KRONIEK van den DAG.
Versterking der Nederlandsche Gemeenschap.
Een interview met Franco.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHi CRT.) VAN VRIJDAG 14 JUU 1939. No. 164.
EEN ZOON VAN Z'N VADER.
lfictoria:Water
GEZOND EN GENEESKRACHTIG.
(Ing. Mfcd.)
In een eventueelen Euro-
peeschen oorlog zal Spanje
probeeren neutraal te blijven
Beperking van den invloed der
geestelijkheid te Dantzig.
Tegenstander van het nationaal-
socialisme dood gesteenigd.
J3ux toilet Sleep
VRAAGT UW AANDACHT VOOR
EEN INTERESSANTE PRIJSVRAAG
1
(Ingez. Med.)
De strijd om Dantzig voor
en achter de schermen.
Sensationeele gebeurtenissen ter zake van
Dantzig hebben zich de laatste dagen niet
meer voorgedaan. Waarschijnlijk echter
wordt er tijdens de huidige „pauze" achter
de schermen des te meer voorbereid. De
z.g. ontspanning, waarvan telkens gerept
wordt, is in geen geval een ontspanning van
reëelen aard. Het Dantzigsche vraagstuk
verkeert nog in denzelfden gevaarlijken toe
stand als voor deze ontspanning, toen de
spanning overigens op haar beurt meer
verbeelding dan werkelijkheid was.
De redevoering, welke Chgmberlain de
zer dagen hield heeft ook al niet veel aan
den toestand veranderd. Alleen is 't opmer
kelijk, dat de Duitsche pers zich nogal boos
op den Britschen premier heeft gemaakt,
terwijl de Londensche correspondenten der
Italiaansche bladen de rede gematigd noem
den, vergeleken bij de onlangs door Lord
Halifax gedane uitlatingen. Volgens den
berichtgever van de „Popoio di Roma" zou
de uiteenzetting van den minister-president
zelfs op „een terugkeer naar het gezonde
verstand" wijzen, ofschoon Italiaansche
waarnemers te Londen van oordeel zijn,
dat de rede geen nieuwe elementen heeft
§6br^cht
Chamberlain heeft inderdaad niet veel
nieuws gezegd. Zijn woorden ontleenden
hun belang aan het feit, dat de Britsche
regeeringschef nu eens heeft gestipuleerd,
waartoe zijn land zich jegens Polen heeft
verbonden. Halifax sprak onlangs misschien
forscher taal, maar daartoe bestond aan
leiding, omdat de minister van buitenland-
sche zaken den door vroegere verklaringen
bij de „as" gewekten indruk, alsof Engeland
weer terug zou krabbelen, wilde uitwis-
schen. Chamberlain meende het nu wat
kalmer aan te kunnen en niet onnoodig te
moeten irriteeren. 't Is moeilijk te zeggen,
of deze methode in het kamp der tegenspe
lers, waar men zelf geen blad voor den
mond pleegt te nemen, eenig succes zal op
leveren. O.i. zou een bondige en als gevolg
daarvan duidelijke mededeeling: „Denkt er
om, hands off van Dantzig, als gij met ons
vrede wilt houden'', van Britsch standpunt
bekeken nog wèl zou doeltreffend zijn ge
weest.
Hoe dit zij, de Britsche premier heeft ook
nu niet een al te beste pers in Duitschland
en Dantzig gehad. Zoowel de officieuze
„Deutsche Politisch-Diplomatische Korres-
pondenz" als de vaak door de Wilhelm-
strasse „voorgelichte" „Dantziger Vorpos-
ten" meenden zich te moeten inspannen, om
het argument, als zou behoud van den hui-
digen status der Vrije Stad voor Polen
noodzakelijk zijn, alle beteekenis te ont
zeggen. 'tOrgaan van de Dantzigsche natio-
naal-socialisten betoogde dat de twistpun
ten Dantzig en de Corridor reeds van den
beginne af aan bestonden, zoodat het we
reldgeweten en de wereldgerechtigheid al
veel eerder naar herziening dezer „onmo
gelijke, willekeurige verdeeling in het Duit
sche Oosten" hadden moeten streven. De
kracht van dit betoog wordt niet verhoogd
door de zorgvuldig verzwegen omstan
digheid, dat Hitier zelf pas vijf jaar gele
den plechtig die verdeeling tot 1944 toe had
bekrachtigd en in daarna gehouden rede
voeringen Polen's goed recht uitdrukkelijk
erkende.
Zooals men weet, heeft de Britsche pre
mier ook thans nog weer op de mogelijk
heid van onderhandelingen gewezen, al
achtte hij de atmosfeer daarvoor niet bijs
ter gunstig. De „Osservatore Romano", 's
Pausen lijfblad, ziet in zijn woorden een
aanduiding, dat Polen, daarbij gesteund
door Frankrijk en Engeland, eerlang een
stap bij den Senaat van Dantzig zal doen,
welke stap het uitgangspunt zou kunnen
vormen voor nadere besprekingen. Maar 't
Vaticaansche orgaan waarschuwt: Wordt
een daartoe strekkend voorstel van de hand
gewezen, dan zou zulks een bedreiging van
Polen's onafhankelijkheid kunnen' zijn, ge
lijkstaande met den „casus foederis", waar
over Chamberlain zich ondubbelzinnig heeft
uitgelaten.
Misschien is het Vaticaan omtrent de
voornemens der regeering van Warschau en
haar vrienden ingelicht en zeker hebben
reeds eenige dagen geruchten over nieuwe
pourparlers de ronde gedaan. Deze geruch
ten zijn echter van Duitschen kant cate
gorisch tegengesproken, waarbij eenerzijds
is herinnerd aan de door Hitler's op 28
Naar het Engelsch
door
T. TEN HAVE— v. d. MADE.
7).
Dat eene oog keek vriendelijk en slim
tegelijk. Een borstelige wenkbrauw welfde
zich er overheen. Het andere oog was ver
borgen achter een soort vleeschkleurig
hoesje, dat met een elastiek om het hoofd
bevestigd zat.
Het gezicht was ruw en verweerd. Aan
den bovenkant van dat gezicht zat een
pruik staal-grijs haar en aan den onder
kant een strijdlustig baardje. Maar uit zijn
heele wezen sprak sterkte.
Dat gezicht was geplant op een groot
lichaam, gekleed in een opvallend en
slecht zittend confectiepakje; een zware
gouden horlogeketting en een diamanten
dasspeld deden vermoeden, dat de eigenaar
wel rijk moest zijn. Verder was Een-Oog
ongeveer van middelbaren leeftijd en zag
er gezond en welgedean uit.
Er was verder nog slechts één reiziger
in de coupé. Deze zat twee of drie plaat
sen verder tegenover den eerstgenoemden.
Gordon's aandacht viel dadelijk op hem.
Hij vermaakte zich met dobbelsteenen op
een reistafeltje. De een. rookte nog harder
dan de ander; je kon er den rook snijden.
Te oordeelen naar den geur moest de laatst
binnengekomene bekennen, dat deze beide
mannen geen lieden van het vijf cents
sigaren-type waren, zooals hij.
Hij bleef stil staan bij de zitplaats van
den man met de dobbelsteenen en keek
toe. Deze scheen heelemaal niet gemerkt
te hebben, dat Gordon bij hem stond en
ging kalm door met zijn tijdverdrijf, ter
Men zendt ons het volgende manifest:
Landgenooten.
In de wereld om ons heen nemen de span
ningen met den dag toe.
Allerwege binden de volkeren hunne
krachten samen.
Wantrouwen heeft zich opgezameld in
alle hoeken en gaten der wereld en dreigt
eerlang gewelddadig tot uitbarsting te ko
men.
Onder die omstandigheden blijkt de Ne
derlandsche politiek ten prooi aan machte-
looze verdeeldheid.
Deze verdeeldheid tast ons volk aan in
zijn kern.
Zoowel in als buiten het parlement heeft
het veelal den schijn, alsof de politieke par
tijen en de onderscheiden maatschappelijke
groepen slechts krachten kunnen ontwik
kelen, die tegen elkander gericht zijn.
Alle Nederlanders zonder onderscheid zijn
bij dit gebeuren onmiddellijk betrokken.
In hoeverre zijn de tegenstellingen in den
boezem der natie inderdaad niet te over
bruggen?
De ondergeteekenden, bijna alle deel uit
makend van een politieke partij voelen zich
verplicht openlijk blijk te geven van hun
eensgezinde overtuiging, dat het geheel niet
onder de verscheidenheid zijner groepeerin
gen mag lp den.
Ondanks die verscheidenheid is hechte
eendracht geboden en mogelijk.
De ondergeteekenden weten in hunne
overtuigingen niet alleen te staan.
Zij weten deze door honderden in den
lande gedeeld.
Eenige bijeenkomsten in het afgeloopen
halfjaar gehouden, hebben deze overtuiging
gegrondvest; sedertdien werd zij in een ge
meenschappelijke actie bevestigd.
„Ik weet, dat de wil tot opbouw, uitgaan
de boven alle verdeeldheid, bij zeer velen
aanwezig is". Toen voor eenige maanden
dit Koninklijke woord tot het Nederland
sche volk werd gericht heeft de heele natie
beseft, dat hierin een verlangen werd uit
gesproken, diep levend in aller hart.
De taak, waarvoor ons volk heden staat,
is duidelijk.
De geestelijke en materieele weerkracht
van ons volk moet worden omhoog ge
bracht.
De defensie moet worden opgevoerd tot
het peil, hetwelk de plicht tot handhaving
onzer onafhankelijkheid thans voorschrijft.
Aan het nog immer schrijnende euvel der
werkloosheid moet een einde worden ge
maakt.
Ons volk is tegen die taak opgewassen.
Persoonlijke en zakelijke offers zijn daar
toe onmisbaar. Zij moeten worden gebracht
door de enkelingen en door de georgani
seerde groepen.
Ons volk is in beginsel tot die offers vol
komen bereid.
Doch de offers moeten worden gevraagd
door bestierders, die, wijl zij elkander heb
ben weten te vinden, bij het heele volk ver
trouwen vermogen te wekken in hun be
leid.
De verdeeldheid, welke zich nu vertoont,
werkt het tegendeel uit, zij schept achter
docht en maakt overal, wederom bij enke
lingen en georganiseerde groepen de nei
ging gaande zich halsstarrig aan eigen
bezit vast te klampen.
Met de werkelijke behoefte onzer Neder-
April wereldkundig gemaakte eischen, an
derzijds zelfs verklaard, dat nu van Polen
reeds méér wordt verlangd. Er schijnt
daaromtrent alevel geen volslagen eenstem
migheid te heerschen. „Ingewijden" bewe
ren dan ook, dat bij onze Oosterburen een
stille, maar hardnekkige strijd gaande is
tusschen de z.g. gematigden en de voor
standers van alles-op-alles, die beiden trach
ten, „het oor des meesters" te winnen.
Europa's lot zou dan tenslotte van het
resultaat dezer interne worsteling afhan
gen
Hoe dit zij, aan argumenten heeft men
ter weerszijden geen gebrek. De „D'rauf-
ganger" kunnen voor hun zienswijze aan
voeren, dat de internationale politieke toe
stand in menig opzicht voor de „as" gun
stig lijkt, hun tegenstanders zouden op het
verschil tusschen schijn en wezen de aan
dacht kunnen vestigen.
wijl hij al mompelend een heel verhaal
tegen zijn „blokjes" hield.
„Kom, zeven", bromde hij telkens weer,
als hij de steenen op tafel wierp en met
zijn vingers klikte.
Maar de zeven kwam niet Eindelijk
keek hij op en een paar scherpe, zwarte
oogen keken Gordon aan.
„Die ellendige dingen", zei hij kortaf
en vervolgde zijn spelletje weer.
Gordon lachte en zei:
„Zoo is het met de meeste dingen: je
moet maar geluk hebben."
De speler grinnikte tegen zijn dobbel
steenen en knikte instemmend, maar bleef
onderwijl voor zich uit brommen. Gordon
wierp zijn boeltje op een andere plaats en
ging zelf tegenover den man zitten. Dob
belsteenen trokken hem altijd erg aan.
Een-Oog bleef met melancholieke wel
willendheid op het tweetal toezien.
De zeven kwam niet en tenslotte gaf
de speler het op.
„Dat is me een gereken", legde hij met
een vriendelijke grijns uit. „En het geeft
je geen cent. 't Is net, zooals je zegt:
t komt maar op geluk aan. De zevens en
dergelijke zullen alleen te voorschijn ko
men, als 't hun belieft en ik noch iemand
anders kan ze eerder optooveren, als ie ten
minste eerlijk speelt."
En hij grinnikte nog eens vriendelijk,
waarbij zijn gebit met goudvullingen te
zien kwam. En Gordon liep erin.
Hij koesterde niet de minste achterdocht
en daardoor ontging hem ook wat voor een
type de man was: zijn wat opzichtige
kleeding, de scherpe, snelle, zwarte oogen
en zijn innemende manier van doen en
spreken; dit alles zei Gordon niets. Voor
zijn kennissen had het winnen of verlie-
landsche samenleving strookt dit niet.
In de wijze, waarop de gemeenschappe
lijke zaak van ons volk thans wordt behan
deld, komen de nooden der werkelijkheid
niet zuiver aan het woord.
Onvruchtbare polemieken verstikken de
krachten, die levenwekkend zouden kunnen
zijn.
Ons volk hunkert naar eendracht, zijn
verlangen komt in de woorden en in de da
den van zijn leiders niet voldoende tot uit
drukking.
Eendracht en jsaamhoorigheid beteeke-
nen geen vervluchtingen van de verschillen
naar beginsel, wélke onze jvolkssamenle
ving kent, en welke zij niet zouden kun
nen vérliezen zonder schade voor zichzelf.
Zij beteekenen wel het doelbewuste aan-
kweeken van den wil, het wezenlijke van
het bijkomstige te onderscheiden. Bijkom
stigheden dienen thans te worden opzijge
zet, het komt er thans op aan de gelederen
te sluiten in den gemeenschappelijken strijd
voor Nederland's geestelijk en stoffelijk
welvaren.
De versplintering van het heden kan
slechts voeren tot toestand, waarin door
zeer velen, ten einde raad, zou worden ge
roepen om een radicaal, niemand en niets
ontziend ingrijpen.
Nederland's traditie en kostelijkste goe
deren zouden onder het gewicht van zulk
een ingrijpen aldra bezwijken.
Daartoe behoeft het niet te komen. Daar
toe mag het niet komen.
Het is de harde plicht van allen, die zich
verantwoordelijk gevoelen voor de Neder
landsche gemeenschap naar eendracht en
saamhoorigheid te streven.
Hiertegenover komt de vraag hoe en ten
aanzien van welk beleid dit moet gebeuren
op de tweede plaats.
Waar een wil is, is een weg, waar de wil
ontbreekt, behoeft niemand zich erover te
verwonderen, dat ook de weg niet wordt
gevonden.
Voor wie goed toeziet wijzen de moei
lijke tijden, die wij beleven, den weg dien
Nederland gaan moet, nagenoeg van zelf
aan.
Hem zal de samengesteldheid der heden
daagsche toestanden veel hoofdbrekens blij
ven kosten, doch wat de hoofdinrichting
aangaat, niet op een dwaalspoor brengen.
Zoo zette ons volk zich in voor de poli
tieke en maatschappelijke verwerkelijking
van zijn eendracht, zoo arbeide het aan de
toekomst, biddend, dat God het beware
voor zich zelf en voor de wereld.
Moge de eensgezinde wil van ons volk en
de manmoedigheid van zijn leiders, daarin
voorafgegaan door het Huis van Oranje,
den stoot geven tot de veelomvattende da
den, welke voor de handhaving van het
rijk in Europa en overzee en voor den op
bouw van onze werkelijke volkskracht on-
verbiddellijk noodig zijn.
's Gravenhage, den llden Juli 1939.
Namens de beweging tot versterking
der Nederlandsche gemeenschap.
Mr. J. J. Fokma, Rotterdam.
Dr. W. F. van Gunsteren, 's Gravenhage.
Mr. H. Ph. de Kanter, Wassenaar.
Dr. P. Kuin, 's Gravenhage.
Prof. mr. P. Lieftinck, Rotterdam.
Prof. dr. J. E. de Quay, Tilburg.
Mr. J. J. Schokking, Wassenaar.
Eventueele blijken van instemming met
het bovenstaande gelieve men te richten
aan „Versterking der Nederlandsche ge
meenschap" 's Gravenhage, Emmastraat 10
DE HEFFING OP BOTER.
Verlaagd tot 50 cent.
Wij vernemen van bevoegde zijde, dat
het bedrag van de heffing en steunuitkee-
ring op boter, behoudens tusschentijdsche
wijziging, voor de week van 13 tot 20 Juli
is vastgesteld op 50 cent per kg (vorige
week 60 et.)".
Het geluk wordt ons niet in één en
kelen goudklomp gegeven: in kleine
penningen wordt het ons dikwerf in
den schoot geworpen. Heil den
mensch, die daarvoor oog heeft en
vele dergelijke penningen vergaart.
zen van een paar honderd dollar op een
kaart even weinig om 't lijf gehad, als het
drinken van een cocktail. Om te trachten
uit gokken een voordeeltje te slaan, was
nooit bij hen opgekomen.
De speler nam nu een dollarbiljet uit
zijn zak en legde het neer op het tafeltje.
Een-Oog tegenover hem begon met zijn
oog te knipperen, toen hij dit zag. Maar
de donkere vreemdeling legde er dadelijk
iets over heen, nam de dobbelsteenen weer
op, schudde ze in de palm van zijn hand
en liet ze over het tafeltje rollen, terwijl
hij zijn vingers scherp liet klikken.
„Kom nou, zeven", mompelde hij.
En het wonder geschiedde: daar kwam
de zeven. Met een zwaai stak hij de dollar
in zijn zak en had er een oogenblik later
een vijf dollar biljet voor in de plaats ge
legd. Toen hapte Gordon en zei:
„Ik leg twee dollar in", en legde het
geld uit zijn zak.
De man schudde de steenen weer en dit
maal lag er een vijf. Daarna was het Gor
don's beurt om de dobbelsteenen te be
zweren en telkens als de man gooide,
noemde hij het getal zeven.
Het spel ging voort en nu eens won de
rekte zich vanaf zijn zitplaats om beter
te kunnen zien. Nu kwam er weer een
Havas meldt uit Lissabon:
Generaal Franco heeft een interview toe
gestaan aan den directeur van het Portu-
geesche blad „Diario de Noticias", Augusto
de Castro, welk interview in genoemd blad
is gepubliceerd.
Franco heeft o.a. gezegd: „Het nieuwe
Spaansehe bewind is noch Italiaansch, noch
Duitsch. Zeker zijn er in de organisatie
van het huidige Duitschland en in zijn ide
ologie vele instellingen van het Spanje uit
de zestiende eeuw te zien, doch ieder volk
heeft zijn eigen noodzaken en traditie. Het
nieuw Spanje zal Spaansch zijn en zal in
speciaal opzicht streven naar het onder
drukken van den klassenstrijd door de min
der gefortuneerden te beschermen, door het
kapitaal te reglementeeren en een gezins-
loon te scheppen, door het bouwen van
goede woningen, het geven van leeningen
aan gezinshoofden voor de opvoeding der
kinderen, e.d. De werkloosheid zal worden
bestreden en reeds is een woning-instituut
opgericht".
De journalist merkt hierbij op, dat een
dergelijk uitgebreid sociaal programma een
lange periode van algemeene vrede noodig
maakte waarop Franco antwoordde: „Ik
geloof niet aan een oorlog. Ik weiger aan
een oorlog te gelooven. Ik zie op het oogen
blik geen enkel vraagstuk op de wereld, dat
niet langs diplomatieken en vreedzamen
weg kan worden opgelost. Is het de moeite
waard, dat Europa gaat vechten om Dant
zig
De Castro vroeg vervolgens: „Indien een
oorlog, welke Spanje niet wenscht, uit zou
breken, zonder Spanje of de Spaansehe po
litiek te raken, zou Spanje dan neutraal
blijven?"
Franco antwoordde hierop zonder aarze
len: „Spanje is bezig met het werk van na-
tionalen opbouw, waarvoor het vrede noo
dig heeft. Het zal zooveel mogelijk pogen
neutraal te blijven en het zal neutraal blij-
Havas meldt uit Warschau: De Dantzig
sche autoriteiten hebben een reeks maat
regelen genomen om den invloed der gees
telijkheid op de inwoners van Dantzig te
beperken. De Senaat der vrije stad heeft
besloten de godsdienstlessen op de Dant
zigsche scholen op te heffen. Deze lessen
zullen vervangen worden door lessen in
de nationaal-socialistische leer. Religieuze
boeken mogen nog slechts in enkele boek
winkels, die daartoe een speciale vergun
ning hebben, verkocht worden.
De Poolsche bladen melden, dat de
Duitsche burger Bruno Wohl, uit het Me-
melgebied, en zijn twaalfjarige zoon door
steenworpen gedood zijn door een bende
nationaal-socialisten. Wohl had geweigerd
toe te treden tot de nationaal-socialistische
partij. Hij had toestemming gekregen om
zich in Zweden te vestigen.
ven, zoolang zijn gebied, zijn eer en zijn le
vensbelangen niet worden aangetast".
Op de vraag van De Castro over het be
zoek van graaf Ciano zeide Franco: Ciano
brengt een tegenbezoek voor het bezoek
van den Spaanschen minister van binnen-
landsche zaken aan Rome. In verband met
de gewoonte en de veelvuldigheid van der
gelijke bezoeken, heeft dit geen groot inter
nationaal belang. Van binnenlandsch stand
punt gezien geeft evenwel dit bezoek het
Spaansehe volk gelegenheid zijn genegen
heid te toonen voor onze Italiaansche broe
ders, die zoo edelmoedig en roemrijk aan
onze zijde hebben gestreden".
Tenslotte zeide Franco, dat de betrekkin
gen tusschen Portugal en Spanje worden
geleid door beider geografische positie. Hij
wenschte, dat deze betrekkingen steeds
nauwer zullen worden.
Laat deze gunstige gelegenheid niet voorbijgaan I
Lux Toilet Zeep, de moderne schoonheldszeep,
speciaal bereid voor de verzorging van het gelaat,
geelt U kans op een (raai horloge.
Al wat U te doen heeft is het volgende:
Beschrijf in hoogstens 30 woorden Uw ervaring over
Lux Toilet Zeep voor de verzorging van het gelaat.
Frankeer Uw inzending als brief en vermeld duidelijk
Uw naam en adres. Adresseer aan: Lux Toilet Zeep
prijsvraag, postbus No. 7, Rotterdam en voeg bij
Uw inzending drie buitenomslagen van Lux Toilet
Zeep. U kan zo vaak Inzenden als U wil, indien
U bij elke inzending 3 omslagen voegt. Op de
uitslag Is geen beroep mogelijk en briefwisseling
hierover kan niet worden gevoerd. Alle inzen
dingen worden ons eigendom en kunnen door
ons naar goeddunken worden gebruikt.
LUX TOILET ZEEP
TEGEN VERMOEIDE HUID
«SJÏ8-0250A
zevert voor een vijf en Gordon won, daar
na rolden de steenen weer.
Het spel ging voort en nu ens won de
een, dan weer de ander. Toen begon Gor
don te winnen. Hij won eenigen tijd lang
telkens weer en bijna twintig dollar waren
er al uit den zak van den vreemdeling in
den zijne terecht gekomen.
Het was een interessante psychologische
studie. Gordon had niet de minste achter
docht en was een en al jongensachtig
enthousiasme. Zijn blauwe oogen schitter
den van opwinding. Hij volgde iederen
worp en praatte vroolijk over van alles
en nog wat. Alle verveling van de reis was
vergeten en hij bekommerde zich nergens
meer over. Hij ging heelemaal op in de
rollende steenen, en had het grootste ple
zier, als die grillige dingen hem tartten,
of zoo vielen, dat hij er voordeel van had.
De vreemdeling was veel geraffineerder.
Voor zoo'n grooten kerel had hij belachelijk
fijne handen. Hij behandelde de dobbel
steenen met een routine, die Gordon vol
komen miste. Als de steenen rolden,
noemde hij zijn getallen zonder eenig
enthousiasme, meer alsof hij uit gewoonte
de een of andere formule opzei. Hij gromde
wat, als hij verloor en zweeg, als hij won
en ondertusschen rookte hij maar en be
keek heimelijk zijn tegenspeler.
Een-Oog keek van uit zijn hoek toe zon
der eenig commentaar.
Iemand, die toevallig door de coupé liep,
bleef staan en keek toe. Toen liep hij door
en keerde even later terug met iemand
anders.
Na een poos begon Gordons geluk te ver
minderen. Zijn twintig dollar verminderden
tot vijftien, daarna tot tien, dan tot vijf.
De ander maakte de eene „zeven" na de
ander. Weer rolden de steenen. Maar weer
verloor Gordon en zijn laatste winst van
vijf dollar verdwenen uit zijn zak.
En vanaf dat oogenblik liet Fortuna hem
volkomen in den steek. De ander won keer
op keer. Gordon verhoogde zijn inzet tot
vijf dollar biljetten. Een enkele maal won
hij eens, maar daarop moest hij blijkbaar
dadelijk weer tweemaal verliezen. Soms
leek het haast onmogelijk om de steenen
van zijn tegenstander uit de handen te
krijgen. En als hij ze zelf wierp, verloor
hij onmiddellijk.
„Dat wordt vijf en zeventig dollar", zei
hij een keer na zoo'n verlies. „Jij wint
steeds."
„Als je maar geluk hebt", gaf de vreem
deling laconiek ten antwoord.
Een-Oog moest in zichzelf lachen en ging
weer recht zitten.
Gordon werd roekeloozer. Hij verdubbel
de zijn inzet, zooals de jeugd zonder erva
ring dat doen kan. En de ander zette hem
daartoe steeds weer aan, als het Gordon's
beurt was. Hij legde steeds meer in, dan
hij dacht, dat zijn tegenstander zou aan
nemen.
Gordon had nu al meer dan honderd dol
lar verloren. Maar het spel ging nog steeds
voort. Hij kwam zelfs tot over de honderd
vijftig en toen kwam de Voorzienigheid
tusschen beide.
Zoo langzamerhand had zich een aantal
omstanders in den wagen verzameld. Het
was er dik van den rook. Zij stondën in
het middenpad en zaten op de leuning van
de zitplaatsen der spelers en een paar hin
gen er over de brugleuning heen.
(Wordt vervolgdn