneerd is, met het doel een indruk te krij
gen van het leven aan boord van een
Zeeuwsche garnalenboot.
Toen we in het nachtelijk donker bij het
Veersche haventje arriveerden, sliep de
vloot nog. Door de ruitjes van een enke
le roef prikte een zwak lichtschijnsel. Te
gen half zes echter begonnen de visschers
te ontwaken. Stemmen klonken over het
water, we hoorden kettingen rinkelen; hier
en daar werden lichten aan boord gehe-
schen.
Schipper M. Siereveld, wiens gast we
zouden zijn, loodste ons in het donker langs
een smalle trap en over andere vaartuigen
naar zijn schip, waar zijn twee mede-opva
renden toebereidselen voor het vertrek trof
fen.
We wrongen ons door de smalle ope
ning, die de roef met de buitenwereld
verbindt, en kwamen in de kleine bedomp
te ruimte, die alle opvarenden zoowel tot
dag- als nachtverblijf dient.
Een klein potkacheltje zorgde voor een
temperatuur, die ons in den beginne den
adem bijna benam; een petroleumlamp
deed ons twee britsen met matrassen en
dekens ontdekken, en in den voorwand
twee soort bedsteden, die aan haar ge
bruik eenige acrobatische vaardigheid als
voorwaarde stellen.
Het lokte niet er lang te verblijven, 'en
dies begaven we ons op handen en voe
ten door een luik naar de aangrenzende
ruimte, die zoowel bergruimte en machi
nekamer- is.
Men schonk daar olie in den motor;
men draaide, en weldra was de machina
le stuwkracht van de Arn,. 54 in "werking.
Toen we aan dek kwamen bleek men
zich ook op de andere vaartuigen tot het
vertrek gereed te hebben gemaakt; plof
fende motoren weerklonken van alle kan
ten.
Touwen werden los gemaakt, zeilen wer
den geheschen, uitfroepen weerklonken;
de Veersche garnalehvloot voer ter vangst
Uit de inktzwarte lucht striemde een
koude regen; terwijl we uit de Veersche
haven voeren zagen we flauw het ragfij
ne silhouet van het raadhuistorentje.
Schipper Siereveld, die aan het roer
staande, zijn blikken in de duistere wereld
voor zich priemde, gaf ons den raad in de
machinekamer olie-jas en zuid-wester te
halen. ,,Je zult het noodig hebben van
daag."
Gewapend met de attributen, waarvan
we eerst later de beteekenis zouden waar-
deeren, hebben we, naast het roer staan
de, schipper Siereveld gevraagd ons een
en ander over zijn beroep te vertellen..
Arnemuider visschers zijn over het al
gemeen geen menschen van veel woorden,
en doorgaans kost het niet geringe moeite
hen aan het spreken te brengen, maar al
spoedig bleek het, dat men ons een goe
den gastheer had aanbevolen.
„Wij vragen onszelf dikwijls af waarom
we nog visschen," zei Siereveld. „Maar we
kunnen nu eenmaal niet anders. Als je
met de zee bent opgegroeid, kun je er
niet meer los van. Zelfs niet als je weet
dat het beroep niet meer loont, als je be
seft dat je op het land meer kunt ver
dienen. De zee kruipt in je bloed, en je
bent aan haar overgeleverd. Maar dat
neemt niet weg, dat wij weten dat we een
ellendig leven hebben, dat we ons moei
lijk kunnen neerleggen bij de gedachte dat
we onze gezinnen niet kunnen onderhou
den."
„Is het zoo slecht met jullie gesteld?"
„Zou het niet slecht met ons gesteld
zijn als we zoo hard werken als we kun
nen, en weten, dat er thuis armoe wordt
geleden? Laat ik mezelf buiten beschou
wing laten; in heel wat gezinnen in Ar
nemuiden gaan de kinderen tegenwoordig
's avonds met honger naar bed. Van een
gulden of acht in de week doe je niet
veel, mijnheer. De meeste visschersvrou-
wen moeten overdag uit werken gaan om
te voorkomen, dat de heele zaak in elkaar
Onze bijzondere medewerker is
op een stormachtigen October
dag mee ter garnalenvangst ge
varen, om te hooren en te zien
onder welke omstandigheden de
Zeeuwsche visschers hun scha
mel bedrijf uitoefenen.
valt. En als ze dat niet kunnen omdat ze
te veel kinderen hebben, dan wordt er
armoe geleden.'*.
„Dat is toch ook wel eens anders ge
weest, niet?"
„De garnalenvisscherij heeft heele bes
te jaren gehad", zei schipper Siereveld
„Toen zat er een stuk brood in ons beroep
maar sedert 1935 is de klad erin gekomen,
en sedert het uitbreken van den oorlog
is het alleen nog maar ellende.
De Zeeuwsche garnalenvisscherij is al
tijd aangewezen op export, en niet op
binnenlandschen omzet. Nu de export stil
staat hebben ze onze garnalen niet meer
noodig. Het centraal verkoopkantoor, het
lichaam waaraan wij leveren, bepaalt pre
cies den omzet en zegt ons hoeveel wij elk
mogen leveren. Vandaag mag ik 70 kg mee
terug brengen. Dit wil zeggen 70 kg con
sumptie-garnalen en zooveel puf, dat zijn
garnalen onder de maat, die tot voeder
voor pluimvee worden verwerkt, als ik
wil. Maar in puf, dat ongeveer 2 ct per
kg opbrengt, vinden we geen bestaan, weet
U. En in die paar kg consumptie-garnalen
de men ons per dag laat visschen ook niet
Onze vaste kosten zijn dezelfde gebleven
als vroeger, toen we zooveel konden le
veren als we vingen; olie, touw, netten
daarentegen zijn sterk in prijs gestegen."
Terwijl we in den striemenden regen met
den schipper van de Arn. 54 aan het praten
waren, was de dageraad aangebroken. De
kusten van Walcheren en van Noord-Beve
land gleden wazig voorbij, maar hoe we
ook keken, we ontdekten geen andere vaar
tuigen van de Veersche vloot.
„Die zijn teruggekeerd", aldus beant
woordde schipper Siereveld onze niet uit
gesproken vraag. „Het wordt woest van
daag".
„En wij varen door?"
„Ik kan toch mijn 70 kg garnalen niet la
ten zitten".
Schipper Siereveld was ons geschetst als
een van de „duvels" van de vloot, een vis
scher in hart en nieren, die voor geen klein
tje vervaard was, een Arnemuider, die met
visch terugkwam als andere schippers, net
ten en levens niet aan de elementen waag
den.
En daarom verbaasde het ons niet, dat de
Arn. 54, de kleinste boot van de Veersche
vloot, terwijl de andere schuiten den ste
ven gewend hadden, dansend, slingerend
en stampend op de golven, uit het Veersche
gat op het open water af ging.
„Niet bang van de mijnen, schipper?"
„Ik weet waar de mijnenvelden liggen
hoor, en los geslagen mijnen zijn niet ge
vaarlijk meer, zegt de marine."
Ter hoogte van Schouwen ging voor het
eerst het net overboord. Nauwelijks was
dit gebeurd of er barstte een onweersbui
los, die gepaard ging met hagelslag. In een
oogwenk waren „alle hens aan dek" om het
zeil te reven.
De kleine notedop ging dermate te keer,
dat we ons met beide handen moesten vast
houden om op de been te blijven. De be
manning met zëebeenen werd heen en weer
geslingerd; bij het reven van het zeil viel
er zelfs een, en een oogenblik zag het er
naar uit, dat hij over boord zou slaan.
„Als je dat overkomt doe je niet veel
meer, schipper".
„Dan ben je voor de haaien", constateer
de Siereveld". Er is echter één troost; met
zoo'n zware olie-jas aan ben je er zoo ge
weest. 't Gebeurt nog wel eens", liet hij erop
volgen, nadat er een paar zee-tjes over
ons heen waren gegaan. „Vier jaar geleden,
op zoo'n dag als vandaag zijn er twintig
van ons verdronken".
Als het net is opgehaald
Ons vastklemmend aan de railing bereik
ten we den toegang tot de roef, waar een
lid van de bemanning ons door kou ver
stijfde lichaam met gloeiende koffie op
temperatuur bracht. Belangstellend sloeg
hij ons gade om daarna vast te stellen, dat
de zee geen vat op ons had.
Voordat de eerste „trek" garnalen aan
boord is heeft de bemanning van een gar
nalen-schuit niet veel om handen. Alleen
de schipper-roerganger is dan feitelijk in
de weer. De overige opvarenden komen
éérst in touw als het net, dat ruim een uur
achter het vaartuig heeft gesleept, wordt
opgehaald, en als de schatten van de zee
over den bodem van het kleine schip zijn
uitgestort.
Van dit moment af totdat men in de ha
ven terug is, werkt iedereen onder hoog
spanning. De „trek" moet gezeefd en ge
sorteerd worden, garnalen worden geschei
den van de vele andere vischsoorten, die in
het net terecht zijn gekomen. Iedereen rept
zich om in den kortst mogelijken tijd een
maximum aan arbeid te presteeren.
Op een windstillen, zonnigen zomerdag
is het werk aan boord van een garnalenvis-
scher, hoewel van inspannenden aard, stel
lig niet onmenschelijk, maar op den dag
van onze vaart, toen' ijskoude regen en ha
gel elkaar afwisselden, toen de Arn. 54 door
de hooge golven dermate heen en weer ge
slingerd werd, dat het ook de geharde be
manning moeite kostte óp de been te bljj
ven, was het een hondenbaan.
De garnalen-sorteerders konden hun ver
kleumde vingers soms niet recht buigen
van den prillen ochtend tot: diep in den mid
dag waren zij blootgesteld aan de onbarm
hartige elementen, liepen zij het risico bij
een misstap uit te glijden, hun beroep in de
zee te beëindigen
Dit risico wordt verhoogd door de glib
berige visch op het schip en door het tem
po waarin gewerkt moet worden.
De consumptie-garnalen moeten n.l., ter
wijl ze nog leven, in de aan dek staande pot
gekookt worden.
Nadat we tweemaal gevischt hadden
merkte schipper Siereveld op, dat hij nog
niet aan zijn tax was, en hoewel de zee nog
wilder was geworden wendde hij den steven
om zijn geluk nog elders te probeeren.
Later deelde hij ons mede dat we het net
op een paar honderd meter afstand van een
mijnenveld hadden uitgeworpen
Toen ook deze „trek" aan boord was acht
te de schipper van de Arn. 54 het toch niet
langer verantwoord buitengaats te blij
ven.
Vergezeld van de honderden meeuwen,
die de visschers als trouwe lijfwachten van
den morgen tot den avond omringen,
koersten we op Veere aan, waar we door
kleumd, en met pijn in de spieren van de in
spanning om op de been te blijven, in den
middag arriveerden.
Een zware dag, een van de zeer vele,
zware dagen, die den Zeeuwsche garnalen-
visscher per jaar beschoren zijn, was achter
den rug!
Men behoeft niet bepaald sentimenteel
van inslag te zijn om met medelijden voor
de Zeeuwsche garnalenvisschers te worden
vervuld. Maar zelfs als men allesbehalve
sentimenteel is, als men bovendien in aan
merking neemt dat zij aan ontberingen ge
woon zijn, in hun harde, gevaarlijke beroep
„geboren en getogen", kan men de oogen
niet sluiten voor het feit, dat deze zwijg
zame, hardwerkende, niet mokkende, over
't algemeen vrome lieden, die van Maandag
tot Vrijdag op brood, boter en een homp
kaas met koffie leven, en die zich moeten
afvragen of er vandaag „thuis" nog wel te
eten zou zijn, een weinig benijdenswaardig
bestaan hebben. „De visch wordt duur be
taald".
De garnaal wordt schandelijk duur be
taald.
Voornamelijk de garnaal uit de wateren
in en om Zeeland.
De garnalenvisschers elders mogen over
het algemeen dezelfde zware beroeps-
eischen moeten inlossen als hun Zeeuwsche.
collega's, zjj smaken tenminste het voor
recht aanzienlijk meer garnalen aan het
centraal verkoopkantoor te mogen leveren
dan de Zeeuwen, en daardoor meer te ver
dienen. Want het binnenland betrekt de
garnalen hoofdzakelijk over de vischmijn in
IJmuiden, niet over de afgelegen mijnen in
Arnemuiden en Breskens.
Van ouds is het altijd zoo geweest, dat
IJmuiden het binnenland voorzag, en dat
Zeeland voor export leverde.
Het binnenland gaat voort garnalen te
consumeeren; IJmuiden bloeit, maar de
Zeeuwsche garnalenvisscherij kwijnt.
Overwogen wordt weliswaar de in Zee
land gevischte garnalen ook in IJmuiden
aan de markt te brengen, maar hieraan
schijnen zooveel bezwaren, zoowel van
technischen als van financieelen aard te zijn
verbonden, dat de Zeeuwsche garnalen-vis-
scherij van dit middel niet veel resultaten
behoeft te verwachten.
Dit beseffende maken de Zeeuwsche gar
nalenvisschers zich op Zeeland te verlaten.
Uit Breskens hebben reeds enkele eigenaren
van garnalenschepen domicilie te IJmuiden
gekozen, en verwacht wordt dat, als deze
noodtoestand lang aanhoudt, vele schippers
uit Arnemuiden zullen volgen.
Als deze verwachting bewaarheid wordt,
dreigt Zeeland een verlies. In Arnemuiden
en Breskens immers vinden thans nog vele
handen werk in de pellerijen en de andere
nevenbedrijven. Als de Zeeuwsche visschers
vertrekken, komen deze bedrijven stil te lig
gen.
Met de Arnemuider visschers en hun ge
zinnen gaat echter nóg meer van Zeeland
verloren, n.l. een brok folklore, een goed
slag inwoners der provincie, dat de zeden
en gewoonten der voorvaderen, ook wat de
kleedij betreft, in eere houdt.
JODEN VEROORDEELD IN PALESTINA.
Naar Reuter meldt heeft de krijgsraad in
Haifa een Jood veroordeeld tot levenslange
gevangenisstraf en 42 anderen tot 10 jaar
gevangenisstraf, wegens het dragen van
wapenen en het deelnemen aan een militai
re parade, waarvoor geen toestemming was
verleend.
Ongeveer een jaar geleden werd voor
het eerst aangedrongen, in de pers en later
ook in de Staten-Generaal, op den aanbouw
van een eskader slagschepen of slagkrui
sers, ter versterking van de verdediging
van Nederlandsch-Indië. In een drietal ar
tikelen, verschenen in ons blad in Mei 1.1.,
hebben ook wij ons geschaard aan de zjj de
van hen, die dit een absoluut noodzakelijken
eisch achten, welke door de groote waarde
die Indië voor ons land heeft, wordt opge
legd.
Sindsdien zijn er vele dingen geschied.
Een technische Commissie werd ingesteld*
en kwam ongeveer midden September met
haar rapport gereed, een ministerie, dat
deze noodzakelijke versterking als een der
vier hoofdpunten van regeeringsbeleid in
haar program had opgenomen kwam en
ging heen, een nieuwe regeering - met o.m.
een tweetal ministers, die lid zijn eener
partjj welke vorig jaar zelfs nog tegen den
bouw van een tweeden vervangenden krui
ser was, trad op en een oorlog brak buiten
onze grenzen uit. Zeker, alles gebeurtenis
sen, die tot ernstig oponthoud hebben aan
leiding gegeven. Maar niet alleen tot op
onthoud: Ook tot ernstige ongerustheid.
Slechts één geruststellend voorval kun
nen wij in dit verband vermelden: De mede-
deeling van den minister van defensie, bij
het vertrek van Hr. Ms. „Tromp" naar In
dië gedaan, dat ook de regeering een ver
sterking der marine noodzakelijk acht, en
in verband daarmede dan ook nog, dat een
bedrag van vijftien milliöen gulden werd
genoemd als verhooging van de Rijksbe-
grooting 1941, voor de dan aan te vangen
uitbreiding der vloot in Indië.
Dit laatste werd vermeld in de in Sep
tember ingediende millioenennota.
De verheugende mededeeling in de Me
morie van Antwoord over de Rijksbegroo-
ting 1940, dat de regeering dacht aan den
bouw van een drietal slagkruisers van een
bepaald type werd echter weer vrijwel ge
heel teniet gedaan door de daarop volgende
medédeeling, dat het rapport nog eens weer
om advies naar Indië was gezonden.
Uit de Kamer werd dezer dagen boven
dien nog betoogd, dat men zich toch vooral
niet moest overhaasten (na een jaar onder
zoeken en rapporteeren!) en dat de vloot
voogd in Indië zich tegen een dergelijke
uitbreiding met slagkruisers zou kanten.
Hiertegen past een woord van scherp
protest. Van de commissie, die, naar wij
met zekerheid weten, tot den bouw van
slagkruisers adviseerde, maakte onder meer
deel uit de nieuwe vlootvoogd in Indië.
Eveneens met volkomen zekerheid kunnen
wij mededeelen, dat deze voorstander van
den slagkruiserbouw is. Nu gaat het toch
waarlijk niet aan, om zich te verschuilen
achter de waarschijnlijke meening van den
aftredenden vlootvoogd, die dus de verant
woordelijkheid binnenkort neerlegt, en
daarom den nieuwen vlootvoogd in het on
gelijk te stellen, en met hem de drie an
dere hoogste maritieme raadgevers der re
geering.
Het oneindige uitstel, dat deze kwestie
als zooveel andere defensieaangelegenheden.
heeft moeten ondergaan, heeft waarlijk
lang genoeg geduurd. Er is spoed gewenscht,
zeer veel spoed. Niet, omdat, zooals ook
ten onrechte in de Kamer werd betoogd, de
schepen klaar zoudén moeten zijn voor het
Europeesche conflict, maar omdat zö
gereed moeten zijn tegen den tijd, dat in
Azië een strijd met mogelijk ons Indië als
inzet, zal uitbarsten. En daarvoor hebben
wij nü nog tijd, waarschijnlijk. Maar dan
dient niet langer gedraald.
Dan is het parool: Aanpakken,
Onmiddellijk.
Volgens den Berlijnsehen correspondent
van het Deensche blad „Tidende" zijn de
Polen en Joden in Polen aan strenge be
palingen onderhevig. Alle Polen moeten
van het trottoir af en hun hoofddeksel af
nemen, wanneer leden van het Duitsche
leger of van de nat. socialistische partij
voorbijgaan. Polen moeten in de winkels
wachten, totdat alle Duitschers bediend
zijn. Poolsche schooljongens mogen geen
uniformen dragen.
De reden, welke de Duitsche autoritei
ten voor hun houding opgeven, is dat Po
len „onbeschaamd en aanmatigend zijn''-
De Joden hebben hevig te lijden onder
de nat.-socialistische onderdrukking, aldus
vervolgt de correspondent. Zij mogen hee-
lemaal niet op de trottoirs loopen. Synago-
ges worden platgebrand en dan wordt den
Joden gevraagd aan de Duitschers een
schadeloosstelling te betalen, alsof zij zelf
brand hadden gesticht. Joden mogen niet
meer dan 2000 zloty bezitten, waarvan
slechts 100 zloty in baar. De rest moet bij
een bank worden gedeponeerd
Alle schulden aan Joden boven de 500
zloty zijn geschrapt.
Er worden pogingen gedaan de Joden
uit te sluiten van Roode Kruis-hulp.
Joden mogen geen radiotoestellen bezit
ten.
Op order der Duitsche autoriteiten is de
koop en verkoop in Polen zoo veel moge
lijk beperkt. Men moet zich tot het
hoognoodige beperken
EEN GEWONDE LANGS DEN WEG
GEVONDEN.
Vanmorgen is op den rijksweg te Ten
Boer (Gr.) een man gevonden, die ern
stig gewond bleek te zijn. Zijn fiets lag op
eenigen afstand.
Uit een onderzoek bleek, dat het de 52-
jarige gehuwde N. Mulder uit Woltersum
was. Men vermoedt, dat de man met zijn
fiets is gevallen en door een auto is aange
reden. Later op den dag is M„ die naar het
Academisch ziekenhuis te Groningen was
overgebracht, aan zijn verwondingen over
leden.