Een toekomstbeeld van Walcheren en van de Westkust van Zeeuwsch-Vlaanderen. Streekplan Walcheren. Het streekplan Westkust van Zeeuwsch-Vlaanderen. Wat de streekplancommissies beoogen presteeren. - Rooskleurig zonder meer ontworpen beeld allesbehalve. is en het Somber perspectief. RECHTSZAKEN. Een geval van meineed voor de Middelburgsche rechtbank. SLUIS utanaaessaKsa Op den hedenochtend in de Statenzaal te Middelburg gehouden 14en Monumenten dag, heeft jhr. ir. J. de Ranitz, inspecteur van de Volksgezondheid te Middelburg ge sproken over de streekplannen voor Wal cheren en Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Aan deze zeer interessante redevoering ont- leenen wij het volgende: Het doel van een streekplan is het be stemmen van gronden tot de, uit een cul tureel, demografisch, economisch en ge ografisch oogpunt meest doelmatige be stemming. De bestemming moet dus de ont wikkeling van de cultureele belangen, zoo mede het wonen; werken en de ontspanning veilig stellen. Om de toekomstige ontplooi ing van de verschillende belangen veilig te stellen voor zoover de bestemming van den bodem hierop invloed kan uitoefenen is het noodig, dat de verschillende aspec ten geanalyseerd worden. Eerst als deze analyse gereed is, zijn er voldoende gege vens om een prognose voor de toekomstige ontwikkeling op te bouwen. Hoe is nu het streekplanwerk op Wal cheren georganiseerd? De streekplan-com missie bestaat uit mandatarissen van de ge meenten. Deze commissie stelt het plan bij meerderheid van stemmen vast. De survey, die thans gereed is, zal zeer binnenkort door deze commissie besproken worden en er is dan dus gelegenheid om het oordeel der gemeentebesturen te hooren, een oor deel, waarmede terdege rekening gehouden zal worden bij het te ontwerpen plan. De streekplancommissie heeft de volgen de werkwijze gevolgd: Het dagelijksch be leid wordt gevoerd door een, uit haar mid den gekozen, (dus ook weer uit de gemeen ten voortkomend) klein algemeen comité van voorbereiding. De voorzitter en secre taris der streekplan commissie bekleeden deze functie tevens in het algemeen comi té. Doch daarnaast zijn tal van sub-comi- té's van voorbereiding gevormd en wel voor: landbouw, veeteelt, visscherij, industrie, winkelbedrijf, defensiebelangen, landschaps- schoon, afwatering, rioleering, verkeer te water, verkeer te land, vreemdelingenver keer, volkshuisvesting en bevolking, en pu blieke voorzieningen. In deze comité's zit ten vertegenwoordigers van diensten en or ganisaties, die geacht worden, hierbij bij zonder belang te hebben. En al deze comi té's ztjn bijeengekomen (met uitzondering van dat voor het winkelbedrijf) en door al deze comité's zijn conclusies geformuleerd, die voor het streekplan van groot belang zijn. Deze conclusie's die soms tegenstrijdig waren met die van andere comité's zijn door ir. D. Roosenburg en mij, als advi seurs der streekplancommissie gewaar deerd en uit deze rapporten is de survey gecomponeerd. Begin 1938 werd met den arbeid aange vangen en thans is de survey gereed. Hoe wel de streekplancommissie dus uit 38 man datarissen der gemeenten bestaat en daar naast overleg gepleegd is, via de genoemde sub-comité's met niet minder dan 80 per sonen, organisaties en diensten ten aanzien van speciale belangen, is de survey toch in 1% jaar gereed gekomen. Ben ik wel inge licht dan is dit een record. Ik meen dus uit eigen ervaring te mogen zeggen, dat de ge volgde werkwijze practisch, snel en doel treffend is. Wat kan er nu op Walcheren gebeuren? Hoe zal de ontwikkeling het landschap be ïnvloeden? De meest felle „behouders" on der mijn auditorium zullen wellicht vragen, wat „dreigt" er te gebeuren? Om deze vraag te beantwoorden zal ik U een kort overzicht geven van de hoofdgroe pen, waarin de analyse en de prognose zijn Verdeeld: De waterstaatkundige toestand van Walcheren. De ontwikkeling van den waterstaatkun digen toestand in Walcheren is minder be wogen geweest, dan die van de overige dee- len dezer Provincie. Wel is ook Walcheren met immer droog geweest, hetgeen blijkt uit geologische doorsneden, doch behoudens kleine deelen in het Zuidden van het eiland en een smalle strook in het Westen, heeft Walcheren in de historische eeuwen wel de huidige vorm gehad. Enkele veranderingen wil ik even aanstippen. Onder de duinen bij Koudekerke ligt een oude zeedijk, deze is thans niet meer te zien. (de naam Dishoek beteekent Dijxhoek.) Ook de in onderhoud zoo kostbare zeedijk van Westkapelle een groot gedeelte van het dorp bestaat van den dijk is er niet altijd geweest en is eerst na de 15e eeuw gemaakt. Vroeger was daar een smalle duinenrij. De duinen m v.?" de" vroeg"historischen tijd veel Westelpker gelegen dan thans en er is in het Westen veel gebied verloren gegaan.' Het grootste deel van de waterleidingdui nen van Middelburg bijv. ligt op voormalig polderland. Het gewone, U bekende proces der duinvorming, (schoorwal, haf, dicht- slibbing, verzoeting, jonge duinen) heeft ook hier plaats gehad. De duinen in het Noorden zijn eerst na 1500 ontstaan. Veel belangrijker voor Walcheren waren echter de veranderingen in de watergeulen rondom, het eiland. In de 9e eeuw w*as de Westerschelde nauwelijks bevaarbaar. Voor 1500 ging het verkeer naar Vlaanderen be oosten Walcheren om. Vere bloeide in dien tpd. Al spoedig 16e eeuw dreigde reeds de verzanding. Doch Middelburg ont wikkelt zich nog: 1540 ontstaan der huidige kaden. Maar het reeds omstreeks 1400 ont- nieuwe Vlissingen begint reeds na 1600 Middelburg als haven te overvleuge len, en in den ouden toegang naar Middel burg, waar eens de trotsche galjoenen der Compagnie voeren, bloeien thans de vrucht- boomen en in het Zuiden, waar eens een dorpje Vlissingen lag, heeft de gemeente thans het Nollebosch geplant en waar vroe ger landelijk gebied was, staan thans de machtige kranen en loodsen van de „Schel de". Welk een verandering van het land schapsbeeld in 500 jaar! En waar gaan wij heen? De bodem- daalt voortdurend. Geografisch bezien. Ons land daalt ten opzichte van de zeespiegel 1 millimeter per jaar of 10 cm per eeuw. En dat, terwijl wij thans, ondanks de drooglegging der Hol- landsche meren en de Zuiderzee nog 1000 km2 minder land zullen hebben, dan in het begin van het historische tijdperk. En on willekeurig concludeert men met dr. J. Ro mein, dat de toekomst geologisch .gezien niet rooskleurig is. De Zeeuwsche Leeuw mag dan na het „Luctor et Emergo" nog altijd boven komen, hij blijft worstelen en... verliezen. Geologisch is deRijn- delta bij een voortgaande st ij ging van het Noordzee- peil ten ondergang ge doemd, tenzij wij van de toekomst de nu onvoorstelbaar technische hulpmiddelen verwachten, die de bodemdaling zouden neutraliseeren en een nageslacht dat, om dat het zich geen wereld zonder Westerto ren en de tulpenvelden kan denken, zich met nog grooter hardnekkigheid dan de voorouders zal vastklampen aan een won derlijke put in het aardoppervlak, die dan eerst met recht de Lage Landen bij de Zee zal heeten". De structuur van het Walchersche landschap is klein van schaal en om sloten. De grillige vorm der oude slikken wordt nog teruggevonden in de vele bochti ge wegen. Het Noordwestelijke deel en de jonge Oostelijke polders maken daarop een uitzondering. Daar overheerscht meer de schaal en de wijde strakke lijnen der dijken, het polderland zoo eigen. De jonge polders liggen ook aanzienlijk hooger dan de polder Walcheren, waar de wegen bochtig, smal en dicht beplant zijn, dus ook weer met een af gesloten uitzicht. Veel van de beplantingen is verloren gegaan. Van een groot aantal prachtige buitenplaatsen zijn slechts de namen over. De weiden en akkers zeer gril lig gevormd, bijna allen zeer ongelijk van niveau en veelal door beplantingen, de be roemde, meidoorns, omgeven. Ja, zelfs in het groot gaat dit beeld op, sluiten de duinen niet als een halve ring om dit prachtige eiland heen? Ook de bedrijven zijn grooten- deels klein en accentueeren de intieme schaal van het geheel. Een ontwikkeling derhalve, die de kleine schaal en de vele aaneengerijde accenten van het landschaps beeld te niet zou doen, hoort niet in Wal cheren thuisMet eventueele herverkave- lings- of egaliseeringsplannen, waarvan ik de behoefte gaarne onderschrijf, gelieve men hier terdegje op te letten, opdat niet de troostelooze la nd- schappen ontstaan, mij bijv. in het overigens prachtige Zuid-Westen van Drente bekend. Moet dan alles wat menschen thans maken armoedig zijn en lijden aan bloedarmoejde Dat behoeft niet en dat mag dus niet gebeuren! Economie, financiën zijn groote en zwaar wichtige zaken, doch cultuur en schoonheid zijn dat ook; zij zijn niet de luxueuze par fum doch het hart en het bloed van een zaak De Volksaard. De volksaard is hier, als in zoo vele lan delijke gebieden, sterk plaatselijk georiën teerd. Op Walcheren wonen rond 40.000 menschen in Vlissingen en Middelburg en rond 20.000 op de overige kernen. Buiten deze beide steden zijn er nog 17 andere ge meenten en niet minder dan 27 kommen en kommetjes. Aan nieuwe kernen is dan ook waarlijk geen behoefte, met uitzondering wellicht van een tegen de duinen bij Oost- kapelle en bij Dishoek om zomergasten „op te vangen". De gehechtheid der bevolking aan een bepaalde plaats brengt met zich mede, dat het niet weldoen lijk zal zijn om een bevolkingsdeel, dat ten plattelande wonot, doch in de stad werkt, naar deze stad over te brengen. Dit is slechts moge lijk met later „geïmporteerde" arbeids krachten. Geen groote ontwikkelingsmoge lijkheid voor de industrie. Welke economische mogelijkheden doen zich in het beschouwde gebied voor en wel ke invloed hebben zij op het landschaps beeld? In dit verband is het van minder be lang om uitvoerig te vermelden of de „groote" industrie,, gelegen dicht bij spoor, hoofdweg en diep vaarwater in Walcheren een groote bloei tegemoet zou kunnen gaan. Ik wil slechts vermelden, dat op grond van de survey, wel eenige ontwikkeling, doch geen zeer omvangrijke mogelijk geacht wordt. Deze industrieterreinen zullen moeten liggen in de onmiddellijke nabijheid der haven van Vlissingen en daar naast op 't reeds bestaande, doch nog niet gebruikte, geoutilleerde terrein van Middel burg bij het kanaal. Op het landschap zal dit geen groote invloed hebben. Van veel meer belang voor het land schapsbeeld is de ontwikkeling van vee teelt en landbouw. Uit de gegevens betref fende het bodemgebruik en het aantal grondgebruikers blijkt, dat dit in de diverse gemeenten het gebruik van de bodem nogal varieert. Mede door de regeeringspolitiek is er een tendenz om steeds meer land te scheuren zelfs landen, die daar slechts matig of niet geschikt voor zijn merk baar en de landbouw neemt dus toe en de veeteelt af. Omdat de landbouw, zelfs op lage terreinen, „geploegd" wordt, wordt de aandrang op verlaging van het polderpeil grooter, dus het water wordt zouter, dit heeft weer invloed op de vegetatie, en de hoogere weiden komen te ver boven het waterpeil; kortom, een allermerkwaardig ste toestand ontstaat, die zeker niet geheel verantwoord is, dank zij voor een deel, de landbouwsteunmaatregelen. Met het streek' plan kunnen we aan dit somtijds onverant woord scheuren van grond niets doen, daar de eenige sanctie tegen overtreding van 't streekplan is, het weigeren der bouwver gunning. Maar voor Uwe vergadering wil ik toch op deze zonderlinge toestand wijzen. Maar veel ernstiger is de toestand der be volking ten plattelande. Uit een uitvoerige bevolkingsprognose, blijkt dat de bevolking ten plattelande zal toenemen. Uit den bouw der bevolking in 1980 naar geslacht en leeftijd is een aantal werkkrachten te ra men. Zoo blijkt, dat in het landelijk gebied minder dan de helft der bevolking direct .n de bodemcultuur een bestaan vindt. ..De bevolking, die uit de landelijke bedrijven zal moeten bestaan, zal met ongeveer 40 pet. toenemen op een gelijke oppervlakte. Nu heeft zich gedurende de laatste eeuw een sterke verkleining van de bedrijfsgrooten gemanifesteerd en dit zal dus waarschijnlijk nog geruimen tijd doorgaan. En tenslotte moet ik U dit met een enkel cijfer illustree- ren: De gemiddelde bedrijfsgrootte bedroeg in 1910 ruim 10 ha, in 1930 ruim 8 ha en zal, wanneer het bevolkingsaccres hier ver werkt moet worden, in 1980 nog geen 4 ha bedragen! Dit is geen rooskleurig voor uitzicht. De mogelijkheid van vestiging van gedecentraliseerde industrie ten platte lande acht ik voorloopig althans op eeni ge schaal uitgesloten. De organisatie van de industrie zelve verzet zich daartegen. Een uitgesproken regeeringspolitiek om de arbeiders ten plattelande gedeeltelijk in de industrie over te hevelen om dus te gera ken tot zg. „Kurzschichtenarbeit" meen ik buiten beschouwing te moeten laten. Welke gevolgen heeft dit voor het Wal chersche landschap? Ten eerste zal de ver kaveling zoodanig versnipperd en onsyste matisch worden, dat een herverkaveling noodzakelijk is. De Overheid zal dit proces eenvoudig niet lijdelijk kunnen aanzien, doch genoodzaakt worden tot ingrijpen. Een verkaveling zou dan dus ontstaan geba seerd op kleine en zeer kleine bedrijven. Ten tweede: zijn deze bedrijfjes slechts mo gelijk, wanneer overgegaan wordt tot in- tensiveering van den landbouw en ten deele tot tuinbouw. Dit laatste hangt echter ten nauwste samen met de exportmogelijkhe den der te verbouwen producten. En hoe moet een streekplancommissie in Walche ren deze beoordeelen? Maar daarnaast komt de vraag naar voren, of het ten op zichte van het nationale bodemgebruik ver antwoord is, dat, tengevolge van het bevol kingsaccres, de kavels verkleind en dus de productie gewijzigd wordt. Dit zijn voor ons volk levenskwesties, die echter slechts door een nationaal plan beoordeeld kunnen wor den. Wanneer tengevolge van deze wijzi ging van het bedemgebruik de behoefte ontstaat om bij de bedrijven te wonen en er dus op korte afstanden woningen en schuurtjes verrijzen, wat zal er dan van ons Walchersche landschap terecht komen? Hier dreigen groote gevaren. Kunnen de andere bedrijfstakken het be volkingsaccres opvangen? De industrie zal wellicht iets kunnen helpen, van groote im portantie zal het echter vermoedelijk niet zijn. De Overheid zal dit met alle kracht moeten stimuleeren, doch een groote blij vende verlichting zal het vermoedelijk niet ten gevolge hebben. De visscherij is volko men noodlijdend. De vestiging van een groot visschrijbedrijf is gelet op de reeds bestaande te IJmuiden en Oostende on waarschijnlijk. Inkrimping is eerder wen- schelijk. Het vreemdelingenverkeer gaat wel eenige toekomst tegemoet. De recre atiegebieden in ons land worden immers steeds schaarscher en de afstanden tot de bevolkingscentra steeds „korter". Er is geen nationaal plan noodig om in te zien, dat men op het recreatiegebied zuinig moet zijn! Een nationaal plan is echter wel degelijk noodig om na te gaan, welke gebieden on der geen beding aangetast mogen worden. Maar we hebben nog geen nationaal plan en een zoodanig plan is zelfs nog niét in voorbereiding. Tot zoo lang meen ik, dat het verantwoord is deze gebieden hier te beschermen, mede omdat een andere be stemming van deze terreinen mij niet als strikt noodzakelijk aangetoond is. De bescherming van deze natuurgebieden die hier schoon, doch gering in opper vlakte zijn zal het vreemdelingenverkeer niet alleen ten goede komen, doch deze aanvullende bron van inkomsten voor de bevolking droogt eenvoudig op, wanneer deze terreinen aangetast worden, bijv. door bebouwing. Doch al kan het vreemdelin genverkeer, mede door de hulp van het streekplan, nog groeien, uit verschillende gegevens blijkt, dat dit vreemdelingenver keer nimmer in staat zal zijn om het be volkingsaccres te voeden. Het bovenstaande is nu niet direct een opwekkend beeld voor dezen geanimeerden Monumentendag. Van harte hoop ik nog eens voor deze vergadering te mogen be kennen, dat mjjn inzichten door de toe komst zelve te niet gedaan zijn! Na de economische mogelijkheden aan gestipt te hebben, wil ik nog een enkel woord zeggen over de bevolkingsprognose. Daar de survey de streekplancommissie nog niet gepasseerd is, mag ik U geen cijfers noemen. Ik kan u echter wel mededeelen, wat op grond van zeer uitvoerige bereke ningen, waarbij nagegaan is het vertrek en de vestiging, die ten nauwste samenhan gen met de werkgelegenheid hier en elders, is gevonden. Men kan becijferen hoeveel 30-jarige vrouwen er aan het begin van een decen nium zijn, hoeveel er daarvan voor hun 40ste jaar zullen emigreeren of sterven, en hoeveel meisjes er door deze vrouwen in het beschouwde decennium ter wereld zul len worden gebracht. Dan is dus bekend hoeveel 40-jarige vrouwen er 10 jaar later zijn en hoeveel 010-jarige kinderen er bij gekomen zijn, mits men in aanmerking neemt, dat er van deze 010-jarige kin deren geboren uit de beschouwde 3040- jarige vrouwen er ook nog een gedeelte voor het einde van het decennium sterft of met de moeder mee emigreert. Uit deze prognose blijkt nu naast den leeftijdsop bouw op 1940 tot en met 1980, ook nog de maximum bevolking der verschillende groepen van gemeenten. Zoo zal dan, volgens de maximum ra ming er is ook nog een minimum raming gemaakt Middelburg omstreeks 1950 haar maximum berei ken en Vlissingen omstreeks 19 6 0. Ook voor de dorpen is de maximale en minimale bevolkingsgrootte geraamd. Het wonen. Het vraagstuk van het wonen is door deze prognose, voor zooveel het de omvang der woongebieden betreft, grootendeels be paald. Ik behoef voor deze vergadering waarlijk geen pleidooi tegen lintbebouwing en voor concentrische bebouwing te hou den. De uitbreiding der woongebieden zal dus bij de kommen gevonden moeten wor den. De voorziening met gas, water en electriciteit, evenals de rioleering dwingen hier reeds toe. Vooral dit laatste eischt bij zondere zorg. Daarom is binnen het kader van het streekplan een kleine technische Commissie belast met het opmaken van een rioleeringsplan voor geheel Walcheren. De vervuiling van het polderwater is ontoe laatbaar en daarom zal de wijze van afvoer en zuivering van afvalstoffen nagegaan moeten worden. Deze kan n.l. de bestem ming van terreinen tot woongebieden in hooge mate beïnvloeden. Ook de soort der woningen is van belang. Deze wordt voor namelijk bepaald door den kostprijs, die weer afhangt van de door de bevolking op te brengen huur. Deze huur is een afgeleide van het inkomen. Uit belastinggegevens heb ik berekend, dat ten minste de helft van de gezinshoofden op het platteland van Walcheren nog geen 800 inkomen hebben! (incl. het inkomen in natura). Wanneer dit cijfer in verband gebracht wordt met dat der versnippering der bedrijven, ontstaat een somber toekomstbeeld. Ten hoogste één- twintigste der nieuw te bouwen woningen zal, inclusief den grond, 7000 of meer kunnen kosten. Ziedaar een enkel markant gegeven uit de studie over de woongebieden en de huisvesting. Een cijfer, dat mede voor het landschapsbeeld van het grootste be lang is. Uit de prognose volgt verder de behoefte aan scholen en sport- en speelvelden, ter wijl uit de projectie der woongebieden en het verkeerswegennet de meest geschikte plaats afgeleid kan worden. Ook cijfers om trent winkels en bedrijven zijn verzameld en deze zijn in verband gebracht met het aantal woningen en het aantal inwoners. Gegevens omtrent het marktwezen, de vee keuring, de vuilafhaaldiensten en de stort plaatsen, enz., enz. zijn verzameld en ge ordend en zoo ontstaat uit al het dorre cijfermateriaal, dat ongeveer 250 pagina's beslaat, langzamerhand een levend en bont gekleurd beeld van Walcheren's toekomst en komt uit al deze getallen toch tenslotte iets concreets naar voren. Tenslotte een enkel woord over het ver keersprobleem. Uit een speciaal voor het streekplan gehouden verkeerstelling bleek in groote lijnen de dichtheid en de bewe gingen van de verschillende verkeerssoor- ten, evenals de „spitsuren". Hieruit zijn conclusies ten opzichte van de noodige weg- verbeteringen en de nieuwe wegvakken ge trokken en het bleek toen dat het overal zeer goed mogelijk was om een goed land schappelijk tracee te vinden. Dit streekplan omvat de smalle kust strook tusschen Breskens en het beroemde Zwin op de Belgische grens. Deze kust strook valt binnen de gemeenten Breskens, Groede, Nieuwvliet, Kadzand en Retran- chement. Het streekplan langs de Westkust van Zeeuwsch-Vlaanderen is een zeer eenvoudig plan. Het is ontstaan, door de behoefte en de noodzaak om de ontwikkeling van dit recreatie-gebied langs de kust te regelen. De horribele Belgische „steden aan zee" wenschte men hier evenmin, als het afgra ven der duinen om tot een steenen wal, boulevard genoemd, te geraken. Wel heeft een zeker dagblad met 100.000 betalende abonné's, de naam „boulevard-plan" ver zonnen en heeft dit vele angstige schrijvers aan het werk gezet, doch in geen enkel schetsplan, heeft ooit één strek kende meter zeeboulvard g e- staan! Integendeel, de weg is slechts op enkele punten even op een zeedijk of duin gebracht en loopt verder overal op eenig^ afstand van de kust, omdat tusschen dezen weg en de duinen de kleine badplaatsjes geprojecteerd moesten worden. De slagader van het plan vormt een 16 km lange, zeer afwisselende toerweg,'. waardoor 11 kleine complexen verbonden worden. Waarom zooveel kernen? Ie. De duinen zijn in dit gebied smal en zullen dus slechts een gering aantal men schen kunnen verwerken, zonder geheel vernield te worden door deze „meest scha delijke aller dieren". 2e. Er is gestreefd naar badplaatsjes, die een rustig verblijf waarborgen, dit brengt ook kleine landelijke kernen met zich. 3e. In ieder der 5 kustgemeenten is eeni ge ontwikkeling mogelijk. 4e. Ontstaat door dit groote aantal klei ne landelijke dorpjes de mogelijkheid, dat iedere kern een min of meer eigen karak ter krijgt. Iedere kern zal zich aan moeten passen aan de speciale eigenschappen van het landschap en zal ook een eenigszins verschillende functie in de streek vervul len, doordat getracht zal worden soort en grootte der woningen in de verschillende kernen niet gelijk te maken. De zomergas ten zullen dus in kleine groepjes langs de kust verspreid worden en door het onder scheid der bebouwde kommetjes ontstaat de mogelijkheid, dat de gasten uit de eene kom een bezoekje brengen aan de andere, enz. Kortom, eenig „vertier" zal waar schijnlijk ontstaan, zonder dat het groot- sche polderland hierdoor zeer geschaad zal worden. Buiten de bebouwde kernen mo gen nl. niets anders dan boerderijen e.d. ge bouwd worden, terwijl tevens iedere kern in het „groen is gepakt". De slagader, de hoofdweg, die dit alles verbindt en langs en niet door deze lande lijke kernen gaat, is ongevat als een toer- weg voor auto's. Het is geen auto-snelweg, al zal er vrij snel over gereden kunnen wor den. Slecht op twee plaatsen komt een Twee getuigen zouden zich er bijna ook aan schuldig hebben gemaakt. Voor de Middelburgsche rechtbank stond gistermiddag terecht: J. W. K„ 28 jaar, landbouwer te Renesse, verdacht van mein eed. Hij heeft te Zieriksee op 5 April 1939, als getuige gehoord voor het Kantonge recht, in een strafzaak tegen J. C. de Bruijne, verdacht van overtreding der Jachtwet, mondeling persoonlijk onder eed opzettelijk de navolgende verklaring afge legd: In den nacht van 18 op 19 November 1933 heb ik mij tusschen 11% uur en kwart voor 1 n i e t bevonden in gezelschap van ver dachte De Bruyne. Ik was van 10 uur af 's middags op dien datum thuis en bevond mij dus niet op een perceel land behoorende aan D. Janse, Beije of Vriesendorp. Ik heb verdachte na 9% uur niet meer gezien. De boschwachter Horst heb ik wel gesproken over het gebeurde in den nacht van 18 op 19 November 1938. Ik heb tegen genoemden Horst niet gezegd „Weet je wie de tweede geweest is? Dat was ik, Ik had de Bruijne kunnen waarschuwen maar dan had ik er zelf in gezeten, want ik had de buit", hier bij doelende op het gebeurde in den nacht van 18 op 19 November 1938 vermeld. Verdachte was verschenen en werd rechtskundig bijgestaan door mr. F. W. Adriaanse advocaat te Middelburg. De getuige Horst, jachtopziener te Renes se, bleef bij zijn proces-verbaal. Ter gele genheid van een uitvoering te Renesse heeft verdachte aan get. gevraagd „weet je al wie die tweede is geweest in dien nacht?" Get. antwoordde bevestigend, ofschoon hij het niet zeker wist. Verdachte zeide daarop „dat was ik". De getuige De Bruijne, ar beider te Renesse, (destijds verdachte) ver klaarde thans den verdachte Kooman den bewusten avond n i e t te hebben gespro ken. De president verwees dezen getuige hierop onmiddellijk naar zijn plaats. De volgende get. Koopman te Rene'sse, die destijds op de uitvoering bij het gesprek is geweest, ontkende thans iets van het be- sprokenen te weten. Ook deze get. werd naar zijn plaats verwezen. Vervolgens werd de majoor der Rijks- veldwacht De Jonge, te Haamstede ge hoord, die bij zijn verklaringen bleef in het proces-verbaal afgelegd. Hij heeft de getui gen een dezer dagen er nog op gewezen, om voor de Rechtbank de geheele waarheid te zeggen. Na deze verklaring werden de beide ge tuigen opnieuw gehoord, doch ze bleven ontkennen, een gesprek met Van der H. te hebben gehad. Den getuige De Bruine werd, nadat de rechtbank in raadkamer is geweest, nog maals gevraagd of hij bij zijn verklaringen bleef. Hij antwoordde daarop bevestigend. De President dicteerde vervolgens een verklaring die door den get. De H. moest worden geteekend. Dat werd hem- echter te stout en hij kwam op zijn verklaring te rug en erkende den bewusten avond met den verdachten K. te hebben gestroopt met een lichtbak. Verdachte ondervraagd, bleef ook nu ont kennen in het jachtveld te zijn geweest en hield vol destijds voor den kantonrechter de waarheid te hebben gezegd. De get. Verton, wederom gehoord, gaf thans echter toe dat wat hij aan den ma joor der rijksveldwacht had verklaard, waar is. De officier van Justitie aan het woord komende, was van oordeel dat de meineed vast staat. In jachtzaken wordt aldus de Officier, ontzettend gelogen. Verdachte houdt stijf en strak vol niet te hebben ge logen voor den kantonrechter. De Officier bracht ter sprake het circuleeren van een lijst te Renesse, waarop de onderteekenaars te kennen gaven dat verdachte zoo'n braaf mensch is, doch achteraf is gebleken dat verschillende onderteekenaars zich heele- maal niet realiseerden wat zij teekenden. De Officier eischte 6 maanden gevangenis straf. De verdediger van verdachte verzocht de rechtbank ernstig te overwegen dat veroor deeling dan alleen zal kunnen volgen als voor 100 vaststaat dat de meineed is ge pleegd. Het ingekomen procesverbaal van den gemeenteveldwachter betreffende cir culeering van een lijst noemde de verdedi ger, onzin. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen door den Agent F. A. SOMBERS, ZotddUbrtraa* 36. bocht met 300 m straal voor, overal elders slingert de weg zich met flauwe bochten langs de overstoven dijken, duincomplexen en de kleine badplaatsjes. Ook het profiel is zeer afwisselend. In aansluiting met de groote schaal van het landschap zijn geen kleine details (boomgroepjes, e.d.) ontwor pen, doch is de afwisseling gezocht in het dwarsprofiel zelve en de beplanting. Eener- zijds blijven groote stukken onbeplant, an derzijds zijn flinke vakken beplant soms met drie rijen knotwilgen een typisch Vlaamsch profiel soms met peppels of door dubbele rijen door de wind „gescho ren" eiken. Overal langs den weg zijn flinke bermen gedacht. De verhouding is op 6 m breedte bepaald, doch het wegprofiel is zoodanig, dat deze tot 12 m uitgebreid kan worden. Het rijwielpad loopt slechts op enkele plaatsen langs den weg, doch volgt verder veel meer de kust en kruist den weg nergens. Een serie lantaarnplaatjes van de voor naamste dwarsprofielen en eenige land schapsfoto's verduidelijkten de rede, welke een hartelijk applaus van de aanwezigen ten deel viel.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 7