Een toekomstbeeld van Walcheren en van
de Westkust van Zeeuwsch-Vlaanderen.
Streekplan Walcheren.
Het streekplan Westkust van
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Wat de streekplancommissies beoogen
presteeren. - Rooskleurig zonder meer
ontworpen beeld allesbehalve.
is
en
het
Somber perspectief.
RECHTSZAKEN.
Een geval van meineed voor
de Middelburgsche rechtbank.
SLUIS
utanaaessaKsa
Op den hedenochtend in de Statenzaal te
Middelburg gehouden 14en Monumenten
dag, heeft jhr. ir. J. de Ranitz, inspecteur
van de Volksgezondheid te Middelburg ge
sproken over de streekplannen voor Wal
cheren en Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen.
Aan deze zeer interessante redevoering ont-
leenen wij het volgende:
Het doel van een streekplan is het be
stemmen van gronden tot de, uit een cul
tureel, demografisch, economisch en ge
ografisch oogpunt meest doelmatige be
stemming. De bestemming moet dus de ont
wikkeling van de cultureele belangen, zoo
mede het wonen; werken en de ontspanning
veilig stellen. Om de toekomstige ontplooi
ing van de verschillende belangen veilig te
stellen voor zoover de bestemming van
den bodem hierop invloed kan uitoefenen
is het noodig, dat de verschillende aspec
ten geanalyseerd worden. Eerst als deze
analyse gereed is, zijn er voldoende gege
vens om een prognose voor de toekomstige
ontwikkeling op te bouwen.
Hoe is nu het streekplanwerk op Wal
cheren georganiseerd? De streekplan-com
missie bestaat uit mandatarissen van de ge
meenten. Deze commissie stelt het plan bij
meerderheid van stemmen vast. De survey,
die thans gereed is, zal zeer binnenkort
door deze commissie besproken worden en
er is dan dus gelegenheid om het oordeel
der gemeentebesturen te hooren, een oor
deel, waarmede terdege rekening gehouden
zal worden bij het te ontwerpen plan.
De streekplancommissie heeft de volgen
de werkwijze gevolgd: Het dagelijksch be
leid wordt gevoerd door een, uit haar mid
den gekozen, (dus ook weer uit de gemeen
ten voortkomend) klein algemeen comité
van voorbereiding. De voorzitter en secre
taris der streekplan commissie bekleeden
deze functie tevens in het algemeen comi
té. Doch daarnaast zijn tal van sub-comi-
té's van voorbereiding gevormd en wel voor:
landbouw, veeteelt, visscherij, industrie,
winkelbedrijf, defensiebelangen, landschaps-
schoon, afwatering, rioleering, verkeer te
water, verkeer te land, vreemdelingenver
keer, volkshuisvesting en bevolking, en pu
blieke voorzieningen. In deze comité's zit
ten vertegenwoordigers van diensten en or
ganisaties, die geacht worden, hierbij bij
zonder belang te hebben. En al deze comi
té's ztjn bijeengekomen (met uitzondering
van dat voor het winkelbedrijf) en door al
deze comité's zijn conclusies geformuleerd,
die voor het streekplan van groot belang
zijn.
Deze conclusie's die soms tegenstrijdig
waren met die van andere comité's zijn
door ir. D. Roosenburg en mij, als advi
seurs der streekplancommissie gewaar
deerd en uit deze rapporten is de survey
gecomponeerd.
Begin 1938 werd met den arbeid aange
vangen en thans is de survey gereed. Hoe
wel de streekplancommissie dus uit 38 man
datarissen der gemeenten bestaat en daar
naast overleg gepleegd is, via de genoemde
sub-comité's met niet minder dan 80 per
sonen, organisaties en diensten ten aanzien
van speciale belangen, is de survey toch in
1% jaar gereed gekomen. Ben ik wel inge
licht dan is dit een record. Ik meen dus uit
eigen ervaring te mogen zeggen, dat de ge
volgde werkwijze practisch, snel en doel
treffend is.
Wat kan er nu op Walcheren gebeuren?
Hoe zal de ontwikkeling het landschap be
ïnvloeden? De meest felle „behouders" on
der mijn auditorium zullen wellicht vragen,
wat „dreigt" er te gebeuren?
Om deze vraag te beantwoorden zal ik U
een kort overzicht geven van de hoofdgroe
pen, waarin de analyse en de prognose zijn
Verdeeld:
De waterstaatkundige toestand
van Walcheren.
De ontwikkeling van den waterstaatkun
digen toestand in Walcheren is minder be
wogen geweest, dan die van de overige dee-
len dezer Provincie. Wel is ook Walcheren
met immer droog geweest, hetgeen blijkt
uit geologische doorsneden, doch behoudens
kleine deelen in het Zuidden van het eiland
en een smalle strook in het Westen, heeft
Walcheren in de historische eeuwen wel de
huidige vorm gehad. Enkele veranderingen
wil ik even aanstippen. Onder de duinen bij
Koudekerke ligt een oude zeedijk, deze is
thans niet meer te zien. (de naam Dishoek
beteekent Dijxhoek.) Ook de in onderhoud
zoo kostbare zeedijk van Westkapelle
een groot gedeelte van het dorp bestaat van
den dijk is er niet altijd geweest en is
eerst na de 15e eeuw gemaakt. Vroeger
was daar een smalle duinenrij. De duinen
m v.?" de" vroeg"historischen tijd veel
Westelpker gelegen dan thans en er is in
het Westen veel gebied verloren gegaan.'
Het grootste deel van de waterleidingdui
nen van Middelburg bijv. ligt op voormalig
polderland. Het gewone, U bekende proces
der duinvorming, (schoorwal, haf, dicht-
slibbing, verzoeting, jonge duinen) heeft
ook hier plaats gehad. De duinen in het
Noorden zijn eerst na 1500 ontstaan.
Veel belangrijker voor Walcheren waren
echter de veranderingen in de watergeulen
rondom, het eiland. In de 9e eeuw w*as de
Westerschelde nauwelijks bevaarbaar. Voor
1500 ging het verkeer naar Vlaanderen be
oosten Walcheren om. Vere bloeide in dien
tpd. Al spoedig 16e eeuw dreigde
reeds de verzanding. Doch Middelburg ont
wikkelt zich nog: 1540 ontstaan der huidige
kaden. Maar het reeds omstreeks 1400 ont-
nieuwe Vlissingen begint reeds na
1600 Middelburg als haven te overvleuge
len, en in den ouden toegang naar Middel
burg, waar eens de trotsche galjoenen der
Compagnie voeren, bloeien thans de vrucht-
boomen en in het Zuiden, waar eens een
dorpje Vlissingen lag, heeft de gemeente
thans het Nollebosch geplant en waar vroe
ger landelijk gebied was, staan thans de
machtige kranen en loodsen van de „Schel
de". Welk een verandering van het land
schapsbeeld in 500 jaar!
En waar gaan wij heen?
De bodem- daalt voortdurend.
Geografisch bezien. Ons land daalt ten
opzichte van de zeespiegel 1 millimeter per
jaar of 10 cm per eeuw. En dat, terwijl wij
thans, ondanks de drooglegging der Hol-
landsche meren en de Zuiderzee nog 1000
km2 minder land zullen hebben, dan in het
begin van het historische tijdperk. En on
willekeurig concludeert men met dr. J. Ro
mein, dat de toekomst geologisch .gezien
niet rooskleurig is. De Zeeuwsche Leeuw
mag dan na het „Luctor et Emergo" nog
altijd boven komen, hij blijft worstelen en...
verliezen. Geologisch is deRijn-
delta bij een voortgaande
st ij ging van het Noordzee-
peil ten ondergang ge
doemd, tenzij wij van de toekomst de
nu onvoorstelbaar technische hulpmiddelen
verwachten, die de bodemdaling zouden
neutraliseeren en een nageslacht dat, om
dat het zich geen wereld zonder Westerto
ren en de tulpenvelden kan denken, zich
met nog grooter hardnekkigheid dan de
voorouders zal vastklampen aan een won
derlijke put in het aardoppervlak, die dan
eerst met recht de Lage Landen bij de Zee
zal heeten".
De structuur van het Walchersche
landschap is klein van schaal en om
sloten. De grillige vorm der oude slikken
wordt nog teruggevonden in de vele bochti
ge wegen. Het Noordwestelijke deel en de
jonge Oostelijke polders maken daarop een
uitzondering. Daar overheerscht meer de
schaal en de wijde strakke lijnen der dijken,
het polderland zoo eigen. De jonge polders
liggen ook aanzienlijk hooger dan de polder
Walcheren, waar de wegen bochtig, smal en
dicht beplant zijn, dus ook weer met een af
gesloten uitzicht. Veel van de beplantingen
is verloren gegaan. Van een groot aantal
prachtige buitenplaatsen zijn slechts de
namen over. De weiden en akkers zeer gril
lig gevormd, bijna allen zeer ongelijk van
niveau en veelal door beplantingen, de be
roemde, meidoorns, omgeven. Ja, zelfs in het
groot gaat dit beeld op, sluiten de duinen
niet als een halve ring om dit prachtige
eiland heen? Ook de bedrijven zijn grooten-
deels klein en accentueeren de intieme
schaal van het geheel. Een ontwikkeling
derhalve, die de kleine schaal en de vele
aaneengerijde accenten van het landschaps
beeld te niet zou doen, hoort niet in Wal
cheren thuisMet eventueele herverkave-
lings- of egaliseeringsplannen, waarvan ik
de behoefte gaarne onderschrijf, gelieve
men hier terdegje op te letten, opdat
niet de troostelooze la nd-
schappen ontstaan, mij bijv.
in het overigens prachtige
Zuid-Westen van Drente
bekend. Moet dan alles wat menschen
thans maken armoedig zijn en lijden aan
bloedarmoejde Dat behoeft niet en dat
mag dus niet gebeuren!
Economie, financiën zijn groote en zwaar
wichtige zaken, doch cultuur en schoonheid
zijn dat ook; zij zijn niet de luxueuze par
fum doch het hart en het bloed van een
zaak
De Volksaard.
De volksaard is hier, als in zoo vele lan
delijke gebieden, sterk plaatselijk georiën
teerd. Op Walcheren wonen rond 40.000
menschen in Vlissingen en Middelburg en
rond 20.000 op de overige kernen. Buiten
deze beide steden zijn er nog 17 andere ge
meenten en niet minder dan 27 kommen en
kommetjes. Aan nieuwe kernen is dan ook
waarlijk geen behoefte, met uitzondering
wellicht van een tegen de duinen bij Oost-
kapelle en bij Dishoek om zomergasten „op
te vangen". De gehechtheid der bevolking
aan een bepaalde plaats brengt met zich
mede, dat het niet weldoen lijk zal zijn om
een bevolkingsdeel, dat ten plattelande
wonot, doch in de stad werkt, naar deze
stad over te brengen. Dit is slechts moge
lijk met later „geïmporteerde" arbeids
krachten.
Geen groote ontwikkelingsmoge
lijkheid voor de industrie.
Welke economische mogelijkheden doen
zich in het beschouwde gebied voor en wel
ke invloed hebben zij op het landschaps
beeld? In dit verband is het van minder be
lang om uitvoerig te vermelden of de
„groote" industrie,, gelegen dicht bij spoor,
hoofdweg en diep vaarwater in Walcheren
een groote bloei tegemoet zou kunnen gaan.
Ik wil slechts vermelden, dat op grond van
de survey, wel eenige ontwikkeling, doch
geen zeer omvangrijke mogelijk
geacht wordt. Deze industrieterreinen
zullen moeten liggen in de onmiddellijke
nabijheid der haven van Vlissingen en daar
naast op 't reeds bestaande, doch nog niet
gebruikte, geoutilleerde terrein van Middel
burg bij het kanaal. Op het landschap zal
dit geen groote invloed hebben.
Van veel meer belang voor het land
schapsbeeld is de ontwikkeling van vee
teelt en landbouw. Uit de gegevens betref
fende het bodemgebruik en het aantal
grondgebruikers blijkt, dat dit in de diverse
gemeenten het gebruik van de bodem nogal
varieert. Mede door de regeeringspolitiek is
er een tendenz om steeds meer land te
scheuren zelfs landen, die daar slechts
matig of niet geschikt voor zijn merk
baar en de landbouw neemt dus toe en de
veeteelt af. Omdat de landbouw, zelfs op
lage terreinen, „geploegd" wordt, wordt de
aandrang op verlaging van het polderpeil
grooter, dus het water wordt zouter, dit
heeft weer invloed op de vegetatie, en de
hoogere weiden komen te ver boven het
waterpeil; kortom, een allermerkwaardig
ste toestand ontstaat, die zeker niet geheel
verantwoord is, dank zij voor een deel, de
landbouwsteunmaatregelen. Met het streek'
plan kunnen we aan dit somtijds onverant
woord scheuren van grond niets doen, daar
de eenige sanctie tegen overtreding van 't
streekplan is, het weigeren der bouwver
gunning. Maar voor Uwe vergadering wil
ik toch op deze zonderlinge toestand wijzen.
Maar veel ernstiger is de toestand der be
volking ten plattelande. Uit een uitvoerige
bevolkingsprognose, blijkt dat de bevolking
ten plattelande zal toenemen. Uit den bouw
der bevolking in 1980 naar geslacht en
leeftijd is een aantal werkkrachten te ra
men. Zoo blijkt, dat in het landelijk gebied
minder dan de helft der bevolking direct
.n de bodemcultuur een bestaan vindt. ..De
bevolking, die uit de landelijke bedrijven
zal moeten bestaan, zal met ongeveer 40 pet.
toenemen op een gelijke oppervlakte. Nu
heeft zich gedurende de laatste eeuw een
sterke verkleining van de bedrijfsgrooten
gemanifesteerd en dit zal dus waarschijnlijk
nog geruimen tijd doorgaan. En tenslotte
moet ik U dit met een enkel cijfer illustree-
ren: De gemiddelde bedrijfsgrootte bedroeg
in 1910 ruim 10 ha, in 1930 ruim 8 ha en
zal, wanneer het bevolkingsaccres hier ver
werkt moet worden, in 1980 nog geen 4
ha bedragen! Dit is geen rooskleurig voor
uitzicht. De mogelijkheid van vestiging van
gedecentraliseerde industrie ten platte
lande acht ik voorloopig althans op eeni
ge schaal uitgesloten. De organisatie van
de industrie zelve verzet zich daartegen.
Een uitgesproken regeeringspolitiek om de
arbeiders ten plattelande gedeeltelijk in de
industrie over te hevelen om dus te gera
ken tot zg. „Kurzschichtenarbeit" meen ik
buiten beschouwing te moeten laten.
Welke gevolgen heeft dit voor het Wal
chersche landschap? Ten eerste zal de ver
kaveling zoodanig versnipperd en onsyste
matisch worden, dat een herverkaveling
noodzakelijk is. De Overheid zal dit proces
eenvoudig niet lijdelijk kunnen aanzien,
doch genoodzaakt worden tot ingrijpen. Een
verkaveling zou dan dus ontstaan geba
seerd op kleine en zeer kleine bedrijven.
Ten tweede: zijn deze bedrijfjes slechts mo
gelijk, wanneer overgegaan wordt tot in-
tensiveering van den landbouw en ten deele
tot tuinbouw. Dit laatste hangt echter ten
nauwste samen met de exportmogelijkhe
den der te verbouwen producten. En hoe
moet een streekplancommissie in Walche
ren deze beoordeelen? Maar daarnaast
komt de vraag naar voren, of het ten op
zichte van het nationale bodemgebruik ver
antwoord is, dat, tengevolge van het bevol
kingsaccres, de kavels verkleind en dus de
productie gewijzigd wordt. Dit zijn voor ons
volk levenskwesties, die echter slechts door
een nationaal plan beoordeeld kunnen wor
den. Wanneer tengevolge van deze wijzi
ging van het bedemgebruik de behoefte
ontstaat om bij de bedrijven te wonen en
er dus op korte afstanden woningen en
schuurtjes verrijzen, wat zal er dan van ons
Walchersche landschap terecht komen?
Hier dreigen groote gevaren.
Kunnen de andere bedrijfstakken het be
volkingsaccres opvangen? De industrie zal
wellicht iets kunnen helpen, van groote im
portantie zal het echter vermoedelijk niet
zijn. De Overheid zal dit met alle kracht
moeten stimuleeren, doch een groote blij
vende verlichting zal het vermoedelijk niet
ten gevolge hebben. De visscherij is volko
men noodlijdend. De vestiging van een
groot visschrijbedrijf is gelet op de reeds
bestaande te IJmuiden en Oostende on
waarschijnlijk. Inkrimping is eerder wen-
schelijk. Het vreemdelingenverkeer gaat
wel eenige toekomst tegemoet. De recre
atiegebieden in ons land worden immers
steeds schaarscher en de afstanden tot de
bevolkingscentra steeds „korter". Er is geen
nationaal plan noodig om in te zien, dat
men op het recreatiegebied zuinig moet zijn!
Een nationaal plan is echter wel degelijk
noodig om na te gaan, welke gebieden on
der geen beding aangetast mogen worden.
Maar we hebben nog geen nationaal plan
en een zoodanig plan is zelfs nog niét in
voorbereiding. Tot zoo lang meen ik, dat
het verantwoord is deze gebieden hier te
beschermen, mede omdat een andere be
stemming van deze terreinen mij niet als
strikt noodzakelijk aangetoond is.
De bescherming van deze natuurgebieden
die hier schoon, doch gering in opper
vlakte zijn zal het vreemdelingenverkeer
niet alleen ten goede komen, doch deze
aanvullende bron van inkomsten voor de
bevolking droogt eenvoudig op, wanneer
deze terreinen aangetast worden, bijv. door
bebouwing. Doch al kan het vreemdelin
genverkeer, mede door de hulp van het
streekplan, nog groeien, uit verschillende
gegevens blijkt, dat dit vreemdelingenver
keer nimmer in staat zal zijn om het be
volkingsaccres te voeden.
Het bovenstaande is nu niet direct een
opwekkend beeld voor dezen geanimeerden
Monumentendag. Van harte hoop ik nog
eens voor deze vergadering te mogen be
kennen, dat mjjn inzichten door de toe
komst zelve te niet gedaan zijn!
Na de economische mogelijkheden aan
gestipt te hebben, wil ik nog een enkel
woord zeggen over de bevolkingsprognose.
Daar de survey de streekplancommissie nog
niet gepasseerd is, mag ik U geen cijfers
noemen. Ik kan u echter wel mededeelen,
wat op grond van zeer uitvoerige bereke
ningen, waarbij nagegaan is het vertrek
en de vestiging, die ten nauwste samenhan
gen met de werkgelegenheid hier en elders,
is gevonden.
Men kan becijferen hoeveel 30-jarige
vrouwen er aan het begin van een decen
nium zijn, hoeveel er daarvan voor hun
40ste jaar zullen emigreeren of sterven, en
hoeveel meisjes er door deze vrouwen in
het beschouwde decennium ter wereld zul
len worden gebracht. Dan is dus bekend
hoeveel 40-jarige vrouwen er 10 jaar later
zijn en hoeveel 010-jarige kinderen er bij
gekomen zijn, mits men in aanmerking
neemt, dat er van deze 010-jarige kin
deren geboren uit de beschouwde 3040-
jarige vrouwen er ook nog een gedeelte
voor het einde van het decennium sterft
of met de moeder mee emigreert. Uit deze
prognose blijkt nu naast den leeftijdsop
bouw op 1940 tot en met 1980, ook nog
de maximum bevolking der verschillende
groepen van gemeenten. Zoo zal dan,
volgens de maximum ra
ming er is ook nog een
minimum raming gemaakt
Middelburg omstreeks
1950 haar maximum berei
ken en Vlissingen omstreeks
19 6 0. Ook voor de dorpen is de maximale
en minimale bevolkingsgrootte geraamd.
Het wonen.
Het vraagstuk van het wonen is door
deze prognose, voor zooveel het de omvang
der woongebieden betreft, grootendeels be
paald. Ik behoef voor deze vergadering
waarlijk geen pleidooi tegen lintbebouwing
en voor concentrische bebouwing te hou
den. De uitbreiding der woongebieden zal
dus bij de kommen gevonden moeten wor
den. De voorziening met gas, water en
electriciteit, evenals de rioleering dwingen
hier reeds toe. Vooral dit laatste eischt bij
zondere zorg. Daarom is binnen het kader
van het streekplan een kleine technische
Commissie belast met het opmaken van een
rioleeringsplan voor geheel Walcheren. De
vervuiling van het polderwater is ontoe
laatbaar en daarom zal de wijze van afvoer
en zuivering van afvalstoffen nagegaan
moeten worden. Deze kan n.l. de bestem
ming van terreinen tot woongebieden in
hooge mate beïnvloeden. Ook de soort der
woningen is van belang. Deze wordt voor
namelijk bepaald door den kostprijs, die
weer afhangt van de door de bevolking op
te brengen huur. Deze huur is een afgeleide
van het inkomen. Uit belastinggegevens heb
ik berekend, dat ten minste de helft van
de gezinshoofden op het platteland van
Walcheren nog geen 800 inkomen hebben!
(incl. het inkomen in natura). Wanneer dit
cijfer in verband gebracht wordt met dat
der versnippering der bedrijven, ontstaat
een somber toekomstbeeld. Ten hoogste één-
twintigste der nieuw te bouwen woningen
zal, inclusief den grond, 7000 of meer
kunnen kosten. Ziedaar een enkel markant
gegeven uit de studie over de woongebieden
en de huisvesting. Een cijfer, dat mede voor
het landschapsbeeld van het grootste be
lang is.
Uit de prognose volgt verder de behoefte
aan scholen en sport- en speelvelden, ter
wijl uit de projectie der woongebieden en
het verkeerswegennet de meest geschikte
plaats afgeleid kan worden. Ook cijfers om
trent winkels en bedrijven zijn verzameld
en deze zijn in verband gebracht met het
aantal woningen en het aantal inwoners.
Gegevens omtrent het marktwezen, de vee
keuring, de vuilafhaaldiensten en de stort
plaatsen, enz., enz. zijn verzameld en ge
ordend en zoo ontstaat uit al het dorre
cijfermateriaal, dat ongeveer 250 pagina's
beslaat, langzamerhand een levend en bont
gekleurd beeld van Walcheren's toekomst
en komt uit al deze getallen toch tenslotte
iets concreets naar voren.
Tenslotte een enkel woord over het ver
keersprobleem. Uit een speciaal voor het
streekplan gehouden verkeerstelling bleek
in groote lijnen de dichtheid en de bewe
gingen van de verschillende verkeerssoor-
ten, evenals de „spitsuren". Hieruit zijn
conclusies ten opzichte van de noodige weg-
verbeteringen en de nieuwe wegvakken ge
trokken en het bleek toen dat het overal
zeer goed mogelijk was om een goed land
schappelijk tracee te vinden.
Dit streekplan omvat de smalle kust
strook tusschen Breskens en het beroemde
Zwin op de Belgische grens. Deze kust
strook valt binnen de gemeenten Breskens,
Groede, Nieuwvliet, Kadzand en Retran-
chement.
Het streekplan langs de Westkust van
Zeeuwsch-Vlaanderen is een zeer eenvoudig
plan. Het is ontstaan, door de behoefte en
de noodzaak om de ontwikkeling van dit
recreatie-gebied langs de kust te regelen.
De horribele Belgische „steden aan zee"
wenschte men hier evenmin, als het afgra
ven der duinen om tot een steenen wal,
boulevard genoemd, te geraken. Wel heeft
een zeker dagblad met 100.000 betalende
abonné's, de naam „boulevard-plan" ver
zonnen en heeft dit vele angstige schrijvers
aan het werk gezet, doch in geen enkel
schetsplan, heeft ooit één strek
kende meter zeeboulvard g e-
staan! Integendeel, de weg is slechts op
enkele punten even op een zeedijk of duin
gebracht en loopt verder overal op eenig^
afstand van de kust, omdat tusschen dezen
weg en de duinen de kleine badplaatsjes
geprojecteerd moesten worden.
De slagader van het plan vormt een 16
km lange, zeer afwisselende toerweg,'.
waardoor 11 kleine complexen verbonden
worden. Waarom zooveel kernen?
Ie. De duinen zijn in dit gebied smal en
zullen dus slechts een gering aantal men
schen kunnen verwerken, zonder geheel
vernield te worden door deze „meest scha
delijke aller dieren".
2e. Er is gestreefd naar badplaatsjes, die
een rustig verblijf waarborgen, dit brengt
ook kleine landelijke kernen met zich.
3e. In ieder der 5 kustgemeenten is eeni
ge ontwikkeling mogelijk.
4e. Ontstaat door dit groote aantal klei
ne landelijke dorpjes de mogelijkheid, dat
iedere kern een min of meer eigen karak
ter krijgt. Iedere kern zal zich aan moeten
passen aan de speciale eigenschappen van
het landschap en zal ook een eenigszins
verschillende functie in de streek vervul
len, doordat getracht zal worden soort en
grootte der woningen in de verschillende
kernen niet gelijk te maken. De zomergas
ten zullen dus in kleine groepjes langs de
kust verspreid worden en door het onder
scheid der bebouwde kommetjes ontstaat de
mogelijkheid, dat de gasten uit de eene
kom een bezoekje brengen aan de andere,
enz. Kortom, eenig „vertier" zal waar
schijnlijk ontstaan, zonder dat het groot-
sche polderland hierdoor zeer geschaad zal
worden. Buiten de bebouwde kernen mo
gen nl. niets anders dan boerderijen e.d. ge
bouwd worden, terwijl tevens iedere kern
in het „groen is gepakt".
De slagader, de hoofdweg, die dit alles
verbindt en langs en niet door deze lande
lijke kernen gaat, is ongevat als een toer-
weg voor auto's. Het is geen auto-snelweg,
al zal er vrij snel over gereden kunnen wor
den. Slecht op twee plaatsen komt een
Twee getuigen zouden zich
er bijna ook aan schuldig
hebben gemaakt.
Voor de Middelburgsche rechtbank stond
gistermiddag terecht: J. W. K„ 28 jaar,
landbouwer te Renesse, verdacht van mein
eed. Hij heeft te Zieriksee op 5 April 1939,
als getuige gehoord voor het Kantonge
recht, in een strafzaak tegen J. C. de
Bruijne, verdacht van overtreding der
Jachtwet, mondeling persoonlijk onder eed
opzettelijk de navolgende verklaring afge
legd:
In den nacht van 18 op 19 November 1933
heb ik mij tusschen 11% uur en kwart voor
1 n i e t bevonden in gezelschap van ver
dachte De Bruyne. Ik was van 10 uur af
's middags op dien datum thuis en bevond
mij dus niet op een perceel land behoorende
aan D. Janse, Beije of Vriesendorp. Ik heb
verdachte na 9% uur niet meer gezien. De
boschwachter Horst heb ik wel gesproken
over het gebeurde in den nacht van 18 op
19 November 1938. Ik heb tegen genoemden
Horst niet gezegd „Weet je wie de tweede
geweest is? Dat was ik, Ik had de Bruijne
kunnen waarschuwen maar dan had ik er
zelf in gezeten, want ik had de buit", hier
bij doelende op het gebeurde in den nacht
van 18 op 19 November 1938 vermeld.
Verdachte was verschenen en werd
rechtskundig bijgestaan door mr. F. W.
Adriaanse advocaat te Middelburg.
De getuige Horst, jachtopziener te Renes
se, bleef bij zijn proces-verbaal. Ter gele
genheid van een uitvoering te Renesse heeft
verdachte aan get. gevraagd „weet je al
wie die tweede is geweest in dien nacht?"
Get. antwoordde bevestigend, ofschoon hij
het niet zeker wist. Verdachte zeide daarop
„dat was ik". De getuige De Bruijne, ar
beider te Renesse, (destijds verdachte) ver
klaarde thans den verdachte Kooman den
bewusten avond n i e t te hebben gespro
ken. De president verwees dezen getuige
hierop onmiddellijk naar zijn plaats.
De volgende get. Koopman te Rene'sse,
die destijds op de uitvoering bij het gesprek
is geweest, ontkende thans iets van het be-
sprokenen te weten. Ook deze get. werd
naar zijn plaats verwezen.
Vervolgens werd de majoor der Rijks-
veldwacht De Jonge, te Haamstede ge
hoord, die bij zijn verklaringen bleef in het
proces-verbaal afgelegd. Hij heeft de getui
gen een dezer dagen er nog op gewezen,
om voor de Rechtbank de geheele waarheid
te zeggen.
Na deze verklaring werden de beide ge
tuigen opnieuw gehoord, doch ze bleven
ontkennen, een gesprek met Van der H. te
hebben gehad.
Den getuige De Bruine werd, nadat de
rechtbank in raadkamer is geweest, nog
maals gevraagd of hij bij zijn verklaringen
bleef. Hij antwoordde daarop bevestigend.
De President dicteerde vervolgens een
verklaring die door den get. De H. moest
worden geteekend. Dat werd hem- echter
te stout en hij kwam op zijn verklaring te
rug en erkende den bewusten avond met
den verdachten K. te hebben gestroopt met
een lichtbak.
Verdachte ondervraagd, bleef ook nu ont
kennen in het jachtveld te zijn geweest en
hield vol destijds voor den kantonrechter
de waarheid te hebben gezegd.
De get. Verton, wederom gehoord, gaf
thans echter toe dat wat hij aan den ma
joor der rijksveldwacht had verklaard, waar
is.
De officier van Justitie aan het woord
komende, was van oordeel dat de meineed
vast staat. In jachtzaken wordt aldus de
Officier, ontzettend gelogen. Verdachte
houdt stijf en strak vol niet te hebben ge
logen voor den kantonrechter. De Officier
bracht ter sprake het circuleeren van een
lijst te Renesse, waarop de onderteekenaars
te kennen gaven dat verdachte zoo'n braaf
mensch is, doch achteraf is gebleken dat
verschillende onderteekenaars zich heele-
maal niet realiseerden wat zij teekenden.
De Officier eischte 6 maanden gevangenis
straf.
De verdediger van verdachte verzocht de
rechtbank ernstig te overwegen dat veroor
deeling dan alleen zal kunnen volgen als
voor 100 vaststaat dat de meineed is ge
pleegd. Het ingekomen procesverbaal van
den gemeenteveldwachter betreffende cir
culeering van een lijst noemde de verdedi
ger, onzin.
Abonnementen en Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
F. A. SOMBERS, ZotddUbrtraa* 36.
bocht met 300 m straal voor, overal elders
slingert de weg zich met flauwe bochten
langs de overstoven dijken, duincomplexen
en de kleine badplaatsjes. Ook het profiel
is zeer afwisselend. In aansluiting met de
groote schaal van het landschap zijn geen
kleine details (boomgroepjes, e.d.) ontwor
pen, doch is de afwisseling gezocht in het
dwarsprofiel zelve en de beplanting. Eener-
zijds blijven groote stukken onbeplant, an
derzijds zijn flinke vakken beplant soms
met drie rijen knotwilgen een typisch
Vlaamsch profiel soms met peppels of
door dubbele rijen door de wind „gescho
ren" eiken. Overal langs den weg zijn flinke
bermen gedacht. De verhouding is op 6 m
breedte bepaald, doch het wegprofiel is
zoodanig, dat deze tot 12 m uitgebreid kan
worden. Het rijwielpad loopt slechts op
enkele plaatsen langs den weg, doch volgt
verder veel meer de kust en kruist den
weg nergens.
Een serie lantaarnplaatjes van de voor
naamste dwarsprofielen en eenige land
schapsfoto's verduidelijkten de rede, welke
een hartelijk applaus van de aanwezigen ten
deel viel.