ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
I
EN
predicatie
Lof der Zotheid
38
EN
EN
VAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUPGSCHE COUPAMTI
VIfi
rbad
aalt
rend
ilphet
ten.
iets
end®
®ch-.
J. 37,
wild
daar.
oek)
rrein
0.40
170.
kam.
sctus.
ircfsp.
*re
.LIJF
GEN
(EN
NGEN
s vrouw
ZATERDAG
DE ZON.
I KORTE
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiniMimiiiiiini
UIT DE MIDDELBURGSCHE
COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR
ZEEUWSCHE KRONIEK.
DAEGELIKSE DIENGEN
IIIIUII
De
DAMMEN EN SCHAKEN.
1 2 "3 4 5
1^ 111 R
H i
46 47 48 49 50
Ï226,
3461
9
■n
vrouw
ve van
Tehuis,
de ko-
an het
gehad.
te ko-
i inwo-
komen.
;kundig
sending
Benoe-
enge-
ingeni-
ertocht
aoetko-
ongeh.
ng tij-
ongeze-
ian, de
;midde-
'onkers.
Paap.
lertogs.
t
haberg.
Dissel.
Schil-
nuseum
13.00—
>—17 h.
dienst
20.00 h.
Muziek-
P. sprs.
'olitiek-
hutters-
aqua-
;e Vere;
erkstr.)
15 Jun.:
SO 15.00
5 Jon.:
15.00 h.
Strass-
•U*
'-*{y-:ïi&v
t :_-l sütóiïsafctsfess
AMEN.
Als er een onderzeeër vergaat,
zeggen vele menschen: God hoe
vreeselijk! Zonder het te weten, bid
den zij. Anderen bidden plechtig in
hun kerken, weer anderen liggen er
gens geknield, gebroken, schreeuwen
hun jammer uit, of staren in den nacht
en herhalen, wanhopig, duizendmaal:
o, God, o, GodVreemd: het ge
bed sterft niet uit. Hoewel het in onze
wereld niet past: het verdraagt geen
„stroomlijn"het is niet „efficiënt"
want uw Vader weet, wat gij van noo-
de hebt, eer gij Hem bidt. Men schijnt
de energie, aan het gebed verbruikt,
doelmatiger te kunnen besteden. Bo
vendien is het dwaasheid. Zal het gar
nalen-vingertje van uw kleuter iets
verwrikken aan het stampende staal
van een kolossale machine? Zal de
meeuw den wind wenden?
Toch is er altijd gebeden. Eeuwen
lang zijn zuchten, kreten, vloeken,
zangen, fluisteringen opgestegen. Wij
moeten vragen: verklonken zij over
ongestoorde wateren? Is er geen ant
woord? Is er geen gehoor? De meeu
wen roepen en de eeuwige zee loopt
willoos uit op het verlaten strand?
Er is één reden, waarom ik bidden
moet, en mag, en kan. Jezus Christus,
van God gekomen, is op aarde in de
dwaasheid van het gebed getreden.
Hij bad op eenen berg alleen. Hij bad
tot bloedens toe in den nacht van
Gethsémané. Hij bad tot aan den rand
van zijn eenzamen dood. Hij bidt nu
voor ons, wij bidden in zijn Geest, na
mens Hem. Deze dwaasheid is zijn
dwaasheid, zij ligt voor zijn verant
woording. Ik wil echter vertrouwen,
dat zij wijsheid bij God is. In dit ver
trouwen mogen wij onze gebeden be
sluiten met het woordje Amen.
De Catechismus zegt: „Amen is te
seggen: het sal waer ende seeker zijn;
want mijn gebedt veel sekerder van
Godt verhoort is, dan ick in myn her te
gevoele, dat ick sulcks van Hem be-
geere".
Zon, o Stralende Zon,
werpt uw licht op dee'z donkere
wereld,
Schijnt 'met de kracht van Uw
majesteit.
Schijnt, o zonne schijnt
in de donkerte van de nachten
opdat de wereld put nieuwe
krachten waarop zij wacht.
Straalt, o zonne straalt
op de gebogen gestalten,
die torsen de zware lasten
tot ze liggen gebarsten op den
grond.
Baan, ru!m 'baan
voor een nieuwe gedachte,
waarnaar wij smachten,
om een wereld, voor elkanders
lasten te dragen in dien schijn.
Warmte, levenswarmte
die ons sterken in ons werken,
die geeft krachten, die niet versagen
voor de slagen die de wereld bracht.
Jearve.
23e Week 1889.
De ritmeester-adjudant C. M. Spren-
ger, van het 3e reg. huzaren te 's Hage
wordt wegens m en door den dienst ver
kregen lichaamsgebreken, op pensioen ge
steld.
Het 25-jarig jubilé van den heer G. J.
van den Bosch als burgemeester van Wil-
helminadorp en directeur van de Wilhel-
minapolder werd gisteren en heden feeste
lijk gevierd.
Benoemd tot ontvanger der registratie
te weert de heer U. J. W. van Nooten,
thans commies ter directie Middelburg.
Bjj de Donderdag gehouden verkiezing
voor een lid van de provinciale staten in
het district Sluis vacature van Houte
werd gekozen de heer mr. J. C. R. van der
Bilt (L.) met 832 stemmen.
De heer dr. J. Helder, pred. te Zierik-
see, zal den 3 Juli a.s. zijn 25-jarige ambts
bediening vieren.
Donderdag 29 en Vrijdag 30 Augustus
zal alhier, onder voorzitterschap van dr.
J. J. Couvée van Middelburg gehouden wor
den de 24e algemeene vergadering der Ver.
van leeraren aan inrichtingen van middel
baar onderwijs.
De regelings-commissie bestaat uit de
heeren J. Vermeulen, F. G. de Liefde, W.
O. Swaving, G. S. Reehorst en Herman
Snijders.
WILLEBRORD.
I.
Dit jaar (op 7 November) zal het 12
eeuwen geleden zijn, dat Willebrord, een
der meest bekende evangeliepredikers in ons
land, is overleden. Dit feit zal niet onopge
merkt voorbij worden gegaan. In verschil
lende plaatsen zal dat feestelijk herdacht
worden.
De eigenlijke datum is wel 7 November,
maar de zomermaanden leenen zich er ge
makkelijker toe dan de wintertijd. Daar zal
in deze maand met de herdenking begonnen
worden.
Er is een nationaal comité gevormd, dat
op 15 Juni a.s. een Willebrord-tentoonstel-
ling zal houden in de kloostergangen van
den Dom te Utrecht van vroeg-Middeleeuw-
sche kunst. Het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen heeft aan genoemd comité
een geldelijke bijdrage geschonken. Ook in
Brabant zal eind Juni het gezegende werk
van Willebrord herdenken door een groote
tentoonstelling van schilderijen en boeken
den Heiligen Willebrordus betrekking heb
bende.
Te Hulst is eveneens een comité
gevormd voor de feestelijkheden ter viering
van het eeuwfeest van Willebrord, die van
ouds de patroonheilige is van de stad. In
Luxemburg, waar hij in 739 in het door
hem gestichte klooster te Echternach over
leed, zal men ook niet achter blijven. De
regeering zal een St. Willebrordspostzegel-
serie uitgeven.
Al zal in Zeeland niet veel van een Wil-
lebrordherdenking, behalve dan te Hulst,
waarvan de oorzaak wellicht gezocht moet
worden in het overwegend aantal Pro
testanten, toch willen wij in de Zeeuwsche
Kroniek den grooten evangelieprediker her
denken, omdat hij ook in Zeeland, voorna
melijk op Walcheren met zegen heeft ge
arbeid en er nog veel is, dat ons aan hem
doet herinneren.
De allergrootste gebeurtenis in onze va-
derlandsche geschiedenis is, dat onze hei-
densche voorouders christenen zijn gewor
den. Dit gjeschiedde wel na een reeks van
vele jaren, maar toch werd het christen
dom eindelijk voor goed gevestigd. De be
volking bleef echter nog langen tijd aan
de heidensche gewoonten en denkbeelden
gehecht en nog zijn niet alle sporen van
het heidensche bijgeloof verdwenen.
In ons land is gelukkig niet de kande
laar van zijn plaats genomen (Openbaring
2 .5), zooals in vele andere landen, waar
het Christendom zelfs eenmaal tot grooten
bloei was gekomen, b.v. op de Noordkust
van Afrika.
Het is niet met enkele woorden te zeggen
welke groote verandering en zegen de be
keering tot het christendom heeft voortge
bracht. Men kan het hedendaags nog zien
in Ned. Indië.
Hulde aan de mannen, die hun leven ge
waagd hebben om aan de woeste heidenen
het Evangelie te brengen. Het waren hel
den, geloofshelden. Zij waren geen behoefti
ge menschen, die een middel van bestaan
zochten, maar vaak waren het aanzienlij
ken en hooge geestelijken. Voor de zaak
van het christendom hadden zij de rust des
levens, de gemakken van het kloosterleven
ja hun leven veil.
De Roomsch-Katholieke kerk, vóór de
Hervorming de eenige Christelijke kerk in
West-Europa, heeft niet zonder reden de
eerste evangeliepredikers heilig verklaard.
De datum van hun overlijden is meestal aan
hen gewijd.
Onder de apostelen des vredes in ons land
bekleedt Willebrord naast Bonifacius een
zeer voorname plaats. Meer dan een halve
eeuw heeft hij in de lage Friesche landen
aan de zee gepredikt onder zeer moeilijke
omstandigheden.
Voor wij iets mededeelen van zijn arbeid
op Walcheren, geven wij eerst een korte le
vensbeschrijving van hem.
Hij was in het jaar 658 in Northumber
land geboren. Zijn familie was uit Saksen
naar Engeland overgestoken, zoodat het
Angelsaksische karakter was bewaard ge
bleven. Hierdoor was Willebrord genoeg
zaam bekend met de taal der Friezen en
Saksers. Hij bezocht reeds vroeg de be
roemde kloosterschool van den H. Egbert in
Ierland. Van hier werd hij in 690, dus op 32
jarigen leeftijd met elf andere gezellen naar
ons land gezonden om onder de Friezen het
evangelie te verkondigen. De Friezen be
woonden destijds het geheele Noordelijk en
Westelijk deel van ons land. Willebrord
moet toen het eerst op het eiland Walche
ren zijn geland. In den optocht bij het 40-
jarig jubileumfeest onzer Koningin te Mid
delburg hebben wij Willebrord en zijn ge
zellen kunnen zien. Van de laatsten zijn al
leen met zekerheid de namen Adelbert,
Switbert en Werenfrid bekend.
Daar Willebrord in het gebied van Fries
land kwam, dat Pepijn van Herstal had ver
overd, riep hij de hulp van dezen in voor
zijn werk. Ook vertrok hij naar Rome om
den paus toestemming te vragen om onder
de Friezen het Evangelie te verkondigen.
Hij bracht toen reliquieën mede voor de
kerken, die hij hoopte te stichten.
In 695 ging hij andermaal naar Rome
om hier door paus Servius gewijd te wor
den onder den naam van Clemens als aarts
bisschop der Friezen met Utrecht als resi
dentie. De naam Clemens beteekent de
zachtmoedige en de naam Willebrord of
Willibrord heiligte broeder.
Tijdens de afwezigheid van Willebrord
was de Friesche koning Radboud tegen de
Franken in opstand gekomen. Hij verwoest-
Theorie en praktijk.
Eêst voeroal mö' 'k noe, uut naem van
Bram, bedanke voe' de belangstellege, die a
ten maggen ondervinden eit.
Vlie weke 'k gin verslag mi' uut-
'ebrocht over z'n toestand: ik der gin ver
moeden van, dat dae' nae' uut-'ekeke wier.
Noe 'k gisterenaeven' is ekstra nae' z'n
wiste kieke, en ik kan je meedêele, dat 'n
wee' glad de kant öp-'ekropen is. Ze zaete'
net te eten en ie voerden wee' 't öogste
woord.
Ie zeiden tegen me: „net persies drie we
ken naedé' 'k bie den tandarts 'ewist
kwam der uut die krater, daer a ten
dat aesgat 'elicht 5, nog bloed, en
rontom spote der drie geysers, a 'k van
onder tegen m'n kaeke douwden,
metêrie".
Z'n vrouwe zei: „me zitte te eten". Ie
zei: „ik klaer". Ampersant keek 'n is over
den taefel: „en julder ok, zie 'k". En ie
zei: „noe 'ieuw ik nog mae' vast an „een
kouwe", mae' die jongen zei: „nêe-e Voa-
der, dat kan nie' bestae', die metêrie be-
staet uut witte bloedliehaempjes, en die
komme oltied mie d'r oallen an-'egiepst
ter in een wonde een vremd lichaem ziet,
en dat douwe ze dan tegaere nae' buten.
Dae' zé' nog een stik tand in zitte".
En, vergé' me, nét zukken werk.
Zêer dee' 't nie' mi', dus ik gieng der is
mee een schortepriempje in kotere, en in
tied van een ommezien vröetten ik een plat
te scherfel nae' boven. Een grooten 'öor. Ik
dienke dat 't een stik van m'n kaekebeen
is".
„Nêe-e Voader", zeiden die jongen, ,,'t
was een stiksje tand".
„Jie mö' zwiege", zei Bram, „daer is
niks dat a zö smereg staet, as da' guus
overoal d'r snuter inslae', a' ter gröote mén
sen an 't woord bin".
Mae' die jongen 'ieuw z'n snuter nie', ie
zei: „me 't op dierkundeles pas over de
tanden 'ehad. En ik weet zeker da' 'k g'liek
Noe za' 'k mae een ennetje overslae',
wan', liek a 'k 'ezeid Bram was
wee' op volle kracht en ie is riekmondeg
en dat misviel bie z'n, dat die jongen zien
tanden bekeek uut een oogpunt van d i e r-
kunde. Afvjn: Juffrouw Laps was ter nog
niks bie.
„Weet je wat a mien Voader oltied zei?"
vroog 'n op een ènde.
„Wie kent en niet kan,
Is een theoretisch man;
Wie kén en niet kent,
Is een practische vent.
Zukke jongers, mie' d'r bitje schoolge-
leerd-'eid, die dienke da' ze overoal boven
'ewasse bin; praats voe' 'onderdduzend
man, en a' 't er op an komt",ie schoot
anêens in de lache,„dan kenne ze nog
gin puut uut een ekketisse".
Die jongen wier rood, ie schoof z'n stoel
achteruut en ie fienkelden der stilletjes
vandeur.
„Gistere", zei Bram, „toen den een ure
an de kant van de dulleve 'ezete en dae'
kwaem 'n, zö gröos as een bémes mie'
een êemmer an-'esjouwd: „ik kikkervis
jes 'evange". Dan den een êemmer olfvol
mie' ekketissen: salamanders noemden ie
dat dan. Nêe-e, 'öor, oal die theorie: gin
cent waerd".
Ik zegge: „Bram, je trokt het te varre
Je mot die twi diengen nie' tegenover me-
kare zette, mae' nessen mekare. Ielek ap-
part bin ze niks, mae' tegaere kun ze oal-
les. Eêst dienke, dan doe. Zonder den 'an-
denerbeid zou der niks 'emaekt worre, dat
spreekt, mae' zonder den 'essen-erbeid, wier
der niks bedocht, dus dan kust het er zeker
nie' komme. Oal de moderne mesiens bin
nie' uut-'evonde mie' 'andenerbeid, da' 's
oal 'essenwerk.4 Een onderzeeboot
me mochte wille da' ze nooit bestaen
zei Bram, „dan om te begunnen die 'on-
derd ménsen nog 'elêefd, om van den duuk-
böotoorlog mae' te zwiegen. Vliegmesiens
idem van 't zelfde. Auto's: nog erger."
Ik zegge: „laet me noe toch is uut-
spreke, asjeblieft'. As dien tandarts nie'
op schole 'eleerd 'oe a 'êel joe wezen in
mekare zat en waer a ten most prikke om
die zenuwen te verdóoven, wi' zou jie dan
verschiene, je wee' nae' z'n toegaet?"
„Dat za' 'k joe is netjes vertelle", zeit 'n:
„as ter op 'êel de Waereld gin theorie be
stoeng, dón leefden me nog glad volgens de
natuur. Dan atte me rauw vlêesch, de
zwakke gienge dood en me net zukke
sterke tanden as een lêeuw en een tieger;
dus gin tandarts nóodeg". Dae' wist ik zö
gauw gin antwoord op te vinden. Ik zegge:
„jajamerre'oe weet jie noe
zeker, da' jie sterke tanden zou weet je?"
Ie lachten 'öor; die was zeker van z'n
zaak. Ie zei: ,,'el, dat weet ik van die jon
gen. Die ei dat pas 'ehad op schole". Toen
lachten i k.
Ie trok z'n winsbrêeuwen nae' boven, en
êer dé' 'k m'n mond open doe kust, riep 'n:
„Freek, zwiege! Ik 't 'ewonne!"
Freek Hóógstee.
te verscheidene kerken, ook die te Utrecht
om den ouden heidenschen godsdienst te
herstellen.
Nadat hjj in 718 weer was onderworpen,
herstelde Willebrord te Utrecht en elders
het christendom, daarbij geholpen door den
bekenden zendeling Bonifacius, den lateren
apostel der Duitschers.
Hij stichtte te Utrecht de St. Salvator-
kerk, later meer de St. Maartenskerk ge
noemd, met een klooster en een klooster
school. De meeste scholieren hiervan waren
bestemd om later het christendom te hel
pen verbreiden. Het is te begrijpen, waarom
de Willebrordsherdenking door het Nati
onaal comité te Utrecht wordt gehouden.
(Slot volgt).
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
De prof, de kip en het ei.
De betweterij van de mannen der we
tenschap kent werkelijk geen grenzen. Ze
schrijven voor, dat koeien met muziek moe
ten worden gemolken als ik me niet ver
gis levert Beethoven meer melk op dan
Paul Whiteman en nu komt professor
Winschester weer met een ander nieuwtje:
de eierenproductie der kippen kan wor
den opgevoerd door de dieren nu en dan
met een schildklierpraeparaat in te spui
ten.
Kunnen ze de dieren niet met rust la
ten? Kippen kwijten zich tot ieders tevre
denheid van haar taak. Ze leggen eieren in
overvloed, die precies passen in de daar
voor bestemde eierdopjes een wonder
van techniek en ze vragen van degenen
die de eieren verkoopen geen enkel aan
deel in de winst. Kippen leveren ons voor
het beetje mais en voor de schamele etens
resten waarmee ze worden beloond, een
product dat niet te slecht is om een eere
plaats in te nemen op koninklijke ontbijt
tafels, en alle professoren van de wereld te
zamen zouden niet in staat zijn één enkel
ei te leggen. Waar halen ze dan toch den
moed vandaan, zich over de praestaties van
deze sympathieke dieren ontevreden te too-
nen?
Heeft men ooit een kip het feit hooren
becritiseeren, dat nog nooit een man van
de wetenschap een ei heeft gelegd? Een kip
dénkt er eenvoudig niet aan. Ze is er veel
te bescheiden voor! Als de professoren zich
even bescheiden toonden, zou de goede ver
standhouding tusschen mensch en dier er
slechts door worden bevorderd.
Waar gaat het heen, wanneer het arse
naal der wetenschap, dat nu toe alleen
werd aangewend om de efficiency, de le
venskracht en de schoonheid der men
schen te bevorderen, ook op de onschul
dige dieren wordt toegepast? IJdele da
mes pedicuren nu reeds haar schoot
hondjes; zullen ze straks de wenkbrauwen
van haar lievelingen laten epileeren of
bijknippen, hun oogharen laten omkrullen,
hun staart laten permanenten? Zullen zil
vervossen in haarwater of haarverf worden
gedrenkt, zullen de achterpartijen van ons
herkauwend vee aan een dagelijksche mas
sage worden onderworpen, teneinde de
malschheid van de biefstuk te bevorderen?
Zullen de zomersche stroohoeden onzer Bra-
bantsche paarden om aesthetische redenen
misschien ook vervangen worden door de
kokette niemendalletjes van de laatste mo
de, die zoo groot en zoo pikant zijn als een
moedervlek en naar de uitspraak van een
menschenkenner de grootte aangeven van
de hersenen die zij bedekken? En zal men
er toe overgaan, deze brave trekkers trouw
te laten mensendiecken om te voorkomen
dat zfj te veel vet aanzetten?
Misschien kan men den leg van kievits
eieren wel verhonderdvoudigen door de
beestjes dagelijks vitamine A tot Q in te
spuiten, maar ten eerste is een kievit geen
uitslaande brand en ten tweede: wil profes
sor Winchester ons eens vertellen, waar we
met al die eieren heen moeten? Tooneel
van beteekenis heeft ons land niet voldoen
de om al die eieren in den vorm van pro
jectielen te kunnen opmaken, zoodat ze dus
uitsluitend voor de consumptie moeten wor
den gébruikt. Blijven er al niet voldoende
onverkocht?
Nee, nuttig zou het, wat m ij betreft,
zijn wanneer hij de kippen eieren kon laten
produceeren, die op het oogenblik dat zij
gelegd werden, precies 2% minuut gekookt
waren. Dat zou bij ons thuis veel ge
redetwist over wel-op-tijd-of-niet-op-tijd
uit-het-water-gehaald kunnen voorkomen.
Al geef ik direct toe, dat dit een zuiver per
soonlijke voorkeur van mij is, en dat an
deren er recht op hebben eieren van 5 mi
nuten koken klaar-van-de-kip, of zelfs in
den vorm van omelet fines herbes, mayon
naise of advocaat te eischen. Als we toch
eenmaal de natuur aan het bijprutsen zijn,
waarom moeten we dan bij een beetje
schildklier halt houden?
Wanneer ik niet wil hebben, toegegeven
dat er voor deze experimenten ook maar
i e t s te zeggen is. Zoolang de kip geen
college geeft met of zonder kop moet
de prof niet voor kip willen spelen.
E. Rasmus.
REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN.
Z. aamslag.
Het volgende fraaie probleem, dat we
ontleenen aan „Het Damspel in zijn aan-
trekkelijksten vorm", bieden we onzen le
zers ter oplossing aan.
Auteur: Etienne Boissinot.
S&'J, JDOTK itoTF.
Cijferstelling: Zwart 11 schijven op 9, 10,
12, 13, 20, 22, 25, 31 en 35—37.
Wit 11 schijven op 23, 29, 34, 3840, 43,
44 en 4648.
Als steeds: Wit begint en wint.
Oplossingen gaarne vóór 24 Juni a.s. aan
de Redactie der Mdb. Crt. onder motto
Damrubriek.
Party No. 16.
De volgende partij moge onzen lezers een
idee geven van het spelpeil in de Oost-
Zeeuwsch-Vlaamsche damclubs ten tijde
dat dit edele spel hier een drietal jaren ge
leden een geweldigen bloei kende, wat jam
mer genoeg tot het verleden behoort. Met
dien verstande, dat de nog bestaande clubs
de laatste jaren in verval zijn geraakt. In
deze partij, die we speelden voor de borden
bezetting in de Zaamslagsche damclub
„Zwart Wit" en waarin de nummers één en
twee elkaar bekampten, valt vooral het
verschil in spelopvatting waar te nemen,
waarbij de routine een hartig woordje mee
sprak, hetwelk zich bijzonder kenmerkte in
de behandeling van midden- en eindspel.
Wit: W. LENSEN, Zaamslag;
Zwart: J. A. v. D.
Gespeeld op 23 Juni 1936.
1. 34—29 19—24 2. 39—34 14—19 3. 44—39
2025 4. 29x20 25x14 Bekend openings-
spel, dat een snelle spelontwikkeling tenge
volge heeft. 5. 50—44 18—23 6. 33—29
Wit geeft de partij een onregelmatig
karakter. 617—21 7. 29x18 12x23
8. 3228 Een onnoodige afruil,
waardoor wit zijn stelling zwakker maakt.
823x32 9. 38x27 21x32 10.
37x28 7—12 11. 41—37 11—17 12. 47—41
Een zwakke zet. Beter ware 3933
enz., waardoor de rechtervleugel in het
spel komt. 1215—20 13. 43—38
10—15 14. 49—43 20—24! Verhindert 37—32
wegens 24—29, 17—22 en 19x26. 15. 34—30
12—18 16. 37—32 18—23! Zwart heeft zijn
doel bereikt en reeds een sterke centrum
stand gevormd. 17. 3933 611 18. 3126
Beter lijkt ons 3127 met een ge
makkelijker ontwikkeling van den linker
vleugel. 181—6! 19. 41—37 14—20
20. 4641 13—18! Verhindert 37—31 we
gens 24—29 en 17x46. 21. 43—39? 20—25!
Zwart geeft nu den toon aan. 22. 4843?
Het opspelen der kroonschjjf is ook
al niet sterk, doch wit moest anders een op
sluiting aanvaarden. Een en ander is het
gevolg van de voorgaande zwakke zet.
2225x34 23. 40x20 15x24 24.
28—22 17x28 25. 33x13 9x18 26. 37—31
16—21 27. 26x17 11x22 28. 31—27 22x31
29. 36x27 5—10 30. 27—22 Waartoe
deze zet dient is ons een raadsel. Een nor
male spelopbouw wordt hierdoor onmoge
lijk. 3018x27 31. 32x21 10—14 32.
41—37 6—11 33. 21—16 4—9 34. 16x7 2x11
35. 37—31 8—13 36. 44—10 13—18 37. 31—27
3—8 38. 40—34 8—13 39. 45—40 23—28!
Zwart zet krachtig door op het centrum
en in het nu volgende afspel wordt een
snelle winst geforceerd, waartegen de wit-
speler geen verdediging meer heeft tenge
volge van de uitermate zwakke behande
ling van het middenspel. Zie diagram.
(Stand: Zwart 8 schijven op 9, 11, 13, 14,
18, 19, 24, en 28.
Wit 8 schijven op 27, 34, 35, 3840, 42 en
43.)
40. 27-®21 19—23 41. 21—16 11—17 42.
42—37 24—29! 43. 35—30 13—19! 44. 37—31
1822! De party kan reeds als verloren
worden beschouwd vanwege den overheer-
schenden stand van zwart. 45. 4035 29x40
46. 35x44 23—29! Sterk gespeeld. Wit is
totaal machteloos. 47. 3126 2833 48.
39x28 22x42 49. 43—38 42x33 50. 26—21
17 x 26 51. 16—11 33—38 52. 11—7 38—42
53. 7—1 dam 29—33 54. 30—25 42-47 dam.
55. 1—6 33—39! 56. 44x33 47x15 Verhin
dert het aanvallen van een der zwarte schy-
ven.
57. 6—44 26—31 58. 44—28 31—36 59. 28—32
Het verbiyven op de diagonaal
wordt op den duur noodlottig, hoewel wit
reeds eerder had kunnen opgeven.
599—13 60. 32—28 13—18! 61.
2832?? Loopt tenslotte in de val.
Er volgde nog: 613641! 62. 32x46
18—22! 63. 25—20 15x47 W i t g a f o p.
o
Een aardig fragment.
In den volgenden stand, die we ontlee
nen aan „Het Damspel" en die voorkwam
in den onlangs gehouden eindspelwedstryd
voor Hoofdklassers, zou men niet vermoe
den, dat zwart na 3540? verloren staat.
(Zie diagram Zwart 5 schyven op 11,
14, 16, 26 en 35. Dam op 49.
Wit 5 schpven op 22, 25, 27, 32 en 37.
Dam op 15.)
46 47 48 49
bü
Deze stand, die zich in de party voordeed,
werd als volgt afgewikkeld: 3540?;
32—28 49x21; 37—31 26x37; 22—17 11x33;
15x45 en wint verder gemakkeiyk. Het
damspel kenmerkt zich nu eenmaal door
verrassingen
o
Oplossingen der problemen C. K. Kaan.
In onze voorlaatste rubriek boden we de
volgende problemen ter oplossing aan:
No. 1 Zwart 10 schyven op 1, 79, 13, 15,
1820 en 22.
Wit 11 schijven op 16, 21, 24, 30, 3234,
38, 47, 48 en 50.