Liberale Middelburgers: doet Uw keuze uit een der candidaten van de
LIBERALE LIJST, nommer 5, lijstaanvoerder Mr. TH. PORTHEINE
KRONIEK van den DAG.
Provinciaal Bestuur
van Zeeland.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 12 JUNI 1939. No. 136.
DIJKSVERBETERING
KARELPOLDER,
(Ingez. Med.)
(Ingez. Med.)
VORST COBRA
61).
De Duitschers en de Tsjechen
De Duitsche .autoriteiten in het protec
toraat Bohemen en Moravië hebben geluk
kig afgezien van het treffen van harde
represaille-maatregelen voor den moord
verleden Donderdag te Kladno gepleegd op
den Duitschen politie-beambte Kniest. Zoo
als men weet, stond dit te vreezen. Aan
de bevolking van het stadje was eerst een
termijn van 24 uur gesteld, om de(n)
moordenaar (s) uit te leveren. Later werd
de termijn met 24 uur verlengd tot Zater
dagavond j.l. Men kreeg den indruk, dat
aan de heele bevolking op strenge wijze de
misdaad vergolden zou worden, indien by
het verstrijken van den termijn nog niets
omtrent de(n) moordenaar(s) bekend zou
zijn. Zaterdagavond werd gelukkig echter
meegedeeld, dat de rijksprotector Von Neu-
rath had afgezien van verdere vergeldings
maatregelen, ook al had het dreigement
dan geen resultaat opgeleverd. Alleen ver
nam men, dat gezocht werd naar een be
rucht misdadiger, die wel eens de schul
dige zou kunnen zijn.
Het stadje Kladno werd in afwach
ting van eventueel andere straffen Vrij
dag reeds een boete van 500.000 kronen op
gelegd. Naar de Duitsche chef van het
district naderhand verklaarde, moet 80
hiervan door de Joden en 20 door de
„aanhangers" van oud-president Benesj
worden opgebracht. Het hoeft voor den ob
jectieven Nederlander geen betoog, dat
deze „straf" reeds volkomen onrechtvaar
dig is. Al de inwoners van een stad als het
ware verantwoordelijk stellen voor de mis
daad van een of een paar duistere indivi
duen, is iets dat in een donker en bar-
baarsch verleden thuis hoort. Straffen in
den gewonen zin des woords kan men zoo
iets niet noemen. Hier moeten de woorden
wraak en tirannie gebruikt worden. Het
doet er voor Duitsche autoriteiten blijk
baar niet toe, of duizenden onschuldigen
getroffen worden; hun zucht wraak te ne
men voor de misdaad en een voorbeeld te
stellen, moest in vervulling gaan.
Verleden zomer toen Berlijn bezig was
de ontbinding van den Tsjechoslovaakschen
staat voor te bereiden, heeft Hitier ver
schillende philippica's afgestoken, waarin
den Tsjechen een schandelijke onderdruk
king van de Sudeten-Duitschers voor de
voeten werd geworpen. De Führer beriep
zich daarbij herhaaldelijk op het zelfbe
schikkingsrecht der volkeren en verwierp
principieel de overheersching van het eene
volk door het andere. Al deze schoone the
orie wordt thans in Bohemen en Moravië
met voeten getreden. Men ontkent te Ber
lijn natuurlijk, dat de Tsjechen door de
Duitschers overheerscht en onderdrukt
wordt. Wat er de laatste weken in Bohe
men en Moravië is gebeurd, toont echter
maar al te duidelijk aan, dat de Tsjechen
zich allesbehalve behaaglijk voelen onder
de Duitsche voogdij. Toen Bohemen en Mo
ravië eenige maanden geleden bij het Der
de Rijk werden ingelijfd, kreeg de wereld
te hooren, dat den Tsjechen een voorbeel
dige autonomie ten deel zou vallen. De
Duitschers zouden nu eens laten zien, hoe
men een minderheid in den staat behoort
te behandelen, en op welke wijze verschil
lende volkeren binnen een staatsverband
kunnen samenwonen. Buiten Duitscüand
zullen weinigen zich hierover eenige illusie
gemaakt hebben. De praktijk bewijst +hans,
dat Berlijn zijn schoon voornemens,
genomen dat ze oprecht bestonden, niet tot
verwezenlijking kan brengen. Het is de ge
bruikelijke eigendunkelijke overheersching,
welke het bewind in BcfieS2clï -en Moravië
kenmerkt. De belangen van de TTsjScHjsfite'
gebieden staan kennelijk ten achter bij de
belangen van het „Groot-Duitsche Rijk".
Er worit alleen rekening met de „zelfstan
digheid" dier gebieden gehouden voor zoo
ver dat in de kraam van Berlijn te pas
komt. In de praktijk beteekent dit, dat die
zelfstandigheid niet veel meer dan een fic
tie is en van Bohemen en Moravië aller
hande offers gevraagd worden ten bate van
het eigenlijke Duitschland. Een gestadig
groeiende ontevredenheid onder de Tsje
chen is er het gevolg van en ter bestrij
ding daarvan kent men te Berlijn blijk
baar ook al geen andere middelen dan die
van het geweld. Voor den eigen aard van
het Tsjechische volk, hun nationale aspi
raties en al die dingen, waarover Hitier
zulke schoone dingen wist te zeggen toen
het den vorigen zomer om de bevrijding
van de Sudeten-Duitschers ging, wordt
thans niet gerept te Berlijn. De Tsjechen
moeten zich voor de Duitschers buigen,
gehoorzamen aan de bevelen uit de rijks
hoofdstad, hoezeer die soms in strijd met
hun specifieke belangen en hun gevoel van
eigenwaarde zijn. Misdaden als te Kladno
moeten onvoorwaardelijk veroordeeld wor
den. Maar de Duitschers hebben zelf den
bodem voor zulke afschuwelijke feiten be
reid.
(Voorstellen van Ged. Staten voor de
a s. Zomerzitting).
Kasgeld.
Ged. Staten vragen machtiging om in
1940 tot een maximum van 2,000,000
aan kasgeld op te nemen tegen een rente
van ten hoogste 2 boven het promesse
disconto van de Nederlandsche Bank.
Rekening Provinciaal Wegenonder-
houdsfonds.
Ged. Staten bieden ter vaststelling aan
de balans en rekening van het Provinciaal
wegenonderhoudsfonds van Zeeland over
1938.
De balans geeft een eindcijfer van
626,826, en de rekening een van 115,002
met een batig saldo van 51,451.
Onttrekking weg aan het openbaar
verkeer.
Op de kruin van den dijk tusschen den
tot het waterschap ZuidKats.Sint-Anna-
en Sparks behoorenden Zuidlandpolder en
den polder Zeven-Trinité's is, van den
Prov. weg TerjieuzenAksel tot den
scheidingsdijk van deze polders met den
Zaamslagpolder, gelegen de aardweg, ge
naamd De Ooudlandsche dijk in de ge
meente Terneuzen. Deze weg is voor het
openbaar verkeer zonder beteekenis, ter
wijl het uitgesloten is, dat hij in de toe
komst eenig belang als zoodanig zou kun
nen krijgen.
De heer H. P. Pateer, landbouwer te
Zaamslag, verzoekt te bevorderen dat de
bedoelde weg aan het openbaar verkeer
wordt onttrokken. Ged. Staten hebben,
met den hoofdingenieur van den Prov
Waterstaat, tegen de gevraagde onttrek
king geen bezwaar. Ged. Staten stellen
dan ook voor het verzoek in te willigen
Restauratie Consistoriekamer der
Neil. Herv. Kerk te' Brouwersha
ven.
Bij besluit van 14 Juli 1936 werd be
sloten 10 der kosten tot een maximum
van 460 toe te kennen voor de restau
ratie van de Consistoriekamer der Nederl.
Herv. Kerk te Brouwershaven.
Nu blijkt, dat de kosten 5200 zullen
bedragen, stellen Ged. Staten voor het
maximum te verhoogen tot 520.
WIJZIGINGEN TERTIAIRE WE
GENPLAN.
Ged. Staten hebben verschillende wen-
schen inzake plaatsing van een aantal we
gen op het tertiaire wegenplan aan den
hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat
ter beoordeeling voorgelegd.
De hoofdingenieur wijst er op, dat het
wegennet reeds rond 430 km lang is en
dat verder groote uitbreiding het gevaar
doet ontstaan, dat de algeheele verbete
ring een zeer groot aantal jaren zal
eischen en óók de beperkte beschikbare
geldmiddelen zullen verwateren.
De weg Sint-JanslandOosterland komt
voor plaatsing in aanmerking, omdat hij
de twee dorpen der gemeente Oosterland
verbndt. De weg Sir JanslandBruinisse
wil de hoofdingenieur niet laten vervallen
aangezien een behoorlijke verbinding tus
schen Bruinisse en Sir Jansland en ver
der met de Noordzijde van Duiveland
niet gemist kan worden.
Piaatsing van den weg Oosterland-Viane
komt aan den hoofdingenieur geheel over
bodig voor, doch wel komt z.i. voor plaat
sing in aanmerking de tertiaire weg tus
schen het Gehucht aan den Noordweg en
den Rijksweg op Smt-Filipsland. De wegen
Wolf aartsdijk-de Piet-Lewedorp zouden
slechts een verkorting brengen van 3 km
en dit acht de ingenieur niet van beteeke
nis voor opnamen in het tertair wegenplan.
Wel is dit het geval met den weg Katten-
dijke-Straatweg-Kapelle-Goes ter vervan
ging van den weg Kattendijke-Wemeldinge.
De aftakking van den weg Ovezande
's Heerenhoek naar den Provincialen weg
bij Heinkenszand heeft slechts beteekenis
voor het plaatselijk verkeer en in verband
met een en ander kan opname in het ter
tair wegenplan achterwege worden gela
ten, doch juist tegenover gesteld is het met
den weg van Nieuwdorp in zuidelijke rich
ting naar den weg 's Heerenhoek-Lewe-
dorp. Niet in aanmerking komen volgens
den hoofdingenieur de weg van den Rijks
weg door den Kreekrakpolder naar
Völckerdorp en de weg van Waterlandkerk
je al of niet langs slapershaven naar Aar
denburg; en de weg van Reuzenhoek naar
den Kopwijkschen weg tot de nieuwe aan
legplaats in den Perkpolder. Wel is op
name gewenscht van den Dishoekschen weg
onder Koudekerke en van den weg Kruis
weg-W alsoorden.
Ged. Staten stellen voor in dien geest te
besluiten.
In de vergadering van 20 Dec. hebben
Ged. Staten gevoeld de kwestie van afwij
zing van het verzoek van het bestuur van
den Karelpolder te Krabbendijke, om sub
sidie voor dijksverbetering te moeten aan
houden, als gevolg van de discussies. Op
nieuw zijn zij te rade gegaan met het feit,
dat zoo het hier al niet een noodtoestand
betreft, het in elk geval gaat om een toe
stand, die dringend verbetering behoeft.
Verder met de omstandigheid, dat in den
loop der beraadslagingen bleek, dat bij zeer
vele leden der Staten de overtuiging leef
de, zij het niet bij allen op denzelfden
grond, dat er in dit bijzondere geval aan
leiding bestond voor de provinciale om al
thans eenige medewerking te verleenen.
Voorts hebben Ged. Staten overwogen, dat
ook de achterliggende polders zich niet ge
heel en al onbetuigd laten, al zou men wel
licht een grootere medewerking verwacht
en gewenscht hebben, en tenslotte dat de
bereids toegezegde medewerking van de
Regeering wellicht op ruimeren schaal zal
geschieden, wanneer ook van daadwerke
lijke medewerking der provincie blijkt.
Daarnaast staat, dat elke andere weg, die
zou kunnen worden ingeslagen, en dan den
ken Ged. Staten aan vereeniging van den
Karelpolder met andere polders of water
schappen, dan wel aan calamiteusverkla-
ring van den Karelpolder te lang blijkt, zoo
het te stellen einddoel al zou kunnen wor
den bereikt, terwijl het hier geen noodtoe
stand betreft, doch wel een toestand, die
dringend verbetering behoeft en waarbij
ook andere belangen, dan die van den Ka
relpolder zelf, meer of minder onmiddellijk
zijn betrokken. Ged. Staten vonden geen
enkele aanwijzing welk bedrag moest wor
den voorgesteld. De zaak kwam in een ge
heel nieuw stadium te verkeeren, toen
bleek, dat de interdepartementale commis
sie bereid was, behalve de beschikbaarstel
ling uit het Werkfonds van een bijdrage in
de materiaalkosten van f 68.000, een ver
laging van het rente-percentage van 1% op
1. pet. te bevorderen, mits de provincie ge
durende 40 jaar een bijdrage zou verleenen
van pet. van f 68.000 of f 340. Ged. Sta
ten stellen voor daartoe te besluiten.
MOTIE-DE PAUW INZAKE
AANSTELLING IN TIJDELIJKEN
DIENST.
In de Statenvergadering van 22 Decem
ber 1936 diende de heer De Pauw namens
de S.D.A.P.-fractie een motie in, waarin
wordt neergelegd, dat aan arbeiders, die
een reeks van jaren bij eenigen polder of
eenig waterschap op arbeidscontract werk
zaam zijn geweest de gelegenheid dient te
worden opengesteld op een vaste aanstel
ling. Bij de behandeling van een voorstel
van Ged. Staten in de vergadering van 20
December, werd dit aangehouden om nader
te kunnen nagaan of er in de andere pro
vinciën ter zake van deze materie regelin
gen zijn en zoo ja welke. Thans is gebleken,
dat dit alleen het geval is in Noord- en
Zuid-Holland. Wat de Noord-Hollandsche
waterschappen aangaat, de in dienst daar
van werkzaam zijnde arbeidscontracctanten
schijnen voor niet langer dan een bepaal
den tijdsduur te kunnen worden aangesteld,
terwijl aan de Zuid-Hollandsche polder-ar
beidscontractanten als regel na verloop van
ten minste twee jaren een ambtenaarsaan
stelling in tijdelijken dienst met terugwer
kende kracht tot aan het tijdstip, waarop
de arbeidsovereenkomst is aangevangen,
wordt uitgereikt,.
De meening lat aanstelling als ambtenaar
in den zin der Pensioenwet den polder niet
duurder zou komen te staan dan indienst
neming op arbeidscontract, is m.ts uitslui
tend met eenzelfden diensttijd van het 18e
let het 65e levensjaar en met een gemid-
d ld jaarloon van GO rekening w irde ge
heimen, niet juist. In het in net oorspron-
ke. ijk voorstel gebelde voorbeeM zal een
pensioenspremie m letaal ten bedrage van
1480.50 ten last? van den polder komen.
Over een gelijk tijdvak zal door den polder
voor een arbeidscontractant aan renteze-
gols geplakt moeten worden 1450.80 of
28.70 minder. Dit verschil mag over een
tijdvak van 47 jaren van geen overwegende
beteekenis geacht worden. Maar als iemand
is aangesteld in den zin der Pensioenwet is
hij tevens ambtenaar in den zin der Amb
tenarenwet en van het Polderambtenaren
reglement Zeeland 1931.
Maar er is ook nog een en ander van
meer principieelen aard naast die van fei-
telijken aard. Dit is de omstandigheid dat
door de aanneming der motie op een be
perkt terrein een koers zou worden ingesla
gen, in beginsel afwijkend van die, welke
tot dusverre zoowel door het Rijk, als in
deze Provincie en elders wordt gevolgd een
afwijking bovendien, die Ged. Staten, ook
in algemeenen zin allerminst zouden willen
propageeren, een sterken grond te meer
voor hun afwijzend advies. Zij geven derhal
ve andermaal in overweging de motie-De
Pauw te verwerpen.
BIJDRAGE KOSTEN HERSTEL
MONUMENTEN.
De vestingwerken te IJzendijke
en Retranchement.
In 1920 werd op voorstel van den heer
Lindeijer, aan Ged. Staten verzocht jaar
lijks een vast bedrag op de begrooting te
brengen tot vorming van een fonds tot be
houd van monumenten. Te beginnen met
1921 werd toen 5000 voor dat doel uitge
trokken, en in 1925 deelden Ged. Staten me
de, dat h.i. in het algemeen de regel dien
de te worden gevolgd, dat de Prov. bijdrage
zou bedragen 10 pet. van de eerste f 30.000
en 5 pet. van de overige der al
geheele herstellingskosten, terwijl als de
kosten minder dan 30.000 zouden bedra
gen nimmer meer dan 10 als maximum
zou worden toegekend. In 1930 werd de bij
drage van 5000 op 10.000 gebracht doch
sedert 1933 is men begonnen weer maar uit
te trekken wat bleek noodig te zijn voor
gevraagde en toegekende bijdragen. Van
^fondsvorming, zooals in het begin in de be
doeling lag, is nimmer sprake geweest. In
middels is er geleidelijk aan een wijziging
in den toestand ingetreden. Werd afgeschei
den van wat oorspronkelijk de bedoeling
mag zijn geweest, bij het besteden van het
eenmaal uitgetrokken bedrag vrijwel uit
sluitend gedacht aan het herstel van raad
huizen, torens en vooral kerken en werd de
onderhavige begrootingspost telken jare op
zich zelf beschouwd los van hetgeen toege
zegd en besteed was, zoowel als van het
geen in een meer of minder nabije toe
komst toegezegd en besteed stond te wor
den, meer en meer dringt zich de vraag op
eenerzijds of naast bepaalde gebouwen er
niet andere objecten zijn waarvoor, zoo zij
EENS PTÖRTERS
EN NOG STEEDS
AAN DE SPITS
BOUGIES
!N.V. WILLEM VAN RIJN;
AMSTERDAM (C.) KEIZERSGRACHT 17»/"
T.E I E F O O N 313 0 8 (4 LIJ N E N)
worden hersteld, op gelijke gronden als
gelden voor monumentale gebouwen een
bijdrage uit de Provinciale kas behoort te
worden toegekend, anderzijds of het geen
aanbeveling verdient, over te gaan tot de
vorming van een fonds, waaruit telken jare
naar gelang der behoefte kan worden ge
put, zoodat zich niet langer de mogelijkheid
voordoet, gelijk in het verleden, dat in het
eene jaar meer, in het andere jaar minder
dan het daarvoor aanvankelijk uitgetrok
ken bedrag wordt besteed.
Wat de eerste overweging betreft wij
zen Ged. Staten er op, dat thans een twee
tal verzoeken aanhangig zijn, resp. van de
gemeentebesturen van Retranchement en
IJzendijke, waarbij een bijdrage wordt ver
zocht in de kosten van herstel der ter
plaatse van oudsher bestaan hebbende ves
tingwerken in hun vroegeren toestand. Het
kan bezwaarlijk worden ontkend dat van
een historisch en wellicht zelfs van een
kunstzinnig standpunt uit beschouwd, er
slechts een gradueel verschil is tusschen
een kerk of een stadhuis, getuigen van de
vroomheid en den burgerzin onzer voor
ouders, eenerzijds en een vestingwerk, dan
wel een complex van versterkingen, getui
gen van den vasten wil dierzelfde voor
ouders om hunne onafhankelijkheid te ver
dedigen en te bewaren anderzijds. Op ge
noemde verzoeken kan evenwel bezwaar
lijk worden beslist, zoolang de Staten zich
niet ten aanzien van de hoofdzaak hebben
uitgesproken. En wat de tweede overwe
ging betreft, het spreekt ook wel vanzelf,
dat wanneer voor het hier beoogde doel
een fonds wordt gevormd, vooral in de ko
mende jaren de inwilliging van bepaalde
verzoeken en de uitkeering der daartoe
beschikbare penningen een gelijkmatiger
verloop kan hebben, dan thans wel het ge
val is. Aangezien telken jare uit de Prov.
begrooting zal moeten blijken, voor welke
objecten en tot welke bedragen uit het te
vormen fonds zal worden geput, blijft het
budgetrecht der Staten geheel onverlet.
Ged. Staten achten om verschillende rede
nen 5000 per jaar te gering. O.a. zal de
gedachte van fondsvorming volledig tot
haar recht komen als een ruimer toevloei
en der gelden aanwezig is en ook komt de
vraag naar voren of de Provincie ook on
der bepaalde voorwaarden moet bijdragen
tat
Door MARK CHANNING.
Het idee beangstigde haar niet. De ten
gere persoonlijkheid boezemde haar een
vertrouwen in, dat elke vrees uitsloot; ze
was alleen maar héél nieuwsgierig.
„Wie is u, gonron-dji (geestelijke leids
man)?" mompelde ze, haar kin steunend
in de hand, haar blik gericht op de vreemd
heldere oogen van den Hindoe.
„Ik ben de gezworen vijand van hem,
dien men den Man-met-den-Sluier noemt",
antwoordde de verre stem. „Van hem, die
de heiligdommen van mijn volk verwoest,
die er de bloeddorstigste vervolger van is.
En daarom zal hij door mij en door geen
ander gedood worden".
„Is 't waar", vroeg Diana heel zacht,
„dat Alam Khan in Dienst is van den Man-
met-den-Sluier?"
De Sadhu boog toestemmend het hoofd.
„De Drager-van-den-Sluier heeft het Pa
leis van den Spiegel ontdekt op het tijdstip,
waarop dit de tempel was van Manasa, de
Godin-slang; en daar hij niet in staat was
het voor zich te behouden, plaatste hij er
Alam Khan in met de belofte van den
schat, dien de kelders bevatten, te zullen
deelen wat hij nooit doen zal. Vóór dien
tijd had nog nimmer een bergbewoner het
durven naderen. Het spookte er, en in de
schaduw ervan had de Dood zich verscho
len. (Langzaam schudde de Sadhu zijn
hoofd). Nu, de Dood is erde Dood en
de WaanzinSommige heilige mannen
van mijn geloof bezitten wonderbaarlijke
vermogens, zoo hadden zij, die deze ruïne
bewoonden, het uiterlijk aangenomen van
leprozen; in werkelijkheid was 't slechts 'n
spel van Maya een zinsbedrog waar
door zij veiliger waren. Doch de Man-met-
den-Sluier trotseerde het gevaar van de
besmetting, met als gevolg, dat de dood hem
wacht als straf voor zijn euveldaad, want
hij joeg de bezitters het paleis uit".
„Waarom doodt de Cobra den Man-met-
den-Sluier niet, wie hij dan ook is, en maakt
hij zich geen meester van dien schat? 't Is
mets voor hem om zich door iemand, die
zich tusschen hem en het begeerde voor
werp stelt, te laten weerhouden".
„Neen, hij vreest de macht van dat ge
duchte wezen".
„Welke macht?"
Een flauw glimlachje speelde om de lip
pen van den asceet.
Een macht, die zoowel onder, op als boven
de aarde heerscht en die aan hem gehoor
zaamt. Vraag niet verder".
Diana, die vreesde door de soldaten, wier
voetstappen bij hun ronde duidelijk hoor
baar waren, beluisterd te worden, kroop
dichter naar den Sadhu foe. Zou hij Colin
Gray niet kunnen bevrijden?
„Er is hier een gevangene", begon e.
„Ik ken hem", antwoordde de witte ge
daante en een vriendelijke glans verhelder
de zijn ernstig gezicht. „Zoodra het oogen-
blik gekomen is, zal ik hem hulp verlee
nen; dat wil zeggen, niet ik, zooals ge me
hier ziet, doch dank zij mijn macht om
van uit de verte te kunnen handelen. De
Karma moet vervuld worden, de onfeilbare
loop van alle menschelijke daden. En de
eeuwige Volmaaktheid zal ons bijstaan."
Dit was in hoofdzaak hetgeen de Sadhu
tegen Diana zei. En vóór zij er aan dacht,
was het oogenblik voor de vlucht gekomen.
„Dilkoosh, rakker, waar zit je?" 't Was
Als gij haat voelt, kijk dan niet naar
buiten, maar naar binnen. Daar zit de
pijn en haar oorzaak.
de stem van de Nubische. Tot tweemaal
toe werd het teeken herhaald: „Dilkoosh!
Dilkoosh!"
Diana, geknield, luisterde. Ze had niet
gemerkt, dat de Sadhu was weggegaan. Het
geluid van nauwelijks waarneembare voet
stappen op den door de zon hard geworden
grond van het buitenpad nam al haar aan
dacht in beslag.
Even later teekende zich in de blauwe
schemering voor den ingang van het hol de
slanke vorm at van het hertje. Het dier,
dat haar lucht gespeurd had,' kwam haar
halen; het dacht aan al de lekkernijen,
waarvan Chirine zoo ruim voorzien was en
die Diana het gevoerd had.
„Ik zal het hertje wel voor je vangen",
riep een mannenstem. „Het is hier geen ge
gaan.
Haastige voetstappen naderden; het
schijnsel van een lantaarn danste over het
pad, werd rossig bij den ingang van de
grot en viel op de tengere gestalte van een
jongen bergbewoner.
„Kom er uit!" riep de wacht, een jonge,
magere Afridi.
Met zijn blik gericht op de verschrikte
oogen, die hem aanstaarden, plaatste hij
zijn lantaarn op den grond, gespte den riem
los van zijn geweer en blokkeerde den uit
gang.
Diana tastte naar het fleschje vergif.
Doch het ontglipte aan haar bevende vin
gers en viel in scherven op den rotsbodem
neer.
„Hé! Broeders!" riep de jonge wacht.
„Kom gauw! Ik heb een dief gesnapt!"
„Een dief! Een dief!"
De kreet werd. door de andere patrouilles
overgenomen, iemand schoot een geweer
af; en in een oogwenk was het hol vol met
gewapende mannen.
Een kleine, breed geschouderde soldaat
bond Diana de handen vast achter op den
rug; intusschen stootte hij haar onophoude
lijk aan met zijn elleboog.
Geërgerd keek ze op hem neer, maar
haar hart stond stil, toen ze Limbu her
kende.
De Gurkhaansche oppasser had kans ge
zien zich te laten aanwerven om onder het
vaandel van den Cobra te vechten.
„Ik ben gekomen om hem te zoeken",
fluisterde hij.
De anderen omringden hem.
„Wat beteekent al dat leven?" schreeuwde
woedend Alam Khan. „Breng dien gevan
gene hier".
Hij stond op een balcon van het apparte
ment van Chirine, de Perzische naast hem;
in het vertrek achter hen, dat verlicht was
door zilveren lampen, waarin welriekende
olie brandde, hadden muzikanten en dan
seressen zich in een hoekje verscholen, na
plotseling bij het hooren van het alarmge
roep hun dans te hebben gestaakt.
Chirine's pupillen, uitgezet van ontstel
tenis, vlamden als bruin vuur in het bleek
ovaal van haar gezicht. Natuurlijk her
kende ze die goudblonde krullen, die in het
schijnsel der lantaarns glansden met roo-
den weerschijn. De hand van den Cobra
grijpend, wierp ze zich op haar knieën.
,,'s Is het Engelsche meisje, Heer! Doe
haar geen kwaad ter wille van mij! Schenk
haar aan mij! Ik houd van haar. Bij Allah,
ik zweer te zullen sterven, indien u haar
niet aan mij schenkt".
Ze lag aan haar voeten. Alam Khan
voelde zich vreemd ontroerd. Nog nooit had
hij haar zien knielen; hij was 't altijd ge
weest, die aan haar voeten ging zitten, of
zelfs voor haar knielde. En, wel beschouwt,
waarom zou hij dat Engelsche meisje laten
dooden? Mogelijk kon ze hem nog van nut
zijn.
„Laat haar vrij!" beval hij.
Chirine greep zijn hand, die zij met kus
sen overlaadde.
„Ik houd van u, ik houd van u, oh Edel
moedige!" jubelde ze.
„Laat haar niet vrij, of 't is jullie aller
dood", schreeuwde een snijdende stem.
Van boven, van den Toren van den Spie
gel, keek een in het zwart gekleede ge
daante neer op de acteurs van het drama.
„Breng haar naar den oppasser van de
beesten", vervolgde de Man-met-den-Sluier.
„Morgen op het Strijdplein wordt ze ter
dood gebracht."
Op het gezicht van Alam Khan stond
machtelooze woede te lezen. In het open
baar had men hem vernederd en onge
straft. Hij, die meer dan eens iemand ge
dood had, omdat de schuldige het gewaagd
had in zijn tegenwoordigheid te grinniken,
en nu was hij bespot en zijn autoriteit be
lachelijk gemaakt. Ten aanhoore van zjjn
eigen volk was hij beleedigd. De inzet
eerbied dien men hem verschuldigd was,
was geschokt.
(Wordt vervolgd).