KRONIEK van den DAG.
Het gemaal „De Moer
in werking gesteld.
ZEELAND.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 22 JUNI 1939. No. 145.
VORST COBRA
Jhr. Quarles van Ufford
verricht de plechtigheid.
MIDDELBURG.
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN
Brussel als hoofdstad van
een tweetalig land.
De kwestie vein Brussel als hoofdstad van
een tweetalig land en de daarmee verband
houdende onderwijsproblemen is altijd actu
eel geweest. Zij behoort nog steeds tot de
omstreden geschillen van de Vlaamsche be
weging. Men kan deze kwestie beschouwen
als een van de punten die nog geen oplos
sing hebben gekregen, hoewel zulks drin
gend gewenscht wordt geacht. Het ver-
vlaamschingsproces dat op velerlei gebied
in de Vlaamsche provinciën sedert verschei
dene jaren wordt doorgevoerd is van dien
aard dat de eentaligen een meerderheid
gaan vormen, en dat de Vlamingen te Brus
sel zich ook meer als Vlamingen uiten. An
derzjjds zijn er tal van openbare besturen
en centrale diensten te Brussel die tweeta
lig moeten zijn, ingevolge de wet. Ten slot
te geven tal van Brusselsche firma's er zich
rekenschap van dat zij zich in tweetaligen
zin moeten orienteeren om hu nVlaamsche
bezoekers of klanten behoorlijk te kunnen
bedienen en sympathiek te stemmen. Noch
tans wordt te Brussel zelf niet veel gedaan
om zich bij die eischen van tweetaligheid
aan te passen. Zoo gaat het verfranschings
proces van de te Brussel wonende Vlamin
gen en vein hun kinderen steeds voort voor
al door middel van het onderwijs. Maar ook
het openbaar leven zelf draagt tot dit ver-
franschingsproces biji.
Toch zijn er te Brussel heele volkswij
ken waar men onder de bevolking bijna
niets anders dan Vlaamsch hoort spreken,
vooral in het benedengedeelte van de stad
Statistieken wijzen uit dat in de agglome
ratie een groote VHaamsche bevolking
leeft. Deze past zich echter aan bij de
overmacht of het overwicht van 't Fransch
als beschaafde vorm van hun taal ten op
zichte van vreemden of spreken Fransch
met vreemden om niet als strijdend fla
mingant te worden beschouwd. Zij zullen
ook Fransch spreken omdat hun ver-
franschte vrouw dat fijner vindt, omdat
hun kinderen de taal van hun ouders heb
ben verleerd, of uit beleefdheid ten op
zichte van de anderen die niet voldoende
Nederlandsch kennen of het spreken in
dialect.
De Nederlanders die te Brussel komen
wonen trachten meestal alles in 't Fransch
te beredderen. De Vlamingen gevoelen
zich hierdoor dikwijls gekrenkt. Zij trach
ten de houding van deze Nederlanders te
verklaren door het feit dat zij begrijpelij
kerwijze Fransch willen leeren. Maar goe
de bedoelingen van dien aard moeten soms
worden overwogen en zoo kunnen de Vla
mingen te Brussel bv. niet aanvaarden dat
de hier gevestigde Nederlanders hun adres
veelal uitsluitend in het Fransch opgeven
In 1880 telde de Brusselsche agglome
ratie 44,62 Nederlandsch-eentaligen
naast 29,19 tweetaligen en 26,17
Fransch-eentaligen. Een halve eeuw later,
in 1930, telde men volgens de statistiek
nog 14,13 Nederlandsch-eentaligen
45,83 tweetaligen en 40,03 Fransch
eentaligen. Een feit is dat de verfran
sching van de bevolking het steeds heeft
gewonnen,. De voornaamste oorzaak hier
van is dat het onderwijs in de Brusselsche
agglomeratie steeds nog niet behoorlijk is
ingericht en ingesteld blijft op de verfran
sching van de Vlaamsche kinderen.
De Fransch-taligen te Brussel zullen zich
nooit laten vervlaamschen, tenzij onder in
vloed van revolutionnaire omstandigheden
welke niet bestaan en die door niemand
worden gewenscht. Men moet zich dus tot
de rede en het gezond verstand richten
tot het belang van de Brusselaars spreken
Kortom: het is een werk van overreding.
De Vlamingen dienen bijv. hun kinderen
onderwijs te laten genieten in het Neder
landsch van bij de bewaarschool af. Ver
der moet de tweetaligheid worden bevor
derd bij alle gelegenheden. Dit tweetalig
karakter van de hoofdstad van België is
een vereischte opdat zij waarlijk haar rol
van hoofdstad zou kunnen vervullen.
Men mag hopen dat geleidelijk, bij ver
dndering van personen in de plaatselijke
bestuursorganen, en door de houding van
de Vlamingen zelf, de verfransching eens
zal worden gestuit, al is er, onbetwistbaar
in dit opzicht nog veel te doen.
70).
Door MARK CHANNING.
HOOFDSTUK XL.
De Eeretempel van den Cobra.
De eigenaardige hol klinkende stem deed
Diana denken aande geheime opening,
waardoor zij en de Cobra Gray hadden be
gluurd. Het Paleis van den Spiegel zat
klaarblijkelijk vol van die buizen; en van
de acoustieke eigenschappen der vertrek
ken en gaanderijen was handig gebruik
gemaakt.
„Eindelijk heeft hij ons te pakken,
Colin!" fluisterde Diana, die al rondtas
tende bij hem was gekomen.
„Ik mag hangen, indien hij ons te pak
ken heeft!" repliceerde Gray heftig. Houd
dien knop vast, Limbu en wanneer ik zeg
gen zal: „Trek," dan trek je als een be
zetene."
Met luid kermend geknars gaven de
smalle deuren toe en toonden een kleinen
kelder verlicht door een harsachtige fak
kel, die in een aan den muur bevestigd on
derstel was gestoken, 't Was duidelijk, dat
er juist iemand was weggegaan.
Drie zuchten van verlichting gingen over
in drie uitroepen van verbazing.
Voor hen lag de schat van Priester
Johannis. 't Was ook inderdaad een gezicht
om versteld van te staan, een orgie van
fonkelende kleuren. Colliers, sieraden, tul
banden, pols- en enkel-ornamenten, overal
verspreid, schitterend verblindend in het
schijnsel van de rookende fakkel. Wapens
Woensdagmiddag werd op plechtige wij
ze het nieuwe gemaal „De Moer" van het
Waterschap „De breede Watering bewes
ten Ierseke", dat gebouwd is Oostelijk van
het kanaal door Zuid-Beveland, in werking
gesteld.
Bij deze plechtigheid waren tegenwoor
dig jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford,
Commissaris der Koningin in Zeeland, de
hoofdingenieurs van den [Rijkswaterstaat
J. P. Walland en J. Mol; de hoofdinge
nieur van den Prov. Waterstaat J. J. van
Leeuwen; mr. H. v. d. Beke Callenfels,
voorz. van 't bestuur der Visscherijen op de
Zeeuwsche Stroomen; den ingenieur van den
Prov. Waterstaat P. L. Israel; burgemees
ter H. C. J. Gunning van Ierseke; ir. S.
Netto, van de Fa. Netto Smit die het
gemaal ontwierp; ir. C. A. van Goudoever
de Jong, van de Fa. Pannens en Zoon,
die de machines leverde; de dijkgraaf C.
Vereeke, bestuursleden van het water
schap en de chefs van den administratie
ven en technischen dienst.
De hr. V e r r e e k e heette het gezel
schap welkom, in het bijzonder den Com
missaris der Koningin, en wees er dan op,
dat dit een bijzonder gemaal is omdat het
niet alleen het water uit den polder voert
maar tevens voorkomt dat het water bo
ven de oesterperceelen verontreinigd
wordt. Na nog enkele uiteenzetting be
toogde spr, dat het werk keurig afgele
verd is.
Ir. Van Goudoever deJong
gaf hierna eenige technische uiteenzettin
gen. Hoofdfiguur is een centrifugaalpomp,
die een capaciteit heeft van 150 m3 water
per minuut, en gedreven wordt door een
120 pk electro-motor. Bijzondere opdracht
was bij deze pomp, dat zij dadelijk moest
stoppen als de primaire stroom uitvalt.
Dit werd gevonden, doordat dan dadelijk
lucht naar de pomp gevoerd wordt, die
het vacuum opheft en de pomp doet stop
pen.
Nadat men nu de eenvoudige maar mooie
gebouwtjes, de leiding die het water toe
voert en den duiker naar het kanaal be
zichtigd had, ging men weer naar de ma
chinekamer terug, waar de Commissa
ris der Koningin het woord nam,
Spr. wees er op, dat met dit gemaal een
voor deze streek belangrijk werk tot stand
kwam. In 1933 kregen Provinciale Staten
het eerst bericht van de plannen, en kwa
men ook de bezwaren van het Visscherij-
bestuur binnen, dat bij loozing aan den Ier-
sekendam verontreiniging der oesterpercee
len voorzag. Er zijn nadien heel wat confe
renties gevoerd. Tenslotte verklaarde de
minister zich bereid de meerdere kosten
die een gemaal met zich zou brengen, te
dragen en daarna kwam het werk vlot tot
stand. Evenals de bespreking met de P.Z,
E.M. over de levering van electrischen
stroom. Spr. drukte nu de hoop uit, dat
ook de ingelanden van den polder zouden
medewerken om de toevoerleidingen in
orde te houden, want dit is van zeer veel
belang. Evenzoo hoopt spr., dat dit een
voorbeeld voor andere deelen der provincie
zal zijn. Eeuwen heeft Zeeland een strijd
gevoerd tegen het water en de zeewering
kan veilig geacht worden, maar tegen het
binnenwater is nog veel te doen, terwille
van de bodemproductie en werken als het
graven van waterleidingen, egaliseering,
ruilverkaveling. Spr. wenscht het water
schap geluk met de totstandkoming van dit
gemaal en speciaal den dijkgraaf die daar
toe den grootsten stoot gaf, terwijl hij de
hoop uitsprak, dat het aan de ingelanden
meer welvaart zou brengen.
Nadat de Commissaris der Koningin het
gemaal nu door 't overhalen van 'n handel
in werking gesteld had, maakte het gezel
schap nog een rit door het waterschap, om
tenslotte te Goes aan een gezamenlijken
maaltijd in de „Korenbeurs" deel te nemen,
BOTER OF MARGARINE VOOR DE
MILITAIREN.
Het Tweede Kamerlid de heer Dieters
heeft aan de ministers van de defensie en
economische zaken de volgende vragen ge
steld:
1. Zijn de ministers bereid mede te dee
len, of het juist is, dat ook aan de voor de
grensbewaking opgeroepen militairen in
plaats van boter uitsluitend margarine
wordt verstrekt?
2. Zijn de ministers bereid eveneens mede
te deelen, of het juist is, dat aanvankelijk
overwogen is, aan de in vraag 1 bedoelde
militairen wel boter te verstrekken, en,
zoo ja, welke de redenen geweest zijn, aan
dit voornemen geen gevolg te geven, in
het bijzonder of zulks is geschied ten ge
volge van aandrang, uitgeoefend door be
langhebbenden bij de levering van marga
rine?
3. Zijn de ministers niet van meening, dat
eindelijk een verandering dient te komen
in de tot nog toe te dezen algemeen toege
paste praktijk, en dat aan de manschappen
van het leger, in het belang onzer volks
huishouding, in het bijzonder van den land
bouw, voortaan boter in plaats van mar
garine behoort te worden verstrekt?
MEISJE ONDER VALLEND ZAND
BEDOLVEN EN GESTIKT.
Gistermiddag was aan den Venloscheweg
te Horst, een 8-jarig dochtertje van de fa
milie Coenen met eenige vriendinnetjes
aan het spelen naast een berg zand van tien
meter hoogte.
Plotseling kwam er beweging in de hoe
veelheid zand, met het gevolg, dat het
meisje onder het vallende zand werd be
dolven.
De vriendinnetjes riepen de op korten
afstand werkzame arbeiders, die ter plaatse
een rijwielpad aanleggen, te hulp. Deze?
slaagden erin het meisje te bevrijden. De
levensgeesten waren toen echter reeds ge
weken.
en harnassen glinsterden; vazen, kleine
tafeltjes, alles met edelsteennen ingelegd,
alle kleuren van den regenboog uitstra
lend, vervulden tot zelfs de schaduwen met
hun veelkleurigen glans. Elk sieraad was
een prachtstuk. In fonkelende wanorde
lagen daar op presenteerbladen van aarde
werk opgehoopt, alsof 't gewone kiezel-
steennen waren: paarlen, robijnen en
saphieren. Bekers en doozen, kostelijk be
werkt in Byzantijnsche cloisonné, verdwe
nen half onder ontelbare broches, gespen
en massief gouden kettingen, ingezet met
groote ongeslepen edelsteenen, volgens den
juweliers uit vroegere eeuwen. Zelfs de
smaak der Oost-Gothen en der Perzische
muren lichtten: op de vier hoeken hingen
aan gewone ijzeren haken tapijten met in
geweven kostbare steenen.
Maar het voorwerp, dat de aandacht ge
boeid hield van drie paar verbaasde oogen
en waarvan de ongelooflijke pracht den
luister van het andere deed verbleeken,
was een troon, letterlijk witgloeiend, inge
legd met witte diamanten, welke omgeven
waren door een rand van enorme robijnen
en saphieren een robijn en een saphier,
afwisselend met vier diamanten. Gray was
van oordeel, dat deze zetel ontelbare mil-
lioenen waard was; hij wist, dat een
Fransch juwelier uit de XVIIe eeuw één
van de tronen van den Groot-Mongol van
Delhi op ruim twaalf millioen pond ster
ling had geschat.
„Oh Colin! Wat een prachtige dingen!"
„Nu, Di, ik zou maar een paar souvenir-
tjes uitzoeken!" zei hij glimlachend, terwijl
ze de schatkamer doorliepen naar de vol-
(Ingez. Meded.),
Gij leeft op uwe doode gemak. Is
dat leven? Of is dat vegeteeren?
gende deur.
Limbu was blijkbaar van dezelfde opinie.
Boven de fries zag Gray een andere in
scriptie gegraveerd: Sic Aranait gloria
mundi. Die Priester Johannis was behalve
een potentaat ook een wijsgeer geweest,
Van hoe weinig nut waren al die rijk
dommen voor hen.
Hij wendde zich tot Diana
„Hoe eer we weg gaan, hoe beter 't is,
Di! Kom mee Limbu, jij vormt de achter
hoede... Klaar?"
Voorzichtig opende hij de deur en in hun
ooren klonken de schrille tonen van een
schalmei, dezelfde, 'die ze in den tuin van
de Residentie, den avond van de ontvoe
ring van Diana, maar veel zwakker beluis
terd hadden.
Ze wachtten een paar tellen, klaar voor
een aanval of om zich te verdedigen, doch
er was niets te bespeuren.
Toen de deur wijd open was, kwam hen
een scherpe, zure, naar muskus riekende
damp tegemoet.
Ze stonden op den drempel van een aan
Manasa, de godin-slang gewijden tempel.
Te oordeelen naar het schip en de zij
beuken was dit van origine een christelijke
kerk, omgevormd door den een of anderen
Hindoeschen veroveraar uit het dal. Een
rij van twaalf olielampen, waarvan de pit
brandde in diepe, doorschijnende groene
M- de Jonge, t
Woensdag overleed te Terneuzen na een
kortstondig lijden de heer M. de Jonge. De
heer De Jonge die op 30 December 1861 te
Goes geboren was, vestigde zich op jongen
leeftijd als drukker-uitgever te Terneuzen
Reeds direct nam hij deel aan het open
baar leven en deed als zoodanig veel voor
het plaatselijk belang. Hij was directeur der
symphonie-vereeniging en een der leidende
figuren, welke voor den oorlog de plaatse
lijke feesten organiseerden. Voorts was hi;
voorzitter van de Onderl. Glasverzekering
in Zeeuwsch Vlaanderen, voorzitter van het
zwembad „De Schelde,", voorzitter-mede
oprichter van de Ver. Ziekenzorg voor O.
en W. Zeeuwsch-Vlaanderen en bestuurs
lid van de afd. Terneuzen der Liberale
Staatspartij, voor welke partij hij van 1931
1935 vertegenwoordiger was in den ge
meenteraad. Voor al deze verenigingen
was hij promotor en voor zijn medebestuur
ders een gewaardeerde kracht.
JAARVERGADERING „UIT HET VOLK
VOOR HET VOLK".
Woensdagavond hield de vereeniging
„Uit het Volk—Voor het Volk" haar jaar
vergadering in de Vergenoeging onder voor
zitterschap van den heer W. de Graaf.
De heer L. A. Schenk bracht als aller
eerst uit zijn
Jaarverslag.
Wij ontleenen daaraan:
Het vereenigingsjaar 1938|39 is in ver
schillende opzichten als een voortzetting te
beschouwen van het voorafgaande voor wat
betreft de werkzaamheden der Vereeni
ging. Ook in dit jaar is de Vereeniging voor
namelijk op den voorgrond getreden bij een
groot feest, waarbij zoowel in de voorbe
reiding als in de uitvoering der feestptan-
nen belangrijken steun werd verleend door
de in de stad werkzame buurtcommissies,
Was het, voor het Nederlandsche Volk in
zijn geheel een groot voorrecht in Septem
ber 1938 het veertig-jarig regeeringsjubi-
leum van H.M. Koningin Wilhelmina te mo
gen herdenken, ook in onze stad is ter ge
legenheid daarvan op ondubbelzinnige wi)
ze uiting gegeven aan de gevoelens van
groote genegenheid en trouw die de Mid-
delburgsche Burgerij onze Vorstin toe
draagt. Na de vele voorbereidingen die nu
eenmaal aan een groot feest vwbonden
zijn, kwam ten slotte een programma tot
stand dat de instemming der autoriteiten
mocht verwerven en dat, naar wij hopen,
ook in prettige herinnering bij stad- en
eilandbewoners zal mogen voortleven. Spr.
memoreerde alle onderdeelen van het
feest.
Bij gelegenheid van de verjaardagen der
leden van het Koninklijk Huis kon de Ver
eeniging, mede doordat de groote feesten
der laatste jaren steeds weer een belang
rijk bedrag uit de kas vorderden, niet an
ders doen dan zich beperken tot de ge
bruikelijke fakkel-optochten, van welke
die, uit te voeren ter gelegenheid van den
verjaardag van H.K.H. Prinses Juliana op
1 Mei jl. te houden met het daaraan voor
afgaande concert wegens ongunstig weer
moest worden afgelast.
Op 14 Jan. 1939 bezocht H.M. de Konin
gin, na haar aanwezigheid in Vlissingen bij
de vertraagde tewaterlating van een mail
boot der S.M. Zeeland, korten tijd onze
stad en heeft onze Vereeniging de leiding
genomen om H.M. in de Abdij een hulde
betuiging te brengen.
Hetzelfde geschiedde op 24 Maart 1939,
toen Z. K. H. Prins Bernhard een bezoek
aan den Heer Commissaris der Koningin
bracht, en een groote stoet van Middel-
burgsche vereenigingen, waaraan 4 muziek
gezelschappen medewerkten, des avonds in
de Abdij voor Z. K. H. heeft gedefileerd.
De Volkszangschool gaf op 22 en 25 Juni
twee uitvoeringen van de Operette „Goud
haartje en de Troubadour", ter gelegen
heid van het 55-jarig bestaan der school.
Evenals bij vorige gelegenheden heeft ook
bij deze uitvoeringen welke beide ma
len voor een overvolle concertzaal werden
gegeven de heer Bosdijk zich weder
een directeur met een geweldig initiatief
getoond, en is een woord van grooten dank
voor zijn toewijding en ijver hier wel op
zijn plaats.
Het aantal leerlingen van de school be
droeg bij het begin van den cursus 226,
en wel 191 meisjes en 35 jongens. Bij het
einde van den cursus zijn deze cijfers
resp. 240, 208 en 32,
Voor het eerst is dit jaar, aan het be
gin van den cursus aan de nieuwe leerlin
gen de verplichting ingesteld, natuurlijk
behoudens gevallen van onvermogen, dat
door hun öüuêrs één minimum bijdrage
van 1,per jaar behoort te worden ge-
contribueerd, een bepaling 'die eerst na
enkele jaren in zijn gevolgen te overzien
zal zijn, doch die niet op ernstige bezwa
ren is gestuit.
Bij zijn vertrek uit Middelburg nam de
heer M. F e r n h o ut ontslag als be
schermheer der vereeniging. Bij de door
hem geboden gelegenheid afscheidi van hem
als burgemeester van Middelburg te ne
men heeft de vorozitter onzer vereeniging
de gevoelens van dank en waardeering ver
tolkt van het bestuur voor de prettige en
tegemoetkomende wijze waarop de heer
Fernhout steeds ten opzichte van onze
vereeniging is opgetreden.
Met ingang van 1 Mei heeft de heer P.
Lu t ey n ontslag genomen als bestuurslid
onzer vereeniging. Zijn toenemende hard-
hoorendheid werd door hem als een groot
bezwaar gevoeld zijn functie naar belmo
ren uit te oefenen. Bestuurslid sedert 3
Juli 1933, waarvan de eerste twee jaren
als secretaris, heeft de heer Luteyn steeds
blijk gegeven van zijn groote belangstel
ling in de zaken der vereeniging, terwijl
het bestuur menigmaal van zijn adviezen
in zaken betreffende muzikale medewer
king en de daaraan verbonden auteurs
recht-kwesties heeft geprofiteerd. Met
leedwezen heeft het bestuur dan ook van
zijn ontslagname kennis genomen.
Wat het ledental der vereeniging be
treft, dit is sinds het vorig jaar onveran
derd. Werd in het vorig jaarverslag ver
meld, dat de vereeniging het nieuwe jaar
begon met 128 gewone en 194 buitenge
wone leden, door bedanken bij het aanbie
den der eerste contributie-kwitanties wel
ke de leden der vroegere Oranje-Vereeni-
ging -werden aangeboden,, moesten deze
cijfers gerectificeerd worden tot 128 en
181, totaal 309 leden, contribueerend ƒ517.
Het jaar eindigde met 130 gewone en
179 buitengewone leden, in totaal ook 309,
contributie-bedrag 522,50. Het in het vo
rig verslag gedane beroep pogingen te
doen dit aantal uit te breiden, is dus niet
verhoord geworden.
Bij de gewone leden zijn thans 6 buurt
verenigingen als zoodanig ingeschreven,
terwijl daarnaast 23 buurtcommissies zijn
ingegaan op het voorstel, onze vereeniging
jaarlijks minstens 5 af te staan ter dek
king der onkosten verbonden aan een
feestelijke viering van de verjaardagen van
leden van het Koninklijk Huis. Hiervoor
wordt dus jaarlijks 140 ontvangen, een
vaste bijdrage die het bestuur zeker niet
onwelgevallig is, en tot dankbaarheid
stemt.
Na deze opsomming van feiten zou dit
jaarverslag kunnen eindigen, ware het
niet dat het jaar, hetwelk de vereeniging
thans ingaat, er een is, waarin den leef
tijd der ouden bereikt zal worden.
Het zal ongetwijfeld de bedoeling van
bestuur en leden zijn, dat ook na het be
reiken van dien 75-jarigen leeftijd, de ver
eeniging verder zal gaan op den tot dusver
gevolgden weg, n.k door leiding te geven
aan de Oranje-feesten ter plaatse geor
ganiseerd.
Bij de vele gedachten die ongetwijfeld
naar aanleiding van dit kroonjaar uitge
sproken zullen worden, zullen er misschien
zijn die met weemoed teruggaan naar een
tijd, toen „Uit het VolkVoor het Volk"
rijker was dan thans toen het ook inner
lijk krachtiger kon zijn, omdat het een
kommen, verspreidde een luguber licht, da'
in contrast de fantastische schaduwen, die
de dansende vlammen wierpen, nog don
kerder deed schijnen. Op wat eens het
hoofdaltaar was geweest, stond de reusach
tige afbeelding van een cobra met een kap
op van verguld hout. Gray kon niet onder
scheiden of de oogen twee groene lampen
waren of twee enorme geslepen smaragden.
De grond maakte een wonderlijken, rom-
meligen indruk, want hij lag vol kleine
botjes en dingen, die in het onzekere licht
stukjes touw schenen te zijn; andere eind
jes touw slingerden aan de kapiteelen van
de kolommen, alsof ze door een onmerkba-
ren tocht werden bewogen. In de zijbeuken
lagen dikke kabels opgerold.
De deur viel met een harden slag dicht.
Aan den binnenkant was geen knop. Nu
was het lied van de schalmei duidelijk hoor
baar. Meer herinnerde de wijs Diana aan de
aria van den herder in Tristan.
Opeens slaakte ze een kreet.
Het eindje touw, waarop ze haar voet
gezet had, kromp ineen.
't Was een slang.
Gray pakte ze vast. En ze kwamen tot
de ontdekking, dat al die stukjes touw een
menigte slangen van allerlei soort waren;
ze schenen onder verdooving door de mu
ziek van de schalmei, want geen enkele,
zelfs niet die waarop Diana had getrapt,
gaf het minste teeken van kwaad te zijn, ze
schenen niet bewust van de tegenwoordig
heid der vreemden. Gray probeerde de
groote deur van de kerk te forceeren
t was tevergeefs. Was er dan geen enkele
hoop meer om te ontkomen? Ze hoorden
een slag en het knarsen van een ijzeren
(Ingez. Med.)
it> "8eur. Met een uitroep van schrik vloog
Diana naar Gray toe.
In een opening van den muur, een twaalf
voet ongeveer boven den grond, vertoonde
zich tegen een achtergrond van groenachtig
licht de gedaante van den Man-met-den-
Sluier.
„Ik heb al gezegd, dat jullie niet konden
ontsnappen", spotte de in het zwart ge-
kleede personage.
„Je hebt ons te pakken, de duivel hale
je!" vloekte Gray. (Was dit de ontknoo
ping?)
„Ik heb jullie kalm in de val laten loo-
pen! Dat doen altijd ratten wanneer ze
nagezeten worden", luidde het minachtende
antwoord.
„Vat het op, zooals je wilt", riposteerde
Gray, „we zijn je gevangenen. Wat mij be
treft, doet 't er niet toe. Je kunt met me
doen wat je wilt. Maar miss Lindsay moet
je laten gaan! Je moet haar vrijlaten! Be
grijp je?"
De duidelijk merkbare uitdaging beman
telde een wanhopigen doodsstrijd.
„En waarom zou ik haar vrij laten, in
ruil voor wat, hond die je bent?" antwoord
de de ander sarcastisch.
„De Sirkar zal je beloonen".
„Die verwenschte Sirkar van jullie heeft
zijn langsten tijd bestaan!"
„Hoor eens", hield Gray aan in hoogen
ernst, „ik zweer, dat ik je alles wat je vra
gen zult, zal toestaan!"
,,'t Is gemakkelijk iets te beloven, indien
je zeker bent het toch te verliezen! Wat
zou je me nu kunnen geven? Dat boekje
van je begeer ik niet meer".
(Wordt vervolgd).