KRONIEK van den DAG. Versterking der Nederlandsche Gemeenschap. Een interview met Franco. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHi CRT.) VAN VRIJDAG 14 JUU 1939. No. 164. EEN ZOON VAN Z'N VADER. lfictoria:Water GEZOND EN GENEESKRACHTIG. (Ing. Mfcd.) In een eventueelen Euro- peeschen oorlog zal Spanje probeeren neutraal te blijven Beperking van den invloed der geestelijkheid te Dantzig. Tegenstander van het nationaal- socialisme dood gesteenigd. J3ux toilet Sleep VRAAGT UW AANDACHT VOOR EEN INTERESSANTE PRIJSVRAAG 1 (Ingez. Med.) De strijd om Dantzig voor en achter de schermen. Sensationeele gebeurtenissen ter zake van Dantzig hebben zich de laatste dagen niet meer voorgedaan. Waarschijnlijk echter wordt er tijdens de huidige „pauze" achter de schermen des te meer voorbereid. De z.g. ontspanning, waarvan telkens gerept wordt, is in geen geval een ontspanning van reëelen aard. Het Dantzigsche vraagstuk verkeert nog in denzelfden gevaarlijken toe stand als voor deze ontspanning, toen de spanning overigens op haar beurt meer verbeelding dan werkelijkheid was. De redevoering, welke Chgmberlain de zer dagen hield heeft ook al niet veel aan den toestand veranderd. Alleen is 't opmer kelijk, dat de Duitsche pers zich nogal boos op den Britschen premier heeft gemaakt, terwijl de Londensche correspondenten der Italiaansche bladen de rede gematigd noem den, vergeleken bij de onlangs door Lord Halifax gedane uitlatingen. Volgens den berichtgever van de „Popoio di Roma" zou de uiteenzetting van den minister-president zelfs op „een terugkeer naar het gezonde verstand" wijzen, ofschoon Italiaansche waarnemers te Londen van oordeel zijn, dat de rede geen nieuwe elementen heeft §6br^cht Chamberlain heeft inderdaad niet veel nieuws gezegd. Zijn woorden ontleenden hun belang aan het feit, dat de Britsche regeeringschef nu eens heeft gestipuleerd, waartoe zijn land zich jegens Polen heeft verbonden. Halifax sprak onlangs misschien forscher taal, maar daartoe bestond aan leiding, omdat de minister van buitenland- sche zaken den door vroegere verklaringen bij de „as" gewekten indruk, alsof Engeland weer terug zou krabbelen, wilde uitwis- schen. Chamberlain meende het nu wat kalmer aan te kunnen en niet onnoodig te moeten irriteeren. 't Is moeilijk te zeggen, of deze methode in het kamp der tegenspe lers, waar men zelf geen blad voor den mond pleegt te nemen, eenig succes zal op leveren. O.i. zou een bondige en als gevolg daarvan duidelijke mededeeling: „Denkt er om, hands off van Dantzig, als gij met ons vrede wilt houden'', van Britsch standpunt bekeken nog wèl zou doeltreffend zijn ge weest. Hoe dit zij, de Britsche premier heeft ook nu niet een al te beste pers in Duitschland en Dantzig gehad. Zoowel de officieuze „Deutsche Politisch-Diplomatische Korres- pondenz" als de vaak door de Wilhelm- strasse „voorgelichte" „Dantziger Vorpos- ten" meenden zich te moeten inspannen, om het argument, als zou behoud van den hui- digen status der Vrije Stad voor Polen noodzakelijk zijn, alle beteekenis te ont zeggen. 'tOrgaan van de Dantzigsche natio- naal-socialisten betoogde dat de twistpun ten Dantzig en de Corridor reeds van den beginne af aan bestonden, zoodat het we reldgeweten en de wereldgerechtigheid al veel eerder naar herziening dezer „onmo gelijke, willekeurige verdeeling in het Duit sche Oosten" hadden moeten streven. De kracht van dit betoog wordt niet verhoogd door de zorgvuldig verzwegen omstan digheid, dat Hitier zelf pas vijf jaar gele den plechtig die verdeeling tot 1944 toe had bekrachtigd en in daarna gehouden rede voeringen Polen's goed recht uitdrukkelijk erkende. Zooals men weet, heeft de Britsche pre mier ook thans nog weer op de mogelijk heid van onderhandelingen gewezen, al achtte hij de atmosfeer daarvoor niet bijs ter gunstig. De „Osservatore Romano", 's Pausen lijfblad, ziet in zijn woorden een aanduiding, dat Polen, daarbij gesteund door Frankrijk en Engeland, eerlang een stap bij den Senaat van Dantzig zal doen, welke stap het uitgangspunt zou kunnen vormen voor nadere besprekingen. Maar 't Vaticaansche orgaan waarschuwt: Wordt een daartoe strekkend voorstel van de hand gewezen, dan zou zulks een bedreiging van Polen's onafhankelijkheid kunnen' zijn, ge lijkstaande met den „casus foederis", waar over Chamberlain zich ondubbelzinnig heeft uitgelaten. Misschien is het Vaticaan omtrent de voornemens der regeering van Warschau en haar vrienden ingelicht en zeker hebben reeds eenige dagen geruchten over nieuwe pourparlers de ronde gedaan. Deze geruch ten zijn echter van Duitschen kant cate gorisch tegengesproken, waarbij eenerzijds is herinnerd aan de door Hitler's op 28 Naar het Engelsch door T. TEN HAVE— v. d. MADE. 7). Dat eene oog keek vriendelijk en slim tegelijk. Een borstelige wenkbrauw welfde zich er overheen. Het andere oog was ver borgen achter een soort vleeschkleurig hoesje, dat met een elastiek om het hoofd bevestigd zat. Het gezicht was ruw en verweerd. Aan den bovenkant van dat gezicht zat een pruik staal-grijs haar en aan den onder kant een strijdlustig baardje. Maar uit zijn heele wezen sprak sterkte. Dat gezicht was geplant op een groot lichaam, gekleed in een opvallend en slecht zittend confectiepakje; een zware gouden horlogeketting en een diamanten dasspeld deden vermoeden, dat de eigenaar wel rijk moest zijn. Verder was Een-Oog ongeveer van middelbaren leeftijd en zag er gezond en welgedean uit. Er was verder nog slechts één reiziger in de coupé. Deze zat twee of drie plaat sen verder tegenover den eerstgenoemden. Gordon's aandacht viel dadelijk op hem. Hij vermaakte zich met dobbelsteenen op een reistafeltje. De een. rookte nog harder dan de ander; je kon er den rook snijden. Te oordeelen naar den geur moest de laatst binnengekomene bekennen, dat deze beide mannen geen lieden van het vijf cents sigaren-type waren, zooals hij. Hij bleef stil staan bij de zitplaats van den man met de dobbelsteenen en keek toe. Deze scheen heelemaal niet gemerkt te hebben, dat Gordon bij hem stond en ging kalm door met zijn tijdverdrijf, ter Men zendt ons het volgende manifest: Landgenooten. In de wereld om ons heen nemen de span ningen met den dag toe. Allerwege binden de volkeren hunne krachten samen. Wantrouwen heeft zich opgezameld in alle hoeken en gaten der wereld en dreigt eerlang gewelddadig tot uitbarsting te ko men. Onder die omstandigheden blijkt de Ne derlandsche politiek ten prooi aan machte- looze verdeeldheid. Deze verdeeldheid tast ons volk aan in zijn kern. Zoowel in als buiten het parlement heeft het veelal den schijn, alsof de politieke par tijen en de onderscheiden maatschappelijke groepen slechts krachten kunnen ontwik kelen, die tegen elkander gericht zijn. Alle Nederlanders zonder onderscheid zijn bij dit gebeuren onmiddellijk betrokken. In hoeverre zijn de tegenstellingen in den boezem der natie inderdaad niet te over bruggen? De ondergeteekenden, bijna alle deel uit makend van een politieke partij voelen zich verplicht openlijk blijk te geven van hun eensgezinde overtuiging, dat het geheel niet onder de verscheidenheid zijner groepeerin gen mag lp den. Ondanks die verscheidenheid is hechte eendracht geboden en mogelijk. De ondergeteekenden weten in hunne overtuigingen niet alleen te staan. Zij weten deze door honderden in den lande gedeeld. Eenige bijeenkomsten in het afgeloopen halfjaar gehouden, hebben deze overtuiging gegrondvest; sedertdien werd zij in een ge meenschappelijke actie bevestigd. „Ik weet, dat de wil tot opbouw, uitgaan de boven alle verdeeldheid, bij zeer velen aanwezig is". Toen voor eenige maanden dit Koninklijke woord tot het Nederland sche volk werd gericht heeft de heele natie beseft, dat hierin een verlangen werd uit gesproken, diep levend in aller hart. De taak, waarvoor ons volk heden staat, is duidelijk. De geestelijke en materieele weerkracht van ons volk moet worden omhoog ge bracht. De defensie moet worden opgevoerd tot het peil, hetwelk de plicht tot handhaving onzer onafhankelijkheid thans voorschrijft. Aan het nog immer schrijnende euvel der werkloosheid moet een einde worden ge maakt. Ons volk is tegen die taak opgewassen. Persoonlijke en zakelijke offers zijn daar toe onmisbaar. Zij moeten worden gebracht door de enkelingen en door de georgani seerde groepen. Ons volk is in beginsel tot die offers vol komen bereid. Doch de offers moeten worden gevraagd door bestierders, die, wijl zij elkander heb ben weten te vinden, bij het heele volk ver trouwen vermogen te wekken in hun be leid. De verdeeldheid, welke zich nu vertoont, werkt het tegendeel uit, zij schept achter docht en maakt overal, wederom bij enke lingen en georganiseerde groepen de nei ging gaande zich halsstarrig aan eigen bezit vast te klampen. Met de werkelijke behoefte onzer Neder- April wereldkundig gemaakte eischen, an derzijds zelfs verklaard, dat nu van Polen reeds méér wordt verlangd. Er schijnt daaromtrent alevel geen volslagen eenstem migheid te heerschen. „Ingewijden" bewe ren dan ook, dat bij onze Oosterburen een stille, maar hardnekkige strijd gaande is tusschen de z.g. gematigden en de voor standers van alles-op-alles, die beiden trach ten, „het oor des meesters" te winnen. Europa's lot zou dan tenslotte van het resultaat dezer interne worsteling afhan gen Hoe dit zij, aan argumenten heeft men ter weerszijden geen gebrek. De „D'rauf- ganger" kunnen voor hun zienswijze aan voeren, dat de internationale politieke toe stand in menig opzicht voor de „as" gun stig lijkt, hun tegenstanders zouden op het verschil tusschen schijn en wezen de aan dacht kunnen vestigen. wijl hij al mompelend een heel verhaal tegen zijn „blokjes" hield. „Kom, zeven", bromde hij telkens weer, als hij de steenen op tafel wierp en met zijn vingers klikte. Maar de zeven kwam niet Eindelijk keek hij op en een paar scherpe, zwarte oogen keken Gordon aan. „Die ellendige dingen", zei hij kortaf en vervolgde zijn spelletje weer. Gordon lachte en zei: „Zoo is het met de meeste dingen: je moet maar geluk hebben." De speler grinnikte tegen zijn dobbel steenen en knikte instemmend, maar bleef onderwijl voor zich uit brommen. Gordon wierp zijn boeltje op een andere plaats en ging zelf tegenover den man zitten. Dob belsteenen trokken hem altijd erg aan. Een-Oog bleef met melancholieke wel willendheid op het tweetal toezien. De zeven kwam niet en tenslotte gaf de speler het op. „Dat is me een gereken", legde hij met een vriendelijke grijns uit. „En het geeft je geen cent. 't Is net, zooals je zegt: t komt maar op geluk aan. De zevens en dergelijke zullen alleen te voorschijn ko men, als 't hun belieft en ik noch iemand anders kan ze eerder optooveren, als ie ten minste eerlijk speelt." En hij grinnikte nog eens vriendelijk, waarbij zijn gebit met goudvullingen te zien kwam. En Gordon liep erin. Hij koesterde niet de minste achterdocht en daardoor ontging hem ook wat voor een type de man was: zijn wat opzichtige kleeding, de scherpe, snelle, zwarte oogen en zijn innemende manier van doen en spreken; dit alles zei Gordon niets. Voor zijn kennissen had het winnen of verlie- landsche samenleving strookt dit niet. In de wijze, waarop de gemeenschappe lijke zaak van ons volk thans wordt behan deld, komen de nooden der werkelijkheid niet zuiver aan het woord. Onvruchtbare polemieken verstikken de krachten, die levenwekkend zouden kunnen zijn. Ons volk hunkert naar eendracht, zijn verlangen komt in de woorden en in de da den van zijn leiders niet voldoende tot uit drukking. Eendracht en jsaamhoorigheid beteeke- nen geen vervluchtingen van de verschillen naar beginsel, wélke onze jvolkssamenle ving kent, en welke zij niet zouden kun nen vérliezen zonder schade voor zichzelf. Zij beteekenen wel het doelbewuste aan- kweeken van den wil, het wezenlijke van het bijkomstige te onderscheiden. Bijkom stigheden dienen thans te worden opzijge zet, het komt er thans op aan de gelederen te sluiten in den gemeenschappelijken strijd voor Nederland's geestelijk en stoffelijk welvaren. De versplintering van het heden kan slechts voeren tot toestand, waarin door zeer velen, ten einde raad, zou worden ge roepen om een radicaal, niemand en niets ontziend ingrijpen. Nederland's traditie en kostelijkste goe deren zouden onder het gewicht van zulk een ingrijpen aldra bezwijken. Daartoe behoeft het niet te komen. Daar toe mag het niet komen. Het is de harde plicht van allen, die zich verantwoordelijk gevoelen voor de Neder landsche gemeenschap naar eendracht en saamhoorigheid te streven. Hiertegenover komt de vraag hoe en ten aanzien van welk beleid dit moet gebeuren op de tweede plaats. Waar een wil is, is een weg, waar de wil ontbreekt, behoeft niemand zich erover te verwonderen, dat ook de weg niet wordt gevonden. Voor wie goed toeziet wijzen de moei lijke tijden, die wij beleven, den weg dien Nederland gaan moet, nagenoeg van zelf aan. Hem zal de samengesteldheid der heden daagsche toestanden veel hoofdbrekens blij ven kosten, doch wat de hoofdinrichting aangaat, niet op een dwaalspoor brengen. Zoo zette ons volk zich in voor de poli tieke en maatschappelijke verwerkelijking van zijn eendracht, zoo arbeide het aan de toekomst, biddend, dat God het beware voor zich zelf en voor de wereld. Moge de eensgezinde wil van ons volk en de manmoedigheid van zijn leiders, daarin voorafgegaan door het Huis van Oranje, den stoot geven tot de veelomvattende da den, welke voor de handhaving van het rijk in Europa en overzee en voor den op bouw van onze werkelijke volkskracht on- verbiddellijk noodig zijn. 's Gravenhage, den llden Juli 1939. Namens de beweging tot versterking der Nederlandsche gemeenschap. Mr. J. J. Fokma, Rotterdam. Dr. W. F. van Gunsteren, 's Gravenhage. Mr. H. Ph. de Kanter, Wassenaar. Dr. P. Kuin, 's Gravenhage. Prof. mr. P. Lieftinck, Rotterdam. Prof. dr. J. E. de Quay, Tilburg. Mr. J. J. Schokking, Wassenaar. Eventueele blijken van instemming met het bovenstaande gelieve men te richten aan „Versterking der Nederlandsche ge meenschap" 's Gravenhage, Emmastraat 10 DE HEFFING OP BOTER. Verlaagd tot 50 cent. Wij vernemen van bevoegde zijde, dat het bedrag van de heffing en steunuitkee- ring op boter, behoudens tusschentijdsche wijziging, voor de week van 13 tot 20 Juli is vastgesteld op 50 cent per kg (vorige week 60 et.)". Het geluk wordt ons niet in één en kelen goudklomp gegeven: in kleine penningen wordt het ons dikwerf in den schoot geworpen. Heil den mensch, die daarvoor oog heeft en vele dergelijke penningen vergaart. zen van een paar honderd dollar op een kaart even weinig om 't lijf gehad, als het drinken van een cocktail. Om te trachten uit gokken een voordeeltje te slaan, was nooit bij hen opgekomen. De speler nam nu een dollarbiljet uit zijn zak en legde het neer op het tafeltje. Een-Oog tegenover hem begon met zijn oog te knipperen, toen hij dit zag. Maar de donkere vreemdeling legde er dadelijk iets over heen, nam de dobbelsteenen weer op, schudde ze in de palm van zijn hand en liet ze over het tafeltje rollen, terwijl hij zijn vingers scherp liet klikken. „Kom nou, zeven", mompelde hij. En het wonder geschiedde: daar kwam de zeven. Met een zwaai stak hij de dollar in zijn zak en had er een oogenblik later een vijf dollar biljet voor in de plaats ge legd. Toen hapte Gordon en zei: „Ik leg twee dollar in", en legde het geld uit zijn zak. De man schudde de steenen weer en dit maal lag er een vijf. Daarna was het Gor don's beurt om de dobbelsteenen te be zweren en telkens als de man gooide, noemde hij het getal zeven. Het spel ging voort en nu eens won de rekte zich vanaf zijn zitplaats om beter te kunnen zien. Nu kwam er weer een Havas meldt uit Lissabon: Generaal Franco heeft een interview toe gestaan aan den directeur van het Portu- geesche blad „Diario de Noticias", Augusto de Castro, welk interview in genoemd blad is gepubliceerd. Franco heeft o.a. gezegd: „Het nieuwe Spaansehe bewind is noch Italiaansch, noch Duitsch. Zeker zijn er in de organisatie van het huidige Duitschland en in zijn ide ologie vele instellingen van het Spanje uit de zestiende eeuw te zien, doch ieder volk heeft zijn eigen noodzaken en traditie. Het nieuw Spanje zal Spaansch zijn en zal in speciaal opzicht streven naar het onder drukken van den klassenstrijd door de min der gefortuneerden te beschermen, door het kapitaal te reglementeeren en een gezins- loon te scheppen, door het bouwen van goede woningen, het geven van leeningen aan gezinshoofden voor de opvoeding der kinderen, e.d. De werkloosheid zal worden bestreden en reeds is een woning-instituut opgericht". De journalist merkt hierbij op, dat een dergelijk uitgebreid sociaal programma een lange periode van algemeene vrede noodig maakte waarop Franco antwoordde: „Ik geloof niet aan een oorlog. Ik weiger aan een oorlog te gelooven. Ik zie op het oogen blik geen enkel vraagstuk op de wereld, dat niet langs diplomatieken en vreedzamen weg kan worden opgelost. Is het de moeite waard, dat Europa gaat vechten om Dant zig De Castro vroeg vervolgens: „Indien een oorlog, welke Spanje niet wenscht, uit zou breken, zonder Spanje of de Spaansehe po litiek te raken, zou Spanje dan neutraal blijven?" Franco antwoordde hierop zonder aarze len: „Spanje is bezig met het werk van na- tionalen opbouw, waarvoor het vrede noo dig heeft. Het zal zooveel mogelijk pogen neutraal te blijven en het zal neutraal blij- Havas meldt uit Warschau: De Dantzig sche autoriteiten hebben een reeks maat regelen genomen om den invloed der gees telijkheid op de inwoners van Dantzig te beperken. De Senaat der vrije stad heeft besloten de godsdienstlessen op de Dant zigsche scholen op te heffen. Deze lessen zullen vervangen worden door lessen in de nationaal-socialistische leer. Religieuze boeken mogen nog slechts in enkele boek winkels, die daartoe een speciale vergun ning hebben, verkocht worden. De Poolsche bladen melden, dat de Duitsche burger Bruno Wohl, uit het Me- melgebied, en zijn twaalfjarige zoon door steenworpen gedood zijn door een bende nationaal-socialisten. Wohl had geweigerd toe te treden tot de nationaal-socialistische partij. Hij had toestemming gekregen om zich in Zweden te vestigen. ven, zoolang zijn gebied, zijn eer en zijn le vensbelangen niet worden aangetast". Op de vraag van De Castro over het be zoek van graaf Ciano zeide Franco: Ciano brengt een tegenbezoek voor het bezoek van den Spaanschen minister van binnen- landsche zaken aan Rome. In verband met de gewoonte en de veelvuldigheid van der gelijke bezoeken, heeft dit geen groot inter nationaal belang. Van binnenlandsch stand punt gezien geeft evenwel dit bezoek het Spaansehe volk gelegenheid zijn genegen heid te toonen voor onze Italiaansche broe ders, die zoo edelmoedig en roemrijk aan onze zijde hebben gestreden". Tenslotte zeide Franco, dat de betrekkin gen tusschen Portugal en Spanje worden geleid door beider geografische positie. Hij wenschte, dat deze betrekkingen steeds nauwer zullen worden. Laat deze gunstige gelegenheid niet voorbijgaan I Lux Toilet Zeep, de moderne schoonheldszeep, speciaal bereid voor de verzorging van het gelaat, geelt U kans op een (raai horloge. Al wat U te doen heeft is het volgende: Beschrijf in hoogstens 30 woorden Uw ervaring over Lux Toilet Zeep voor de verzorging van het gelaat. Frankeer Uw inzending als brief en vermeld duidelijk Uw naam en adres. Adresseer aan: Lux Toilet Zeep prijsvraag, postbus No. 7, Rotterdam en voeg bij Uw inzending drie buitenomslagen van Lux Toilet Zeep. U kan zo vaak Inzenden als U wil, indien U bij elke inzending 3 omslagen voegt. Op de uitslag Is geen beroep mogelijk en briefwisseling hierover kan niet worden gevoerd. Alle inzen dingen worden ons eigendom en kunnen door ons naar goeddunken worden gebruikt. LUX TOILET ZEEP TEGEN VERMOEIDE HUID «SJÏ8-0250A zevert voor een vijf en Gordon won, daar na rolden de steenen weer. Het spel ging voort en nu ens won de een, dan weer de ander. Toen begon Gor don te winnen. Hij won eenigen tijd lang telkens weer en bijna twintig dollar waren er al uit den zak van den vreemdeling in den zijne terecht gekomen. Het was een interessante psychologische studie. Gordon had niet de minste achter docht en was een en al jongensachtig enthousiasme. Zijn blauwe oogen schitter den van opwinding. Hij volgde iederen worp en praatte vroolijk over van alles en nog wat. Alle verveling van de reis was vergeten en hij bekommerde zich nergens meer over. Hij ging heelemaal op in de rollende steenen, en had het grootste ple zier, als die grillige dingen hem tartten, of zoo vielen, dat hij er voordeel van had. De vreemdeling was veel geraffineerder. Voor zoo'n grooten kerel had hij belachelijk fijne handen. Hij behandelde de dobbel steenen met een routine, die Gordon vol komen miste. Als de steenen rolden, noemde hij zijn getallen zonder eenig enthousiasme, meer alsof hij uit gewoonte de een of andere formule opzei. Hij gromde wat, als hij verloor en zweeg, als hij won en ondertusschen rookte hij maar en be keek heimelijk zijn tegenspeler. Een-Oog keek van uit zijn hoek toe zon der eenig commentaar. Iemand, die toevallig door de coupé liep, bleef staan en keek toe. Toen liep hij door en keerde even later terug met iemand anders. Na een poos begon Gordons geluk te ver minderen. Zijn twintig dollar verminderden tot vijftien, daarna tot tien, dan tot vijf. De ander maakte de eene „zeven" na de ander. Weer rolden de steenen. Maar weer verloor Gordon en zijn laatste winst van vijf dollar verdwenen uit zijn zak. En vanaf dat oogenblik liet Fortuna hem volkomen in den steek. De ander won keer op keer. Gordon verhoogde zijn inzet tot vijf dollar biljetten. Een enkele maal won hij eens, maar daarop moest hij blijkbaar dadelijk weer tweemaal verliezen. Soms leek het haast onmogelijk om de steenen van zijn tegenstander uit de handen te krijgen. En als hij ze zelf wierp, verloor hij onmiddellijk. „Dat wordt vijf en zeventig dollar", zei hij een keer na zoo'n verlies. „Jij wint steeds." „Als je maar geluk hebt", gaf de vreem deling laconiek ten antwoord. Een-Oog moest in zichzelf lachen en ging weer recht zitten. Gordon werd roekeloozer. Hij verdubbel de zijn inzet, zooals de jeugd zonder erva ring dat doen kan. En de ander zette hem daartoe steeds weer aan, als het Gordon's beurt was. Hij legde steeds meer in, dan hij dacht, dat zijn tegenstander zou aan nemen. Gordon had nu al meer dan honderd dol lar verloren. Maar het spel ging nog steeds voort. Hij kwam zelfs tot over de honderd vijftig en toen kwam de Voorzienigheid tusschen beide. Zoo langzamerhand had zich een aantal omstanders in den wagen verzameld. Het was er dik van den rook. Zij stondën in het middenpad en zaten op de leuning van de zitplaatsen der spelers en een paar hin gen er over de brugleuning heen. (Wordt vervolgdn

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5