KRONIEK van den DAG. Het gemaal „De Moer in werking gesteld. ZEELAND. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 22 JUNI 1939. No. 145. VORST COBRA Jhr. Quarles van Ufford verricht de plechtigheid. MIDDELBURG. OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN Brussel als hoofdstad van een tweetalig land. De kwestie vein Brussel als hoofdstad van een tweetalig land en de daarmee verband houdende onderwijsproblemen is altijd actu eel geweest. Zij behoort nog steeds tot de omstreden geschillen van de Vlaamsche be weging. Men kan deze kwestie beschouwen als een van de punten die nog geen oplos sing hebben gekregen, hoewel zulks drin gend gewenscht wordt geacht. Het ver- vlaamschingsproces dat op velerlei gebied in de Vlaamsche provinciën sedert verschei dene jaren wordt doorgevoerd is van dien aard dat de eentaligen een meerderheid gaan vormen, en dat de Vlamingen te Brus sel zich ook meer als Vlamingen uiten. An derzjjds zijn er tal van openbare besturen en centrale diensten te Brussel die tweeta lig moeten zijn, ingevolge de wet. Ten slot te geven tal van Brusselsche firma's er zich rekenschap van dat zij zich in tweetaligen zin moeten orienteeren om hu nVlaamsche bezoekers of klanten behoorlijk te kunnen bedienen en sympathiek te stemmen. Noch tans wordt te Brussel zelf niet veel gedaan om zich bij die eischen van tweetaligheid aan te passen. Zoo gaat het verfranschings proces van de te Brussel wonende Vlamin gen en vein hun kinderen steeds voort voor al door middel van het onderwijs. Maar ook het openbaar leven zelf draagt tot dit ver- franschingsproces biji. Toch zijn er te Brussel heele volkswij ken waar men onder de bevolking bijna niets anders dan Vlaamsch hoort spreken, vooral in het benedengedeelte van de stad Statistieken wijzen uit dat in de agglome ratie een groote VHaamsche bevolking leeft. Deze past zich echter aan bij de overmacht of het overwicht van 't Fransch als beschaafde vorm van hun taal ten op zichte van vreemden of spreken Fransch met vreemden om niet als strijdend fla mingant te worden beschouwd. Zij zullen ook Fransch spreken omdat hun ver- franschte vrouw dat fijner vindt, omdat hun kinderen de taal van hun ouders heb ben verleerd, of uit beleefdheid ten op zichte van de anderen die niet voldoende Nederlandsch kennen of het spreken in dialect. De Nederlanders die te Brussel komen wonen trachten meestal alles in 't Fransch te beredderen. De Vlamingen gevoelen zich hierdoor dikwijls gekrenkt. Zij trach ten de houding van deze Nederlanders te verklaren door het feit dat zij begrijpelij kerwijze Fransch willen leeren. Maar goe de bedoelingen van dien aard moeten soms worden overwogen en zoo kunnen de Vla mingen te Brussel bv. niet aanvaarden dat de hier gevestigde Nederlanders hun adres veelal uitsluitend in het Fransch opgeven In 1880 telde de Brusselsche agglome ratie 44,62 Nederlandsch-eentaligen naast 29,19 tweetaligen en 26,17 Fransch-eentaligen. Een halve eeuw later, in 1930, telde men volgens de statistiek nog 14,13 Nederlandsch-eentaligen 45,83 tweetaligen en 40,03 Fransch eentaligen. Een feit is dat de verfran sching van de bevolking het steeds heeft gewonnen,. De voornaamste oorzaak hier van is dat het onderwijs in de Brusselsche agglomeratie steeds nog niet behoorlijk is ingericht en ingesteld blijft op de verfran sching van de Vlaamsche kinderen. De Fransch-taligen te Brussel zullen zich nooit laten vervlaamschen, tenzij onder in vloed van revolutionnaire omstandigheden welke niet bestaan en die door niemand worden gewenscht. Men moet zich dus tot de rede en het gezond verstand richten tot het belang van de Brusselaars spreken Kortom: het is een werk van overreding. De Vlamingen dienen bijv. hun kinderen onderwijs te laten genieten in het Neder landsch van bij de bewaarschool af. Ver der moet de tweetaligheid worden bevor derd bij alle gelegenheden. Dit tweetalig karakter van de hoofdstad van België is een vereischte opdat zij waarlijk haar rol van hoofdstad zou kunnen vervullen. Men mag hopen dat geleidelijk, bij ver dndering van personen in de plaatselijke bestuursorganen, en door de houding van de Vlamingen zelf, de verfransching eens zal worden gestuit, al is er, onbetwistbaar in dit opzicht nog veel te doen. 70). Door MARK CHANNING. HOOFDSTUK XL. De Eeretempel van den Cobra. De eigenaardige hol klinkende stem deed Diana denken aande geheime opening, waardoor zij en de Cobra Gray hadden be gluurd. Het Paleis van den Spiegel zat klaarblijkelijk vol van die buizen; en van de acoustieke eigenschappen der vertrek ken en gaanderijen was handig gebruik gemaakt. „Eindelijk heeft hij ons te pakken, Colin!" fluisterde Diana, die al rondtas tende bij hem was gekomen. „Ik mag hangen, indien hij ons te pak ken heeft!" repliceerde Gray heftig. Houd dien knop vast, Limbu en wanneer ik zeg gen zal: „Trek," dan trek je als een be zetene." Met luid kermend geknars gaven de smalle deuren toe en toonden een kleinen kelder verlicht door een harsachtige fak kel, die in een aan den muur bevestigd on derstel was gestoken, 't Was duidelijk, dat er juist iemand was weggegaan. Drie zuchten van verlichting gingen over in drie uitroepen van verbazing. Voor hen lag de schat van Priester Johannis. 't Was ook inderdaad een gezicht om versteld van te staan, een orgie van fonkelende kleuren. Colliers, sieraden, tul banden, pols- en enkel-ornamenten, overal verspreid, schitterend verblindend in het schijnsel van de rookende fakkel. Wapens Woensdagmiddag werd op plechtige wij ze het nieuwe gemaal „De Moer" van het Waterschap „De breede Watering bewes ten Ierseke", dat gebouwd is Oostelijk van het kanaal door Zuid-Beveland, in werking gesteld. Bij deze plechtigheid waren tegenwoor dig jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford, Commissaris der Koningin in Zeeland, de hoofdingenieurs van den [Rijkswaterstaat J. P. Walland en J. Mol; de hoofdinge nieur van den Prov. Waterstaat J. J. van Leeuwen; mr. H. v. d. Beke Callenfels, voorz. van 't bestuur der Visscherijen op de Zeeuwsche Stroomen; den ingenieur van den Prov. Waterstaat P. L. Israel; burgemees ter H. C. J. Gunning van Ierseke; ir. S. Netto, van de Fa. Netto Smit die het gemaal ontwierp; ir. C. A. van Goudoever de Jong, van de Fa. Pannens en Zoon, die de machines leverde; de dijkgraaf C. Vereeke, bestuursleden van het water schap en de chefs van den administratie ven en technischen dienst. De hr. V e r r e e k e heette het gezel schap welkom, in het bijzonder den Com missaris der Koningin, en wees er dan op, dat dit een bijzonder gemaal is omdat het niet alleen het water uit den polder voert maar tevens voorkomt dat het water bo ven de oesterperceelen verontreinigd wordt. Na nog enkele uiteenzetting be toogde spr, dat het werk keurig afgele verd is. Ir. Van Goudoever deJong gaf hierna eenige technische uiteenzettin gen. Hoofdfiguur is een centrifugaalpomp, die een capaciteit heeft van 150 m3 water per minuut, en gedreven wordt door een 120 pk electro-motor. Bijzondere opdracht was bij deze pomp, dat zij dadelijk moest stoppen als de primaire stroom uitvalt. Dit werd gevonden, doordat dan dadelijk lucht naar de pomp gevoerd wordt, die het vacuum opheft en de pomp doet stop pen. Nadat men nu de eenvoudige maar mooie gebouwtjes, de leiding die het water toe voert en den duiker naar het kanaal be zichtigd had, ging men weer naar de ma chinekamer terug, waar de Commissa ris der Koningin het woord nam, Spr. wees er op, dat met dit gemaal een voor deze streek belangrijk werk tot stand kwam. In 1933 kregen Provinciale Staten het eerst bericht van de plannen, en kwa men ook de bezwaren van het Visscherij- bestuur binnen, dat bij loozing aan den Ier- sekendam verontreiniging der oesterpercee len voorzag. Er zijn nadien heel wat confe renties gevoerd. Tenslotte verklaarde de minister zich bereid de meerdere kosten die een gemaal met zich zou brengen, te dragen en daarna kwam het werk vlot tot stand. Evenals de bespreking met de P.Z, E.M. over de levering van electrischen stroom. Spr. drukte nu de hoop uit, dat ook de ingelanden van den polder zouden medewerken om de toevoerleidingen in orde te houden, want dit is van zeer veel belang. Evenzoo hoopt spr., dat dit een voorbeeld voor andere deelen der provincie zal zijn. Eeuwen heeft Zeeland een strijd gevoerd tegen het water en de zeewering kan veilig geacht worden, maar tegen het binnenwater is nog veel te doen, terwille van de bodemproductie en werken als het graven van waterleidingen, egaliseering, ruilverkaveling. Spr. wenscht het water schap geluk met de totstandkoming van dit gemaal en speciaal den dijkgraaf die daar toe den grootsten stoot gaf, terwijl hij de hoop uitsprak, dat het aan de ingelanden meer welvaart zou brengen. Nadat de Commissaris der Koningin het gemaal nu door 't overhalen van 'n handel in werking gesteld had, maakte het gezel schap nog een rit door het waterschap, om tenslotte te Goes aan een gezamenlijken maaltijd in de „Korenbeurs" deel te nemen, BOTER OF MARGARINE VOOR DE MILITAIREN. Het Tweede Kamerlid de heer Dieters heeft aan de ministers van de defensie en economische zaken de volgende vragen ge steld: 1. Zijn de ministers bereid mede te dee len, of het juist is, dat ook aan de voor de grensbewaking opgeroepen militairen in plaats van boter uitsluitend margarine wordt verstrekt? 2. Zijn de ministers bereid eveneens mede te deelen, of het juist is, dat aanvankelijk overwogen is, aan de in vraag 1 bedoelde militairen wel boter te verstrekken, en, zoo ja, welke de redenen geweest zijn, aan dit voornemen geen gevolg te geven, in het bijzonder of zulks is geschied ten ge volge van aandrang, uitgeoefend door be langhebbenden bij de levering van marga rine? 3. Zijn de ministers niet van meening, dat eindelijk een verandering dient te komen in de tot nog toe te dezen algemeen toege paste praktijk, en dat aan de manschappen van het leger, in het belang onzer volks huishouding, in het bijzonder van den land bouw, voortaan boter in plaats van mar garine behoort te worden verstrekt? MEISJE ONDER VALLEND ZAND BEDOLVEN EN GESTIKT. Gistermiddag was aan den Venloscheweg te Horst, een 8-jarig dochtertje van de fa milie Coenen met eenige vriendinnetjes aan het spelen naast een berg zand van tien meter hoogte. Plotseling kwam er beweging in de hoe veelheid zand, met het gevolg, dat het meisje onder het vallende zand werd be dolven. De vriendinnetjes riepen de op korten afstand werkzame arbeiders, die ter plaatse een rijwielpad aanleggen, te hulp. Deze? slaagden erin het meisje te bevrijden. De levensgeesten waren toen echter reeds ge weken. en harnassen glinsterden; vazen, kleine tafeltjes, alles met edelsteennen ingelegd, alle kleuren van den regenboog uitstra lend, vervulden tot zelfs de schaduwen met hun veelkleurigen glans. Elk sieraad was een prachtstuk. In fonkelende wanorde lagen daar op presenteerbladen van aarde werk opgehoopt, alsof 't gewone kiezel- steennen waren: paarlen, robijnen en saphieren. Bekers en doozen, kostelijk be werkt in Byzantijnsche cloisonné, verdwe nen half onder ontelbare broches, gespen en massief gouden kettingen, ingezet met groote ongeslepen edelsteenen, volgens den juweliers uit vroegere eeuwen. Zelfs de smaak der Oost-Gothen en der Perzische muren lichtten: op de vier hoeken hingen aan gewone ijzeren haken tapijten met in geweven kostbare steenen. Maar het voorwerp, dat de aandacht ge boeid hield van drie paar verbaasde oogen en waarvan de ongelooflijke pracht den luister van het andere deed verbleeken, was een troon, letterlijk witgloeiend, inge legd met witte diamanten, welke omgeven waren door een rand van enorme robijnen en saphieren een robijn en een saphier, afwisselend met vier diamanten. Gray was van oordeel, dat deze zetel ontelbare mil- lioenen waard was; hij wist, dat een Fransch juwelier uit de XVIIe eeuw één van de tronen van den Groot-Mongol van Delhi op ruim twaalf millioen pond ster ling had geschat. „Oh Colin! Wat een prachtige dingen!" „Nu, Di, ik zou maar een paar souvenir- tjes uitzoeken!" zei hij glimlachend, terwijl ze de schatkamer doorliepen naar de vol- (Ingez. Meded.), Gij leeft op uwe doode gemak. Is dat leven? Of is dat vegeteeren? gende deur. Limbu was blijkbaar van dezelfde opinie. Boven de fries zag Gray een andere in scriptie gegraveerd: Sic Aranait gloria mundi. Die Priester Johannis was behalve een potentaat ook een wijsgeer geweest, Van hoe weinig nut waren al die rijk dommen voor hen. Hij wendde zich tot Diana „Hoe eer we weg gaan, hoe beter 't is, Di! Kom mee Limbu, jij vormt de achter hoede... Klaar?" Voorzichtig opende hij de deur en in hun ooren klonken de schrille tonen van een schalmei, dezelfde, 'die ze in den tuin van de Residentie, den avond van de ontvoe ring van Diana, maar veel zwakker beluis terd hadden. Ze wachtten een paar tellen, klaar voor een aanval of om zich te verdedigen, doch er was niets te bespeuren. Toen de deur wijd open was, kwam hen een scherpe, zure, naar muskus riekende damp tegemoet. Ze stonden op den drempel van een aan Manasa, de godin-slang gewijden tempel. Te oordeelen naar het schip en de zij beuken was dit van origine een christelijke kerk, omgevormd door den een of anderen Hindoeschen veroveraar uit het dal. Een rij van twaalf olielampen, waarvan de pit brandde in diepe, doorschijnende groene M- de Jonge, t Woensdag overleed te Terneuzen na een kortstondig lijden de heer M. de Jonge. De heer De Jonge die op 30 December 1861 te Goes geboren was, vestigde zich op jongen leeftijd als drukker-uitgever te Terneuzen Reeds direct nam hij deel aan het open baar leven en deed als zoodanig veel voor het plaatselijk belang. Hij was directeur der symphonie-vereeniging en een der leidende figuren, welke voor den oorlog de plaatse lijke feesten organiseerden. Voorts was hi; voorzitter van de Onderl. Glasverzekering in Zeeuwsch Vlaanderen, voorzitter van het zwembad „De Schelde,", voorzitter-mede oprichter van de Ver. Ziekenzorg voor O. en W. Zeeuwsch-Vlaanderen en bestuurs lid van de afd. Terneuzen der Liberale Staatspartij, voor welke partij hij van 1931 1935 vertegenwoordiger was in den ge meenteraad. Voor al deze verenigingen was hij promotor en voor zijn medebestuur ders een gewaardeerde kracht. JAARVERGADERING „UIT HET VOLK VOOR HET VOLK". Woensdagavond hield de vereeniging „Uit het Volk—Voor het Volk" haar jaar vergadering in de Vergenoeging onder voor zitterschap van den heer W. de Graaf. De heer L. A. Schenk bracht als aller eerst uit zijn Jaarverslag. Wij ontleenen daaraan: Het vereenigingsjaar 1938|39 is in ver schillende opzichten als een voortzetting te beschouwen van het voorafgaande voor wat betreft de werkzaamheden der Vereeni ging. Ook in dit jaar is de Vereeniging voor namelijk op den voorgrond getreden bij een groot feest, waarbij zoowel in de voorbe reiding als in de uitvoering der feestptan- nen belangrijken steun werd verleend door de in de stad werkzame buurtcommissies, Was het, voor het Nederlandsche Volk in zijn geheel een groot voorrecht in Septem ber 1938 het veertig-jarig regeeringsjubi- leum van H.M. Koningin Wilhelmina te mo gen herdenken, ook in onze stad is ter ge legenheid daarvan op ondubbelzinnige wi) ze uiting gegeven aan de gevoelens van groote genegenheid en trouw die de Mid- delburgsche Burgerij onze Vorstin toe draagt. Na de vele voorbereidingen die nu eenmaal aan een groot feest vwbonden zijn, kwam ten slotte een programma tot stand dat de instemming der autoriteiten mocht verwerven en dat, naar wij hopen, ook in prettige herinnering bij stad- en eilandbewoners zal mogen voortleven. Spr. memoreerde alle onderdeelen van het feest. Bij gelegenheid van de verjaardagen der leden van het Koninklijk Huis kon de Ver eeniging, mede doordat de groote feesten der laatste jaren steeds weer een belang rijk bedrag uit de kas vorderden, niet an ders doen dan zich beperken tot de ge bruikelijke fakkel-optochten, van welke die, uit te voeren ter gelegenheid van den verjaardag van H.K.H. Prinses Juliana op 1 Mei jl. te houden met het daaraan voor afgaande concert wegens ongunstig weer moest worden afgelast. Op 14 Jan. 1939 bezocht H.M. de Konin gin, na haar aanwezigheid in Vlissingen bij de vertraagde tewaterlating van een mail boot der S.M. Zeeland, korten tijd onze stad en heeft onze Vereeniging de leiding genomen om H.M. in de Abdij een hulde betuiging te brengen. Hetzelfde geschiedde op 24 Maart 1939, toen Z. K. H. Prins Bernhard een bezoek aan den Heer Commissaris der Koningin bracht, en een groote stoet van Middel- burgsche vereenigingen, waaraan 4 muziek gezelschappen medewerkten, des avonds in de Abdij voor Z. K. H. heeft gedefileerd. De Volkszangschool gaf op 22 en 25 Juni twee uitvoeringen van de Operette „Goud haartje en de Troubadour", ter gelegen heid van het 55-jarig bestaan der school. Evenals bij vorige gelegenheden heeft ook bij deze uitvoeringen welke beide ma len voor een overvolle concertzaal werden gegeven de heer Bosdijk zich weder een directeur met een geweldig initiatief getoond, en is een woord van grooten dank voor zijn toewijding en ijver hier wel op zijn plaats. Het aantal leerlingen van de school be droeg bij het begin van den cursus 226, en wel 191 meisjes en 35 jongens. Bij het einde van den cursus zijn deze cijfers resp. 240, 208 en 32, Voor het eerst is dit jaar, aan het be gin van den cursus aan de nieuwe leerlin gen de verplichting ingesteld, natuurlijk behoudens gevallen van onvermogen, dat door hun öüuêrs één minimum bijdrage van 1,per jaar behoort te worden ge- contribueerd, een bepaling 'die eerst na enkele jaren in zijn gevolgen te overzien zal zijn, doch die niet op ernstige bezwa ren is gestuit. Bij zijn vertrek uit Middelburg nam de heer M. F e r n h o ut ontslag als be schermheer der vereeniging. Bij de door hem geboden gelegenheid afscheidi van hem als burgemeester van Middelburg te ne men heeft de vorozitter onzer vereeniging de gevoelens van dank en waardeering ver tolkt van het bestuur voor de prettige en tegemoetkomende wijze waarop de heer Fernhout steeds ten opzichte van onze vereeniging is opgetreden. Met ingang van 1 Mei heeft de heer P. Lu t ey n ontslag genomen als bestuurslid onzer vereeniging. Zijn toenemende hard- hoorendheid werd door hem als een groot bezwaar gevoeld zijn functie naar belmo ren uit te oefenen. Bestuurslid sedert 3 Juli 1933, waarvan de eerste twee jaren als secretaris, heeft de heer Luteyn steeds blijk gegeven van zijn groote belangstel ling in de zaken der vereeniging, terwijl het bestuur menigmaal van zijn adviezen in zaken betreffende muzikale medewer king en de daaraan verbonden auteurs recht-kwesties heeft geprofiteerd. Met leedwezen heeft het bestuur dan ook van zijn ontslagname kennis genomen. Wat het ledental der vereeniging be treft, dit is sinds het vorig jaar onveran derd. Werd in het vorig jaarverslag ver meld, dat de vereeniging het nieuwe jaar begon met 128 gewone en 194 buitenge wone leden, door bedanken bij het aanbie den der eerste contributie-kwitanties wel ke de leden der vroegere Oranje-Vereeni- ging -werden aangeboden,, moesten deze cijfers gerectificeerd worden tot 128 en 181, totaal 309 leden, contribueerend ƒ517. Het jaar eindigde met 130 gewone en 179 buitengewone leden, in totaal ook 309, contributie-bedrag 522,50. Het in het vo rig verslag gedane beroep pogingen te doen dit aantal uit te breiden, is dus niet verhoord geworden. Bij de gewone leden zijn thans 6 buurt verenigingen als zoodanig ingeschreven, terwijl daarnaast 23 buurtcommissies zijn ingegaan op het voorstel, onze vereeniging jaarlijks minstens 5 af te staan ter dek king der onkosten verbonden aan een feestelijke viering van de verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis. Hiervoor wordt dus jaarlijks 140 ontvangen, een vaste bijdrage die het bestuur zeker niet onwelgevallig is, en tot dankbaarheid stemt. Na deze opsomming van feiten zou dit jaarverslag kunnen eindigen, ware het niet dat het jaar, hetwelk de vereeniging thans ingaat, er een is, waarin den leef tijd der ouden bereikt zal worden. Het zal ongetwijfeld de bedoeling van bestuur en leden zijn, dat ook na het be reiken van dien 75-jarigen leeftijd, de ver eeniging verder zal gaan op den tot dusver gevolgden weg, n.k door leiding te geven aan de Oranje-feesten ter plaatse geor ganiseerd. Bij de vele gedachten die ongetwijfeld naar aanleiding van dit kroonjaar uitge sproken zullen worden, zullen er misschien zijn die met weemoed teruggaan naar een tijd, toen „Uit het VolkVoor het Volk" rijker was dan thans toen het ook inner lijk krachtiger kon zijn, omdat het een kommen, verspreidde een luguber licht, da' in contrast de fantastische schaduwen, die de dansende vlammen wierpen, nog don kerder deed schijnen. Op wat eens het hoofdaltaar was geweest, stond de reusach tige afbeelding van een cobra met een kap op van verguld hout. Gray kon niet onder scheiden of de oogen twee groene lampen waren of twee enorme geslepen smaragden. De grond maakte een wonderlijken, rom- meligen indruk, want hij lag vol kleine botjes en dingen, die in het onzekere licht stukjes touw schenen te zijn; andere eind jes touw slingerden aan de kapiteelen van de kolommen, alsof ze door een onmerkba- ren tocht werden bewogen. In de zijbeuken lagen dikke kabels opgerold. De deur viel met een harden slag dicht. Aan den binnenkant was geen knop. Nu was het lied van de schalmei duidelijk hoor baar. Meer herinnerde de wijs Diana aan de aria van den herder in Tristan. Opeens slaakte ze een kreet. Het eindje touw, waarop ze haar voet gezet had, kromp ineen. 't Was een slang. Gray pakte ze vast. En ze kwamen tot de ontdekking, dat al die stukjes touw een menigte slangen van allerlei soort waren; ze schenen onder verdooving door de mu ziek van de schalmei, want geen enkele, zelfs niet die waarop Diana had getrapt, gaf het minste teeken van kwaad te zijn, ze schenen niet bewust van de tegenwoordig heid der vreemden. Gray probeerde de groote deur van de kerk te forceeren t was tevergeefs. Was er dan geen enkele hoop meer om te ontkomen? Ze hoorden een slag en het knarsen van een ijzeren (Ingez. Med.) it> "8eur. Met een uitroep van schrik vloog Diana naar Gray toe. In een opening van den muur, een twaalf voet ongeveer boven den grond, vertoonde zich tegen een achtergrond van groenachtig licht de gedaante van den Man-met-den- Sluier. „Ik heb al gezegd, dat jullie niet konden ontsnappen", spotte de in het zwart ge- kleede personage. „Je hebt ons te pakken, de duivel hale je!" vloekte Gray. (Was dit de ontknoo ping?) „Ik heb jullie kalm in de val laten loo- pen! Dat doen altijd ratten wanneer ze nagezeten worden", luidde het minachtende antwoord. „Vat het op, zooals je wilt", riposteerde Gray, „we zijn je gevangenen. Wat mij be treft, doet 't er niet toe. Je kunt met me doen wat je wilt. Maar miss Lindsay moet je laten gaan! Je moet haar vrijlaten! Be grijp je?" De duidelijk merkbare uitdaging beman telde een wanhopigen doodsstrijd. „En waarom zou ik haar vrij laten, in ruil voor wat, hond die je bent?" antwoord de de ander sarcastisch. „De Sirkar zal je beloonen". „Die verwenschte Sirkar van jullie heeft zijn langsten tijd bestaan!" „Hoor eens", hield Gray aan in hoogen ernst, „ik zweer, dat ik je alles wat je vra gen zult, zal toestaan!" ,,'t Is gemakkelijk iets te beloven, indien je zeker bent het toch te verliezen! Wat zou je me nu kunnen geven? Dat boekje van je begeer ik niet meer". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5