Hansje en de bijen LEGPUZZLE NA SCHOOLTIJD De vijver is te klein Kampioen in dierengeluiden Een mierenbrandweer RAADSELS. 1. Er waren eens negen letters Die stonden zij aan zij. Zij vormden een tuin met bomen, Met bomen in menige rij. Er groeiden appels en peren, Ook pruimen waren er bij. Wie weet er de naam van die tuin nu? Komt kinderen, zegt het mij! 2. Met een h ben ik een kachel, Met een p een viervoetig dier, Met een g een ander woord voor: tuin En met een w een herbergier. Ra, ra, wat ben ik OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels van de vo rige week zijn: 1. thee, bus, Theebus. 2. Amerougen. 3. on, weer. Onweer. 4. Wiel-e-Waal. j door Iet Hoogers. Men beweert wel eens, dat dieren en zelfs wilde dieren nooit kwaad doen aan kleine kinderen. Nu is dit niet helemaal waar, want er kunnen wel omstandigheden zijn dat deze dieren zo hongerig, of boos zijn, dat ze ook kinderen aanvallen, maar in de regel laten ze hen werkelijk met rust. Dit geldt voor grote en voor kleine die ren, voor viervoetige en voor insecten. Ik zal jullie hier een verhaal vertellen van een kleinen jongen, die helemaal niet bang was voor bijen, hoewel iedereen hem voor deze diertjes waarschuwde. Het is echt ge beurd. Aan Hêt eind van de weg, waar Hansje woonde, stond het huisje van oom Henk, zoals hy door alle kinderen uit de buurt werd genoemd. Oom Henk was een aardige oude man met een lange, witte baard. Hij kon heel mooi vertellen en was altijd even vriendelijk tegen de kinderen. Maar dat was lang niet het belangrijkste van dezen oom. Het belangrijkste stond in zijn tuin en het was het schuurtje met de bijenkor ven. Daar konden de kinderen maar niet genoeg naar kijken. Ze mochten er niet al te dicht bij komen, want oom Henk zei al tijd: „Als er iets gebeurt en als een van de bijen je per ongeluk steekt, is het mijn schuld. Blijven jullie dus maar liever een eindje uit de buurt. Jullie mogen er van uit de verte naar kijken!" Zelf zat oom Henk altijd vlak bij de korven, maar hij zei, dat de bijen hem ken- bij de korven gaan staan en nu zwermden tientallen bijen om zijn hoofd. Hij keek naar alle kanten. Hij dacht er niet meer aan, dat hij niet zo dicht bij de korven mocht komen. De bijen zaten nu op zijn hoofd en armen. Ze kriebelden met hun pootjes en Hansje stond te lachen van ple zier. Met de bijen op zijn armen ging hij nu vlak voor de korven staan. Wat was dat een gegons en gezoem! Wat waren die kleine diertjes tooh ijverig in de weer. Het leek wel alsof ze geen ogenblik stil konden zitten. Het was een drukte in de bijen- schuur, alsof er een grote volksverhuizing plaats vond. Hansje dacht er juist over om eens in de korven te kijken, toen hij plotseling hoor de roepen: „Hansje!" Dat was oom Henk, hij hoorde het al aan de stem. Hij draaide zich lachend om en keek zo, met de bijen op zijn armen en gezicht naar zijn groten vriend. Maar deze lachte helemaal niet. Hij was zelfs erg boos. „Ik heb je toch al zo vaak gezegd, dat je niet vlak bij de korven mocht komen", zei hij. „Als ze je steken is het te laat! Kom maar heel langzaam en voorzichtig naar me toe, dan vliegen ze misschien vanzelf wel weg." Hans begreep niet, waarom oom Henk zich zo druk maakte. Hij vond het zelf he lemaal niet erg, dat de bijtjes op zijn ge zicht zaten, het was wel een leuk gevoel! Maar toen de bijen langzamerhand weer allemaal weggevlogen waren en Hansje naast oom Henk op het bankje zat, vertel de deze hem, waarom hij nooit zo heel dicht bij de korven mocht komen. „Deze keer is het goed gegaan en misschien gaat het nog een paar keer goed", zei oom Henk, ,want de bijen zijn aardige dieren, maar het kan gebeuren, dat er een paar tussen zitten, die boos zijn en dan kunnen ze heel lelijk steken. Weet je wel, dat de mensen bijna altijd een korf voordoen ,als ze vlak bij de bijen komen? En dan doen ze ook heel dikke handschoenen aan, zo den en dat ze hem nooit staken. Hansje was een speciale vriend van oom Henk en als hij maar even weg mocht van moeder, ging hij vlug naar het huisje aan het eind van de weg om een praatje met oom Henk te maken. Hij had al zo vaak gevraagd of hij nu eens vlak bij de korven mocht komen, maar oom Henk wilde het niet hebben. Eén keer had hij hem bi; de hand genomen en was toen op een paar meter afstand van de korven gaan staan, waar de dieren druk heen en weer vlogen. Dat vond Hansje prachtig en hij riep vrolijk: „Dag bijtjes, dag!" Maar ook daarmee was hij niet tevreden en hij besloot om toch eens echt tot vlak bij de korven te gaan. Hij was niet bang voor die aardige dieren en ze zouden hem ook heus niets doen. Hij durfde best naar ze toe te gaan. Op een keer ging hij weer naar oom Henk,' maar toen hij in de tuin kwam, zag hij oom Henk niet zoals anders op de bank bij het schuurtje zitten. Hansje liep eens om het huis heen, maar nergens was oom Henk te vinden. Toen besloot hij om maar rustig op het bankje te gaan zitten en te wachten. Hij kon dan meteen naar de bjjen kijken. Een tijdlang zat hij daar rustig, maar toen oom Henk nog steeds niet kwam, kreeg hij er genoeg van om zo stil op het bankje te zitten. Hij stond op en liep wat heen en weer. Een paar bijen vlogen om zijn hoofd. Hansje stak zijn hand uit en één van de dieren ging op zijn arm zitten. Aandachtig keek Hans naar 't dikke, wol lige beest. Hij liet hem rustig over zijn arm wandelen en dacht er geen ogenblik aan om hem weg te jagen. Zonder dat hij het merkte was hij dichter dat de bijen niet meer kunnen steken. Zal je voortaan beter opletten?" En dat beloofde Hansje toen maar, hoe wel hij nog steeds niet begreep, waarom die lieve bijtjes, die hem helemaal niets ge daan hadden, niet op zijn gezicht en han den mochten zitten! Meneer Hees had een vijver in zijn tuin, waar hij vissen in kweekte. Het was een heel mooie vijver. Hij was vierkant en het water was helder, zodat je de vissen duidelijk kon zien. Op elke hoek ervan stond een grote vruchtboom, waar meneer Hees erg trots op was. Nu was de vijver langzamerhand zo vol geworden, dat hij te klein werd voor alle vissen. Hij moest dus vergroot worden, en dat was nu de moeilijkheid. Meneer Hees dacht er al weken over na, maar hij kon niet tot een oplossing komen. De vijver moest wel tweemaal zo groot worden, maar hij moest beslist vierkant blijven. Dat zou op zichzelf nog heel goed gaan, maar me neer Hees wilde in geen geval, dat de vruchtbomen omgehakt werden. Die bomen waren juist zo mooi in zijn tuin en 4iet stond ook zo aardig bij de rivier. .Die mochten er niet uit. Er moest maar iets anders op gevonden worden. Maar wat? Meneer Hees praatte er met zijn vrouw over en die zei: „Maar waarom wil je de vijver dan ook precies vierkant maken?" WAAROM IS DE NOORDZEE ZOUT? Meneer vroeg een keer op school, hoe het kwam, dat de Noordzee zout was. Als we in zee zwemmen en een beetje zeewater in onze mond krijgen, proeven we allemaal heel duidelijk, dat het water zout is. Zelfs zonder dat je het water zelf in je mond krijgt, heb je aan zee altijd een zoute smaak in je mond. Hoe komt dat? De zeeën worden zout, omdat de rivie ren met hun zoetwater de zeeën zout ma ken. Er zijn veel zoute meren en zeeën op de wereld. Een van de bekendste is de Do de Zee. Deze zee is zó zout, dat er geen vissen in kunnen leven en geen planten in groeien. De rivier, de Jordaan, giet haar water in de Dode Zee uit. Deze rivier heeft zoet wa ter, maar de Dode Zee heeft geen plaats waar het water af kan vloeien. Hoe komt het nu, dat de zee niet overloopt en dat het water in de zee niet zoet wordt? Dat komt hierdoor. De zon brandt zó fel op het water, dat het erdoor verdampt. Maar het zout blijft in de zee. Nu zal je vragen: waar komt dat zout dan vandaan? De rivieren hebben allemaal heel kleine spoortjes zout in hun water, maar omdat het zo heel weinig is, denken de mensen, dat het water zoet is. De Jordaan giet zijn water in de zee, het zuivere water ver dampt door de zon en het zout blijft. Zo komt er steeds meer zout in de Dode Zee. „Omdat het werkelijk het beste is en het staat het aardigste ook." „We kunnen hem toch ook rond maken," zei zijn vrouw. „Nee, dat is te veel werk. En bovendien, dan moeten de bomen er toch nog uit!" Ze praatten er lang over, maar ze wisten het niet. Tenslotte zei me neer Hees: „Ik zal het eens aan buurman vragen, misschien weet hij er iets op." Zijn buurman kwam eens naar de za ken kijken en toen hij een paar keer om de vijver gelopen had, zei hij: „Maar man, heb je daar nu zolang over gedacht? Dat is, toch heel eenvoudig!" Hees keek hem heel verbaasd aan en toen vertelde de buurman, hoe hij de vijver twee keer zo groot kon maken, zonder dat hij de bomen hoefde te kappen en terwij] de vijver toch precies vierkant bleef. Wie van jullie kan zeggen, wat buurman zei? Al jarenlang hebben de mensen gepro beerd om verschillende dieren na te doen. Wie heeft zelf nog nooit gekraaid als een haan, geloeid als een koe en gemiauwd als een poes? De een kan het beter dan de an der, dat is nu eenmaal zo, maar gepro beerd hebben we het toch zeker allemaal wel eens! Door de radio horen we telkens „dieren- imitatoren", zoals ze met een moeilijk woord genoemd worden en we hebben vaak verbaasd gestaan, hoe een mens zo precies een hond, een eend of een kikvors kon na doen. Ook in het fluiten hebben de men sen het al ver gebracht. Herhaaldelijk komt het voor, dat een grappenmaker een grote troep mensen voor de gek houdt, door zich ergens in het struikgewas te verstoppen en dan te fluiten als een nachtegaal, met alle moeilijke trillertjes en klanken, die deze koning der zangvogels uit zijn keeltje kan krijgen. Het is dan ook geen wonder, dat er nu een wedstrijd wordt opgezet voor de titel van de wereldkampioen in dierengeluiden. In alles worden wedstrijden gehouden, dus v/a ar om niet hierin. Maar deze wedstrijd zal pas in 1940 plaats vinden en er zullen vertegenwoordigers komen van Japan en van Canada. Men vermoedt niet, dat er nog afgevaardigden uit andere landen zul len komen. In Canada woont een zekere Charles Johnson, die heel bekend is om de meesterlijke manier, waarop hij dierenge luiden nadoet. Toen deze nu hoorde, dat de Japanner Suekichi Tanaka in zijn eigen land al even beroemd was als hijzelf in Ca nada, schreef hij den Japanner een brief, waarin hij hem uitdraagde om een wed strijd met hem te houden. De Japanner nam de uitdaging aan en hij voelt zich heel zeker van zijn overwin ning. Hij heeft het gezang en gefluit van de vogels wetenschappelijk bestudeerd en zijn kunst bij een heel knap man geleerd. Hij beweert, dat hij alle vogels naar zich toe kan lokken. Het volgend jaar zal dus de wereldkampioen in dierengeluiden gekozen worden. We zijn benieuwd! KUNNEN JULLIE IETS VINDEN? Vooral in de zomer horen we meer dan eens de sirene van de brandweer gaan, ten teken, dat er ergens, binnens- of buitens huis brand is uitgebroken. Even later rijdt de brandweer-auto dan al door de straten met grote spuiten en brandslangen om het vuur te blussen. Meestal zijn er dan veel mensen, die het allemaal even interessant vinden om naar een brandje te kijken en met open mond toezien, hoe de brandweer lieden het blussingswerk verrichten. In de mierenwereld gaat het anders. Jul lie weten misschien wel, dat verschillende dieren bang voor vuur zijn. Mensen, die in de wildernis kamperen, leggen altijd een vuur aan om de dieren van het kamp af te houden. Als ze zich tegen een mierenplaag wilden verdedigen, zouden ze daar niet veel aan hebben, want deze kleine diertjes blus sen het vuur. Een zekere mevrouw Combes, een natuuronderzoekster, merkte op, dat een grote mierenhoop bij Fontainebleau dikwijls door de voorbijgangers werd ka pot gemaakt en dat er zelfs wel eens bran dende sigarettenpeukjes ingegooid werden, die even later uitgedoofd waren. Om dit verschijnsel nauwkeuriger te on derzoeken deed men nu verschillende proef, nemingen. Een stok, met was ingesmeerd, werd brandend op een mierenhoop gelegd. De mieren hadden het direct in de gaten, gingen naar het vuur toe en klommen op de stok. Toen hoorden de toeschouwers, die vol aandacht zaten te kijken, een geknet ter en gesis en toen ze goed keken, zagen ze, dat de diertjes mierenzuren op de vlammen spoten. De mieren gingen nu in een kring staan en om de beurt liep er een naar voren, spoot zijn zuur uit en ver brandde een ogenblik later. Ook anderen, die eerst aarzelend teruggegaan waren, stormden nu naar voren en hielpen mee de brand te blussen. Een minuut later was het vuur geblust, alleen een paar kleine puntjes gloeiden nog. De mieren kwamen in grote getalen opzetten, rukten aan de brandende eind jes en blusten ook die volkomen. De onderzoekers gaven niet zo snel toe. Ze gooiden opnieuw een stok in de hoop, want ze wilden zien, of de dieren werke lijk altijd probeerden te blussen. Eén keer was niet voldoende om een algemene regel uit af te leiden. Maar ook deze tweede keer doofden de diertjes het vuur uit. Ook op een andere plaats besloot men toen om de proef eens te nemen. Deze keer werd een brandende kaars op de mieren hoop gegooid. De mieren bedachten zich geen ogenblik, holden naar de kaars toe, klommen erop, gingen zo dicht mogelijk bij bet vuur staan en spoten toen hun zuren in de vlammen. Een ogenblik later vielen ze verbrand voorover in het kaarsvet. Heel snel wisselden de dieren elkaar af en in twintig seconden was de kaars uitgedoofd. Even later werd een nieuwe kaars op de mierenhop gegooid, maar de dieren lieten zich niet ontmoedigen en wierpen zich weer met ware heldenmoed in het vuur. Op andere plaatsen probeerde men het zelfde en overal verwonderden de waarne mers zich over de durf en de moed van de kleine diertjes, die zonder zich te beden ken hun leven gaven om het gevaarlijke vuur uit te doven. Niet een bleef staan om te kijken, hoe de anderen het deden, elke mier, die dicht bij de vlammen stond, hielp mee blussen. Toen de dapperheid van de diertjes vol doende vaststond, nam men geen verdere proeven meer, want het is onnodig om nog meer diertjes aan die proeven op te offe ren. Maar men had door deze „vuurproef" weer een andere kijk op deze ijverige die ren gekregen. Oplossing van: De vijver is te klein. VERKEERD AANGESLOTEN We moeten zolang mogelijk van de zo mer genieten. Over een paar weken is het alweer volop herfst. Dan worden de dagen kort en vallen de bladeren van de bomen. Ook in de herfst is het fijn om buiten te zijn, maar dan krijg je er toch minder gele genheid voor dan in de zomer. Daarom is bet goed om je vrije middagen nog zolang mogelijk buiten door te brengen en sport of gymnastiek in het open veld te doen, zo als ook de jongens van deze legkaart, doen. Knip de stukken maar eens uit en pas ze aan elkaar. Dan zul je wel zien, wat zo al lemaal uitvoeren. De buurman zei het volgende: „Kijk eens hier, beste Hees, de zaak is heel eenvoudig. Trek nu eens in gedachten twee lijnen door de vijver, van elk hoekpunt naar het schuin overliggende hoekpunt Die lijnen kruisen elkaar in het midden en vormen zo vier gelijke driehoeken. Nu neem je precies het midden van een van de. zijden en dan trek je een lijn van het middenpunt van de vij ver, naar het middelpunt van de zijde. J* meet de lengte van deze lijn en verlengt hem daarna met een stuk, dat precies even groot is als de lijn zelf. Het punt dat je dan gekregen hebt, verbind je met de hoekpun ten van de vijver en zo is een nieuwe driehoek ontstaan, die precies e»en groot is, als de driehoeken, waarin de vijver ver deeld werd, door de kruisende liinen. Ditzelfde herhaal je ook bij de ar.dere zij den en zo heb je vier driehoeken gekregen,, die bij elkaar even groot zijn ais de vijver zelf. Als je nu dus de vijver volgens deze nieuwe driehoeken vergroot, is Je vijver •juis't twee keer zo groot als hij e«rst was." Meneer Hees moest heel goed nadenken, maar toen buurman een figuur op de grond tekende, waarin hij het precies uitlegde, begreep Hees, dat buurman werkelijk ge lijk had en dat zo de oplossing was. Hadden jullie het ook gevonden?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 10