VOOR DE JEUGD. LOTJE GAAT NAAR SCHOOL mee te eten? Heb je trek om JAN ONDEUGD Merkwaardige menschen. Vissen die nesten bouwen. OM NA TE TEKENEN In een auto door het oerwoud De Engelsen houden er altijd erg van om allerlei feiten te verzamelen en daar een lijst van aan te leggen. Nu vatten ze enige tijd geleden het plan op om een lijst aan te leggen van „merkwaardige" mensen. Daarbij is men tot de meest wonderlijke resultaten gekomen. We zullen hieronder een paar voorbeelden noemen. Hoewel Mark Twain, de bekende Ameri- kaansche schrijver, eens gezegd heeft, dat je niet in Groot-Brittannië aan wal kan gaan zonder meteen aan de andere kant in het water te vallen, zijn er in Engeland 8000 mensen, van middelbare leeftijd en ouder, die nog nooit de zee gezien hebben. Op zichzelf zou dit niets zeggen, maar er is geen plaats in Engeland te vinden, waar de zee verder dan 75 km vandaan ligt. In Birmingham woonde een vrouw van 82 jaar, die nog nooit in haar leven een trein had gezien. Kortgeleden is deze vrouw gestorven en tot aan haar dood toe, was een „trein" een onbekend ding voor haar. 65 pet. van alle mensen, die in de provin cies wonen zijn nog nooit in Londen ge weest. Dat hadden de Londenaren nooit gedacht. Ze vermoedden' altijd, dat iedere Engelsman wel eens naar de hoofdstad was gegaan. Ze waren dan ook heel verwon derd, toen ze hoorden, dat dit niet zo was. Daarbij kwam nog dat 20 pet. van deze 65 pet. nog geen 70 pet. van Londen afwoon den De Amerikanen hebben wel eens gezegd, dat er in hun land geen mens boven de 30 jaar was, tenzij hij ziek was, die nog nooit in een auto gereden had en nog nooit door een telefoon had gesproken. In Engeland bleek nu, dat 25 pet. van de bevolking nog nooit door een telefoon gesproken of in een auto gezeten had. Engeland is een „eilandenrijk". Je zou dus denken, dat alle inwoners wel eens een schip gezien hadden. Toch bleek nu, dat 25 pet. van de inwoners nog nooit een schip hebben gezien. 63 pet. van de mensen zijn nog nooit buiten hun eigen plaats ge weest. DE EERSTE WANDELING. Als we over nesten spreken, denken we meteen aan vogelnesten. Van visnesten kunnen we ons over het algemeen geen voorstelling maken. En toch zijn er onder de vissen soorten, die zich in het nesten bouwen best met vogels kunnen meten! Het nest van een gewoon stekelbaarsje bijvoorbeeld, kan je alleen daarom van een vogelnest onderscheiden, omdat dit onder water is en het nest van een vogel altijd boven water! De mannetjesstekelbaars bouwt het nest heel kunstig van allerlei plantenresten. De zeestekelbaars maakt zijn nest bovendien nog heel stevig door de plantenresten met draden aan elkaar vast te maken. Die draden komen uit zijn li chaam, ongeveer net als bij de spin. Ter wijl hij de draad steeds langer maakt, zwemt hij in een kring om het nest heen en daardoor wordt het nest bijzonder stevig. In de rivieren en langs de kust van Noord-Oost-Afrika leeft een vis, die op een heel bijzondere manier een nest maakt. Net als bij de meeste vissen, is het ook hier weer het mannetje, dat het nest maakt. Het kiest daarvoor een plaats uit op de bodem van de rivier of van de zee, waar veel plan ten staan. In een cirkelvorm bijt hij nu alle planten af en sleept die weg. Daardoor heeft hij een ronde plaats op de bodem ge maakt, waar de zon gemakkelijk in door kan dringen, zodat het water verwarmd wordt. Door diezelfde warmte kunnen la ter de eieren uitgebroed worden. Tenslotte baant het mannentje nog een doorgang door waterplanten in de opitrek en als de eieren in het nest liggen, bewaakt het man netje ze, vanuit deze gang. Later, als de visjes zijn uitgebroed, bewaakt hij de klei ne diertjes met vaderlijke gestrengheid. Vier maanden lang moeten de visjes achter hun vader blijven aanzwemmen. De vader blijft als een herder over zijn kudde waken en neemt de kleintjes zelfs in bescherming tegen vissen, die veel sterker zijn dan hij. Dezelfde moed vertoont de snotolf. Het gebeurde eens, dat een visser de eitjes met zijn hand uit het water wilde nemen. Toen schoot het mannetje toe en beet den visser zo heftig in zijn hand, dat de hand bloed de! Heel merkwaardig zijn ook de familiever houdingen van de zonnebaars. Hier moet het mannetje er zelfs voor zorgen, dat er steeds fris water over de geulen in de grond, waar het nest in ligt, stroomt. Daarvoor beweegt het mannetje steeds door Lies' Helgers. Lotje zat voor het raam en keek naar de kinderen buiten op straat. Ze had een bo terham in haar hand en deed telkens een flinke hap. Ze vond het elke morgen even leuk om naar te kijken, als de school aan de overkant van de weg aanging. Al om kwart voor negen kwamen de kinderen en er waren er, die nog vroeger kwamen en dan met elkaar gingen spelen. Maar som mige kinderen waren altijd te laat. Lotje vond het zo leuk om te kijken of ze nog net op tijd binnen zouden komen, of dat de deur al dicht zou gaan. Ze mocht eigen lijk niet van tafel opstaan onder het ont bijt, maar moeder wist wel, dat ze het zo graag deed en daarom zei ze' er maar niets van. had een rode kleur van schaamte en ver telde toen, dat hij die jongen was geweest. Hij moest alles nog eens vertellen en nu vond hij het toch niet meer zo naar en schaamde hij zich niet meer. Toen hij bo vendien het lekkere brood zag, dat Lotje voor hem bracht, begon hij weer te lachen en bedankte Lotje hartelijk. „Dat was lief van je hoor", zei de juf frouw. „Kom jij ook gauw op school? Het volgend jaar al? Nou, dat vind ik gezellig! Ga nu maar weer vlug naar huis en bedank je moeder voor de lekkere bo terhammen. Moeder, die boven voor het raam zat te kijken, zag even later haar dochtertje vro lijk huppelend de school uitkomen, en daarna vertelde Lotje haar, wat er alle maal gebeurd was. „Het was zo leuk, ik zou nu wel naar school willen," besloot ze haar verhaal en moeder zei: „Nog een jaar tje wachten, meisje, en dan mag je erheen". met zijn staart heen en weer. Als hij het een ogenblik vergeet, schiet het vrouwtje toe, om hem aan zijn plicht te herinneren! Als de jonge zonnebaarsjes zijn uitgeko men, mogen ze overdag kleine tochtjes door het water in de omtrek maken. Maar de eerste drie weken moeten ze elke nacht weer „thuis" komen. Uit dit alles blijkt wel, dat de vissen ook heel zorgzaam en goed voor hun kinderen kunnen zijn! Weer iets nieuws heeft Jan bedacht, Hij maakte een diep gat, Zei toen: „Wacht nu even af, Straks gebeurt er wat!" Ja, daar kwam Marie al aan, Vrolijk keek ze in 't rond. Maar voordat ïij er erg in had, Zakte z' in de grond! En zoals bij elke streek, Kreeg Jan ook zijn straf! Daardoor leerde hy voor goed, 't Kuilen-graven af! Proberen jullie eens of je de figuren, die je hier ziet afgebeeld, na kunt tekenen. Maar je moet ze, net als hier, in één lijn te kenen. Je zet dus ergens je potlood op het papier en moet het er dan niet meer afha len, voor het hele figuurtje af is. Het is wel niet erg, als je je potlood een keer van het papier haalt, maar daarna moet je weer op hetzelfde punt doorgaan. Jullie hebben wel eens meer van die tekeningen ge maakt. Probeer het maar eens, het is hele maal niet moeilijk en als je er een beetje handigheid in krijgt, moet je ook proberen andere tekeningen uit één lijn te maken. Nu was het vijf voor negen en er kwa men nog van alle kanten kinderen aanlo pen. Daar zag Lotje een jongen met een grappig zwart petje op zijn hoofd aanko men. Het slingerde zijn tas heen en weer en plotseling vloog die tas open. Al zijn boeken en schriften vielen eruit en ook een klein pakje, waar zijn brood zeker in zat. Meteen kwam Poets, de hond van den slager aanhollen. Hij trok het papier uit el kaar en begon het brood op te eten. De jongen stond er even verwonderd naar te kijken, maar hij had geen tijd om nog lang buiten te blijven en misschien durfde hij de hond ook niet weg te jagen. In ieder geval pakte hij vlug zijn boeken op en holde naar binnen. Een minuut later ging de bel. Lotje zuchtte eens heel diep. Die jon gen was tenminste nog op tijd gekomen. Maar wat moest dat nu. Hij zou toch wel moeten eten en Poets had al zijn brood opgegeten. Wat zou die jongen een honger krijgen. Na het avontuur met de jonge hyena, volgden nog meer avonturen. Natuurlijk hadden we dat van tevoren wel geweten, want ieder, die een reis door het Afrikaanse oerwoud maakt, kan er zeker van zijn, dat hij meer dan één avontuur zal meemaken. Op een keer hadden we onze auto vlak bij een rivier laten staan en onze tent had den we er enige meters vandaan opgesla gen. Tegen middernacht kwam een grote neushoorn bij de rivier en begon gulzig te drinken. Het dier bleef een half uur lang bij de rivier staan en dronk zonder ophou den door. Ik heb nooit geweten, dat een dier zolang achter elkaar kon drinken! Waarschijnlijk was de neushoorn half ver gaan van dorst. Eindelijk was zijn dorts gelest. Hij hier zijn kop op en keek om zich heen. Toen ontdekte hij de auto. Meteen boog hij zijn kop en stormde op het gevaarte af. Ik kan niet zeggen, dat de neushoorn als overwinnaar uit de strijd te voorschijn kwam, maar een feit is het, dat de auto le lijk toegetakeld was. De neushoorn had de radiateur ingedrukt, een benzinetank, die opzij van de treeplank was vastgemaakt, zat vol gaten, een van de voorruiten was ingeslagen en van een van de banden wa ren alleen nog meer een paar stukken rub ber over! Als een razende vloog de neushoorn om de auto. heen en stootte telkens op een an dere plaats zijn dikke kop tegen de wand. Ten slotte gaf hij de strijd op, misschien was hij ook geschrokken van de benzine lucht, want de benzine vloeide als- water uit de kapot gestoten tank. Even keek het dier nog achter zich om, of het monster hem niet zou volgen, en daarna verdween hij in de duisternis. Op zichzelf hadden we hem heel goed kunnen volgen, want zijn spoor werd door een heel pad van ben zine aangeduid. Maar het leek ons veiliger om rustig in de tent te blijven. Je kunt ten slotte nooit weten, wat zo'n dier in zijn woede allemaal doet! Dat het de volgende dag een flinke tijd duurde voor we weer op weg konden gaan, hoef ik zeker niet te vertellen! Maar onze neushoorn hebben we niet meer gezien. Wel hebben we het nog eens te kwaad ge had met een rasgenoot van hem, maar dat zullen we een volgende keer vertellen. Over het algemeen moet je niet denken, dat wilde dieren bang zijn voor een auto. We hebben dikwijls hele kudden giraffen gezien, die rustig op de weg bleven staan, als we naderden. Maar als ze één van ons op tientallen meters afstand zagen aanko men, holden ze weg. Het bewegen van benen was voor hen zeker het teken, dat we naderden, terwijl het groter worden van een auto geen in druk op hen maakte. Van het geluid trekken ze zich niets aan. Ook slangen, die een veel minder goed ge hoor hebben, bleven heel rustig midden op de weg liggen, ajs de auto aankwam!' RAADSELS. 1. Ik besta uit twee lettergrepen j Het eerste deel is een deel van ons hoofd Het tweede is een zuidvrucht Het geheel wordt nogal eens uitge deeld aan stoute jongens. 2. Wat voor bijten doen geen zeer? 3. Hoe heette de vader van de kinderen van Jonas? 4. Wij zijn met zeven broertjes. Maar nooit zie je er twee samen gaan Want komt de een, dan verdwijnt de ander Wie zijn wij? Lotje ging naar moeder, die in de keuken bezig was. Ze vertelde daar het hele er- haal, hoe de tas was opengegaan en hoe Poets toen meteen was gekomen en het brood had opgegeten. „En nu heeft die ar me jongen geen brood", zei Lotje. „Hij zal wel wat brood van zijn vriend jes krijgen", antwoordde moeder. „Maak je daar maar niet ongerust over! Dat komt heus wel terecht! Maar jij bent zelf nog niet eens klaar met ontbijten, zie ik daar. Kom kindje, eet nu eerst vlug je boterham op en dan mag je gaan spelen. Ga maar vlug aan tafel zitten, er is nu toch niets meer te zien bij de school." Lotje ging terug naar de huiskamer en klom in haar stoel. Maar ze had allemaal geen trek meer om te eten. Het was net of al haar honger opeens over was. Even later ging ze weer naar de keuken en zei: „Moeder, mag ik die jongen niet een paar sneetjes brood brengen? Ik vindt het zo zielig!" Moeder begon te lachen: „Denk je dan, dat je hem kunt vinden tussen al die an dere kinderen in"? „Ja, hij had een zwart petje op en ik denk, dat ik hem wel herken". „Nou ga jij hem dan maar een boterham brengen" zei moeder toen, en ma.akte een paar lekkere boterhammen klaar. Even later stapte Lotje haar de overkant, naar de school. De deur stond op een kier. Zonder zich te bedenken, stapte ze naar binnen en daarna tikte ze tegen de eerste deur in de gang. Dat was juist de hoog ste klas. Een meneer deed de deur open, keek verwonderd naar het kleine meisje en zei: „Kom jij brood aan je broer bren gen, meisje?" Voor wie is het?" Alle jon gens en meisjes in de klas keken nieuws gierig, wat Lotje wilde. „Ik moet die jongen met het zwarte pet je hebbenzei Lotje verlegen. „Hij zwaaide zo met zijn tas en toen at Poets al zijn brood op". Nu begonnen een paar jongens te lachen en zeiden: „Hier heeft niemand een zwart petje!" „Hoe groot was de jongen?" vroeg de onderwijzer. Lotje wees met haar hand aan, hoe groot hij was. „Dat was dan wel een erg kleine jongen!" lachte de onderwijzer. „We zul len eens in een andere klas gaan kijken, kom maar met me mee". Hij gaf Lotje een hand en liep met haar door de lange gang, de trap op, naar boven. Daar bleven ze voor een deur stilstaan en toen de onder wijzer open deed, zag ze een klas vol kin deren, die niet veel groter waren dan zij zelf. Er stond een juffrouw voor de klas, die nu vragend naar den onderwijzer en naar Lotje keek. „Dit meisje komt brood brengen", zei de onderwijzer vrolijk en ging toen weer naar zijn eigen klas terug. Nu moest Lotje weer het hele verhaal doen. „Wie is dat geweest?" vroeg de juffrouw aan de kinderen, maar ze gaven geen van allen antwoord. Toen zag Lotje opeens het grappige petje aan een haak tegen de muur hangen. Zie liep ernaar toe, en riep: „Dit is het petje!" Toen kwam Hans Wilk uit zijn bank. Hij ALLEEN OP STAP.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 8