Liberale Middelburgers: doet Uw keuze uit een der candidaten van de LIBERALE LIJST, nommer 5, lijstaanvoerder Mr. TH. PORTHEINE KRONIEK van den DAG. Provinciaal Bestuur van Zeeland. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 12 JUNI 1939. No. 136. DIJKSVERBETERING KARELPOLDER, (Ingez. Med.) (Ingez. Med.) VORST COBRA 61). De Duitschers en de Tsjechen De Duitsche .autoriteiten in het protec toraat Bohemen en Moravië hebben geluk kig afgezien van het treffen van harde represaille-maatregelen voor den moord verleden Donderdag te Kladno gepleegd op den Duitschen politie-beambte Kniest. Zoo als men weet, stond dit te vreezen. Aan de bevolking van het stadje was eerst een termijn van 24 uur gesteld, om de(n) moordenaar (s) uit te leveren. Later werd de termijn met 24 uur verlengd tot Zater dagavond j.l. Men kreeg den indruk, dat aan de heele bevolking op strenge wijze de misdaad vergolden zou worden, indien by het verstrijken van den termijn nog niets omtrent de(n) moordenaar(s) bekend zou zijn. Zaterdagavond werd gelukkig echter meegedeeld, dat de rijksprotector Von Neu- rath had afgezien van verdere vergeldings maatregelen, ook al had het dreigement dan geen resultaat opgeleverd. Alleen ver nam men, dat gezocht werd naar een be rucht misdadiger, die wel eens de schul dige zou kunnen zijn. Het stadje Kladno werd in afwach ting van eventueel andere straffen Vrij dag reeds een boete van 500.000 kronen op gelegd. Naar de Duitsche chef van het district naderhand verklaarde, moet 80 hiervan door de Joden en 20 door de „aanhangers" van oud-president Benesj worden opgebracht. Het hoeft voor den ob jectieven Nederlander geen betoog, dat deze „straf" reeds volkomen onrechtvaar dig is. Al de inwoners van een stad als het ware verantwoordelijk stellen voor de mis daad van een of een paar duistere indivi duen, is iets dat in een donker en bar- baarsch verleden thuis hoort. Straffen in den gewonen zin des woords kan men zoo iets niet noemen. Hier moeten de woorden wraak en tirannie gebruikt worden. Het doet er voor Duitsche autoriteiten blijk baar niet toe, of duizenden onschuldigen getroffen worden; hun zucht wraak te ne men voor de misdaad en een voorbeeld te stellen, moest in vervulling gaan. Verleden zomer toen Berlijn bezig was de ontbinding van den Tsjechoslovaakschen staat voor te bereiden, heeft Hitier ver schillende philippica's afgestoken, waarin den Tsjechen een schandelijke onderdruk king van de Sudeten-Duitschers voor de voeten werd geworpen. De Führer beriep zich daarbij herhaaldelijk op het zelfbe schikkingsrecht der volkeren en verwierp principieel de overheersching van het eene volk door het andere. Al deze schoone the orie wordt thans in Bohemen en Moravië met voeten getreden. Men ontkent te Ber lijn natuurlijk, dat de Tsjechen door de Duitschers overheerscht en onderdrukt wordt. Wat er de laatste weken in Bohe men en Moravië is gebeurd, toont echter maar al te duidelijk aan, dat de Tsjechen zich allesbehalve behaaglijk voelen onder de Duitsche voogdij. Toen Bohemen en Mo ravië eenige maanden geleden bij het Der de Rijk werden ingelijfd, kreeg de wereld te hooren, dat den Tsjechen een voorbeel dige autonomie ten deel zou vallen. De Duitschers zouden nu eens laten zien, hoe men een minderheid in den staat behoort te behandelen, en op welke wijze verschil lende volkeren binnen een staatsverband kunnen samenwonen. Buiten Duitscüand zullen weinigen zich hierover eenige illusie gemaakt hebben. De praktijk bewijst +hans, dat Berlijn zijn schoon voornemens, genomen dat ze oprecht bestonden, niet tot verwezenlijking kan brengen. Het is de ge bruikelijke eigendunkelijke overheersching, welke het bewind in BcfieS2clï -en Moravië kenmerkt. De belangen van de TTsjScHjsfite' gebieden staan kennelijk ten achter bij de belangen van het „Groot-Duitsche Rijk". Er worit alleen rekening met de „zelfstan digheid" dier gebieden gehouden voor zoo ver dat in de kraam van Berlijn te pas komt. In de praktijk beteekent dit, dat die zelfstandigheid niet veel meer dan een fic tie is en van Bohemen en Moravië aller hande offers gevraagd worden ten bate van het eigenlijke Duitschland. Een gestadig groeiende ontevredenheid onder de Tsje chen is er het gevolg van en ter bestrij ding daarvan kent men te Berlijn blijk baar ook al geen andere middelen dan die van het geweld. Voor den eigen aard van het Tsjechische volk, hun nationale aspi raties en al die dingen, waarover Hitier zulke schoone dingen wist te zeggen toen het den vorigen zomer om de bevrijding van de Sudeten-Duitschers ging, wordt thans niet gerept te Berlijn. De Tsjechen moeten zich voor de Duitschers buigen, gehoorzamen aan de bevelen uit de rijks hoofdstad, hoezeer die soms in strijd met hun specifieke belangen en hun gevoel van eigenwaarde zijn. Misdaden als te Kladno moeten onvoorwaardelijk veroordeeld wor den. Maar de Duitschers hebben zelf den bodem voor zulke afschuwelijke feiten be reid. (Voorstellen van Ged. Staten voor de a s. Zomerzitting). Kasgeld. Ged. Staten vragen machtiging om in 1940 tot een maximum van 2,000,000 aan kasgeld op te nemen tegen een rente van ten hoogste 2 boven het promesse disconto van de Nederlandsche Bank. Rekening Provinciaal Wegenonder- houdsfonds. Ged. Staten bieden ter vaststelling aan de balans en rekening van het Provinciaal wegenonderhoudsfonds van Zeeland over 1938. De balans geeft een eindcijfer van 626,826, en de rekening een van 115,002 met een batig saldo van 51,451. Onttrekking weg aan het openbaar verkeer. Op de kruin van den dijk tusschen den tot het waterschap ZuidKats.Sint-Anna- en Sparks behoorenden Zuidlandpolder en den polder Zeven-Trinité's is, van den Prov. weg TerjieuzenAksel tot den scheidingsdijk van deze polders met den Zaamslagpolder, gelegen de aardweg, ge naamd De Ooudlandsche dijk in de ge meente Terneuzen. Deze weg is voor het openbaar verkeer zonder beteekenis, ter wijl het uitgesloten is, dat hij in de toe komst eenig belang als zoodanig zou kun nen krijgen. De heer H. P. Pateer, landbouwer te Zaamslag, verzoekt te bevorderen dat de bedoelde weg aan het openbaar verkeer wordt onttrokken. Ged. Staten hebben, met den hoofdingenieur van den Prov Waterstaat, tegen de gevraagde onttrek king geen bezwaar. Ged. Staten stellen dan ook voor het verzoek in te willigen Restauratie Consistoriekamer der Neil. Herv. Kerk te' Brouwersha ven. Bij besluit van 14 Juli 1936 werd be sloten 10 der kosten tot een maximum van 460 toe te kennen voor de restau ratie van de Consistoriekamer der Nederl. Herv. Kerk te Brouwershaven. Nu blijkt, dat de kosten 5200 zullen bedragen, stellen Ged. Staten voor het maximum te verhoogen tot 520. WIJZIGINGEN TERTIAIRE WE GENPLAN. Ged. Staten hebben verschillende wen- schen inzake plaatsing van een aantal we gen op het tertiaire wegenplan aan den hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat ter beoordeeling voorgelegd. De hoofdingenieur wijst er op, dat het wegennet reeds rond 430 km lang is en dat verder groote uitbreiding het gevaar doet ontstaan, dat de algeheele verbete ring een zeer groot aantal jaren zal eischen en óók de beperkte beschikbare geldmiddelen zullen verwateren. De weg Sint-JanslandOosterland komt voor plaatsing in aanmerking, omdat hij de twee dorpen der gemeente Oosterland verbndt. De weg Sir JanslandBruinisse wil de hoofdingenieur niet laten vervallen aangezien een behoorlijke verbinding tus schen Bruinisse en Sir Jansland en ver der met de Noordzijde van Duiveland niet gemist kan worden. Piaatsing van den weg Oosterland-Viane komt aan den hoofdingenieur geheel over bodig voor, doch wel komt z.i. voor plaat sing in aanmerking de tertiaire weg tus schen het Gehucht aan den Noordweg en den Rijksweg op Smt-Filipsland. De wegen Wolf aartsdijk-de Piet-Lewedorp zouden slechts een verkorting brengen van 3 km en dit acht de ingenieur niet van beteeke nis voor opnamen in het tertair wegenplan. Wel is dit het geval met den weg Katten- dijke-Straatweg-Kapelle-Goes ter vervan ging van den weg Kattendijke-Wemeldinge. De aftakking van den weg Ovezande 's Heerenhoek naar den Provincialen weg bij Heinkenszand heeft slechts beteekenis voor het plaatselijk verkeer en in verband met een en ander kan opname in het ter tair wegenplan achterwege worden gela ten, doch juist tegenover gesteld is het met den weg van Nieuwdorp in zuidelijke rich ting naar den weg 's Heerenhoek-Lewe- dorp. Niet in aanmerking komen volgens den hoofdingenieur de weg van den Rijks weg door den Kreekrakpolder naar Völckerdorp en de weg van Waterlandkerk je al of niet langs slapershaven naar Aar denburg; en de weg van Reuzenhoek naar den Kopwijkschen weg tot de nieuwe aan legplaats in den Perkpolder. Wel is op name gewenscht van den Dishoekschen weg onder Koudekerke en van den weg Kruis weg-W alsoorden. Ged. Staten stellen voor in dien geest te besluiten. In de vergadering van 20 Dec. hebben Ged. Staten gevoeld de kwestie van afwij zing van het verzoek van het bestuur van den Karelpolder te Krabbendijke, om sub sidie voor dijksverbetering te moeten aan houden, als gevolg van de discussies. Op nieuw zijn zij te rade gegaan met het feit, dat zoo het hier al niet een noodtoestand betreft, het in elk geval gaat om een toe stand, die dringend verbetering behoeft. Verder met de omstandigheid, dat in den loop der beraadslagingen bleek, dat bij zeer vele leden der Staten de overtuiging leef de, zij het niet bij allen op denzelfden grond, dat er in dit bijzondere geval aan leiding bestond voor de provinciale om al thans eenige medewerking te verleenen. Voorts hebben Ged. Staten overwogen, dat ook de achterliggende polders zich niet ge heel en al onbetuigd laten, al zou men wel licht een grootere medewerking verwacht en gewenscht hebben, en tenslotte dat de bereids toegezegde medewerking van de Regeering wellicht op ruimeren schaal zal geschieden, wanneer ook van daadwerke lijke medewerking der provincie blijkt. Daarnaast staat, dat elke andere weg, die zou kunnen worden ingeslagen, en dan den ken Ged. Staten aan vereeniging van den Karelpolder met andere polders of water schappen, dan wel aan calamiteusverkla- ring van den Karelpolder te lang blijkt, zoo het te stellen einddoel al zou kunnen wor den bereikt, terwijl het hier geen noodtoe stand betreft, doch wel een toestand, die dringend verbetering behoeft en waarbij ook andere belangen, dan die van den Ka relpolder zelf, meer of minder onmiddellijk zijn betrokken. Ged. Staten vonden geen enkele aanwijzing welk bedrag moest wor den voorgesteld. De zaak kwam in een ge heel nieuw stadium te verkeeren, toen bleek, dat de interdepartementale commis sie bereid was, behalve de beschikbaarstel ling uit het Werkfonds van een bijdrage in de materiaalkosten van f 68.000, een ver laging van het rente-percentage van 1% op 1. pet. te bevorderen, mits de provincie ge durende 40 jaar een bijdrage zou verleenen van pet. van f 68.000 of f 340. Ged. Sta ten stellen voor daartoe te besluiten. MOTIE-DE PAUW INZAKE AANSTELLING IN TIJDELIJKEN DIENST. In de Statenvergadering van 22 Decem ber 1936 diende de heer De Pauw namens de S.D.A.P.-fractie een motie in, waarin wordt neergelegd, dat aan arbeiders, die een reeks van jaren bij eenigen polder of eenig waterschap op arbeidscontract werk zaam zijn geweest de gelegenheid dient te worden opengesteld op een vaste aanstel ling. Bij de behandeling van een voorstel van Ged. Staten in de vergadering van 20 December, werd dit aangehouden om nader te kunnen nagaan of er in de andere pro vinciën ter zake van deze materie regelin gen zijn en zoo ja welke. Thans is gebleken, dat dit alleen het geval is in Noord- en Zuid-Holland. Wat de Noord-Hollandsche waterschappen aangaat, de in dienst daar van werkzaam zijnde arbeidscontracctanten schijnen voor niet langer dan een bepaal den tijdsduur te kunnen worden aangesteld, terwijl aan de Zuid-Hollandsche polder-ar beidscontractanten als regel na verloop van ten minste twee jaren een ambtenaarsaan stelling in tijdelijken dienst met terugwer kende kracht tot aan het tijdstip, waarop de arbeidsovereenkomst is aangevangen, wordt uitgereikt,. De meening lat aanstelling als ambtenaar in den zin der Pensioenwet den polder niet duurder zou komen te staan dan indienst neming op arbeidscontract, is m.ts uitslui tend met eenzelfden diensttijd van het 18e let het 65e levensjaar en met een gemid- d ld jaarloon van GO rekening w irde ge heimen, niet juist. In het in net oorspron- ke. ijk voorstel gebelde voorbeeM zal een pensioenspremie m letaal ten bedrage van 1480.50 ten last? van den polder komen. Over een gelijk tijdvak zal door den polder voor een arbeidscontractant aan renteze- gols geplakt moeten worden 1450.80 of 28.70 minder. Dit verschil mag over een tijdvak van 47 jaren van geen overwegende beteekenis geacht worden. Maar als iemand is aangesteld in den zin der Pensioenwet is hij tevens ambtenaar in den zin der Amb tenarenwet en van het Polderambtenaren reglement Zeeland 1931. Maar er is ook nog een en ander van meer principieelen aard naast die van fei- telijken aard. Dit is de omstandigheid dat door de aanneming der motie op een be perkt terrein een koers zou worden ingesla gen, in beginsel afwijkend van die, welke tot dusverre zoowel door het Rijk, als in deze Provincie en elders wordt gevolgd een afwijking bovendien, die Ged. Staten, ook in algemeenen zin allerminst zouden willen propageeren, een sterken grond te meer voor hun afwijzend advies. Zij geven derhal ve andermaal in overweging de motie-De Pauw te verwerpen. BIJDRAGE KOSTEN HERSTEL MONUMENTEN. De vestingwerken te IJzendijke en Retranchement. In 1920 werd op voorstel van den heer Lindeijer, aan Ged. Staten verzocht jaar lijks een vast bedrag op de begrooting te brengen tot vorming van een fonds tot be houd van monumenten. Te beginnen met 1921 werd toen 5000 voor dat doel uitge trokken, en in 1925 deelden Ged. Staten me de, dat h.i. in het algemeen de regel dien de te worden gevolgd, dat de Prov. bijdrage zou bedragen 10 pet. van de eerste f 30.000 en 5 pet. van de overige der al geheele herstellingskosten, terwijl als de kosten minder dan 30.000 zouden bedra gen nimmer meer dan 10 als maximum zou worden toegekend. In 1930 werd de bij drage van 5000 op 10.000 gebracht doch sedert 1933 is men begonnen weer maar uit te trekken wat bleek noodig te zijn voor gevraagde en toegekende bijdragen. Van ^fondsvorming, zooals in het begin in de be doeling lag, is nimmer sprake geweest. In middels is er geleidelijk aan een wijziging in den toestand ingetreden. Werd afgeschei den van wat oorspronkelijk de bedoeling mag zijn geweest, bij het besteden van het eenmaal uitgetrokken bedrag vrijwel uit sluitend gedacht aan het herstel van raad huizen, torens en vooral kerken en werd de onderhavige begrootingspost telken jare op zich zelf beschouwd los van hetgeen toege zegd en besteed was, zoowel als van het geen in een meer of minder nabije toe komst toegezegd en besteed stond te wor den, meer en meer dringt zich de vraag op eenerzijds of naast bepaalde gebouwen er niet andere objecten zijn waarvoor, zoo zij EENS PTÖRTERS EN NOG STEEDS AAN DE SPITS BOUGIES !N.V. WILLEM VAN RIJN; AMSTERDAM (C.) KEIZERSGRACHT 17»/" T.E I E F O O N 313 0 8 (4 LIJ N E N) worden hersteld, op gelijke gronden als gelden voor monumentale gebouwen een bijdrage uit de Provinciale kas behoort te worden toegekend, anderzijds of het geen aanbeveling verdient, over te gaan tot de vorming van een fonds, waaruit telken jare naar gelang der behoefte kan worden ge put, zoodat zich niet langer de mogelijkheid voordoet, gelijk in het verleden, dat in het eene jaar meer, in het andere jaar minder dan het daarvoor aanvankelijk uitgetrok ken bedrag wordt besteed. Wat de eerste overweging betreft wij zen Ged. Staten er op, dat thans een twee tal verzoeken aanhangig zijn, resp. van de gemeentebesturen van Retranchement en IJzendijke, waarbij een bijdrage wordt ver zocht in de kosten van herstel der ter plaatse van oudsher bestaan hebbende ves tingwerken in hun vroegeren toestand. Het kan bezwaarlijk worden ontkend dat van een historisch en wellicht zelfs van een kunstzinnig standpunt uit beschouwd, er slechts een gradueel verschil is tusschen een kerk of een stadhuis, getuigen van de vroomheid en den burgerzin onzer voor ouders, eenerzijds en een vestingwerk, dan wel een complex van versterkingen, getui gen van den vasten wil dierzelfde voor ouders om hunne onafhankelijkheid te ver dedigen en te bewaren anderzijds. Op ge noemde verzoeken kan evenwel bezwaar lijk worden beslist, zoolang de Staten zich niet ten aanzien van de hoofdzaak hebben uitgesproken. En wat de tweede overwe ging betreft, het spreekt ook wel vanzelf, dat wanneer voor het hier beoogde doel een fonds wordt gevormd, vooral in de ko mende jaren de inwilliging van bepaalde verzoeken en de uitkeering der daartoe beschikbare penningen een gelijkmatiger verloop kan hebben, dan thans wel het ge val is. Aangezien telken jare uit de Prov. begrooting zal moeten blijken, voor welke objecten en tot welke bedragen uit het te vormen fonds zal worden geput, blijft het budgetrecht der Staten geheel onverlet. Ged. Staten achten om verschillende rede nen 5000 per jaar te gering. O.a. zal de gedachte van fondsvorming volledig tot haar recht komen als een ruimer toevloei en der gelden aanwezig is en ook komt de vraag naar voren of de Provincie ook on der bepaalde voorwaarden moet bijdragen tat Door MARK CHANNING. Het idee beangstigde haar niet. De ten gere persoonlijkheid boezemde haar een vertrouwen in, dat elke vrees uitsloot; ze was alleen maar héél nieuwsgierig. „Wie is u, gonron-dji (geestelijke leids man)?" mompelde ze, haar kin steunend in de hand, haar blik gericht op de vreemd heldere oogen van den Hindoe. „Ik ben de gezworen vijand van hem, dien men den Man-met-den-Sluier noemt", antwoordde de verre stem. „Van hem, die de heiligdommen van mijn volk verwoest, die er de bloeddorstigste vervolger van is. En daarom zal hij door mij en door geen ander gedood worden". „Is 't waar", vroeg Diana heel zacht, „dat Alam Khan in Dienst is van den Man- met-den-Sluier?" De Sadhu boog toestemmend het hoofd. „De Drager-van-den-Sluier heeft het Pa leis van den Spiegel ontdekt op het tijdstip, waarop dit de tempel was van Manasa, de Godin-slang; en daar hij niet in staat was het voor zich te behouden, plaatste hij er Alam Khan in met de belofte van den schat, dien de kelders bevatten, te zullen deelen wat hij nooit doen zal. Vóór dien tijd had nog nimmer een bergbewoner het durven naderen. Het spookte er, en in de schaduw ervan had de Dood zich verscho len. (Langzaam schudde de Sadhu zijn hoofd). Nu, de Dood is erde Dood en de WaanzinSommige heilige mannen van mijn geloof bezitten wonderbaarlijke vermogens, zoo hadden zij, die deze ruïne bewoonden, het uiterlijk aangenomen van leprozen; in werkelijkheid was 't slechts 'n spel van Maya een zinsbedrog waar door zij veiliger waren. Doch de Man-met- den-Sluier trotseerde het gevaar van de besmetting, met als gevolg, dat de dood hem wacht als straf voor zijn euveldaad, want hij joeg de bezitters het paleis uit". „Waarom doodt de Cobra den Man-met- den-Sluier niet, wie hij dan ook is, en maakt hij zich geen meester van dien schat? 't Is mets voor hem om zich door iemand, die zich tusschen hem en het begeerde voor werp stelt, te laten weerhouden". „Neen, hij vreest de macht van dat ge duchte wezen". „Welke macht?" Een flauw glimlachje speelde om de lip pen van den asceet. Een macht, die zoowel onder, op als boven de aarde heerscht en die aan hem gehoor zaamt. Vraag niet verder". Diana, die vreesde door de soldaten, wier voetstappen bij hun ronde duidelijk hoor baar waren, beluisterd te worden, kroop dichter naar den Sadhu foe. Zou hij Colin Gray niet kunnen bevrijden? „Er is hier een gevangene", begon e. „Ik ken hem", antwoordde de witte ge daante en een vriendelijke glans verhelder de zijn ernstig gezicht. „Zoodra het oogen- blik gekomen is, zal ik hem hulp verlee nen; dat wil zeggen, niet ik, zooals ge me hier ziet, doch dank zij mijn macht om van uit de verte te kunnen handelen. De Karma moet vervuld worden, de onfeilbare loop van alle menschelijke daden. En de eeuwige Volmaaktheid zal ons bijstaan." Dit was in hoofdzaak hetgeen de Sadhu tegen Diana zei. En vóór zij er aan dacht, was het oogenblik voor de vlucht gekomen. „Dilkoosh, rakker, waar zit je?" 't Was Als gij haat voelt, kijk dan niet naar buiten, maar naar binnen. Daar zit de pijn en haar oorzaak. de stem van de Nubische. Tot tweemaal toe werd het teeken herhaald: „Dilkoosh! Dilkoosh!" Diana, geknield, luisterde. Ze had niet gemerkt, dat de Sadhu was weggegaan. Het geluid van nauwelijks waarneembare voet stappen op den door de zon hard geworden grond van het buitenpad nam al haar aan dacht in beslag. Even later teekende zich in de blauwe schemering voor den ingang van het hol de slanke vorm at van het hertje. Het dier, dat haar lucht gespeurd had,' kwam haar halen; het dacht aan al de lekkernijen, waarvan Chirine zoo ruim voorzien was en die Diana het gevoerd had. „Ik zal het hertje wel voor je vangen", riep een mannenstem. „Het is hier geen ge gaan. Haastige voetstappen naderden; het schijnsel van een lantaarn danste over het pad, werd rossig bij den ingang van de grot en viel op de tengere gestalte van een jongen bergbewoner. „Kom er uit!" riep de wacht, een jonge, magere Afridi. Met zijn blik gericht op de verschrikte oogen, die hem aanstaarden, plaatste hij zijn lantaarn op den grond, gespte den riem los van zijn geweer en blokkeerde den uit gang. Diana tastte naar het fleschje vergif. Doch het ontglipte aan haar bevende vin gers en viel in scherven op den rotsbodem neer. „Hé! Broeders!" riep de jonge wacht. „Kom gauw! Ik heb een dief gesnapt!" „Een dief! Een dief!" De kreet werd. door de andere patrouilles overgenomen, iemand schoot een geweer af; en in een oogwenk was het hol vol met gewapende mannen. Een kleine, breed geschouderde soldaat bond Diana de handen vast achter op den rug; intusschen stootte hij haar onophoude lijk aan met zijn elleboog. Geërgerd keek ze op hem neer, maar haar hart stond stil, toen ze Limbu her kende. De Gurkhaansche oppasser had kans ge zien zich te laten aanwerven om onder het vaandel van den Cobra te vechten. „Ik ben gekomen om hem te zoeken", fluisterde hij. De anderen omringden hem. „Wat beteekent al dat leven?" schreeuwde woedend Alam Khan. „Breng dien gevan gene hier". Hij stond op een balcon van het apparte ment van Chirine, de Perzische naast hem; in het vertrek achter hen, dat verlicht was door zilveren lampen, waarin welriekende olie brandde, hadden muzikanten en dan seressen zich in een hoekje verscholen, na plotseling bij het hooren van het alarmge roep hun dans te hebben gestaakt. Chirine's pupillen, uitgezet van ontstel tenis, vlamden als bruin vuur in het bleek ovaal van haar gezicht. Natuurlijk her kende ze die goudblonde krullen, die in het schijnsel der lantaarns glansden met roo- den weerschijn. De hand van den Cobra grijpend, wierp ze zich op haar knieën. ,,'s Is het Engelsche meisje, Heer! Doe haar geen kwaad ter wille van mij! Schenk haar aan mij! Ik houd van haar. Bij Allah, ik zweer te zullen sterven, indien u haar niet aan mij schenkt". Ze lag aan haar voeten. Alam Khan voelde zich vreemd ontroerd. Nog nooit had hij haar zien knielen; hij was 't altijd ge weest, die aan haar voeten ging zitten, of zelfs voor haar knielde. En, wel beschouwt, waarom zou hij dat Engelsche meisje laten dooden? Mogelijk kon ze hem nog van nut zijn. „Laat haar vrij!" beval hij. Chirine greep zijn hand, die zij met kus sen overlaadde. „Ik houd van u, ik houd van u, oh Edel moedige!" jubelde ze. „Laat haar niet vrij, of 't is jullie aller dood", schreeuwde een snijdende stem. Van boven, van den Toren van den Spie gel, keek een in het zwart gekleede ge daante neer op de acteurs van het drama. „Breng haar naar den oppasser van de beesten", vervolgde de Man-met-den-Sluier. „Morgen op het Strijdplein wordt ze ter dood gebracht." Op het gezicht van Alam Khan stond machtelooze woede te lezen. In het open baar had men hem vernederd en onge straft. Hij, die meer dan eens iemand ge dood had, omdat de schuldige het gewaagd had in zijn tegenwoordigheid te grinniken, en nu was hij bespot en zijn autoriteit be lachelijk gemaakt. Ten aanhoore van zjjn eigen volk was hij beleedigd. De inzet eerbied dien men hem verschuldigd was, was geschokt. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5