Een gevaarlijk beroep Een regendag in 't kamp De strijd om een berg De raadselziekte Een vriendelijke conducteur INVULRAADSEL Een poezenmoeder en konijnenkinderen Dit invulraadsel stelt een heel verhaal voor. Probeer het maar eens op te lossen. Het was in de maand „9 horizontaal", dat er een vreselijk lawaai was in het gebouw van de „1 verticaal". Wie er buiten langs liep, hoorde van alle kanten kinderstem men en het leek wel alsof er een mëisje huilde. Dat was ook zo. Een meisje, dat „5 verticaal" heette, had ruzie roet een ander meisje „8 horizontaal", omdat ze beweerde dat het andere meisje haar boek had afgepakt. Ze waren zo gaan kibbelen, dat ze elkaar geslagen hadden en toen was „8 horizontaal" gaan huilen. Daar na was er nog meer herrie ontstaan, zodat de „1 horizontaal" boos zei: „Blijven jullie allebei maar om 12 uur zitten! „Zulke kin deren kan ik niet gebruiken!" Ze was daar voor naar de hoek gegaan, waar de beide meisjes zaten en in die tussentijd hadden de jongens aan de andere kant van het lo kaal hardop zitten praten: De „1 horizon taal" draaide zich boos om en zei: „6 verti caal" en „2 verticaal" deden jullie dat?" De jongens knikten, maar een paar andere jon gens vonden het zo grappig, dat ze erom zaten te lachen. „Dan moeten jullie beiden ook maar blij ven", zei de 1 horizontaal. „En „3 verti caal" „4 verticaal" en „7 verticaal" blijvep ook maar, als die het zo grappig vinden!" Daarmee was de rust weer hersteld. Om 12 uur werd de zaak verder opgelost. •^ibbiai si -aoii 6 iuailiü ®T '1™* -iioq 8 Umg si -jjoa i !aiiv S1 9 '®P -aug si 'I-toa g iuraipof si qasA f !pp3MSQ Sj IBB3IJJ0A g lUBUUOÏJ SI JBBOpjaA g ijOOipS si iêeoiïJ0A I .'p-ifiooips si iBB;uozt,ioq x •"ONfSSOTcïO Nu alle hoge bergtoppen in Europa door de bergbeklimmers bedwongen zijn, is men het verder gaan zoeken en zo worden al jaren achter elkaar expedities uitgezonden naar de Himalaya, waarvan nog veel top pen veroverd kunnen worden. Een van de ze toppen is de Nanga Parbat. Het zijn tot nu toe vooral de Duitsers geweest, die zich tot deze berg aangetrokken voelden en sinds 1932 hebben elf Duitse bergbeklim mers hun verlangen om de top te bereiken, met de dood moeten bekopen. 'Sinds begin Juni is er nu weer een nieuwe expeditie naar deze berg. Deze keer is het een klei ne expeditie, zij bestaat maar uit drie man. Deze drie man hebben opdracht te onder zoeken of er langs de kant van de Diamirai- gletschers een mogelijkheid is om de top te bereiken. De expeditie werkt aan de hand van foto's die het vorig jaar door een vliegmachine, die over dit gebergte vloog, zijn opgenomen. Men vermoedt, dat dit de kortste weg zal zijn om de top te bereiken, hoewel deze weg ook op sommige plaatsen moeilijker zal zijn dan de andere. Als blijkt, dat er langs deze kant een mogelijk heid voor de bestijging bestaat, zal het vol gend jaar een grote expeditie uitgezonden worden, om te trachten de top zelf te be reik, want het zal de drie verkenners ze ker niet mogelijk zijn om boven te komen. Als het langs deze kant niet mogelijk is, zal de expeditie proberen om langs de oude route, de Rakiot-kant de top te beklimmen. Dr. Luft, de enige, die er van de expeditie in 1936 het leven heeft afgebracht, zal deze grote expeditie leiden. KLAAR VOOR DE START. Allemaal hebben wie wel eens een raad sel opgelost en waarschijnlijk ook wel een kruiswoordraadsel. Dat doen we voor ons plezier en het is soms heel leuk om op een regenachtige middag een flink kruiswoord raadsel te nemen en- dat op te lossen, des noods met behulp van de hele familie. In Amerika houden de mensen ook alle maal erg van raadsels oplossen en het is de laatste tijd zo erg géworden, dat men met recht over de „raadsélziekte"' mag spreken. In elk restaurant kan je wel een paar men sen zien, die, gewapend met een potlood, voorovergebogen en diep in gedachten, een kruiswoordraadsel zitten op te lossen. Er worden zelfs clubs opgericht, waarin de le den geen ander doel hebben, dan het op lossen van raadsels, soms alleen soms met andere leden van de club. Enige tijd geleden gebeurde er iets in Pittsburg, dat wel een bewijs is, hoe de mensen soms ver diept zijn in hun raadsels, zo erg, dat ze nergens anders meer op letten. Een heer reed in zijn auto naar zijn kruiswoordraadselclub. Zijn vrouw reed zo ver met hem mee, omdat ze nog een paar boodschappen te doen had, maar toen haar man naar de club ging, zei ze: „Ik blijf nog even zitten, ik moet ook nog een raadsel oplossen." Een paar uur later kwam de heer weer uit zijn club, maar kon toen nergens zijn auto meer vinden. Hij had vergeten, waar liii hem had neergezet. Hij ging naar een politieagent en vroeg hem om hulp. Hij bedacht zich toen ook pas, dat zijn vrouw nog in de auto moest zitten. Samen met den agent ging hij toen aan het zoeken. Eindelijk vond hij zijn auto, hij rukte het portier open en zei tegen zijn vrouw: „Wat zal je in angst gezeten hebben, omdat ik zolang wegbleef!" Maar zijn vrouw ant woordde rustig: „O, nee, dat heb ik niet eens gemerkt, want ik had mijn raadsel nog niet uit." Als we een metselaar of een timmerman op een heel hoge steiger van een groot ge bouw zien staan, zeggen we: „Dat is toch een gevaarlijk beroep!" en dat is het ook wel. Iedereen, die door zijn beroep hoog boven de grond moet staan of diep in de grond moet afdalen, heeft in meerdere of mindere mate een gevaarlijk beroep. Maar een beroep, dat elke dag opnieuw een groot gevaar oplevert, is dat van den acrobaat. Acrobaten kunnen elke dag de dood verwachten en niet alleen tijdens de voorstellingen maar ook al bij de oefenin gen. Deze mensen leven de helft van de tijd tussen hemel en aarde en één kleine fout van henzelf of een fout, waar ze zelf niets aan kunnen doen, kan hun het leven kos ten. Hoewel natuurlijk alles gedaan wordt om het gevaar zo min mogelijk te maken, olijft de kans altijd bestaan, dat er op een :epaald ogenblik iets hapert, waardoor de icrobaat dikwijls heel lelijk komt te vallen. Sijna alle grote acrobaten vinden vroeg of laat de dood bij een van hun voorstellingen if repetities. Zo ging het bijvoorbeeld ook net „Louis", een acrobaat, die jarenlang zijn halsbrekende kunsten uithaalde in het drcus in Berlijn. Hij reed altijd met zijn iets dwars door de koepel van het cir :usgebouw heen. Op een keer weigerde /lotseling de electro magnetische stroom, iie door de koepel liep en met magnetische racht de fiets vasthield. Natuurlijk viel Louis toen naar beneden en brak zijn nek. Hetzelfde gebeurde met een acrobaat in Chicago, die kunsten uitvoerde, terwijl hij op een ijzeren ladder stond, die in de lucht scheen te zweven. In werkelijkheid werd die ladder door een sterke magneet vast gehouden. Op een keer werd de leiding doorgebroken en de acrobaat viel naar be neden. Vooral vroeger waren de „dodenspron gen" erg in trek. De acrobaat sprong daar bij van een heel grote hoogte in de diepte en maakte eerst nog allerlei buitelingen. Degene, die dit wilde doen, moest heel goed op de hoogte zijn van de wetten over val lende lichamen en bovendien moest hij heel wat van het menselijk lichaam af weten. Ze berekenden precies, op welke manier ze het beste konden aankomen. Een jonge acrobaat moet heel wat oefe nen voor hij even knap is als zijn leermees ter en voor hij zonder al te grote gevaren te lopen in het publiek kan optreden. Een jonge trapeze-acrobaat heeft de eerste tijd altijd een touw om zijn middel, waardoor hij niet helemaal naar beneden kan vallen, als hij zijn evenwicht verliest. Pas als hij zijn kunststukken al heel dikwijls heeft ge daan en er niets gebeurde, mag het touw er af, maar dikwijls vallen ze juist die eer ste keer zonder toüw, omdat ze dan na tuurlijk zenuwachtiger zijn dan anders. Maar ook dan kan er nog niet veel gebeu ren, omdat er altijd een net onder de tra peze is gespannen voor een leerling-acro baat. Het gevaarlijkste begint pas, als hij in het openbaar moet optreden. Voor alle kunsten wordt het materiaal met grote zorg uitgekozen. Er hangt na tuurlijk veel van de ladders en staven af, waarmee de acrobaat moet werken en dik wijls worden die staven wel tien keer over gemaakt, voor de acrobaat ze goed genoeg vindt, om bij zijn kunsten te gebruiken. De acrobaten, die in groepen werken, moeten altijd tot het uiterste gespannen zijn, want 1 klein foutje van één van hen kan een ander doen vallen. Het spreekt vanzelf, dat acrobaten een goed salaris ver dienen. Mensen die elke dag hun leven op het spel zetten, zijn tegen een hoge prijs verzekerd. Maar ze krijgen nooit de gele genheid om later op hun lauweren te rus ten en van het geld, dat ze verdiend heb ben, te profiteren, want de meesten van hen verongelukken bij het uitoefenen van hun gevaarlijk beroep. Een oud vrouwtje stond bij de tramhalte van lijn 29 te wachten. Ze was in jaren niet in de grote stad geweest en ze keek nu haar ogen uit naar het drukke verkeer, de vele auto's en de trams. Ze had die mor gen al veel gelopen en ze vond de men sen in de stad allemaal erg vriendelijk. De agenten waren zo aardig en wezen haar de weg. Nee, ze vond het nog niet zo kwaad ih de stad! Toen kwam lijn 29 aan en het vrouwtje stapte in. Ze praatte met de mensen in de tram, die haar lachend verteilen, hoe de verschillende gebouwen en parken heetten. Toen ze bij de straat kwam, waar ze een boodschap moest doen, stond ze op, ging naar den conducteur en zei: „Wilt u hier nu een tijdje wachten? Ik moest even een paar schoenen kopen, ik ben weer gauw terug!" De conducteur had er plezier in en zei lachend: „Dat is goed hoor moedertje we zullen wel wachten. Haast je maar niet!" Het vrouwtje ging de winkel binnen en kocht haar schoenen. Een half uur later kwam ze weer naar buiten en zag daar werkelijk een wagen van lijn 29 staan. Ze stapte in en zei tegen den conducteur: „Dat zal ik toch in het dorp zeggen, hoe vrien delijk de mensen in de stad zijn. Een half uur hebben jullie op me gewacht, dat had ik niet gedacht!" Natuurlijk was het een andere tramwa gen dan die waarmee ze gekomen was, maar dat merkte ze niet! Aan de Engelse kust worden de laatste tijd steeds meer haaien gezien. Waarom de dieren zo ver naar het Noorden zijn geko men, weet men niet, maar het spreekt van zelf, dat men helemaal niet blij is met dit bezoek. Daarom is de haaienjacht nu als een nieuwe sport opgekomen en worden er j speciale jachtpartijen georganiseerd. RAADSELS. 1. Het eerste deel is een drank het tweede deel is een soort doos het geheel is iets, dat bijna in iedere keuken staat en waarin dat zich be vindt, waaruit je het eerste deel kunt maken. 2. Welke plaats in de provincie Utrech kan je maken van: Ergomanen. Wat je op dit plaatje ziet, is iets, dat je niet elke dag zult tegenkomen. Hier ligt een poezenmoeder met een heel stel kleine, wilde konijntjes. „Hoe kan dat?" zal je nu v/el vragen, maar het komt zo: Een arbei der vond ergens een konijnennest, waar vijf alleraardigste kleine konijntjes in la gen. De moeder was niet te vinden en elke dag, als hij er kwam, zagen de diertjes er slechter uit. De konijnenmoeder was zeker dood geschoten. Toen nam de man de klei- door Jan van Leeuwen. ne dieren op en nam ze mee naar huis, waar zijn poes juist kleintjes gekregen had. Hij nam de kleine poesjes weg en legde de konijntjes bij de poezenmoeder. En het dier was voor deze vreemde kleintjes even vriendelijk en goed als voor haar eigen kinderen en lier, hen rustig drinken. De konijntjes zijn intussen al vrij groot gewor. den en de poes is nog altijd even aardig voor haar pleegkinderen, zoals je ook op dit plaatje heel goed kunt zien! 3. 4. Het eerste deel is een voorvoegsel, del een ontkenning betekent. Het tweede deel betekent: nog eens Het geheel is een natuurverschijnsel. Ik ben een vogel met prachtig ge kleurde veren, geel en zwart. Splits je mij in twee delen, dan blijft er eene in mijn hart. Mijn eerste deel is iets, dat aan geen wagen mag ontbreken En mijn tweede een Nederlandsche ri vier, die niet iedereen zwemmendf kan oversteken. Toen ze die morgen wakker werden, hoorden ze het getik van de regendrup pels al op het tentdoek. Dat was een tegen valler! Ze zouden juist een grote tocht ma ken, maar wat had je daar nu aan, als het goot? De jongens keken elkaar met een sip gezicht aan en waren helemaal uit hun humeur. Wat moest je nu zo'n hele dag met regen in het kamp doen? In de tent kwam je alleen om te slapen of een enkele keer in de grote tent om een brief te schrijven. En nu met die nare regen Er wordt een plan opgemaakt. Aan het ontbijt keken de kampleiders eens om zich heen en begonnen toen har telijk te lachen. „O, jongens, wat kijken jullie allemaal boos! Vinden jullie het nu heus zo erg, dat het regent? We zijn erg verwend dit jaar. We hebben nog niet één regendag gehad. Altijd was het prachtig weer. En als het eindelijk eens regent, doen jullie alsof de hele dag verloren is. Je zult eens zien, wat een leuke dag dit wordt. Vandaag kunnen we geen tocht maken en niet aan sport doen, maar er zijn nog zo veel leuke dingen over, dat we geen tijd genoeg hebben. Nu moeten jullie eens la ten zien, wat je kunt presteren! Vanmiddag zullen we allerlei spelletjes doen en van avond is de grote avond! Dan moet elke tent een stukje opvoeren of iets voorstel len. De jongens uit één tent moeten dus met elkaar overleggen, wat ze willen doen. Daar krijgen jullie vanmorgen de tijd voor. Het moet natuurlijk iets aardigs zijn. Maar straks gaan we eerst een stuk lopen, want al regent het nu, de natuur is toch mooi en een frisse neus zal ons goed doen!" De jongens waren meteen weer in een goede stemming. Misschien werd het toch nog wel leuk! De leiders schenen het hele maal niet erg te vinden, dat het zo regen de. Een middag vol kunstjes. Voor de jongens er erg in hadden, was de morgen om. Ze hadden een flink eind gewandeld en daarna plannen gemaakt voor de avond. En nu hadden ze alweer koffie gedronken en het gewone uurtje rust gehouden. Ze waren nu allemaal in de grote tent verzameld. „Jongens, nu moeten jullie eens goed op letten. Ik heb hier een paar spellen kaar ten, Daar zal ik nu een kunstje mee uit halen", zei een van de leiders, die altijd ,de Piet" werd genoemd. „Straks mogen jullie nog andere kunstjes doen. Let dus allemaal goed op!" Hij schudde een spel kaarten goed door elkaar en liet toen door een van de jon gens een kaart trekken. Daarna stopte hij de andere kaarten onder de doek. Toen vroeg hij aan Hans of hij de kaart even aan de andere jongens wilde laten zien en goed wilde onthouden. „Leg die kaart nu ook onder de doek, maar je mag de doek zelf daarbij niet op lichten", zei hij. „Zo en nu mag je de kaar ten zoveel door elkaar schudden als je wilt, maar steeds je handen daarbij onder de doek houden, zodat we niet één kaart kun nen zien. Hans deed het en toen hij ophield met schudden, pakte de Piet alle kaarten op on der de doek, keek even in het spel en noemde toen meteen de kaart, die Hans ge trokken had. Stomverbaasd keken de jongens elkaar aan, want het was werkelijk dezelfde kaart. Ze herhaalden het grapje nog een paar keer en toen zei de Piet: „Nu zal ik jullie zeggen, hoe het komt, Jullie hebben niet erg goed opgelet, want anders had je ge zien, dat ik de kaarten met de kant, waar op de plaatjes en de cijfers staan, naar boven gelegd heb, toen ik ze onder de doek schoof. Dat deed Hans natuurlijk juist niet en toen ik de kaarten dan ook weer te voorschijn haalde, kon ik direct zien, wel ke kaart hij genomen had!" De jongens vonden het allemaal een leuk kunstje. Ter wijl ze er nog over napraatten, zei de Piet al: „Wie nu? Wie kent .er ook een kaarten- kunstje?" Aan welke kaart dacht je? Jaap kwam naar voren en zei: „Ik weet .wel iets, geef het spel maar hier. „Hij schudde het een paar maal goed door el kaar. „Karei trek jij ex nu drie uit en leg die open op tafel." Karei deed wat hem gevraagd werd en legde drie kaarten op tafel. „Weet je nu goed, welke drie het zijn?" vroeg Jaap. „Dan steek ik ze in mijn zak." Meteen stak hij alle drie de kaarten in zijn broekzak. „Nu moet je heel erg aan één van die kaar ten denken", zei Jaap nu. Karei knikte en je kon duidelijk aan hem zien, dat hij erg aan een bepaalde kaart dacht. Daarna trok Jaap twee kaarten uit zijn zak, bekeek ze met een ernstig peinzend gezicht, schudde toen zijn hoofd en stak ze weer tussen het spel. „Aan welke kaart had je gedacht van de drie?" vroeg hij toen aan Karei? „Aan de harten 6", antwoordde Karei. Toen stak Jaap zijn hand in zijn zak en haalde.de harten 6 te voorschijn! Terwijl de anderen nog nauwelijks van hun verbazing bekomen waren, gaf hij de uitleg van het kunstje. Ze moesten alle maal bij elk kunstje zeggen, hoe ze het ge daan hadden, dat was van tevoren afge sproken. „Ik had vlug van te voren twee kaarten in mijn zak gestoken", zei hij. Toen nu de drie andere kaarten op tafel lagen, dacht ik er goed bij in welke volgorde ik ze in mijn zak stak. De twee kaarten, die ik daarna te voorschijn trok, waren de eerste twee kaarten, die ik van tevoren in mijn zak had gestopt, maar ik liet ze niet aan jullie zien, dus jullie merkten het niet! Daarna noemde Karei de harten 6 als de kaart, waar hij aan gedacht had en omdat ik de volgorde van de kaarten in mijn zak wist, trok ik hem er meteen uit! De beide anderen zitten er nog in, kijk maar!" Dat vonden de jongens allemaal een prachtgrap en ze wilden het allemaal pro beren. Zo vloog de middag met grappen en kunstjes om en ook de avond werd een groot succes, waarbij alle jongens hun uiterste best deden om hun eigen tent te laten winnen! De grote tent, waar ze alle maal bij elkaar waren, daverde telkens van het lachen en toen ze eindelijk laat, in bed lagen, waren ze het er allemaal over eens, dat deze dag een van de leukste dagen uit het kamp was geweest! OPLOSSING VAN DE LEGPUZZLE: IN HET PARK.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 10