Het litteken in de hand m m De zilveren draden van de Herfst Nasreddin Hodscha Invulraadsel ,DAT MAAK IK VAN EIKELS!" i i ■i ■1 2 l i 1 1 i i i 4 l i i Een parkeerplaats voor kinderwagens door Jan van Leeuwen. Het was een drukte van belang in de werkplaats van den slotenmaker Varens. Zes knechts waren aan het werk en de leer jongen. Tom liep van den een naar den ander en deed allerlei kleine werkjes. Zijn vaste plaats was bij het raam, van waaruit hij het pleintje kon overzien. Telkens keek hij naar het fruitkraampje van juffrouw Was, waar dé meeste mensen uit het dorp hun fruit kwamen kopen. De zagen en boren snerpten en zoemden en je moest hard roepen om elkaar te kun nen verstaan. Het geluid van de zagen klonk alvertrouwd in Toms oren. Hij was nu een paar maanden bij Varens in dienst. Wat was zijn moeder blij geweest, dat hij eindelijk een baantje had gekregen. Hij was haar oudste zoon. Na hem kwamen nog drie kleine kinderen. Zijn vader was ge storven en zijn moeder moest dag en nacht werken om voldoende geld voor haar gezin te kunnen verdienen. Daarom was ze zo blij, dat Tom leerjongen mocht worden bij baas Varens. Als hij daar flink wat geleerd had, kon hij misschien meteen knecht wor den en dat zou een heel stuk helpen. Dan zou Tom elke week wat geld aan zijn moe der kunnen geven en hoefde zij op de duur niet meer zo hard te werken. Freek en de appels. Maar aan al die dingen dacht hij nu niet. Hij keek naar buiten en zag juist, dat Freek, zijn aartsvijand, een zak appels kocht bij juffrouw Was. Jaloers keek hij hoe Freek betaalde en daarna' meteen be gon te eten. Waarom kon die nare Freek nu wel appels kopen? Vanaf de eerste klas had Tom ruzie met Freek gehad. Altijd zaten ze elkaar in de haren en het zag er niet naar uit of dat ooit beter zou worden. Nu ergerde Toch zich alweer omdat Freek lekkere appels kon kopen, en hijzelf niet. Natuurlijk was dat wel een beetje kinder achtig van hem. Hij had niet gehoord, dat baas Varens in de werkplaats kwam. Pas toen deze naast hem was komen staan, schrok Tom uit zijn overpeinzingen op. „Tom, breng jij dit even naar buurman en zeg maar, dat ik zelf strakjes kom om alles in orde te maken!" Baas Varens gaf hem een pakje en Tom liep vlug weg. Hij moest door de huiskamer. Er was niemand en toen Tom langs het buffet liep, zag hij, dat er geld op lag. Ineens schoot het door Toms hoofd, dat hij appels zou kunnen ko pen, als hij daar één dubbeltje van weg nam. Hij keek snel achter zich naar de werkplaats, nam vlug een dubbeltje weg en ging naar buiten. we zijn e e r 1 ij k e mensen. Maar jij", hier ging de stem van den baas omhoog van woede: „Jij, aap van een jongen bent niet eerlijk! Hebben de appels je goed ge smaakt? Ik weet, dat je geld hebt weggeno men. Je bent betrapt! Je moest een flink pak voor je broek krijgen. Dat zal je moe der wel erg prettig vinden, dat haar zoon een dief is! Ik heb medelijden met je moe der, maar je gaat eruit! Vooruit, naar de werkplaats, je kunt je boeltje pakken en weggaan! Ik wil je niet meer zien." Doodsbleek stond Tom nu voor zijn baas. Dikke tranen rolden over zijn wangen en hij zei alleen maar: „Mijn moeder.." toen draaide hij zich om en sloop weg, naar de werkplaats. Tom bedenkt zelf een straf. Een paar minuten laten ging baas Va rens achter hem aan. Midden in de werk plaats stond Tom. Om zijn rechterhand was een grote lap gewikkeld. De jongen zag eruit of hij flauw zou vallen. „Wat is er?" riep baas Varens streng. „Wat heeft die vlegel nu weer gedaan?" „Ik weet niet baas," zei een van de knechts. „Het is heel gek, maar hij kwam binnen, ging naar de oven, nam er een witgloeiend stuk ijzer uit en hield dat in zijn hand. Voor we het hem konden be letten, had hij al een lelijke brandwond." „Wat?" riep de baas. „Hoe kom je daar bij? Vooruit, wat is dat voor onzin?" Tom snikte een paar maal en stotterde toen: „Ikhet is om me.... altijd te herinnerenikik wil het nooit ver getenZegt u mijn moeder nietsik zal nooit, nooit meer zoiets doen!" En hij barstte in huilen uit. Verbaasd had baas Varens geluisterd. Nu keek hij den jongen eens aan en de harde trek verdween van zijn gezicht. Hij legde zijn hand op Toms hoofd en zei: „Je hoeft je boeltje niet te pakken. Ik geloof'niet, dat je ooit nog zoiets zult doen. We zullen niets aan je moeder zeggen. En ga nu direct naar den dokter en laat je verbinden! Ik denk, dat je teveel Indianenboeken hebt gelezen? Is dat zo?" Hij lichtte Toms ge zicht op. Tom knikte door zijn tranen heen. „Ik weet niet.ik lees wel veel, baas!" en een ogenblik later was hij verdwenen. Deze leerjongen werd later een bekende, zeer geziene fabrikant, waar iedereen graag mee omging en die eerlijk was tot op een halve cent. Maar niemand wist, waar het grote litteken in zijn rechter hand van kwam, waar de fabrikant dikwijls peinzend naar keek Nog niet lang geleden schreven we over een Amerikaansen grappenmaker, die net als Tijl Uilenspiegel in zijn land werd ver eerd. We zeiden toen al, dat in veel landen een bepaalde grappenmaker heeft geleefd of nog leeft, waar de mensen altijd om moe ten lachen en die de gekste dingen uit haalt. In Turkije was ook een dergelijke nar. De mensen kwamen uit andere steden bij hem om hem te horen vertellen en dik wijls hoorden ze helemaal niets, want Nas reddin maakte zich er vast vanaf, door te zeggen: „Er zijn hier geen narren., ten zij er misschien juist een uit een andere stad is gekomen!" en het spreekt vanzelf, dat hij daar de reiziger mee bedoelde, die apart een reis had gemaakt om grappen te horen vertellen. Vooral tegenover mensen, die veel praat jes hadden en erg over zichzelf opschep ten, kon Nasreddin wel eens scherpe din gen zeggen. Heel vaak trokken ze zich dat zo aan, dat ze daarna hun leven beterden. Zo is bijvoorbeeld bekend, dat een ver waande jongeman tegen heel gelovige Muselmannen zei: „Ik geloof niet in het bestaan van engelen, want ik heb er nog nooit een gezien!" Nasreddin hoorde dat. Hij keek den jon geman ironisch aan en zei: „Netzo geloof ik niet, dat jij ook maar een vleugje ver stand hebt, want ik heb er nog nooit iets van gezien!" Een andere keer ging Nasreddin met een vriend een partijtje schaken. Tegen een anderen vriend, die erbij zat, had hij van te voren af gezegd: „Je zult zien, dat ik hem een klap om zijn oren geef, zonder dat hij er iets over zal durven zeggen!" Plotseling zei de schaakvriend midden in het spel: „Ik stommeling! O, wat ben ik toch een ezel!" „Stil,", antwoordde Nasreddin, „ik wil dat niet nog eens horen!" De vriend keek hem verbaasd aan, maar zweeg toen. Enige ogenblikken later schold hij zich echter weer uit. „Ik wil dat niet horen", herhaalde Nas reddin. „Ja, maar ik ben werkelijk zo'n uilskui ken! Zo'n echte ezel, ik heb zo'n domme zet gedaan!" En toen gaf Nasreddin hem een draai om zijn oren. Toen de an<Jer hem verbaasd aankeek en net woedend wilde uitvallen, zei Nasreddin verontwaardigd: „Ja, wat denk je wel? Je bent mijn vriend en ik wil niet hebben, dat iemand mijn vriend beledigt. Wie dat toch doet krijgt een oor vijg van me!" Inderdaad kon de arme schaakvriend hier niets op zeggen! Een oneerlijke jongen. Hij kon zelf niet zeggen, hoe hij er zo ineens toe gekomen was. Hij had nog nooit gestolen, maar plotseling werd de verlei ding te groot. Misschien kwam het alleen uit jaloezie. Eerst bracht hij het pakje bij de buren, daarna kocht hij vruchten en toen kwam juist Freek aan, die een lelijk woord riep. Een ogenblik later rolden de jongens over elkaar op de grond. Pas een kwartier later kwam Tom weer terug. In de huisdeur stond baas Varens en hij keek hem ernstig aan en zei: „Ik zag je vechten buiten, waarom was dat? Tom kreeg een kleur en mompelde: „Om dat, omdat hijhij heeft me beledigd en ik moest „En toen heb jij hem een pak slaag ge geven", vulde de baas aan. Tom knikte. „Nu, daar zal ik niets van seggen", ging baas Varens verder. „Wij slotenmakers zijn eerlijke mensen en we hoeven ons niet te laten uitschelden. Ik zei „Jongen, wat wil je met die eikels doen?" vroeg moeder, toen Karei met een zak vol eikels thuis kwam. „Daar ga ik leuke dingen van maken", antwoordde Karei. „We hebben er op school met meneer over gepraat en hij heeft ons laten zien, dat je erg veel van eikels kunt maken. Nu ga ik dat ook doen en de andere kinderen misschien ook. Dan kunnen we zien, wie de mooiste heeft!" Karei liet alle eikels op tafel vallen, haalde een paar lucifers, wat ijzerdraad en een stuk stevig karton en begon toen de eikels uit te zoeken. De grote legde hij bij elkaar. Sommige brak hij uit de dopjes, maar andere liet hij er juist inzitten. Dat moest hij wel doen, om te kunnen zien, waarvoor hij de verschillende eikels kon gebruiken. De dopjes vooral bewaarde hij goed, want daar kon hij heel veel dingen van maken. Meneer had er een paar voorbeel den van op het bord getekend. Wie 's morgens vroeg opstaat en naar buiten gaat, kan in deze tijd van het jaar overal de prachtige spinnewebben zien, die helemaal zilver schitteren door de dauw. Wat is zo'n spinneweb toch een kunstwerk! Geen wever kan zulke fijne draden maken als een spin. De mensen zijn er nog nooit in geslaagd om in de techniek dergelijke dunne draden te maken en daarom maken ze gebruik van de draden, die de spinnen maken, en brengen ze in verschillende in strumenten, bijvoorbeeld in de sterrekun- de, aan. Prachtig is een bedauwd spinne web! En als we nog even wachten en er misschien rijp komt, lijkt het op een sprookje, zo'n ragfijn berijpt web. Het is eigenlijk heel vreemd, dat veel mensen zo bang zijn voor spinnen, want dat zijn toch werkelijk dieren, waar nie mand bang voor hoeft te zijn. Ze doen mensen geen kwaad, al hebben ze dan een beetje griezelige, lange kriebelpoten. Een spin is een heel verstandig dier, en wie een beetje meer van haar te weten komt, zal nooit meer zonder meer kunnen zeggen: „Spinnen, o nee, dat vind ik vrese lijke dieren!" In de eerste plaats is daar al de manier waarop de spinnen hun webben maken. Elk web op zichzelf is een klein kunstwerk. Als een vlieg of mug in het web komt, gaat de spin er vlug in en draait zolang draden om haar prooi, tot deze helemaal weerloos is. Dat lijkt misschien erg wreed, maar het is nu eenmaal het instinct van de spin. Katten eten vogels op, dat is ook ge meen, vossen pakken een kip, als ze er de kans toe krijgen en zo kunnen we nog meer voorbeelden opnoemen. De spin zelf wordt op haar beurt weer door verschillende vo gels opgegeten, en zelfs door andere, gro tere spinnen. Dit laatste is dan ook de oorzaak, dat de kleine spinnetjes niet lang op de plek, waar ze geboren worden, blijven. Ze trekken weg en gaan op reis. Als je vroeg op bent en het is mooi zonnig weer, kan je honderden spinnetjes zien, die op grassprieten of tak jes zitten en langs de herfstdraden hun avontuurlijke reis beginnen. Ze kunnen nog niet goed lopen, vliegen kunnen ze ook niet, dus ze moeten wel een ander middel vinden, om vooruit te komen en dat middel zijn de herfstdraden. Jullie hebben ze alle maal wel eens gezien, die fijne draden, die van de ene tak naar de andere lopen. Naar boven, naar beneden, alle richtingen uit. - Zoals jullie zien, is dit invulraadsel niets nieuws. We hebben wel eens meer een der gelijk soort raadsel gehad. De woorden, die horizontaal komen te staan zijn gelijk aan de woorden, die van boven naar beneden geschreven worden. Met behulp van de let ters, die hieronder gegeven worden, moet je de woorden vormen. 2a, 2b, 2d, 10e, 2g, 2h, 6i, 21, lm, 5n; lo; 2r, ls, 2z. Als horizontale en vertieale woorden moeten worden ingevuld: 1. een Pruisische provincie 2. een bekende, voormalig Poolse stad 3. behoort tot de robben. 4. een Zwitsers kanton De mensen denken wel eens dat die dra den bij een spinneweb horen, maar dat is niet waar. Het zijn de rails van de kleine spinnen. Wat zijn dan de spoorwegwagons, waar de spinnetjes in reizen? Die maken ze zelf. Ze spinnen eerst een paar draden en maken die vast aan het punt, waar ze zitten. De hoofddraad maken ze tot een lange slinger. Eindelijk bijt de spin de draad door en gaat dan op haar zwevend vlot de lucht in. Intussen is de zon opgekomen en ver warmt de aarde met haar stralen. Warme luchtstromen stijgen uit de bodem op en nemen het lichte spinnetje met een flinke vaart mee. Bij honderden zie je de kleine spinnetjes door de lucht zweven. Soms botsen ze te gen elkaar aan, want ze kunnen hun vlot niet besturen. Maar ze kunnen wel dalen, als ze de reis lang genoeg vinden. Dan rol len ze de draad op, verkorten hem op die manier en met deze verkorte draad kunnen ze dan veilig op de grond landen. Als de spinnen tegen elkaar botsen en zich in elkaar verwarren, breken ze de draden af en beginnen opnieuw, maar het net, dat al die kleine' spinnen met elkaar weven, wordt steeds groter. Een kapitein van een Amerikaans schip, werd eens ge vangen in een net van honderden kleine rode spinnen. Hij was toen 350 k.m. van de kust! Dat is wel een bewijs hoever de spinnen zich van hun uitgangspunt weten te verwijderen. De boeren vinden het lang niet altijd prettig als er veel herfstdraden zijn. Voor al niet als ze gras maaien, want dikwijls is een net van herfstdraden er de oorzaak van, dat het gras niet snel genoeg droogt. De draden kleven daarbij aan het gras vast. Eeuwenlang heef men zeer verschillen de meningen over de herfstdraden gehad. De bekende Griekse wijsgeer Aristoteles, die omstreeks 350 voor Chr. leefde, dacht, dat ze het teken van de naderende winter waren wat ook inderdaad zo is en dat ze ontstonden, omdat de afgekoelde lucht tussen hen in naar de grond zakte. Dat er behalve door dezen geleerde ook door de mensen op de herfstdraden gelet werd in die oude tijden, bewijst wel, dat de schrijver Pluta^chus (pl.m. het jaar 1) vertelt, dat het volk dacht, wanneer het de herfstdraden zag, dat er een pestepidemie zou komen! Gelukkig weten wij nu de oorsprong en het doel van de zilveren draden en kun nen wij de kleine diertjes bewonderen, die zich op zo'n snelle en handige manier kun nen voortbewegen. urpugua puoqeez 'g gjoquiaq; 'z 9IZ®ÜS T :pspeBJinAUT UBA guTssopïo OPLOSSING van de legpuzzle: Appels plukken. Op dit plaatje zie je een kinderparkeer plaats. Je kunt zelf wel bedenken, wat dat is. Net zoals je een auto ergens in de stad kunt neerzetten, als je zelf boodschappen moet doen is het heel gemakkelijk, als je de kinderwagen ergens kunt zetten, waar er een oogje op gehouden wordt. De moe der van het kind kan dan rustig haar bood schappen doen, en als het gaat regenen, hoeft ze zich ook niet bang te maken, want dan wordt er een zeil over de „parkeer plaats" heengetrokken, waardoor de wagen en het kind droog blijven. Geen onhandige uitvinding. Eerst maakte hij van twee eikeldopjes een zoutvaatje. Daarna nog een zoutvaatje, maar deze keer stond het op kleine pootjes, die hij van lucifers had gemaakt. Toen ging hij naar de keuken en vroeg om het aardappelmesje. Dat kon hij heel goed ge bruiken, omdat het zo scherp was. Geluk kig was hij altijd erg voorzichtig met messen, anders zou moeder het vast niet goedvinden, dat hij dat scherpe mesje ge bruikte. Hij zocht een mooie, grote eikel en sneed daar een stuk uit. Daarna holde hij het overige gedeelte uit en op die ma nier kreeg hij de romp van een auto. Met een priem maakte hij een paar gaatjes in de eikel, stak daar lucifers doorheen en aan die lucifers, die als as dienst moesten doen, maakte hij kleine kartonnen wielen vast. Zo, nu was die auto klaar! Karei was er echt trots op. Het was net een kleine race-auto. Nu maakte hij nog allerlei verschillende dingen. Een emmer, een juk met twee em mers eraan, een varken en zomeer. Moe der kwam eens bij hem kijken en was heel verbaasd, toen ze zag, wat een aardige din gen hij gemaakt had en Karei beloofde, dat hij ook een paar zoutvaatjes voor haar zou maken! Maar eerst wilde hij nog een paar andere dingen maken, hij had nog iets in zijn hoofd, waar de andere kinderen vast niet aan zouden denken. Hij wilde een hangklok maken met een echte slinger. Dat zouden de kinderen op school vast wel mooi vinden. En zo kwamen er steeds nieu we dingen bij. Karei had nooit geweten, dat je zulke leuke dingen kunt maken van eikels en de volgende morgen nam hij alles voorzichtig in een doosje mee naar school,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 10