KRONIEK VAN DEN DAG
9 October 1914:
De val van Antwerpen.
IDe Amateur a
Detective
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 9 OCTOBER 1939. No. 238.
Een overwinning van het zware geschut.
In afwachting.
De verschrikkingen der
Zeppelins.
De Zeppelins!
Het zware geschut
De raad van Churchill
Tafereelen van
verschrikking
Bombardement van
een verlaten stad
t uiiiiiiiiiiniy
li).
Sc
9
o
Geen vrede mogelijk op Hitiers grond
slagen dat is in een paar woorden de
algemeene reactie op de redevoering, Vrij
dag door den Duitschen Führer gehouden.
Alleen de Italiaansche pers maakt hierop
een uitzondering. Zij meent, dat de denk
beelden door Hitier ontvouwd, wel degelijk
een grondslag van veelomvattend overleg
zouden vormen. Merkwaardig is nu echter,
dat de Italiaansche regeeering desalniette
min heeft geweigerd, om er een propagee-
rende bemiddeling mee op touw te zetten.
Naar de „Telegraaf" Zaterdagavond meld
de, zou Mussolini een eigen plan hebben uit
gewerkt, dat Ciano bij zijn bezoek aan Ber
lijn op 1 October j.l. aan zijn Duitschen
collega Von Ribbentrop zou hebben voor
gelegd, en dat o.m. de stichting van een
nieuwen, volstrekt onafhanke-
1 ij ken Poolschen staat voorstelde. Von
Ribbentrop zou het echter ter zijde ge
schoven hebben, waarop Ciano weigerde,
om Italië's steun voor Hitler's denkbeel
den toe te zeggen.
Misschien loert de Duce nu op een gele
genheid, om zijn plan alsnog op den voor
grond te krijgen. Het kan hem dan zelfs
niet eens onwelkom zijn, dat in Engeland
en Frankrijk en verder o.m. in de Ver.
Staten, Turkije en zelfs Zuidslavië, zoo'n
duidelijk „neen" werd gezegd na Hitler's
redevoering. Het staat als een paal boven
water, dat de Führer een heel eind verder
over de brug moet komen, voordat Londen
en Parijs de mogelijkheid van overleg zul
len willen overwegen.
Opvallend is intusschen, dat zoowel uit
de Engelsche als uit de Fransche pers de
these der vernietiging van het Hitler-régi-
me is verdwenen. Men hoort zulks nu niet
langer verkondigen als een conditio sine
qua non voor vredesonderhandelingen. Dat
beteekent dus, dat Engeland en Frankrijk
met de huidige Duitsche regeering toch nog
zouden willen praten: als er maar een ba
sis gevonden kon worden, welke hun een
gevoel van veiligheid zou verschaffen. In
dien Mussolini inderdaad nog op een be
middelingsactie broedt, zal hij hier zjjn uit
gangspunt moeten nemen. Dat wil zeggen:
hg zal Hitier er toe moeten brengen zekere
bewijzen van zijn goeden wil te leveren in
den vorm van daden, omdat Londen en
Parijs van beloften niets meer willen we
ten. Al zijn beloften aan ons heeft hij ge
broken, aldus redeneert men in Engeland
en Frankrijk; wij vliegen er niet weer in.
Te Berlijn speculeert men op de moge
lijkheid, dat sommige neutrale landen in
beweging zouden komen, o.a. Nederland en
België. Deze mogelijkheid lijkt ons al heel
gering. Het beroep, dat Koningin Wilhel-
mina en Koning Leopold op het geweten
van alle bij het conflict betrokken staats
lieden hebben gedaan, een paar dagen voor
dat de Duitsche legers Polen binnentrok
ken, werd te Berlijn voor kennisgeving aan
genomen. Een dergelijk beroep is gewoon
lijk „einmalig", om een van Hitler's gelief
koosde termen te gebruiken. Tegenover
Engeland en Frankrijk zou een herhaling
er van trouwens ten eenenmale onverant
woord zijn. Neen van kleine landen, die zoo
op hun tellen moeten passen als Neder
land en België, kan een bemiddelingsactie
onmogelijk uitgaan. Strikte afzijdigheid is
voor hen geboden.
De Spaansche pers acht Hitler's rede
verzoenend.
De Spaansche bladen publiceeren bijna
den volledigen tekst van Hitler's rede,
maar het redactioneele commentaar is
spaarzaam en terughoudend. Over het al
gemeen acht de pers de rede oprecht, ver
zoenend van toon en een grondslag ver
schaffend voor een vreedzame regeling. De
bladen betoogen, dat de rede verdient ern
stig door de democratieën te worden bestu
deerd.
Mussolini heeft te Rome het woord ge
voerd tot fascistische leiders van Sardinië,
doch hij maakte geen gewag van de rede
van Hitier en evenmin van den oorlog, al
dus Rome-radio.
Misschien ligt de val van Antwerpen van
alle andere slagen en wapenfeiten uit den
Wereldoorlog juist door zijn gevolgen voor
ons Zeeuwen dieper in onze herinnering
verankerd dan welke andere gebeurtenis
ook. De groote uittocht van Antwerpen
naar Brabant en Zeeland toch was een der
eerste en ellendigste gevolgen, die ook w«
aan den lijve voelden vanwege de deernis
wekkende tafereelen, die zich in ons gewest
afspeelden. Zelden is er gedurende den oor
log een zoo groot contingent vluchtelingen
Zeeland binnengestroomd als toen.
De val van Antwerpen was een gevoelig
verlies voor de Entente. Brussel had gecapi
tuleerd en de Koninklijke Familie was met
de regeering naar de Scheldestad getrok
ken, waar althans voorloopig nog wel rust-
zou heerschen, daar de vijand de handen
vol had in het Zuiden. Tusschen 24 en 26
Augustus hadden de Belgen een aanval op
de Duitschers gedaan om hen op een vei-
ligen afstand te houden, zoodat hun ver
dragende kanonnen de stad niet zouden
kunnen bereiken; in de tweede plaats hoop
te men door een actie in het Noorden den
druk op Parijs te verlichten. Zij slaagden
erin Mechelen te heroveren en een strate
gisch punt aan de lijn BrusselLeuven,
tengevolge waarvan de Duitsche staf on
verwijld drie divisies uit Frankrijk afzond
om Leuven te verdedigen. Spoedig werden
de Belgen verdreven, doch een tweede aan
val eindigde in de bezetting van Dender-
monde en de herovering van Kessel. Door
deze aanhoudende uitvallen werd het den
Duitschers duidelijk, dat Antwerpen vallen
moest en men besloot dadelijk tot het be
leg over te gaan.
De eerste aankondiging, dat de Duit
schers het ook op de Scheldestad gemunt
hadden, was op 1 September de volkomen
onverwachte komst van de Zeppelins. Ze
kwamen in den nacht met den Oostenwind
uit Duitschland gedreven. De motoren
stonden stil. Niemand hoorde ze, niemand
zag ze.
Een. daverende slag wekte echter plotse
ling tallooze bewoners. Verwonderd bleef
men even liggen. Dan donderde het weer,
vlakbij. Een ontploffing?
De luchtverplaatsing was zoo hevig, dat
ontelbare ruiten braken. In bepaalde stra
ten lag den volgenden morgen het glas een
decimeter dikMen ging de straat op,
men keek uit het raam. Daar klonk op
eens het doffe ronken van motoren uit de
lucht en de ontstelde bevolking begreep:
een aanval.
De Duitschers wierpen hun bommen niet
in het wilde weg; dat bleek duidelijk. Eén
viel er in de Twaalf Maanden-straat, op
eenige tientallen meters van het paleis van
den koning. Het schot was mis en kostte
slechts twee dooden. Een andere bom suisde
neer op de Stadswaag12 dooden. Een
derde bom was goed gemikt. Zij vernietig
de een kazerne. Den dag tevoren waren de
soldaten echter juist weggetrokkenIn
totaal had Antwerpen dien nacht 21 dooden
te betreuren.
Men bleef echter verwonderd over het
feit, dat de Duitschers in den nacht zoo
goed de strategische punten hadden weten
te vinden. Bij toeval vond men de oplossing.
De Duitsche grondigheid had ook hiervoor
gezorgd: van een aantal huizen waren de
daken geheel wit geschilderd.
Deze groote lichte vlakken waren ook
in den nacht nog goed te onderscheiden. Zij
waren verbonden door denkbeeldige lijnen,
die den aanvallers leidden naar hun doel.
De 21-ste doode was een vrouw, die uit
nieuwsgierigheid ook even uit het raam
wilde kijken. Zij maakte de openslaande ra
men los en boog zich naar buiten. Op het
zelfde oogenblik klonk een daverende ont
ploffing. De ramen sloegen toe en de vrouw
werd letterlijk onthoofd
Verschrikking heerscht alom in de stad.
Den volgenden dag kwam het bevel:
„Lichten uit
De wachten aan de poorten werden ver
sterkt.
Vele kanonnen van de vestingen werden
gewoon omhoog gericht, wat ontzaglijke in
spanning kostte. Maar de moeite loonde.
Dit „luchtafweergeschut" had succes.
Woensdagnacht kwamen de Zeppelins te
rug. Maar nu bemerkte men ze bijtijds en
de kanonnen braakten hun vuur tegen den
nachthemel. De commandanten van de
luchtschepen achtten hun Zeppelins blijk
baar te groote trefvlakken en wendden den
steven. Hun bommen lieten zij buiten de
stad vallen. Acht kwamen er terecht op
Merxem. Eenige bleven gewoon met den
punt in den zachten grond staan, zonder te
ontploffen. Een andere veegde een geheel
huis van den aardbodem. Twee oude men-
schen woonden in dat huis. Maar nergens
vond men menschelijke resten. Den volgen
den dag kwamen man en vrouw uit Ant
werpenZij waren óp bezoek geweest
bij hun zoon en werden het was te Iaat
door de wacht aan de poort niet meer
doorgelaten. Zoo waren zij gedwongen in
Antwerpen te blijven slapen, tegen hun
zin. Het werd hun redding.
Na den val van Maubeuge waren ver
schillende kanonnen van groot kaliber vrij
gekomen. Bovendien had de bevelvoerende
generaal, Hans von Beseier, vier scheeps-
kanonnen van 49 cm en vier Oostenrijksche
Skoda-mortieren van 30 cm te zijner be
schikking, stukken, die Luik en Namen ten
val hadden gebracht. Aan manschappen had
Von Beseier vier en een halve divisie, te
zamen ongeveer 120.000 man, terwijl de
Belgen naast het garnizoen van Antwer
pen, dat 80.000 man telde, 65.000 man van
het geregelde veldleger ter beschikking
hadden. Hoewel de Belgen numeriek in de
meerderheid waren, beschikten de Duit
schers over verreweg het beste geschut,
met een zuivere trefkans op 12 km. De
draagwijdte van het Belgische geschut was
hoogstens 10 km en de zuivere trefkans
veel minder.
Antwerpen was in die dagen het begin
punt van de kortste verdedigingslijn der
Geallieerden, van het Noorden uit gere
kend. Deze lijn liep van Antwerpen naar
Bergen (Mons) en verder naar Longwy. De
capitulatie van Brussel scheidde de Belgi
sche en Fransche legers en contact was al
leen mogelijk door Kortrijk en Gent. Door
het verlies van Antwerpen lag de Noorde
lijke weg naar de kust vrij. De stad werd
door twee vestinggordels verdedigd, één op
twaalf tot vijftien kilometer, de andere op
twee en een halve kilometer van de stads
grenzen. Daar de aanval uit het Oosten
verwacht werd, rekende men op een beleg
van drie weken, mogelijk langer. Het zwak
ke punt der verdediging lag in de smalle
strook tusschen Antwerpen en de Neder-
landsche grens, want indien de vijand erin
slaagde de Schelde over te steken en om
het Westen heen de stad kon bereiken, was
het met een eventueelen aftocht gedaan.
Het feit, dat Von Beseier dit niet deed, is
hem als een groote fout aangerekend, en
niet ten onrechte.
Op 27 September gingen de Franschen en
Belgen tot den aanval over. Ongelukkiger
wijs sloopte men alle huizen en kapte men alle
heggen rond de forten Wavre, Ste. Cathe
rine en Waelhem, zoodat deze weliswaar
een vrij en onbelemmerd uitzicht hadden,
doch tevens als een baken in het platte pol
derland een duidelijk mikpunt voor den vij
and werden. Bovendien gebruikten de Bel
gen geen rookloos kruit, zoodat de zware
Duitsche houwitzers, zelfs buiten schot, van
achter Mechelen een bijna zuivere trefkans
hadden, temeer daar zij door observatiebal
lons geassisteerd werden.
Op 29 September viel het fort Wavre
Ste. Catherine en Waelhem, zoodat deze
weliswaar een vrij en oeblemmerd uit
zicht hadden, doch tevens als een baken
in het platte polderland een duidelijk mik
punt voor den vijand werden. Bovendein
gebruikten de Belgen geen rookeloos
kruit, zoodat de zware Duitsche houwit
zers, zelf buiten schot, van achter Mech
elen een bijna zuivere trefkans hadden,
temeer daar zij door observatieballons ge
assisteerd werden.
Op 29 September viel het fort Wavre
Ste. Catherine en kort daarop sprong dat
van Waelhem in de lucht, waarbij van een
bezetting van ruim honderd man slechts
tien zwaar gewonden gered werden.
Daags daarna vernielden de Duitschers
het groote waterreservoir en de loopgra
ven liepen vol. Kort daarop vielen nog
enkele der forten en de bres was reeds
geslagen.
Den 2en October begon de evacuatie
van Antwerpen, nadat het leger terugge
trokken was over de Nethe. Den volgen
den dag viel de redoute aan den Duffel
en het fort Kessel dat de overtocht bij
Lier verdedigde.
De Belgische regeering besloot naar
Oostende te gaan, doch bleef in de staa
op aandrang der Engelschen, die ver
sterkingen uit het moederland verwacht
ten. Bovendien, zoo brachten zij naar vo
ren, zou het vertrek der Koninklijke fami
lie het moraal der vechtenden schokken.
Inmiddels werkte men in Engeland
koortsachtig aan het uitrusten van een
ontzettingsleger. Minister Winston Chur
chill zond een telegram aan Lord Kit
chener, zijn collega, waarin hij den toe
stand als critiek schetste. Antwerpen ver
liezen was noodlottig, doch het leger te
verliezen was evenzoo, aldus de geest van
het telegram. Het leven en de eer der
Belgische natie hing niet af van de stad,
doch van het leger. Alle pogingen om
Oostende den zetel der regeering te ma
ken, werden door de Engelschen afgera
den totdat er voldoende dekking voor
den algeheelen aftocht was. Op 4 en 5
October verschenen de versterkingen,
doch op den avond van 6 October beslooi
de regeering toch te vertrekken.
Na een hevig bombardement trokken
twee Duitsche bataljons de Nethe over
na zware verliezen, zoodat de overtocht
meer over de lijken der in de voorhoede
gevallenen ging dan over de ponton, die
door de hevige kanonnade niet voltooia
kon worden.
Het hoofdkwartier deed een dringend
beroep op Von Beseier haast achter de
zaak te zetten, daar de troepen in het
Westen noodig waren. De Duitsche aan
val werd met alle kracht ontwikkeld. Het
frot Broechem viel en het zware geschut
werd over de Nethe gebracht, een ware
prestatie onder de omstandigheden. Ant
werpen was toen binnen het bereik der
kanonnen en dienzelfden dag begonnen de
15 cm houwitzers hun moorddadig werk.
De vijand naderde hoe langer hoe meet
de bedreigde stad. Bij Schoonaerde en
Dendermonde hadden de Belgen hei
zwaar te verantwoorden. Alleen de smal
le corridor tusschen Antwerpen en de
grens bleef vrij. Het leger ging daarom
op 6 en 7 October de Schelde over en liet
de verdediging der stad over aan het gar
nizoen en de Britsche brigade. Begunstigd
door den mist konden twee Duitsche ba
taljons de Schelde bij Schoonaerde over
steken en na een gevecht van twee da
gen konden de Belgen den vijand nog niet
verdrijven. Het derde, vierde en vijfde
fort ten Oosten van An1 werpen vielen en
Antwerpen lag onbeschut.
Op 7 October trok de regeering naat
het Westen en op dien dag en den vol
genden vond een geweldig exoduse plaats.
Meer dan een kwart millieon wanhopige
burgers vluchtten gedurende 'die twee
dagen onder de allerellendigste omstan
digheden. Drie wegen waren nog vrij:
die, welke naar Brugge, Gent en Oost
ende voerde, die naar Brabant en de
zeeweg naar Vlissingen. Op de wegen was
de ellende verschrikkelijk. De door een
panischen angst bevangen vluchtelingen
raakten tusschen het leger verward en
voortgang was haast niet mogelijk. De
weg was overvol en de verwarde massa
kwam niet meer dan één tot twee kilo
meter per uur vooruit. Mannen droegen
hun oude vader of moeder op den rug.
Karren en kruiwagens waren vol vrou
wen en kinderen. De monniken droegen
bracards met gewonden en de nonnen
hielden de talrijke oorlogsweezen bijeen.
Velen stierven onderweg van uitputting.
Een Amerikaansch ooggetuige vertelt ons,
dat er onderweg alleen wat rapen te
eten waren. De burgers sjouwden met
zich mee, wat zij aan waarde hadden kun
nen redden; voorname vrouwen met haar
juweelen in een bundel gepakt, een arm
moedertje uit Mechelen met haar eigen-
vervaardigde kant. Jonge moeders, die
nog niet geheel hersteld waren van hei
kraambed, drukten haar pasgeborenen
aan de borst. Bij een der dorpen aan
onze grens werden dien nacht twintig
kinderen in het open veld geboren.
Op de Schelde was het al even vol. Al
wat drijven kon, werd benut: vrachtboo
ten, roeibooten, jachten, sleepbooten, 'vis-
schersschuiten, aken, veerbooten, bagger
molens, sloepen, ja zelfs vlotten voerden
de vluchtende Antwerpenaars naar vei
liger oorden.
Op den avond van 7 October begon hei
bombardement in allen ernst. Brandbom
men richtten groote schade aan en de
27,5 cm granaten sloegen ware kraters in
de straat. In het Zuidelijk stadsdeel ai-
leen werden meer dan tweeduizend hui
zen zwaar gehavend en driehonderd vol
komen vernietigd. Op zeker oogenblik ko.v
men honderdvijftig branden tegelijk waar
nemen, waarvan die veroorzaaKt door de
door de Belgen in brand gestoken olie
voorraden wel een gruwelijK beeld van
verwoesting aan den nachtelijken hemes
schilderde.
Den volgenden dag was de heele bur
gerbevolking geëvacueerd en had Von Be-
seler reeds dien dag de stad kunnen bin
nentrekken. Doch nij verwachtte nog
meer tegenstand en verhevigde het offen
sief. Talrijke militairen werden door den
druk der oprukkende Duitschers als her
ware over onze grenzen geduwd. Maar
het grootste deel van het leger ontsnapte
bijtijds toen de corridor nog niet afgeslo
ten was- Het aantal dooden en gewonden
is niet komen vast te staan, maar moei
geweldig zijn geweest.
Toen Von Beseier op den 9den enkele
forten verlaten vond, werd het vuren ge
staakt. de forten capituleerden ellen dag
nog, en onder bedreiging, dat de stad vol
komen vernield zou worden, gaf de gou
verneur haar over. De Duitschers trokken
de Scheldestad binnen, waarvan Napoleon
eens gezegd had, dat ze een pistool was,
gericht op het hart van Engeland, dai
echter, zooals zou blijken, niet kon wor
den afgevuurd zonder de heerschappij der
zee.
De val van Antwerpen was een zware
slag voor de zaak der Geallieerden, wani
de Britsche poging om de stad te hulp te
komen, was te laat en te zwak geweest,
en het is wel eens in twijfel getrokken
of de komst de Britten niet meer kwaad
dan goed heeft gedaan. Hun komst toch,
stelde de evacuatie uit en was oorzaak
dat de stad langer gebombardeerd wera
dan anders het geval zou zijn geweest.
Aan den anderen kant echter lijdt hei
geen twijfel, of de komst der Engelschen
heeft de Duitsche krijgsverrichtingen in
het Westen tegengehouden, want als de
Duitsche troepen voor Anwerpen eerdek-
vrij gekomen waren, zouden ook de kust
plaatsen zooals Zeebrugge en Oostende
eerder gevallen zijn.
illlllllllll!lllllll!l!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll!llll!lllll>llllllll{IUP
Naar het Engelsch van
Anthony Berkeley.
Het was een bont gezelschap, dat men
tegen den muur van de kale kamer op een
rij had laten plaats nemen. Armoede naar
luxe, glimmend gepoetste schoenen naast,
totaal verwaarloosde. De Engelsche wet
schrijft voor, dat in dergelijke gevallen
eenige willekeurige menschen worden aan
gehouden; zij moeten echter veel op den
verdachte lijken, maar in de practijk is het
niet zoo gemakkelijk om in een uur een
dozijn menschen te vinden, die veel gemeen
hebben met den grooten en knappen, rood-
harigen majoor, met een militaire en
aristocratische houding. Niettemin was
men dit bezwaar te boven gekomen. Van de
tien menschen kon er eigenlijk maar één
aanspraak maken op werkelijk rood haar,
en dat was dan nog voor het grootste deel
peper en zout.
De taak van Chitterwick was maar van
formeelen aard.
De brigadier geleidde hem langs de rij en
Chitterwick, wiens hart hevig klopte, keek
in een dozijn paar oogen, waarvan de uit
drukking varieerde tusschen ingehouden
pret en uitgesproken afkeer; hij nam de
roodharigen, ondanks alles, lang en nauw
keurig op voor hij tot een besluit kwam.
„Nu mijnheer!" drong de brigadier een
beetje ongeduldig aan; zoo iets was hij
blijkbaar niet gewend. „Kunt u één van
deze menschen identificeeren als dengene,
dien u vanmiddag tusschen half drie en
drie uur in Piccadilly Palace gezien hebt?"
Chitterwick gaf de laatste hoop op, dat
twijfel mogelijk zou zijn en wees met weer
zin majoor Sinclair aan. De brigadier leidde
hierop met behulp van een ondergeschikte,
kort en zakelijk, de óverigen naar den uit
gang. Moresby slenterde als toevallig naar
den roodharige toe, wiens uiterlijk alleen
maar verontwaardigde verbazing uitdrukte;
hij wachttte klaarblijkelijk tot de kamer
leeg was, voordat hij met zijn verweer be
gon. Chitterwick sloop in een oogenblik
van lafhartigheid, tegelijk met den laatste
van de tien, de deur uit. Hij wilde de in
hechtenis neming niet meemaken.
Aan de welsprekendheid van den rood
harige moest wel direct een eind zijn ge
maakt, want er waren nauwelijks een paar
minuten verloopen, toen Moresby Chitter
wick met de mededeeling verraste, dat hij
goed en wel achter slot en grendel zat.
„O", zei Chitterwick, en hij zag er net
zoo ongelukkig uit als hij zich voelde. Ver
antwoordelijkheid is voor de meesten moei
lijk te dragen.
„Ik moet nu aan het werk, mijnheer
Chitterwick. Ik moet bij majoor Sinclair
een huiszoeking doen, ofschoon ik betwijfel
of ik er iets zal vinden. Maar allereerst zou
ik wel eens de kamer van de oude dame in
Aldridge willen zien; gaat u mee?"
Het gezicht van Chitterwick klaarde in
eens op. De politie van zoo nabij aan het
werk te zien! Voor het eerst van zijn leven
was hij zijn tante heelemaal vergeten. „O,
mijnheer, dat is werkelijkDat zou ik
dolgraag willen".
Zij gingen samen naar buiten naar de
wachtende politie-auto.
In het hotel aangekomen, verdween Mo
resby in het kantoor en liet Chitterwick in
de hall wachten. Moresby bezat tact en
Het is toch zoo waar, dat alleen zij
eenig voordeel van hun reizen trek
ken, die bij hetgeen zij zien ook weten
te denken.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
vastberadenheid en toen hij weer te voor
schijn kwam, had hij den sleutel van de ka
mer van mejuffrouw Sinclair in de hand.
Een chasseur, als het ware met glimmende
knoopen bezaaid, bracht hem naar de ka
mer.
Moresby had geen vergrootglas, noch een
vingerafdruk-apparaat, noch iets anders,
dat tot de gewone uitrusting van een de
tective behoort. Hij opende snel en syste
matisch alle kastladen, die hij zag en keek
voornamelijk naar brieven of andere do
cumenten. Chitterwick, die een buitenge
wone sensatie verwacht had, zat op den
rand van het ledikant en verveelde zich
gruwelijk, terwijl Moresby zijn onderzoek
voortzette.
Plotseling werd een deur in den zijwand
geopend en er verscheen een slanke jonge
vrouw en staarde hen aan.
Chitterwick staarde terug. Het was geen
erg aantrekkelijke jonge vrouw; zij droeg
een bril met schildpad-montuur, zij had
geen aardig kapsel en ze droeg een zeer
eenvoudige bruine japon; de degelijkheid
en zelfbewustheid straalden van haar af.
Chitterwick, die zich meteen weer detecti
ve voelde, zei zacht bij zich zelf: „de ge
zelschapsjuffrouw".
De jonge vrouw was zich zelf dadelijk
weer meester. Ofschoon zij, zooals het zich
liet aanzien, met twee inbrekers te doen
had, beefde haar stem niet, toen zij kort en
bondig vroeg: „mag ik ook weten wat u
hier doet? Deze kamer is bewoond".
„Aha", begon Moresby, „juffrouw Goole,
als ik mjj niet vergis".
„Zoo heet ik", gaf zij ontstemd toe.
„Ik ben politiebeambte", zei Moresby op
zijn zachtsten toon, „en het spijt mij inder
daad, juffrouw
„Wilt u mij dan uw legitimatiebewijs
toonen?" viel zij hem in de rede.
Met een grappige grimas in de richting
van Chitterwick, deed Moresby dat en ver
telde in het kort het drama, waarbij hij
niets van de moord, noch van de arrestatie
vermeldde. De jonge vrouw luisterde aan
dachtig en scheen niet verschrikt. Toen
Moresby klaar was met zijn verhaal, stelde
zij zich geheel te beschikking van den
hoofdinspecteur. Moresby bedankte haar
voor haar welwillendheid en zei dat hij haar
graag verschillende vragen wilde stellen.
„Misschien kunnen we beter in de zijka
mer gaan", sloeg juffrouw Goole voor en
liet hen door de verbindingsdeur in een
kleine zitkamer.
Juffrouw Goole nam plaats en verzocht
den beide heeren eveneens te gaan zitten.
Chitterwick keek haar even aan en lachte
nerveus. Zij beantwoordde zijn lachen niet.
Chitterwick bloosde ervan. Om de waar
heid te zeggen werkten vrouwen als juf
frouw Goole op zijn zenuwen.
Juffrouw Goole gaf, op verzoek van Mo
resby een kort overzicht van haar levens
loop en van haar betrekkingen tot de doode.
Zij was 28 jaar en de dochter van een ad
vocaat in een klein stadje. Eerst had zij
een paar jaar op het kantoor van haar va
der gewerkt, totdat hy stierf; ze had de
praktijk verkocht en was naar Londen ver
huisd. Daar had zij een betrekking gevon
den bij een advocaat met wien haar vader
wel zaken had gedaan. Zij werd er goed
betaald, maar zij was er niet lang gebleven,
want een Amerikaansche cliënte, waarmee
zij zich gedurende haar kort verblijf in
Londen veel had bemoeid, was zoo gechar
meerd van de manier, waarop zij haar al
les, wat in Londen de moeite waard was,
had laten zien, dat. zij juffrouw Goole voor
stelde om als „dame de compagnie" met
haar mee te gaan. Zij nam het aanbod aan
en bleef een jaar of vijf in New York. Daar
had zij de drukke bezigheden van haar me
vrouw geregeld, gezorgd dat zij op de ver
gaderingen kwam die zij niet kon over
slaan, erop toegezien dat de liefdadige in
stellingen niet werden overgeslagen, kort
om zij had ervoor gezorgd, dat haar leven
op rolletjes liep.
Na twee jaar was mevrouw gestorven.
Gedurende de volgende drie jaren had zij
twee dergelijke betrekkingen gehad en
daarna was ze naar Engeland teruggekeerd.
Het was eigenlijk haar bedoeling geweest
om een tijdje vacantie te nemen en dan
weer terug te gaan; door een toevallige
ontmoeting met juffrouw Sinclair was ge
bleken, dat de kennismaking van beide
kanten in goede aarde viel en zoodoende
was zij als secretaresse en gezelschapsdame
bij haar gebleven.
Dat was nu ongeveer acht maanden ge
leden gebeurd.
„Ik dank u wel voor uw duidelijke mede-
deelingen". Moresby knikte haar goedkeu
rend toe. „Als alle getuigen waren zooals
u, dan zouden wij hét op Scotland Yard lang
lang niet zoo moeilijk hebben".
Juffrouw Goole glimlachte; de woorden
van Moresby hadden doel getroffen.
„En wilt u nu zoo goed zijn mij een zoo
nauwkeurig mogelijk beeld te geven van
de oude dame?"
„Van juffrouw Sinclair?" verbeterde
juffrouw Goole. „Zooals ik u al zei, was ik
maar acht maanden bij haar, maar ik kan
u zonder twijfel alle inlichtingen geven,
die u wenscht".
(Wordt vervolgd).