KRONIEK VAN DEN DAG 9 October 1914: De val van Antwerpen. IDe Amateur a Detective TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 9 OCTOBER 1939. No. 238. Een overwinning van het zware geschut. In afwachting. De verschrikkingen der Zeppelins. De Zeppelins! Het zware geschut De raad van Churchill Tafereelen van verschrikking Bombardement van een verlaten stad t uiiiiiiiiiiniy li). Sc 9 o Geen vrede mogelijk op Hitiers grond slagen dat is in een paar woorden de algemeene reactie op de redevoering, Vrij dag door den Duitschen Führer gehouden. Alleen de Italiaansche pers maakt hierop een uitzondering. Zij meent, dat de denk beelden door Hitier ontvouwd, wel degelijk een grondslag van veelomvattend overleg zouden vormen. Merkwaardig is nu echter, dat de Italiaansche regeeering desalniette min heeft geweigerd, om er een propagee- rende bemiddeling mee op touw te zetten. Naar de „Telegraaf" Zaterdagavond meld de, zou Mussolini een eigen plan hebben uit gewerkt, dat Ciano bij zijn bezoek aan Ber lijn op 1 October j.l. aan zijn Duitschen collega Von Ribbentrop zou hebben voor gelegd, en dat o.m. de stichting van een nieuwen, volstrekt onafhanke- 1 ij ken Poolschen staat voorstelde. Von Ribbentrop zou het echter ter zijde ge schoven hebben, waarop Ciano weigerde, om Italië's steun voor Hitler's denkbeel den toe te zeggen. Misschien loert de Duce nu op een gele genheid, om zijn plan alsnog op den voor grond te krijgen. Het kan hem dan zelfs niet eens onwelkom zijn, dat in Engeland en Frankrijk en verder o.m. in de Ver. Staten, Turkije en zelfs Zuidslavië, zoo'n duidelijk „neen" werd gezegd na Hitler's redevoering. Het staat als een paal boven water, dat de Führer een heel eind verder over de brug moet komen, voordat Londen en Parijs de mogelijkheid van overleg zul len willen overwegen. Opvallend is intusschen, dat zoowel uit de Engelsche als uit de Fransche pers de these der vernietiging van het Hitler-régi- me is verdwenen. Men hoort zulks nu niet langer verkondigen als een conditio sine qua non voor vredesonderhandelingen. Dat beteekent dus, dat Engeland en Frankrijk met de huidige Duitsche regeering toch nog zouden willen praten: als er maar een ba sis gevonden kon worden, welke hun een gevoel van veiligheid zou verschaffen. In dien Mussolini inderdaad nog op een be middelingsactie broedt, zal hij hier zjjn uit gangspunt moeten nemen. Dat wil zeggen: hg zal Hitier er toe moeten brengen zekere bewijzen van zijn goeden wil te leveren in den vorm van daden, omdat Londen en Parijs van beloften niets meer willen we ten. Al zijn beloften aan ons heeft hij ge broken, aldus redeneert men in Engeland en Frankrijk; wij vliegen er niet weer in. Te Berlijn speculeert men op de moge lijkheid, dat sommige neutrale landen in beweging zouden komen, o.a. Nederland en België. Deze mogelijkheid lijkt ons al heel gering. Het beroep, dat Koningin Wilhel- mina en Koning Leopold op het geweten van alle bij het conflict betrokken staats lieden hebben gedaan, een paar dagen voor dat de Duitsche legers Polen binnentrok ken, werd te Berlijn voor kennisgeving aan genomen. Een dergelijk beroep is gewoon lijk „einmalig", om een van Hitler's gelief koosde termen te gebruiken. Tegenover Engeland en Frankrijk zou een herhaling er van trouwens ten eenenmale onverant woord zijn. Neen van kleine landen, die zoo op hun tellen moeten passen als Neder land en België, kan een bemiddelingsactie onmogelijk uitgaan. Strikte afzijdigheid is voor hen geboden. De Spaansche pers acht Hitler's rede verzoenend. De Spaansche bladen publiceeren bijna den volledigen tekst van Hitler's rede, maar het redactioneele commentaar is spaarzaam en terughoudend. Over het al gemeen acht de pers de rede oprecht, ver zoenend van toon en een grondslag ver schaffend voor een vreedzame regeling. De bladen betoogen, dat de rede verdient ern stig door de democratieën te worden bestu deerd. Mussolini heeft te Rome het woord ge voerd tot fascistische leiders van Sardinië, doch hij maakte geen gewag van de rede van Hitier en evenmin van den oorlog, al dus Rome-radio. Misschien ligt de val van Antwerpen van alle andere slagen en wapenfeiten uit den Wereldoorlog juist door zijn gevolgen voor ons Zeeuwen dieper in onze herinnering verankerd dan welke andere gebeurtenis ook. De groote uittocht van Antwerpen naar Brabant en Zeeland toch was een der eerste en ellendigste gevolgen, die ook w« aan den lijve voelden vanwege de deernis wekkende tafereelen, die zich in ons gewest afspeelden. Zelden is er gedurende den oor log een zoo groot contingent vluchtelingen Zeeland binnengestroomd als toen. De val van Antwerpen was een gevoelig verlies voor de Entente. Brussel had gecapi tuleerd en de Koninklijke Familie was met de regeering naar de Scheldestad getrok ken, waar althans voorloopig nog wel rust- zou heerschen, daar de vijand de handen vol had in het Zuiden. Tusschen 24 en 26 Augustus hadden de Belgen een aanval op de Duitschers gedaan om hen op een vei- ligen afstand te houden, zoodat hun ver dragende kanonnen de stad niet zouden kunnen bereiken; in de tweede plaats hoop te men door een actie in het Noorden den druk op Parijs te verlichten. Zij slaagden erin Mechelen te heroveren en een strate gisch punt aan de lijn BrusselLeuven, tengevolge waarvan de Duitsche staf on verwijld drie divisies uit Frankrijk afzond om Leuven te verdedigen. Spoedig werden de Belgen verdreven, doch een tweede aan val eindigde in de bezetting van Dender- monde en de herovering van Kessel. Door deze aanhoudende uitvallen werd het den Duitschers duidelijk, dat Antwerpen vallen moest en men besloot dadelijk tot het be leg over te gaan. De eerste aankondiging, dat de Duit schers het ook op de Scheldestad gemunt hadden, was op 1 September de volkomen onverwachte komst van de Zeppelins. Ze kwamen in den nacht met den Oostenwind uit Duitschland gedreven. De motoren stonden stil. Niemand hoorde ze, niemand zag ze. Een. daverende slag wekte echter plotse ling tallooze bewoners. Verwonderd bleef men even liggen. Dan donderde het weer, vlakbij. Een ontploffing? De luchtverplaatsing was zoo hevig, dat ontelbare ruiten braken. In bepaalde stra ten lag den volgenden morgen het glas een decimeter dikMen ging de straat op, men keek uit het raam. Daar klonk op eens het doffe ronken van motoren uit de lucht en de ontstelde bevolking begreep: een aanval. De Duitschers wierpen hun bommen niet in het wilde weg; dat bleek duidelijk. Eén viel er in de Twaalf Maanden-straat, op eenige tientallen meters van het paleis van den koning. Het schot was mis en kostte slechts twee dooden. Een andere bom suisde neer op de Stadswaag12 dooden. Een derde bom was goed gemikt. Zij vernietig de een kazerne. Den dag tevoren waren de soldaten echter juist weggetrokkenIn totaal had Antwerpen dien nacht 21 dooden te betreuren. Men bleef echter verwonderd over het feit, dat de Duitschers in den nacht zoo goed de strategische punten hadden weten te vinden. Bij toeval vond men de oplossing. De Duitsche grondigheid had ook hiervoor gezorgd: van een aantal huizen waren de daken geheel wit geschilderd. Deze groote lichte vlakken waren ook in den nacht nog goed te onderscheiden. Zij waren verbonden door denkbeeldige lijnen, die den aanvallers leidden naar hun doel. De 21-ste doode was een vrouw, die uit nieuwsgierigheid ook even uit het raam wilde kijken. Zij maakte de openslaande ra men los en boog zich naar buiten. Op het zelfde oogenblik klonk een daverende ont ploffing. De ramen sloegen toe en de vrouw werd letterlijk onthoofd Verschrikking heerscht alom in de stad. Den volgenden dag kwam het bevel: „Lichten uit De wachten aan de poorten werden ver sterkt. Vele kanonnen van de vestingen werden gewoon omhoog gericht, wat ontzaglijke in spanning kostte. Maar de moeite loonde. Dit „luchtafweergeschut" had succes. Woensdagnacht kwamen de Zeppelins te rug. Maar nu bemerkte men ze bijtijds en de kanonnen braakten hun vuur tegen den nachthemel. De commandanten van de luchtschepen achtten hun Zeppelins blijk baar te groote trefvlakken en wendden den steven. Hun bommen lieten zij buiten de stad vallen. Acht kwamen er terecht op Merxem. Eenige bleven gewoon met den punt in den zachten grond staan, zonder te ontploffen. Een andere veegde een geheel huis van den aardbodem. Twee oude men- schen woonden in dat huis. Maar nergens vond men menschelijke resten. Den volgen den dag kwamen man en vrouw uit Ant werpenZij waren óp bezoek geweest bij hun zoon en werden het was te Iaat door de wacht aan de poort niet meer doorgelaten. Zoo waren zij gedwongen in Antwerpen te blijven slapen, tegen hun zin. Het werd hun redding. Na den val van Maubeuge waren ver schillende kanonnen van groot kaliber vrij gekomen. Bovendien had de bevelvoerende generaal, Hans von Beseier, vier scheeps- kanonnen van 49 cm en vier Oostenrijksche Skoda-mortieren van 30 cm te zijner be schikking, stukken, die Luik en Namen ten val hadden gebracht. Aan manschappen had Von Beseier vier en een halve divisie, te zamen ongeveer 120.000 man, terwijl de Belgen naast het garnizoen van Antwer pen, dat 80.000 man telde, 65.000 man van het geregelde veldleger ter beschikking hadden. Hoewel de Belgen numeriek in de meerderheid waren, beschikten de Duit schers over verreweg het beste geschut, met een zuivere trefkans op 12 km. De draagwijdte van het Belgische geschut was hoogstens 10 km en de zuivere trefkans veel minder. Antwerpen was in die dagen het begin punt van de kortste verdedigingslijn der Geallieerden, van het Noorden uit gere kend. Deze lijn liep van Antwerpen naar Bergen (Mons) en verder naar Longwy. De capitulatie van Brussel scheidde de Belgi sche en Fransche legers en contact was al leen mogelijk door Kortrijk en Gent. Door het verlies van Antwerpen lag de Noorde lijke weg naar de kust vrij. De stad werd door twee vestinggordels verdedigd, één op twaalf tot vijftien kilometer, de andere op twee en een halve kilometer van de stads grenzen. Daar de aanval uit het Oosten verwacht werd, rekende men op een beleg van drie weken, mogelijk langer. Het zwak ke punt der verdediging lag in de smalle strook tusschen Antwerpen en de Neder- landsche grens, want indien de vijand erin slaagde de Schelde over te steken en om het Westen heen de stad kon bereiken, was het met een eventueelen aftocht gedaan. Het feit, dat Von Beseier dit niet deed, is hem als een groote fout aangerekend, en niet ten onrechte. Op 27 September gingen de Franschen en Belgen tot den aanval over. Ongelukkiger wijs sloopte men alle huizen en kapte men alle heggen rond de forten Wavre, Ste. Cathe rine en Waelhem, zoodat deze weliswaar een vrij en onbelemmerd uitzicht hadden, doch tevens als een baken in het platte pol derland een duidelijk mikpunt voor den vij and werden. Bovendien gebruikten de Bel gen geen rookloos kruit, zoodat de zware Duitsche houwitzers, zelfs buiten schot, van achter Mechelen een bijna zuivere trefkans hadden, temeer daar zij door observatiebal lons geassisteerd werden. Op 29 September viel het fort Wavre Ste. Catherine en Waelhem, zoodat deze weliswaar een vrij en oeblemmerd uit zicht hadden, doch tevens als een baken in het platte polderland een duidelijk mik punt voor den vijand werden. Bovendein gebruikten de Belgen geen rookeloos kruit, zoodat de zware Duitsche houwit zers, zelf buiten schot, van achter Mech elen een bijna zuivere trefkans hadden, temeer daar zij door observatieballons ge assisteerd werden. Op 29 September viel het fort Wavre Ste. Catherine en kort daarop sprong dat van Waelhem in de lucht, waarbij van een bezetting van ruim honderd man slechts tien zwaar gewonden gered werden. Daags daarna vernielden de Duitschers het groote waterreservoir en de loopgra ven liepen vol. Kort daarop vielen nog enkele der forten en de bres was reeds geslagen. Den 2en October begon de evacuatie van Antwerpen, nadat het leger terugge trokken was over de Nethe. Den volgen den dag viel de redoute aan den Duffel en het fort Kessel dat de overtocht bij Lier verdedigde. De Belgische regeering besloot naar Oostende te gaan, doch bleef in de staa op aandrang der Engelschen, die ver sterkingen uit het moederland verwacht ten. Bovendien, zoo brachten zij naar vo ren, zou het vertrek der Koninklijke fami lie het moraal der vechtenden schokken. Inmiddels werkte men in Engeland koortsachtig aan het uitrusten van een ontzettingsleger. Minister Winston Chur chill zond een telegram aan Lord Kit chener, zijn collega, waarin hij den toe stand als critiek schetste. Antwerpen ver liezen was noodlottig, doch het leger te verliezen was evenzoo, aldus de geest van het telegram. Het leven en de eer der Belgische natie hing niet af van de stad, doch van het leger. Alle pogingen om Oostende den zetel der regeering te ma ken, werden door de Engelschen afgera den totdat er voldoende dekking voor den algeheelen aftocht was. Op 4 en 5 October verschenen de versterkingen, doch op den avond van 6 October beslooi de regeering toch te vertrekken. Na een hevig bombardement trokken twee Duitsche bataljons de Nethe over na zware verliezen, zoodat de overtocht meer over de lijken der in de voorhoede gevallenen ging dan over de ponton, die door de hevige kanonnade niet voltooia kon worden. Het hoofdkwartier deed een dringend beroep op Von Beseier haast achter de zaak te zetten, daar de troepen in het Westen noodig waren. De Duitsche aan val werd met alle kracht ontwikkeld. Het frot Broechem viel en het zware geschut werd over de Nethe gebracht, een ware prestatie onder de omstandigheden. Ant werpen was toen binnen het bereik der kanonnen en dienzelfden dag begonnen de 15 cm houwitzers hun moorddadig werk. De vijand naderde hoe langer hoe meet de bedreigde stad. Bij Schoonaerde en Dendermonde hadden de Belgen hei zwaar te verantwoorden. Alleen de smal le corridor tusschen Antwerpen en de grens bleef vrij. Het leger ging daarom op 6 en 7 October de Schelde over en liet de verdediging der stad over aan het gar nizoen en de Britsche brigade. Begunstigd door den mist konden twee Duitsche ba taljons de Schelde bij Schoonaerde over steken en na een gevecht van twee da gen konden de Belgen den vijand nog niet verdrijven. Het derde, vierde en vijfde fort ten Oosten van An1 werpen vielen en Antwerpen lag onbeschut. Op 7 October trok de regeering naat het Westen en op dien dag en den vol genden vond een geweldig exoduse plaats. Meer dan een kwart millieon wanhopige burgers vluchtten gedurende 'die twee dagen onder de allerellendigste omstan digheden. Drie wegen waren nog vrij: die, welke naar Brugge, Gent en Oost ende voerde, die naar Brabant en de zeeweg naar Vlissingen. Op de wegen was de ellende verschrikkelijk. De door een panischen angst bevangen vluchtelingen raakten tusschen het leger verward en voortgang was haast niet mogelijk. De weg was overvol en de verwarde massa kwam niet meer dan één tot twee kilo meter per uur vooruit. Mannen droegen hun oude vader of moeder op den rug. Karren en kruiwagens waren vol vrou wen en kinderen. De monniken droegen bracards met gewonden en de nonnen hielden de talrijke oorlogsweezen bijeen. Velen stierven onderweg van uitputting. Een Amerikaansch ooggetuige vertelt ons, dat er onderweg alleen wat rapen te eten waren. De burgers sjouwden met zich mee, wat zij aan waarde hadden kun nen redden; voorname vrouwen met haar juweelen in een bundel gepakt, een arm moedertje uit Mechelen met haar eigen- vervaardigde kant. Jonge moeders, die nog niet geheel hersteld waren van hei kraambed, drukten haar pasgeborenen aan de borst. Bij een der dorpen aan onze grens werden dien nacht twintig kinderen in het open veld geboren. Op de Schelde was het al even vol. Al wat drijven kon, werd benut: vrachtboo ten, roeibooten, jachten, sleepbooten, 'vis- schersschuiten, aken, veerbooten, bagger molens, sloepen, ja zelfs vlotten voerden de vluchtende Antwerpenaars naar vei liger oorden. Op den avond van 7 October begon hei bombardement in allen ernst. Brandbom men richtten groote schade aan en de 27,5 cm granaten sloegen ware kraters in de straat. In het Zuidelijk stadsdeel ai- leen werden meer dan tweeduizend hui zen zwaar gehavend en driehonderd vol komen vernietigd. Op zeker oogenblik ko.v men honderdvijftig branden tegelijk waar nemen, waarvan die veroorzaaKt door de door de Belgen in brand gestoken olie voorraden wel een gruwelijK beeld van verwoesting aan den nachtelijken hemes schilderde. Den volgenden dag was de heele bur gerbevolking geëvacueerd en had Von Be- seler reeds dien dag de stad kunnen bin nentrekken. Doch nij verwachtte nog meer tegenstand en verhevigde het offen sief. Talrijke militairen werden door den druk der oprukkende Duitschers als her ware over onze grenzen geduwd. Maar het grootste deel van het leger ontsnapte bijtijds toen de corridor nog niet afgeslo ten was- Het aantal dooden en gewonden is niet komen vast te staan, maar moei geweldig zijn geweest. Toen Von Beseier op den 9den enkele forten verlaten vond, werd het vuren ge staakt. de forten capituleerden ellen dag nog, en onder bedreiging, dat de stad vol komen vernield zou worden, gaf de gou verneur haar over. De Duitschers trokken de Scheldestad binnen, waarvan Napoleon eens gezegd had, dat ze een pistool was, gericht op het hart van Engeland, dai echter, zooals zou blijken, niet kon wor den afgevuurd zonder de heerschappij der zee. De val van Antwerpen was een zware slag voor de zaak der Geallieerden, wani de Britsche poging om de stad te hulp te komen, was te laat en te zwak geweest, en het is wel eens in twijfel getrokken of de komst de Britten niet meer kwaad dan goed heeft gedaan. Hun komst toch, stelde de evacuatie uit en was oorzaak dat de stad langer gebombardeerd wera dan anders het geval zou zijn geweest. Aan den anderen kant echter lijdt hei geen twijfel, of de komst der Engelschen heeft de Duitsche krijgsverrichtingen in het Westen tegengehouden, want als de Duitsche troepen voor Anwerpen eerdek- vrij gekomen waren, zouden ook de kust plaatsen zooals Zeebrugge en Oostende eerder gevallen zijn. illlllllllll!lllllll!l!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!llll!lllll>llllllll{IUP Naar het Engelsch van Anthony Berkeley. Het was een bont gezelschap, dat men tegen den muur van de kale kamer op een rij had laten plaats nemen. Armoede naar luxe, glimmend gepoetste schoenen naast, totaal verwaarloosde. De Engelsche wet schrijft voor, dat in dergelijke gevallen eenige willekeurige menschen worden aan gehouden; zij moeten echter veel op den verdachte lijken, maar in de practijk is het niet zoo gemakkelijk om in een uur een dozijn menschen te vinden, die veel gemeen hebben met den grooten en knappen, rood- harigen majoor, met een militaire en aristocratische houding. Niettemin was men dit bezwaar te boven gekomen. Van de tien menschen kon er eigenlijk maar één aanspraak maken op werkelijk rood haar, en dat was dan nog voor het grootste deel peper en zout. De taak van Chitterwick was maar van formeelen aard. De brigadier geleidde hem langs de rij en Chitterwick, wiens hart hevig klopte, keek in een dozijn paar oogen, waarvan de uit drukking varieerde tusschen ingehouden pret en uitgesproken afkeer; hij nam de roodharigen, ondanks alles, lang en nauw keurig op voor hij tot een besluit kwam. „Nu mijnheer!" drong de brigadier een beetje ongeduldig aan; zoo iets was hij blijkbaar niet gewend. „Kunt u één van deze menschen identificeeren als dengene, dien u vanmiddag tusschen half drie en drie uur in Piccadilly Palace gezien hebt?" Chitterwick gaf de laatste hoop op, dat twijfel mogelijk zou zijn en wees met weer zin majoor Sinclair aan. De brigadier leidde hierop met behulp van een ondergeschikte, kort en zakelijk, de óverigen naar den uit gang. Moresby slenterde als toevallig naar den roodharige toe, wiens uiterlijk alleen maar verontwaardigde verbazing uitdrukte; hij wachttte klaarblijkelijk tot de kamer leeg was, voordat hij met zijn verweer be gon. Chitterwick sloop in een oogenblik van lafhartigheid, tegelijk met den laatste van de tien, de deur uit. Hij wilde de in hechtenis neming niet meemaken. Aan de welsprekendheid van den rood harige moest wel direct een eind zijn ge maakt, want er waren nauwelijks een paar minuten verloopen, toen Moresby Chitter wick met de mededeeling verraste, dat hij goed en wel achter slot en grendel zat. „O", zei Chitterwick, en hij zag er net zoo ongelukkig uit als hij zich voelde. Ver antwoordelijkheid is voor de meesten moei lijk te dragen. „Ik moet nu aan het werk, mijnheer Chitterwick. Ik moet bij majoor Sinclair een huiszoeking doen, ofschoon ik betwijfel of ik er iets zal vinden. Maar allereerst zou ik wel eens de kamer van de oude dame in Aldridge willen zien; gaat u mee?" Het gezicht van Chitterwick klaarde in eens op. De politie van zoo nabij aan het werk te zien! Voor het eerst van zijn leven was hij zijn tante heelemaal vergeten. „O, mijnheer, dat is werkelijkDat zou ik dolgraag willen". Zij gingen samen naar buiten naar de wachtende politie-auto. In het hotel aangekomen, verdween Mo resby in het kantoor en liet Chitterwick in de hall wachten. Moresby bezat tact en Het is toch zoo waar, dat alleen zij eenig voordeel van hun reizen trek ken, die bij hetgeen zij zien ook weten te denken. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll vastberadenheid en toen hij weer te voor schijn kwam, had hij den sleutel van de ka mer van mejuffrouw Sinclair in de hand. Een chasseur, als het ware met glimmende knoopen bezaaid, bracht hem naar de ka mer. Moresby had geen vergrootglas, noch een vingerafdruk-apparaat, noch iets anders, dat tot de gewone uitrusting van een de tective behoort. Hij opende snel en syste matisch alle kastladen, die hij zag en keek voornamelijk naar brieven of andere do cumenten. Chitterwick, die een buitenge wone sensatie verwacht had, zat op den rand van het ledikant en verveelde zich gruwelijk, terwijl Moresby zijn onderzoek voortzette. Plotseling werd een deur in den zijwand geopend en er verscheen een slanke jonge vrouw en staarde hen aan. Chitterwick staarde terug. Het was geen erg aantrekkelijke jonge vrouw; zij droeg een bril met schildpad-montuur, zij had geen aardig kapsel en ze droeg een zeer eenvoudige bruine japon; de degelijkheid en zelfbewustheid straalden van haar af. Chitterwick, die zich meteen weer detecti ve voelde, zei zacht bij zich zelf: „de ge zelschapsjuffrouw". De jonge vrouw was zich zelf dadelijk weer meester. Ofschoon zij, zooals het zich liet aanzien, met twee inbrekers te doen had, beefde haar stem niet, toen zij kort en bondig vroeg: „mag ik ook weten wat u hier doet? Deze kamer is bewoond". „Aha", begon Moresby, „juffrouw Goole, als ik mjj niet vergis". „Zoo heet ik", gaf zij ontstemd toe. „Ik ben politiebeambte", zei Moresby op zijn zachtsten toon, „en het spijt mij inder daad, juffrouw „Wilt u mij dan uw legitimatiebewijs toonen?" viel zij hem in de rede. Met een grappige grimas in de richting van Chitterwick, deed Moresby dat en ver telde in het kort het drama, waarbij hij niets van de moord, noch van de arrestatie vermeldde. De jonge vrouw luisterde aan dachtig en scheen niet verschrikt. Toen Moresby klaar was met zijn verhaal, stelde zij zich geheel te beschikking van den hoofdinspecteur. Moresby bedankte haar voor haar welwillendheid en zei dat hij haar graag verschillende vragen wilde stellen. „Misschien kunnen we beter in de zijka mer gaan", sloeg juffrouw Goole voor en liet hen door de verbindingsdeur in een kleine zitkamer. Juffrouw Goole nam plaats en verzocht den beide heeren eveneens te gaan zitten. Chitterwick keek haar even aan en lachte nerveus. Zij beantwoordde zijn lachen niet. Chitterwick bloosde ervan. Om de waar heid te zeggen werkten vrouwen als juf frouw Goole op zijn zenuwen. Juffrouw Goole gaf, op verzoek van Mo resby een kort overzicht van haar levens loop en van haar betrekkingen tot de doode. Zij was 28 jaar en de dochter van een ad vocaat in een klein stadje. Eerst had zij een paar jaar op het kantoor van haar va der gewerkt, totdat hy stierf; ze had de praktijk verkocht en was naar Londen ver huisd. Daar had zij een betrekking gevon den bij een advocaat met wien haar vader wel zaken had gedaan. Zij werd er goed betaald, maar zij was er niet lang gebleven, want een Amerikaansche cliënte, waarmee zij zich gedurende haar kort verblijf in Londen veel had bemoeid, was zoo gechar meerd van de manier, waarop zij haar al les, wat in Londen de moeite waard was, had laten zien, dat. zij juffrouw Goole voor stelde om als „dame de compagnie" met haar mee te gaan. Zij nam het aanbod aan en bleef een jaar of vijf in New York. Daar had zij de drukke bezigheden van haar me vrouw geregeld, gezorgd dat zij op de ver gaderingen kwam die zij niet kon over slaan, erop toegezien dat de liefdadige in stellingen niet werden overgeslagen, kort om zij had ervoor gezorgd, dat haar leven op rolletjes liep. Na twee jaar was mevrouw gestorven. Gedurende de volgende drie jaren had zij twee dergelijke betrekkingen gehad en daarna was ze naar Engeland teruggekeerd. Het was eigenlijk haar bedoeling geweest om een tijdje vacantie te nemen en dan weer terug te gaan; door een toevallige ontmoeting met juffrouw Sinclair was ge bleken, dat de kennismaking van beide kanten in goede aarde viel en zoodoende was zij als secretaresse en gezelschapsdame bij haar gebleven. Dat was nu ongeveer acht maanden ge leden gebeurd. „Ik dank u wel voor uw duidelijke mede- deelingen". Moresby knikte haar goedkeu rend toe. „Als alle getuigen waren zooals u, dan zouden wij hét op Scotland Yard lang lang niet zoo moeilijk hebben". Juffrouw Goole glimlachte; de woorden van Moresby hadden doel getroffen. „En wilt u nu zoo goed zijn mij een zoo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van de oude dame?" „Van juffrouw Sinclair?" verbeterde juffrouw Goole. „Zooals ik u al zei, was ik maar acht maanden bij haar, maar ik kan u zonder twijfel alle inlichtingen geven, die u wenscht". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5