TRIUMPH ROOK De veertiende Monumentendag, DE BESTE SIGARET KRONIEK van den DAG. GOESCHL CRT.) VAN ZATERDDAG 24 JUNI 1939. No. 147. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE In de Statenzaal te Middelburg VEERE VORST COBRA Weifelende stemming op de Amsterdamsche beurs. De gevaarlijke onzichtbare grens We hebben gister op deze plaats uiteen gezet, dat de Engelschen allerhande bit tere ervaringen ten spijt ten aanzien van de ernstigste politieke problemen van het huidige tijdsgewricht nog voortdurend schui levinkje probeeren te spelen en den dood doener van het „misverstand" telkens maar weer op de proppen brengen. Men zal dit verschijnsel psychologisch moeten verkla ren. Blijkbaar kunnen de Engelschen nog steeds niet inzien, dat er het een en ander aan het veranderen is in de huidige inter nationale samenleving, dat het prestige van het Britsche wereldrijk de laatste jaren ont zaglijk heeft geleden en zekere mogendhe- den de klauwen van den Britschen leeuw niet langer met groote voorzichtigheid ont zien. In Europa hebben Duitschland en Ita lië, speculeerend op Engeland's afkeer van een oorlog, zich dingen veroorlooft, welke 5 jaar geleden, ondenkbaar genoemd zouden zijn. In het Verre Oosten onderzoekt Japan naarstig, hoe ver het kan gaan met zijn gepor in de huid van den Britschen leeuw. Het beest heeft tot dusver daarop maar al te goedmoedig gereageerd: „misverstand" brulde het. Maar het is natuurlijk aller minst zeker, dat dit zoo zal blijven. Men weet nooit precies, hoeveel gepor leeuwen, als de Britsche, kunnen verdragen. Ze kun nen op een gegeven oogenblik onverwachts opspringen en met hun vervaarlijke pooten en hun geweldige muil den plager te lijf gaan. En dan is het te laat. Dan zal een ge vecht op leven en dood zijn begonnen. Het gevaarlijke van politieke acties, ge lijk Japan er thans een in het Verre Oosten aanving, schuilt in dit niet-weten van het tijdstip, waarop de maat vol is. Want hoe veel prestige Engeland verloren mag heb ben en hoeveel tegenzin het in een gewa pend conflict mag hebben, over de middelen, om zulk een conflict te riskeeren, beschikt het zonder den minsten twijfel. De tanden en de klauwen van den Britschen leeuw verkeeren niet in verval, althans veel min der, dan de Duitschers den laatsten tijd eenige malen hebben beweerd. Ze vergissen zich als ze inderdaad zouden meenen, dat die klauwen en die tanden niet meer in staat zouden zijn, om gevaarlijke wonden toe te brengen. Er is alleen een zekere traagheid en een opzien tegen het gevecht in het beest gekomen. Niets zou noodlotti- ger kunnen worden dan dat eenerzijds Ja pan, anderzijds Duitschland en Italië, deze traagheid voor een seniele aftakeling zou den aanzien. Het spel, dat Japan en de totalitaire mo gendheden thans spelen, heeft derhalve zijn grenzen. Misschien kunnen ze het nog een heel eind voortzetten, zonder met Engeland in een oorlog te raken. Maar dat weet men noch te Tokio, noch te Berlijn en Rome. En om het aan de weet te komen, zou men tot het uiterste moeten gaan, dat wil zeggen, tot aan het punt, waar het onheil niet of nauwelijks meer afgewend zou kunnen wor den. Zulks is meestal zoo met dit soort van dingen. Hoe langer de Britsche „lankmoe digheid" duurt, hoe driester de tegenspe lers worden. Tenslotte kan een situatie ont staan, waarin die tegenspelers in het geheel niet meer gelooven aan het tegengestelde van lankmoedigheid, niet „voordat ze het zien". Maar dat zien betee- kent dan meteen, dat het te laat is, dat er dingen zijn gebeurd, die niet meer verhol pen kunnen worden. Men moet van harte hopen, dat de En gelschen er in zullen slagen, om te verhin deren, dat het zoover komt. In het huidige stadium lijken nog wel wegen en middelen aan te wenden, waarmee in de eerste plaats Japan den ernst van den toestand aan het verstand te brengen is. Tenslotte hebben de Japanners genoeg slagen om den arm ge houden, om te retireeren zonder hun „ge zicht" te verspelen. Hetgeen er tenslotte op duidt, dat ze het risico van een oorlog met Engeland in elk geval nog heel zwaar la ten wegen. Heden vond in de vergaderzaal van de Prov. Staten van Zeeland de veertiende Monumentendag plaats, d.w.z. de veertien de bijeenkomst van de „commissie voor den monumentendag", geconstitueerd op 12 November 1927 te Amsterdam. Het lag in de bedoeling, dat jhr. mr. J. W. Quarles van Uffo'rd, Commissaris der Koningin, als eere-voorzitter de openings rede uit zou spreken. Op het laatste oogenblik werd de eere-voorzitter echter verhinderd en in zijn plaats hield nu de griffier der Staten, dr. B. D. H. Teilegen, de volgende rede: Openingsrede Idr. Teilegen Nu ik hier, inplaats van den Commis saris der Koningin, die daarin vrijwel ter elfder ure verhinderd werd, een enkel woord mag spreken ter inleiding van den veertienden Monumentendag, stel ik er prijs op, U allereerst te verzekeren, hoe zeer ik het waardeer, dat gij mij wel als substituut voor den hoogsten gezagdrager in ons gewest hebt willen aanvaarden. Ik waardeer de mij aldus geboden gele genheid ook daarom omdat de belangen, die de deelnemers aan den Monumenten dag te samen brengen, ook mij ter harte gaan. Als particulier, maar zeker niet min der als ambtenaar. Immers, al is voor Zee land de tijd voorbij of, zoo men wil, nog niet weer aangebroken, dat de Overheid ten behoeve van hare diensten gebouwen complexen laat zetten als dat, waarvan de zaal, waarin wij thans bijeen zijn, deel uitmaakt, dit neemt niet weg, dat ook in deze provincie langzaam aan de gedachte gemeengoed begintl te worden, dat het geen het voorgeslacht ons naliet aan mo numenten op het gebied van geschiedenis en kunst, waar noodig hersteld, in elk geval bewaard dient te worden. Die ge dachte leeft ook bij het Provinciaal Be stuur van Zeeland en dat zelfs niet sinds vandaag of gisteren, al duurt het lang, voordat zij alom en volledig erkenning vindt. Al werd tenslotte het voorstel van Ge deputeerde Staten met 21 tegen 14 stem men aangenomen, het valt te begrijpen, dat, zoolang een dergelijke geestesgesteld heid bij een groot deel der Staten aanwe zig was, van medewerking der Provincie bij het herstellen van monumenten van geschiedenis en kunst vooralsnog slechts zelden sprake kon zijn Reeds in de na jaarszitting vUn hetzelfde jaar 1875 kwam een voorstel ter tafel om afwijzend te be schikken op een verzoek der Kerkvoogdij te Brouwershaven om een bijdrage in de kosten van herstel van het kerkgebouw aldaar. Gedeputeerde Staten beriepen zich voor hun afwijzend advies op den minder gunstigen toestand der Provinciale financi en en op de vele eischen die reeds aan de Provinciale kas werden gesteld en, voor zooverre men hun zoude willen tegenwer pen, dat zij ten aanzien van Biervliet en kele maanden geleden een ander stand punt hadden ingenomen, merkten zij op „dat het toen gold de bewaring van een kunstwerk, hetwelk aan de beweerde uit vinding van een voor den handel en de volksvoeding allerbelangrijkst kunstmid del, door een Zeeuw, herinnert en die be waring om deze reden geacht kon worden, in zekeren zin, een bijzonder Zeeuwsch be lang te zijn, waarvan thans geen sprake is." Het zal U wel niet verwonderen, dat dit voorstel ,«,-an Gedeputeerde Staten zon der beraadslaging of hoofdelijke stemming werd aangenomen. Een poging, ten vol genden jare door den Minister van Bin nenlandsche zaken aangewend, om alsnog voor het hier besproken doel een bijdrage van dë Provincie te verkrijgen, had al even weinig succes. Het duurt dan tot 1890, voor dat deze materie wederom in de Staten ter sprake komt. In dit jaar toch besluiten de Staten, met één stem tegen, tot het toekennen van een bijdrage in de kosten van herstel van het Raadhuis te Brouwershaven, tot een maximum 'van één derde der herstellings kosten en tot ten hoogste 2300. Langzaam aan verloopt dan het getij en worden de bakens verzet. Ziet de gemeen te Rittem in '1914 nog haar verzoek om een bijdrage in de kosten van herstel van den kerktoren aldaar afgewezen, in 191Ö wordt, mede door een bijdrage der Pro vincie, het herstel van kerk en toren al daar mogelijk gemaakt. Het getij verliep en de bakens werden verzet zeidé ik. Of het voor- dan wel eèn nadeel is, dat niet reeds in de tweede helft der negentiende eeuw, doch eerst in den aanvang der twintigste eeuw het be sef levendig werd, dat ook voor de Pro vinciale Overheid een taak is weggelegd op het gebied van herstel en behoud der door voorgeslacht overgeleverde monumen ten is een vraag die ik ter beantwoording aan meer deskundigen meen te mogen overlaten, genoeg zij het, hier te vermel den, dat en hoe dit besef langzamerhand tot uiting kwam. Ik zal U daarbij niet lastig vallen met een gedetailleerd overzicht van al hetgeen door de Provincie ten deze reeds werd ge daan. Slechts enkele feiten! In 1920 werd op voorstel van een lid der Provinciale Sta ten besloten, dat jaarlijks op de Provinci ale begrooting van inkomsten en uitgaven een vast bedrag Zou worden uitgetrokken tot vorming van een fonds tot behoud van monumenten. Aanvankelijk werd als ge volg van dit besluit jaarlijks 5000 beschik baar gesteld, thans is bij de Staten een voor stel aanhangig gemaakt, om dit bedrag op 10.000 te brengen en tevens, door een wij ziging in de omschrijving, de mogelijkheid te openen, dat niet langer, gelijk tot dus verre vrijwel regel was, de bijdragen en kel zullen worden verstrekt tot herstel en instandhouding van raadhuizen, torens en vooral, kerken, doch dat ook bijdragen zul len kunnen worden verleend, eenerzijds ten behoeve van monumenten, die in particulier bezit zijn, anderzijds ten bate van zoodani ge herinneringen uit het verleden, als ves tingwerken en derg., die eerder een histo rische dan een aesthetisch belang hebben. Men zal Wellicht een- bijdrage van 10.000 weinig vinden, in vergelijking met hetgeen in concreto werd gevraagd en zal worden gevraagd, doch men vergete daarbij niet dat ook in Zeeland dë boomen niet tot in den hemel groeien en dat, vooral in deze tij den, de Overheid de penningen der gemeen schap met bedachtzaamheid heeft te behee- ren en met beleid heeft te verdeelen. M. d. V., ik meen het hierbij te mogen laten. Het leek mij eigenaardig, U in en kele woorden te laten zien, dat de gedachte, die in Uw midden leeft, ook in de provincie Zeeland en in het bijzonder bij het Bestuur van dat gewest, niet onbekénd is. Daarin vind ik vrijheid, den wensch uit te spreken, dat ook deze Monumentendag als zijn voor gangers, volledig moge slagen en dat de deelnemers aan onze schoone provincie een goede herinnering mogen medenemen. Nadat vervolgens ir. J. H. Froger, in genieur-leider van den Limburgschen streekplannendienst had gesproken over: Het algemeen aspect van het streekplan- werk, verkreeg jhr. ir. J. de Ranitz het woord, die een zeer interessante inleiding hield over de streekplannen voor Walche ren en West Zeeuwsch Vlaanderen. (Een uit treksel uit deze rede vindt men op de 3e pag. van dit blad). ZUID-AFRIKA LIFTKOOI IN MIJN NEERGESTORT. 24 dooden. Reuter meldt uit Johannesburg: In de goudmijn van Randfontein is een liftkooi 150 meter diep neergestort, waarna er 1..2000 meter stalen kabel op terecht kwam. Tengevolge hiervan waren 24 mijnwerkers op slag dood. Twintig anderen werden ge wond. waarvan 9 zwaar. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen door den Agent O. DE JONGE. Door MARK CHANNING. 72). „Mogelijk", gaf Gray toe, doch die Sad- hu's, evenals alle Oosterlingen, spreken meestal figuurlijk". „Wat dacht je dan, dat bij bedoelde?" „Zij hebben een veel wijderen kijk op de toekomst dan wij, en daar ze weten, dat gewone menschen het bestaan van mach ten, waarover zij beschikken niet aanne men, verbergen ze hun gedachten in met opzet onduidelijke beweringen. Toch heeft alles, wat hü zegt altijd, een diepen zin. Tot dusver zijn slangen ons behoud ge weest," „Colin, lieveling, laten we weggaan uit dit verschrikkelijke vertrek!" Zij rilde. „Ik zou nog liever in een van die galerijen zijn, die op de catacomben lijken, dan hier!" „Ga een oogenblikje op de trap zitten met Limu om weer tot je zelf te komen, Di, ik moet hier nog een kleine inspectie houden, 't Is maar even werk." Zoodra zij hem verlaten had, was zijn eerste handeling het lijk van den man-met den Sluier te onderzoeken. Hij maakte diens verkreukten mantel los en beschouw de het vreeselijk verschroeide gezicht, 't was wel degelijk Mohammed Shah. Thans kon Gray zich de talrijke reizen verklaren voor „geheime enquêtes van den officier van den Geheimen Dienst, waar over sir John hem gesproken had Gray bemachtigde een dikke agenda, in rood leer gebonden, die hij in zijn zak stak, om ze op zijn gemak door te zien. Aan den binnenrand van de tafel trokken drie electrische stroomwisselaars zijn aan dacht, hij had ze wel willen probeeren, maar hij liet het na uit voorzichtigheid en hij had er wel reden voor. Vervolgens ging hij in het laboratorium van den Man-met-den-Sluier, waarvan de ingang door een Byzantijnsch weefsel achter den grooten ebbenhouten zetel ge hangen, verborgen was. Hij had geen tijd voor een degelijk onderzoek. Overigens zou hij onmogelijk hebben kunnen vaststellen waarvoor al die glinsterende electrische toestellen van koper en van ivoor gebruikt moesten worden platen, stroomwisse laars, vreemdsoortige smeltkroezen en che mische producten. Gray herinnerde zich, dat sir John Lindsay hem verteld had, dat Mohammed Shah zoowel dokter in de we tenschappen te Cambridge was, als gegra dueerd aan de universiteit te Calcutta. Achter in het laboratorium diende klaar blijkelijk een kleine dynamo om een radio zender in werking te brengen. Hij probeer de het tevergeefs. De tijd verliep snel. Een zware, metalen staaf opnemend, maakte hij zich er een gewetenszaak van, alles kort en klein te slaan. „Colin! Ze komen", riep de stem van Diana. Hij liep hard naar haar toe. Een luid geschreeuw in de verte, dat scheen te ko men van achter den muur links van den ebbenhouten zetel, drong tot zijn ooren door. Weer hadden de vervolgers hen ont JErvaring is prachtig, maar alleen als we er gebruik van maken. dekt. Met een hevigen ruk trok hij het weefsel weg en zag er achter een opening van on geveer een voet in 't vierkant: weer zoo'n koker om door te spionneeren en wonder baarlijk goed ingericht wat de acoustiek betrof. 't Zal nog wel even duren, vóór ze hier zijn", riep hij. „Waar is Limbu?" „Present!" antwoordde de kleine Gur kha, die onder aan de trap stond. „En?" vroeg Gray kortaf. „De trap, sahib" leidt naar een ronde tafel, waarop de levende wereld staat af gebeeld", rapporteerde Limbu op ver schrikten toon. „Ze gaat tot boven in een toren, Colin", voegde Diana er aan toe. „Ik ben er ge weest. 't Is eigenaardig. Je kunt het heele landschap mijlen ver in 't rond afgebeeld zien op een ronde tafel, zooals Limbu zegt. Je krijgt den indruk min of meer, of je door een telescoop kijkt." „Dan zou je zeggen, dat die spiegel van Priester Johannis eenvoudig de donkere kamer van een photografietoestel is", zei Gray. (Waarin hij gelijk had.) „Laten we toch in 's hemels naam weg gaan!" riep Diana, met zenuwachtige vin gers in haar krullen woelend. „Ind;en het oude manuscript, dat ik ge lezen heb, waarheid bevat, loopt een onder- Finantiecl economisch weekoverzicht. Gunstige berichten uit Ame rika. De politieke toestand strooide roet in het eten. Bevredigend jaarverslag van Philips. Vooruitzichten in de olie-industrie onzeker. Na de opathische stemming, die de fond- senmarkt een tijd lang had beheerscht, is in het begin der afgeloopen week een on miskenbare verbetering ingetreden. Men was geneigd, deze in verband te brengen met gunstigere opvattingen betreffende de politieke ontwikkeling; in de eerste plaats met een vermindering van de vrees voor ernstige complicaties in het Verre Oosten. Zonder den invloed van dergelijke politieke factoren op de beursstemming te willen onderschatten, meenen wij, den oorsprong van het koersherstel in de laafste week toch op ander gebied te moeten zoeken. Immers, reeds vóór de Europeesche beur zen eenige neiging tot verbetering ver toonden, trad op de fondsenmarkt te New- York een krachtige koersstijging in en deze vormde het uitgangspunt voor het koers herstel elders. Veel meer dan in de laat ste maanden het geval was geweest, houdt men in beurskringen thans weer het oog gericht op de economische ontwikkeling in de Vereenigde Staten, die van zoo'n grooten invloed is op den gang van zaken in de geheele wereld. Het waren dan ook voornamelijk de gunstige berichten uit het Amerikaansche bedrijfsleven, die verant woordelijk waren voor de meer optimis tische stemming op de Europeesche fond- senmarkten. De verwachting !dat het uitgaven-pro gramma der Amerikaansche regeering ten slotte tot een verruiming der werkgele genheid op velerlei gebied zou leiden, be gint zich te verwezenlijken. Het indexcij fer der industrieele bedrijvigheid is reeds tot 89,8 gestegen, wat het hoogste punt is sedert 4 Februari, terwijl anders om de zen tijd van het jaar seizoensinvloeden tot een inkrimping van de productie leiden. Het Amerikaansche Huis van Afgevaar digden heeft dezer dagen een ontwerp aan genomen waarbij 1735 millioen dollar zal worden aangewend voor ondersteuning en werkverruiming. Men tast nog in het duis ter omtrent de wijze waarop deze nieuwe geweldige regeeringsuitgaven zullen wor den gefinancierd. De regeering zal ook dit maal vermoedelijk weer een meerderheid voor haar plannen weten te üindgn en de inflationistische mogelijkheden welke zich hierdoor openen, hebben zeker het hunne tot de recente koersstijging in Wallstreet bijgedragen. De stimulans, welke van de vaste stem ming in New-York uitging, bleek niet krachtig genoeg, om een voldoende tegen wicht te vormen voor de uitwerking van minder gunstige factoren, die in de twee de helft der beursweek de overhand kre gen. Opnieuw was het de politieke toe stand, welke roet in het eten strooide. De stemming werd wederom weifelend en de koersen brokkelden meeren/deels af. Tot een omvangrijk aanbod is het weliswaar nog niet gekomen, maar daartegenover ontbreekt ook de moed tot het aangaan van nieuwe engagementen, die door de economische ontwikkeling in het algemeen en de gang van zaken bij verschillende ondernemingen afzonderlijk stellig gewet tigd zouden worden. Zoo zou het jaarverslag van Philips>' on der andere omstandigheden allicht het sein hebben gevormd voor een opwaart- sche koersbeweging, niet slechts voor dit fonds, doch voor de geheele beurs. Immers, het kan slechts tot bevrediging stemmen, dat deze voor de conjunctuur zoo bijzon der gevoelige onderneming een jaar van economische depressie door is gekomen, zonder dat de omzet en de winstcapaciteit daaronder geleden heeft. In het verslag wordt zelfs medegedeeld, dat de omzetten aardsche rivier onder den toren van den Spiegel, Di. Die moeten we zien te vinden. Dat is onze eenige kans. Rondom in de om geving moeten er bergen zijnOh ja, zeg 's, wat voor weer was 't, te oordeelen naar dat toestel van de donkere kamer?" „Onstuimig", antwoordde Diana. Strepen zon op de bergen, 't Was zoo heerlijk de buitenwereld weer te zien, Colin!" „We zullen er spoedig genoeg zijn, in die heerlijke bergen", hernam opgewekt Gray. „Kom, mijn lieve kind. Laten we gaan". Op het oogenblik, dat ze alle drie haas tig het vertrek verlieten, gleed langzaam het weerkaatste beeld van een klein troepje ruiters in galop over de witte opper vlakte vgn de tafel in den toren van den Spiegel. Chirine en Firoz vluchtten. Toen Khoon de dwerg zich bij de hulp- kolonne gevoegd had, bestormde kolonel Hau.ghton hem met vragen; op elke ant woordde hij terstond openhartig. Het had er allen schijn van of zijn aanbod om de Britsche expeditie als gids te dienen ten einde den Man-met-den-Sluier gevangen te nemen oprecht was. „En wat denkt u van dien Russischen agent Petrinoff, wiens propaganda de grens tegen de sirkar opruit?" De knikkeroogen van Khoon schitterden. Venijnige haat rimpelde zijn geel gezicht. „Dat is een leugenbeest, die heer over mijn rasgenooten zou willen worden ,en dien ik op een goeden dag wel eens zal dooden". Hij spuwde. „Maar, hij jaagt hetzelfde doel na dat van het concern quantitatief en in lands- valuta's hooger waren dan die in het vo rige verslagjaar. Door daling van diverse valuta's zijn echter de opbrengsten in Hol- landsch geld iets lager dan in het vorige jaar. Ondanks alle moeilijkheden van han- delspolitieken en financieel-technischen aard kon het concern zijn poSitie op de markt niet alleen ten volle handhaven, doch wóor sommige producten nog verbeteren. Tegelijkertijd is de explotatie-winst vrijwel onveranderd gebleven op 8,04 millioen tegen 8,01 millioen in het vorige jaar. Daarbij moet in het oog worden gehou den, dat de exploitatie-rekening belast is met bedragen voor de reserve-vorming, die bij veel ondernemingen eerst van de netto-winst in mindering wordt gebracht. Zoo zijn belangrijke bedragen aan de re serve voor valuta-risico toegevoegd, ten laste van de exploitatie-rekening. Hetzelf de geschiedde met de toevoeging van 1 millioen aan de „extra reserve voor uit breiding", terwijl de reserve voor risico's, voortspruitend uit het conjunctuurverloop eveneens met een niet onbelangrijk bedrag werd versterkt, dat ook ten laste van de exploitatie-rekening werd gebracht. Deze voorzichtige financieele politiek moge dan de keerzijde hebben, dat de dividenden aan aandeelhouders op een betrekkelijk matig peil (7 op preferente en 11 op ge wone aandeelen) worden gehandhaafd, het kan niet worden ontkend, dat het aan de ruime reserveeringen en afschrijvingen in vorige jaren te danken is, dat de onder neming op de wereldmarkt op die plaats is komen te staan, welke zij thans inneemt. De financieele positie van de grootste Nederlandsche industrieele onderneming is krachtig te noemen. Haar arbeidsveld strekt zich tot vér buiten de grenzen van ons land uit en haar terrein breidt zich, dank zij de resultaten van haar weten schappelijke onderzoekingen en proefnemin gen nog voortdurend uit. Een voorbeeld hiervan vormen de mededeelingen in het (Ingez. Med.) verslag betreffende den bouw van televisie ontvangstapparaten, welke binnenkort door de Engelsche dochtermaatschappij op de markt zullen werden gebracht. SN Het alleszins bevredigende jaarverslag van de Koninklijke Petroleum Mij. is ot>k slechts van voorbijgaanden invloed op i*j koersontwikkeling der aandeelen geweest. Nu heeft de President-Commissaris van de Shell Transport Trading Co., de zuster onderneming der Koninklijke, zich in zijn uitlatingen op de algemeene vergadering ook terughoudend getoond ten aanzien van de verdere vooruitzichten in de petroleum industrie. Het benzine-yerbruik is in de eerste vier maanden van dit jaar welis waar met ongeveer 5 gestegen, doch de industrieele bedrijvigheid herstelt zich niet in voldoende mate. Bovendien is de pe troleumindustrie er nog niet in geslaagd, een stelsel te vinden, dat het mogelijk maakt, op economische wijze de productie in evenwicht te brengen met de vraag Dit geldt speciaal voor de Ver. Staten. Het benzine-verbruik heeft daar thans wel een record-omvang voor het loopende jaar bereikt, maar de voorraden zijn er 47 grooter dan verleden jaar om dezen tijd, hetgeen gevaren voor de stabiliteit van de markt met zich medebrengt. De gemiddelde dagelijksche ruwe olie productie is thans 150 000 vaten grooter dan de vraag. De benzine-voorraden waren op 1 Juni 14 millioen vaten grooter dan noodzakelijk is. Afgezien van deze alge meen minder gunstige ontwikkeling_ geeft de positie van de Koninklijke Sheügroep in de Ver. Staten op zich zelf aanleiding tot tevredenheid Een lichtpunt vormt ook de mogelijkheid, dat in het Mexicaansche petroleumgeschil alsnog een voor de maatschappijen aanvaardbare regeling zal kunnen worden getroffen. In de cultuurafdeeling bleef de handel binnen beperkte grenzen. Taibak-aandee- len waren tijdelijk vaster op het bericht, dat de betalingscontingenten voor de le vering van tabak aan Duitschland voor het derde kwartaal niet zijn verlaagd ter wijl er onderhandelingen gevoerd worden omtrent een nieuw ruil-object. Hieronder volgt een overzicht van het het uwe was", drong de kolonel aan, „de invasie van Indië en de omverwerping van de sirkar. Waarom haat u hem dan?" „Omdat hij me beschouwt zooals trou wens elke bergbewoner een Tartaar-Mon gool beschouwt, als een van zijn baanve gers!" mopperde de dwerg. En toch stam men de groote volksstammen uit de ber gen, van Ozakzai en van Bungush af van de krijgslieden van mijn Tartaarschen voor vader Timour Subaktajine- Werkelijk waar, kolonel sahib", vervolgde hij. „Als die Man-met-den-Sluier maar eenmaal gedood is, dan zal ik dien Russischen hond 's lee- ren stof te likken. Ik heb u al het bevel overhandigd om mijn troepen naar huis te zenden. Ik verzoek thans, dat de sirkar, nu ik haar bondgenoot ben, me een totale amnestie zal verleenen". „Indien we dank zij u, miss Lindsay weervinden en majoor Gray", zei de kolo nel, „zult u waarschijnlijk verhoord wor den. Maar ik kan niet instaan voor mijn gouvernement. Zoolang ik geen -bevelen heb gekregen, moet u zich als mijn gevan gene beschouwen". U zult ze stellig weervinden, of ik zou geen Tartaar-Mongool, maar een vervl bergbewoner zijn", antwoordde Khoon. Waarop hij zijn misvormd lichaam een buiging deed maken, zich op zijn hakken omdraaide en wegging, gevolgd door een gewapende geleide. De officier, belast met zijn persoon, was een grijzende Sikh en heette Rissaldar Sher Singh. (ypiF1'""" (Wordt vervoled1

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5