TRIUMPH
ROOK
De veertiende
Monumentendag,
DE BESTE
SIGARET
KRONIEK van den DAG.
GOESCHL CRT.) VAN ZATERDDAG 24 JUNI 1939. No. 147.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE
In de Statenzaal te Middelburg
VEERE
VORST COBRA
Weifelende stemming op de
Amsterdamsche beurs.
De gevaarlijke onzichtbare grens
We hebben gister op deze plaats uiteen
gezet, dat de Engelschen allerhande bit
tere ervaringen ten spijt ten aanzien van
de ernstigste politieke problemen van het
huidige tijdsgewricht nog voortdurend schui
levinkje probeeren te spelen en den dood
doener van het „misverstand" telkens maar
weer op de proppen brengen. Men zal dit
verschijnsel psychologisch moeten verkla
ren. Blijkbaar kunnen de Engelschen nog
steeds niet inzien, dat er het een en ander
aan het veranderen is in de huidige inter
nationale samenleving, dat het prestige van
het Britsche wereldrijk de laatste jaren ont
zaglijk heeft geleden en zekere mogendhe-
den de klauwen van den Britschen leeuw
niet langer met groote voorzichtigheid ont
zien. In Europa hebben Duitschland en Ita
lië, speculeerend op Engeland's afkeer van
een oorlog, zich dingen veroorlooft, welke 5
jaar geleden, ondenkbaar genoemd zouden
zijn. In het Verre Oosten onderzoekt Japan
naarstig, hoe ver het kan gaan met zijn
gepor in de huid van den Britschen leeuw.
Het beest heeft tot dusver daarop maar al
te goedmoedig gereageerd: „misverstand"
brulde het. Maar het is natuurlijk aller
minst zeker, dat dit zoo zal blijven. Men
weet nooit precies, hoeveel gepor leeuwen,
als de Britsche, kunnen verdragen. Ze kun
nen op een gegeven oogenblik onverwachts
opspringen en met hun vervaarlijke pooten
en hun geweldige muil den plager te lijf
gaan. En dan is het te laat. Dan zal een ge
vecht op leven en dood zijn begonnen.
Het gevaarlijke van politieke acties, ge
lijk Japan er thans een in het Verre Oosten
aanving, schuilt in dit niet-weten van het
tijdstip, waarop de maat vol is. Want hoe
veel prestige Engeland verloren mag heb
ben en hoeveel tegenzin het in een gewa
pend conflict mag hebben, over de middelen,
om zulk een conflict te riskeeren, beschikt
het zonder den minsten twijfel. De tanden
en de klauwen van den Britschen leeuw
verkeeren niet in verval, althans veel min
der, dan de Duitschers den laatsten tijd
eenige malen hebben beweerd. Ze vergissen
zich als ze inderdaad zouden meenen, dat
die klauwen en die tanden niet meer in
staat zouden zijn, om gevaarlijke wonden
toe te brengen. Er is alleen een zekere
traagheid en een opzien tegen het gevecht
in het beest gekomen. Niets zou noodlotti-
ger kunnen worden dan dat eenerzijds Ja
pan, anderzijds Duitschland en Italië, deze
traagheid voor een seniele aftakeling zou
den aanzien.
Het spel, dat Japan en de totalitaire mo
gendheden thans spelen, heeft derhalve zijn
grenzen. Misschien kunnen ze het nog een
heel eind voortzetten, zonder met Engeland
in een oorlog te raken. Maar dat weet men
noch te Tokio, noch te Berlijn en Rome. En
om het aan de weet te komen, zou men tot
het uiterste moeten gaan, dat wil zeggen,
tot aan het punt, waar het onheil niet of
nauwelijks meer afgewend zou kunnen wor
den. Zulks is meestal zoo met dit soort van
dingen. Hoe langer de Britsche „lankmoe
digheid" duurt, hoe driester de tegenspe
lers worden. Tenslotte kan een situatie ont
staan, waarin die tegenspelers in het
geheel niet meer gelooven aan het
tegengestelde van lankmoedigheid, niet
„voordat ze het zien". Maar dat zien betee-
kent dan meteen, dat het te laat is, dat er
dingen zijn gebeurd, die niet meer verhol
pen kunnen worden.
Men moet van harte hopen, dat de En
gelschen er in zullen slagen, om te verhin
deren, dat het zoover komt. In het huidige
stadium lijken nog wel wegen en middelen
aan te wenden, waarmee in de eerste plaats
Japan den ernst van den toestand aan het
verstand te brengen is. Tenslotte hebben de
Japanners genoeg slagen om den arm ge
houden, om te retireeren zonder hun „ge
zicht" te verspelen. Hetgeen er tenslotte op
duidt, dat ze het risico van een oorlog met
Engeland in elk geval nog heel zwaar la
ten wegen.
Heden vond in de vergaderzaal van de
Prov. Staten van Zeeland de veertiende
Monumentendag plaats, d.w.z. de veertien
de bijeenkomst van de „commissie voor
den monumentendag", geconstitueerd op 12
November 1927 te Amsterdam.
Het lag in de bedoeling, dat jhr. mr. J.
W. Quarles van Uffo'rd, Commissaris der
Koningin, als eere-voorzitter de openings
rede uit zou spreken. Op het laatste
oogenblik werd de eere-voorzitter echter
verhinderd en in zijn plaats hield nu de
griffier der Staten, dr. B. D. H. Teilegen,
de volgende rede:
Openingsrede Idr. Teilegen
Nu ik hier, inplaats van den Commis
saris der Koningin, die daarin vrijwel ter
elfder ure verhinderd werd, een enkel
woord mag spreken ter inleiding van den
veertienden Monumentendag, stel ik er
prijs op, U allereerst te verzekeren, hoe
zeer ik het waardeer, dat gij mij wel als
substituut voor den hoogsten gezagdrager
in ons gewest hebt willen aanvaarden.
Ik waardeer de mij aldus geboden gele
genheid ook daarom omdat de belangen,
die de deelnemers aan den Monumenten
dag te samen brengen, ook mij ter harte
gaan. Als particulier, maar zeker niet min
der als ambtenaar. Immers, al is voor Zee
land de tijd voorbij of, zoo men wil, nog
niet weer aangebroken, dat de Overheid
ten behoeve van hare diensten gebouwen
complexen laat zetten als dat, waarvan
de zaal, waarin wij thans bijeen zijn, deel
uitmaakt, dit neemt niet weg, dat ook in
deze provincie langzaam aan de gedachte
gemeengoed begintl te worden, dat het
geen het voorgeslacht ons naliet aan mo
numenten op het gebied van geschiedenis
en kunst, waar noodig hersteld, in elk
geval bewaard dient te worden. Die ge
dachte leeft ook bij het Provinciaal Be
stuur van Zeeland en dat zelfs niet sinds
vandaag of gisteren, al duurt het lang,
voordat zij alom en volledig erkenning
vindt.
Al werd tenslotte het voorstel van Ge
deputeerde Staten met 21 tegen 14 stem
men aangenomen, het valt te begrijpen,
dat, zoolang een dergelijke geestesgesteld
heid bij een groot deel der Staten aanwe
zig was, van medewerking der Provincie
bij het herstellen van monumenten van
geschiedenis en kunst vooralsnog slechts
zelden sprake kon zijn Reeds in de na
jaarszitting vUn hetzelfde jaar 1875 kwam
een voorstel ter tafel om afwijzend te be
schikken op een verzoek der Kerkvoogdij
te Brouwershaven om een bijdrage in de
kosten van herstel van het kerkgebouw
aldaar. Gedeputeerde Staten beriepen zich
voor hun afwijzend advies op den minder
gunstigen toestand der Provinciale financi
en en op de vele eischen die reeds aan de
Provinciale kas werden gesteld en, voor
zooverre men hun zoude willen tegenwer
pen, dat zij ten aanzien van Biervliet en
kele maanden geleden een ander stand
punt hadden ingenomen, merkten zij op
„dat het toen gold de bewaring van een
kunstwerk, hetwelk aan de beweerde uit
vinding van een voor den handel en de
volksvoeding allerbelangrijkst kunstmid
del, door een Zeeuw, herinnert en die be
waring om deze reden geacht kon worden,
in zekeren zin, een bijzonder Zeeuwsch be
lang te zijn, waarvan thans geen sprake is."
Het zal U wel niet verwonderen, dat dit
voorstel ,«,-an Gedeputeerde Staten zon
der beraadslaging of hoofdelijke stemming
werd aangenomen. Een poging, ten vol
genden jare door den Minister van Bin
nenlandsche zaken aangewend, om alsnog
voor het hier besproken doel een bijdrage
van dë Provincie te verkrijgen, had al
even weinig succes.
Het duurt dan tot 1890, voor dat deze
materie wederom in de Staten ter sprake
komt. In dit jaar toch besluiten de Staten,
met één stem tegen, tot het toekennen van
een bijdrage in de kosten van herstel van
het Raadhuis te Brouwershaven, tot een
maximum 'van één derde der herstellings
kosten en tot ten hoogste 2300.
Langzaam aan verloopt dan het getij en
worden de bakens verzet. Ziet de gemeen
te Rittem in '1914 nog haar verzoek om
een bijdrage in de kosten van herstel van
den kerktoren aldaar afgewezen, in 191Ö
wordt, mede door een bijdrage der Pro
vincie, het herstel van kerk en toren al
daar mogelijk gemaakt.
Het getij verliep en de bakens werden
verzet zeidé ik. Of het voor- dan wel eèn
nadeel is, dat niet reeds in de tweede
helft der negentiende eeuw, doch eerst in
den aanvang der twintigste eeuw het be
sef levendig werd, dat ook voor de Pro
vinciale Overheid een taak is weggelegd
op het gebied van herstel en behoud der
door voorgeslacht overgeleverde monumen
ten is een vraag die ik ter beantwoording
aan meer deskundigen meen te mogen
overlaten, genoeg zij het, hier te vermel
den, dat en hoe dit besef langzamerhand
tot uiting kwam.
Ik zal U daarbij niet lastig vallen met
een gedetailleerd overzicht van al hetgeen
door de Provincie ten deze reeds werd ge
daan. Slechts enkele feiten! In 1920 werd
op voorstel van een lid der Provinciale Sta
ten besloten, dat jaarlijks op de Provinci
ale begrooting van inkomsten en uitgaven
een vast bedrag Zou worden uitgetrokken
tot vorming van een fonds tot behoud van
monumenten. Aanvankelijk werd als ge
volg van dit besluit jaarlijks 5000 beschik
baar gesteld, thans is bij de Staten een voor
stel aanhangig gemaakt, om dit bedrag op
10.000 te brengen en tevens, door een wij
ziging in de omschrijving, de mogelijkheid
te openen, dat niet langer, gelijk tot dus
verre vrijwel regel was, de bijdragen en
kel zullen worden verstrekt tot herstel en
instandhouding van raadhuizen, torens en
vooral, kerken, doch dat ook bijdragen zul
len kunnen worden verleend, eenerzijds ten
behoeve van monumenten, die in particulier
bezit zijn, anderzijds ten bate van zoodani
ge herinneringen uit het verleden, als ves
tingwerken en derg., die eerder een histo
rische dan een aesthetisch belang hebben.
Men zal Wellicht een- bijdrage van 10.000
weinig vinden, in vergelijking met hetgeen
in concreto werd gevraagd en zal worden
gevraagd, doch men vergete daarbij niet
dat ook in Zeeland dë boomen niet tot in
den hemel groeien en dat, vooral in deze tij
den, de Overheid de penningen der gemeen
schap met bedachtzaamheid heeft te behee-
ren en met beleid heeft te verdeelen.
M. d. V., ik meen het hierbij te mogen
laten. Het leek mij eigenaardig, U in en
kele woorden te laten zien, dat de gedachte,
die in Uw midden leeft, ook in de provincie
Zeeland en in het bijzonder bij het Bestuur
van dat gewest, niet onbekénd is. Daarin
vind ik vrijheid, den wensch uit te spreken,
dat ook deze Monumentendag als zijn voor
gangers, volledig moge slagen en dat de
deelnemers aan onze schoone provincie een
goede herinnering mogen medenemen.
Nadat vervolgens ir. J. H. Froger, in
genieur-leider van den Limburgschen
streekplannendienst had gesproken over:
Het algemeen aspect van het streekplan-
werk, verkreeg jhr. ir. J. de Ranitz het
woord, die een zeer interessante inleiding
hield over de streekplannen voor Walche
ren en West Zeeuwsch Vlaanderen. (Een uit
treksel uit deze rede vindt men op de 3e
pag. van dit blad).
ZUID-AFRIKA
LIFTKOOI IN MIJN NEERGESTORT.
24 dooden.
Reuter meldt uit Johannesburg: In de
goudmijn van Randfontein is een liftkooi
150 meter diep neergestort, waarna er
1..2000 meter stalen kabel op terecht kwam.
Tengevolge hiervan waren 24 mijnwerkers
op slag dood. Twintig anderen werden ge
wond. waarvan 9 zwaar.
Abonnementen en Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
O. DE JONGE.
Door MARK CHANNING.
72).
„Mogelijk", gaf Gray toe, doch die Sad-
hu's, evenals alle Oosterlingen, spreken
meestal figuurlijk".
„Wat dacht je dan, dat bij bedoelde?"
„Zij hebben een veel wijderen kijk op de
toekomst dan wij, en daar ze weten, dat
gewone menschen het bestaan van mach
ten, waarover zij beschikken niet aanne
men, verbergen ze hun gedachten in met
opzet onduidelijke beweringen. Toch heeft
alles, wat hü zegt altijd, een diepen zin.
Tot dusver zijn slangen ons behoud ge
weest,"
„Colin, lieveling, laten we weggaan uit
dit verschrikkelijke vertrek!" Zij rilde. „Ik
zou nog liever in een van die galerijen zijn,
die op de catacomben lijken, dan hier!"
„Ga een oogenblikje op de trap zitten
met Limu om weer tot je zelf te komen,
Di, ik moet hier nog een kleine inspectie
houden, 't Is maar even werk."
Zoodra zij hem verlaten had, was zijn
eerste handeling het lijk van den man-met
den Sluier te onderzoeken. Hij maakte
diens verkreukten mantel los en beschouw
de het vreeselijk verschroeide gezicht, 't
was wel degelijk Mohammed Shah.
Thans kon Gray zich de talrijke reizen
verklaren voor „geheime enquêtes van den
officier van den Geheimen Dienst, waar
over sir John hem gesproken had
Gray bemachtigde een dikke agenda, in
rood leer gebonden, die hij in zijn zak
stak, om ze op zijn gemak door te zien.
Aan den binnenrand van de tafel trokken
drie electrische stroomwisselaars zijn aan
dacht, hij had ze wel willen probeeren,
maar hij liet het na uit voorzichtigheid
en hij had er wel reden voor.
Vervolgens ging hij in het laboratorium
van den Man-met-den-Sluier, waarvan de
ingang door een Byzantijnsch weefsel
achter den grooten ebbenhouten zetel ge
hangen, verborgen was. Hij had geen tijd
voor een degelijk onderzoek. Overigens zou
hij onmogelijk hebben kunnen vaststellen
waarvoor al die glinsterende electrische
toestellen van koper en van ivoor gebruikt
moesten worden platen, stroomwisse
laars, vreemdsoortige smeltkroezen en che
mische producten. Gray herinnerde zich,
dat sir John Lindsay hem verteld had, dat
Mohammed Shah zoowel dokter in de we
tenschappen te Cambridge was, als gegra
dueerd aan de universiteit te Calcutta.
Achter in het laboratorium diende klaar
blijkelijk een kleine dynamo om een radio
zender in werking te brengen. Hij probeer
de het tevergeefs.
De tijd verliep snel. Een zware, metalen
staaf opnemend, maakte hij zich er een
gewetenszaak van, alles kort en klein te
slaan.
„Colin! Ze komen", riep de stem van
Diana.
Hij liep hard naar haar toe. Een luid
geschreeuw in de verte, dat scheen te ko
men van achter den muur links van den
ebbenhouten zetel, drong tot zijn ooren
door. Weer hadden de vervolgers hen ont
JErvaring is prachtig, maar alleen als
we er gebruik van maken.
dekt.
Met een hevigen ruk trok hij het weefsel
weg en zag er achter een opening van on
geveer een voet in 't vierkant: weer zoo'n
koker om door te spionneeren en wonder
baarlijk goed ingericht wat de acoustiek
betrof.
't Zal nog wel even duren, vóór ze hier
zijn", riep hij. „Waar is Limbu?"
„Present!" antwoordde de kleine Gur
kha, die onder aan de trap stond.
„En?" vroeg Gray kortaf.
„De trap, sahib" leidt naar een ronde
tafel, waarop de levende wereld staat af
gebeeld", rapporteerde Limbu op ver
schrikten toon.
„Ze gaat tot boven in een toren, Colin",
voegde Diana er aan toe. „Ik ben er ge
weest. 't Is eigenaardig. Je kunt het heele
landschap mijlen ver in 't rond afgebeeld
zien op een ronde tafel, zooals Limbu zegt.
Je krijgt den indruk min of meer, of je
door een telescoop kijkt."
„Dan zou je zeggen, dat die spiegel van
Priester Johannis eenvoudig de donkere
kamer van een photografietoestel is", zei
Gray. (Waarin hij gelijk had.)
„Laten we toch in 's hemels naam weg
gaan!" riep Diana, met zenuwachtige vin
gers in haar krullen woelend.
„Ind;en het oude manuscript, dat ik ge
lezen heb, waarheid bevat, loopt een onder-
Finantiecl economisch
weekoverzicht.
Gunstige berichten uit Ame
rika. De politieke toestand
strooide roet in het eten.
Bevredigend jaarverslag van
Philips. Vooruitzichten in
de olie-industrie onzeker.
Na de opathische stemming, die de fond-
senmarkt een tijd lang had beheerscht, is
in het begin der afgeloopen week een on
miskenbare verbetering ingetreden. Men
was geneigd, deze in verband te brengen
met gunstigere opvattingen betreffende de
politieke ontwikkeling; in de eerste plaats
met een vermindering van de vrees voor
ernstige complicaties in het Verre Oosten.
Zonder den invloed van dergelijke politieke
factoren op de beursstemming te willen
onderschatten, meenen wij, den oorsprong
van het koersherstel in de laafste week
toch op ander gebied te moeten zoeken.
Immers, reeds vóór de Europeesche beur
zen eenige neiging tot verbetering ver
toonden, trad op de fondsenmarkt te New-
York een krachtige koersstijging in en deze
vormde het uitgangspunt voor het koers
herstel elders. Veel meer dan in de laat
ste maanden het geval was geweest, houdt
men in beurskringen thans weer het oog
gericht op de economische ontwikkeling
in de Vereenigde Staten, die van zoo'n
grooten invloed is op den gang van zaken
in de geheele wereld. Het waren dan ook
voornamelijk de gunstige berichten uit het
Amerikaansche bedrijfsleven, die verant
woordelijk waren voor de meer optimis
tische stemming op de Europeesche fond-
senmarkten.
De verwachting !dat het uitgaven-pro
gramma der Amerikaansche regeering ten
slotte tot een verruiming der werkgele
genheid op velerlei gebied zou leiden, be
gint zich te verwezenlijken. Het indexcij
fer der industrieele bedrijvigheid is reeds
tot 89,8 gestegen, wat het hoogste punt is
sedert 4 Februari, terwijl anders om de
zen tijd van het jaar seizoensinvloeden tot
een inkrimping van de productie leiden.
Het Amerikaansche Huis van Afgevaar
digden heeft dezer dagen een ontwerp aan
genomen waarbij 1735 millioen dollar zal
worden aangewend voor ondersteuning en
werkverruiming. Men tast nog in het duis
ter omtrent de wijze waarop deze nieuwe
geweldige regeeringsuitgaven zullen wor
den gefinancierd. De regeering zal ook dit
maal vermoedelijk weer een meerderheid
voor haar plannen weten te üindgn en de
inflationistische mogelijkheden welke zich
hierdoor openen, hebben zeker het hunne
tot de recente koersstijging in Wallstreet
bijgedragen.
De stimulans, welke van de vaste stem
ming in New-York uitging, bleek niet
krachtig genoeg, om een voldoende tegen
wicht te vormen voor de uitwerking van
minder gunstige factoren, die in de twee
de helft der beursweek de overhand kre
gen. Opnieuw was het de politieke toe
stand, welke roet in het eten strooide. De
stemming werd wederom weifelend en de
koersen brokkelden meeren/deels af. Tot
een omvangrijk aanbod is het weliswaar
nog niet gekomen, maar daartegenover
ontbreekt ook de moed tot het aangaan
van nieuwe engagementen, die door de
economische ontwikkeling in het algemeen
en de gang van zaken bij verschillende
ondernemingen afzonderlijk stellig gewet
tigd zouden worden.
Zoo zou het jaarverslag van Philips>' on
der andere omstandigheden allicht het
sein hebben gevormd voor een opwaart-
sche koersbeweging, niet slechts voor dit
fonds, doch voor de geheele beurs. Immers,
het kan slechts tot bevrediging stemmen,
dat deze voor de conjunctuur zoo bijzon
der gevoelige onderneming een jaar van
economische depressie door is gekomen,
zonder dat de omzet en de winstcapaciteit
daaronder geleden heeft. In het verslag
wordt zelfs medegedeeld, dat de omzetten
aardsche rivier onder den toren van den
Spiegel, Di. Die moeten we zien te vinden.
Dat is onze eenige kans. Rondom in de om
geving moeten er bergen zijnOh ja,
zeg 's, wat voor weer was 't, te oordeelen
naar dat toestel van de donkere kamer?"
„Onstuimig", antwoordde Diana. Strepen
zon op de bergen, 't Was zoo heerlijk de
buitenwereld weer te zien, Colin!"
„We zullen er spoedig genoeg zijn, in die
heerlijke bergen", hernam opgewekt Gray.
„Kom, mijn lieve kind. Laten we gaan".
Op het oogenblik, dat ze alle drie haas
tig het vertrek verlieten, gleed langzaam
het weerkaatste beeld van een klein troepje
ruiters in galop over de witte opper
vlakte vgn de tafel in den toren van den
Spiegel.
Chirine en Firoz vluchtten.
Toen Khoon de dwerg zich bij de hulp-
kolonne gevoegd had, bestormde kolonel
Hau.ghton hem met vragen; op elke ant
woordde hij terstond openhartig. Het had
er allen schijn van of zijn aanbod om de
Britsche expeditie als gids te dienen ten
einde den Man-met-den-Sluier gevangen te
nemen oprecht was.
„En wat denkt u van dien Russischen
agent Petrinoff, wiens propaganda de grens
tegen de sirkar opruit?"
De knikkeroogen van Khoon schitterden.
Venijnige haat rimpelde zijn geel gezicht.
„Dat is een leugenbeest, die heer over
mijn rasgenooten zou willen worden ,en
dien ik op een goeden dag wel eens zal
dooden".
Hij spuwde.
„Maar, hij jaagt hetzelfde doel na dat
van het concern quantitatief en in lands-
valuta's hooger waren dan die in het vo
rige verslagjaar. Door daling van diverse
valuta's zijn echter de opbrengsten in Hol-
landsch geld iets lager dan in het vorige
jaar. Ondanks alle moeilijkheden van han-
delspolitieken en financieel-technischen
aard kon het concern zijn poSitie op de
markt niet alleen ten volle handhaven, doch
wóor sommige producten nog verbeteren.
Tegelijkertijd is de explotatie-winst vrijwel
onveranderd gebleven op 8,04 millioen
tegen 8,01 millioen in het vorige jaar.
Daarbij moet in het oog worden gehou
den, dat de exploitatie-rekening belast is
met bedragen voor de reserve-vorming,
die bij veel ondernemingen eerst van de
netto-winst in mindering wordt gebracht.
Zoo zijn belangrijke bedragen aan de re
serve voor valuta-risico toegevoegd, ten
laste van de exploitatie-rekening. Hetzelf
de geschiedde met de toevoeging van 1
millioen aan de „extra reserve voor uit
breiding", terwijl de reserve voor risico's,
voortspruitend uit het conjunctuurverloop
eveneens met een niet onbelangrijk bedrag
werd versterkt, dat ook ten laste van de
exploitatie-rekening werd gebracht. Deze
voorzichtige financieele politiek moge dan
de keerzijde hebben, dat de dividenden aan
aandeelhouders op een betrekkelijk matig
peil (7 op preferente en 11 op ge
wone aandeelen) worden gehandhaafd, het
kan niet worden ontkend, dat het aan de
ruime reserveeringen en afschrijvingen in
vorige jaren te danken is, dat de onder
neming op de wereldmarkt op die plaats
is komen te staan, welke zij thans inneemt.
De financieele positie van de grootste
Nederlandsche industrieele onderneming is
krachtig te noemen. Haar arbeidsveld
strekt zich tot vér buiten de grenzen van
ons land uit en haar terrein breidt zich,
dank zij de resultaten van haar weten
schappelijke onderzoekingen en proefnemin
gen nog voortdurend uit. Een voorbeeld
hiervan vormen de mededeelingen in het
(Ingez. Med.)
verslag betreffende den bouw van televisie
ontvangstapparaten, welke binnenkort door
de Engelsche dochtermaatschappij op de
markt zullen werden gebracht.
SN
Het alleszins bevredigende jaarverslag
van de Koninklijke Petroleum Mij. is ot>k
slechts van voorbijgaanden invloed op i*j
koersontwikkeling der aandeelen geweest.
Nu heeft de President-Commissaris van de
Shell Transport Trading Co., de zuster
onderneming der Koninklijke, zich in zijn
uitlatingen op de algemeene vergadering
ook terughoudend getoond ten aanzien van
de verdere vooruitzichten in de petroleum
industrie. Het benzine-yerbruik is in de
eerste vier maanden van dit jaar welis
waar met ongeveer 5 gestegen, doch de
industrieele bedrijvigheid herstelt zich niet
in voldoende mate. Bovendien is de pe
troleumindustrie er nog niet in geslaagd,
een stelsel te vinden, dat het mogelijk
maakt, op economische wijze de productie
in evenwicht te brengen met de vraag
Dit geldt speciaal voor de Ver. Staten.
Het benzine-verbruik heeft daar thans wel
een record-omvang voor het loopende jaar
bereikt, maar de voorraden zijn er 47
grooter dan verleden jaar om dezen tijd,
hetgeen gevaren voor de stabiliteit van de
markt met zich medebrengt.
De gemiddelde dagelijksche ruwe olie
productie is thans 150 000 vaten grooter
dan de vraag. De benzine-voorraden waren
op 1 Juni 14 millioen vaten grooter dan
noodzakelijk is. Afgezien van deze alge
meen minder gunstige ontwikkeling_ geeft
de positie van de Koninklijke Sheügroep
in de Ver. Staten op zich zelf aanleiding
tot tevredenheid Een lichtpunt vormt ook
de mogelijkheid, dat in het Mexicaansche
petroleumgeschil alsnog een voor de
maatschappijen aanvaardbare regeling zal
kunnen worden getroffen.
In de cultuurafdeeling bleef de handel
binnen beperkte grenzen. Taibak-aandee-
len waren tijdelijk vaster op het bericht,
dat de betalingscontingenten voor de le
vering van tabak aan Duitschland voor
het derde kwartaal niet zijn verlaagd ter
wijl er onderhandelingen gevoerd worden
omtrent een nieuw ruil-object.
Hieronder volgt een overzicht van het
het uwe was", drong de kolonel aan, „de
invasie van Indië en de omverwerping van
de sirkar. Waarom haat u hem dan?"
„Omdat hij me beschouwt zooals trou
wens elke bergbewoner een Tartaar-Mon
gool beschouwt, als een van zijn baanve
gers!" mopperde de dwerg. En toch stam
men de groote volksstammen uit de ber
gen, van Ozakzai en van Bungush af van de
krijgslieden van mijn Tartaarschen voor
vader Timour Subaktajine- Werkelijk waar,
kolonel sahib", vervolgde hij. „Als die
Man-met-den-Sluier maar eenmaal gedood
is, dan zal ik dien Russischen hond 's lee-
ren stof te likken. Ik heb u al het bevel
overhandigd om mijn troepen naar huis te
zenden. Ik verzoek thans, dat de sirkar,
nu ik haar bondgenoot ben, me een totale
amnestie zal verleenen".
„Indien we dank zij u, miss Lindsay
weervinden en majoor Gray", zei de kolo
nel, „zult u waarschijnlijk verhoord wor
den. Maar ik kan niet instaan voor mijn
gouvernement. Zoolang ik geen -bevelen
heb gekregen, moet u zich als mijn gevan
gene beschouwen".
U zult ze stellig weervinden, of ik zou
geen Tartaar-Mongool, maar een vervl
bergbewoner zijn", antwoordde Khoon.
Waarop hij zijn misvormd lichaam een
buiging deed maken, zich op zijn hakken
omdraaide en wegging, gevolgd door een
gewapende geleide.
De officier, belast met zijn persoon, was
een grijzende Sikh en heette Rissaldar Sher
Singh.
(ypiF1'""" (Wordt vervoled1