tyxrouinclule NIDDELBURGSCHE COURANT Het beleid van minister Goseling in de zaak-Oss afgekeurd. GOESCHE COURANT) De Kamercommissie oordeelt, dat de verplaatsing der marechaussee-brigade niet rechtvaardig was Goselings Positie Onvoldoende medewerking van den minister bij het onderzoek. Vijfentwintig jaar burgemeester. De Kamercommissie, ingesteld op 1 Februari j.l. en bestaande uit de heeren Schouten (a.r.), Tilanus (c.h.), Drees (s.d.), Wendelaar (lib.) en Sweens (r.k.), in wier handen de nota van minister Goseling betreffen de de zaak-Oss was gesteld, heeft gister haar verslag aan de Tweede Kamer uitgebracht. De meerderheid der commis sie (blijkbaar de 4 niet-roomsch- Kamer voor le. Uit te spreken, dat de fei- .ten en omstandigheden, welke TS den minister van justitie hebben worden ontleend. 2e. De nota van den minister voor kennisgeving aan te nemen. Eén lid der commissie kan zich alleen met de tweede con clusie vereenigen. Geen enquête. De zaak tegen de beide geestelijken. De heer Simonse te Biggekerke jubileert. De controverse met p rocureur-generaal. den ppelveiling. !50 c., drie- c., bonken Veilingver. per 100. 2.90—3.10, ïren 2.80 Kalkoen- 2.40 per Boterprijs •ring van sld op 78 p boter 15; ting, voor gesteld op iag en de Middel- Nonhebel, nt. Schil- itmuseum 13.00— 00—17 b. urg Ver. ïeren. Muziek- |A.P. sprs. Politiek- fchutters- fmdh. van 17.00 h. elb. Muz. IlkVoor ll5 h. vater. elb. Muz. Prins jubileum rov. Sta- |b. Muz. Muz. lO.OO h. lb. Muz. \z. korps 1 20.00 h. Iz. korps i20.00 h. Iz. korps 120.00 h. [lb. Muz. I.M. de lb. Muz. „Met de 1 20.15 h. Groote sburger. Groote Groote Groote lia", Gr. U". Gr. Groote Groote 15 -Tun.: |o 15.00 Jun.: vrouw 15.00 h. IStrass- pswijk's dit en (Snap), ten" te eclame aenk. |schap" en" te Vliss. Trek- ch. |en" te te ^rgr. en" te lo" te |en" te en" te Vliss. en" te en" te Vliss. Dagblad. Uitg.N.V. DeMiddelburgscheCrt. Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr.28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139; te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes ff 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct. NUMMER 135. DRIE BLADEN. ZATERDAG 10 JUNI 1038. EERSTE BLAD. 189e JAARG Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeetingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten en dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 et, Wy moeten ons al sterk vergissen, wan neer niet een zeer groot deel van het Ne- derlandsche volk hedenavond met een ge voel van voldoening en geruststelling ken nis zal nemen van den, weinig minder dan sensationeelen, inhoud der nota van de Ka mercommissie, dienende ten antwoord op de nota van minister Goseling in de zaak van Oss. Met geruststelling, omdat er uit blijkt, dat er niet alleen vroeger nog rechters in Berlijn waren, maar dat er te genwoordig toch ook nog een onafhanke lijke en, als 't moet, op haar stuk staande volksvertegenwoordiging in Den Haag is. Met voldoening, omdat nu ein delijk Kamerleden van de vier groote niet- roomsche politieke partijen elk voor zich hun handteekening hebben gezet hebben durven zetten, mag men welhaast zeggen onder een parlementair document, waarin het beleid van dezen minister van justitie onomwonden is afgekeurd. Dit stemt tot voldoening, omdat men nu niet langer in Nederland de vrees behoeft te koesteren, dat de heer Goseling, om dat hij een bepaalde politieke richting is toegedaan, taboe, onaantastbaar zoude zijn. Voldoening, geen leedvermaak. Nog min der vreugde, omdat een roomsche minister nu eens zijn trekken tehuis gekregen heeft, j K l.K.l _j.pD aan Je Wij weten ons tezeer van alle anti-papisti- ^aln01lelte *eaeni Sle" aan ae sche gevoelens vrij, om uit dezen hoofde verheugd te zijn over dit rapport. nisterieele loopbaan van een in menigerlei I geleid tot het nemen Van den opzicht verdienstelijk jong politicus, maar i i A IQOO f._ er zijn, om mindere dingen, wel meer, ook I maatregel Van 1 April VU liberale, ministers gevallen, zonder dat men aanzien Van de brigade Oss der Het landsbelang, de zuiverheid der poii-l Koninklijke marechaussee, dien tiek en deszelfs onbeinvloedbaarheid door maatregel niet rechtvaardigen, factoren, die in de politiek geen recht-"t1 1" streeksche rol mogen spelen, zjjn meer I terwijl aan hetgeen nadien IS §6' waard dan het politieke leven en welzijn, I bleken in elk geval geen lïlOtl- groeien en bloeien, van een enkeling hij i» i„_ zij dan roomsch of rood, liberaal of anti-1 veering voor dien maatregel kan wier werk blijkbaar tot ernstige klachten en scherpe criüek aanleiding gaf, gele genheid te geven zich te verantwooiUen. Voor zoover aan wachtmeester De Gier wel die gelegenheid is geboden, is dit ge schied op een wijze, welke niet behoorlijk was. Zoowel de voorbereiding aïS de uit voering van den tegen de brigade geno men maatregel dragen dientengevolge het karakter van overhaasting. Wat de zaak van den H. en die van de beide geestelijken betreft merkt de com missie op: le. Dat zij het betreurt, dat een verder onderzoek in de zaak Van den H. achter wege is gelaten. 2e. Dat inzake pastoor V. niet is geble ken van redenen, welke tot voortzetting van het onderzoek aanleiding hadden moe» ten geven. 3e. Dat zij inzake pastoor B., bij ge brek aan voldoende gegevens), niet kan beoordeelen of er tot voortzetting van het onderzoek redenen waren. Een van de leden der commissie acht den door den minister genomen maatre gel onder de toenmalige omstandigheden ten, volle gerechtvaardigd. Ook dit lid betreurt intusschen, dat het contact met het korpscommando niet beter is geweest. revolutionair. „Dat op deze wijze een einde moet ko men aan een ministerieele loopbaan" maar is dat wel zoo zeker? Inderdaad, hier kan nog eenige twij fel rjjzen helaas. Helaas, wijl het de verandeirng ten on gunste in de politieke zeden van onzen tijd demonstreert. Het moest natuurlijk eenvou dig ondenkbaar zijn, dat een minister, over wien zulk een Kamercommissie een zooda nig rapport uitbrengt, ook nog maar een kwartier de mogelijkheid zou overwegen, of hij nog zou kunnen aanblijven: een onmid dellijk opstaan van den ministerieelen zetèl is, naar ons misschien wat ouderwet- sche gevoel de eenig mogelijke van par lementair zuiver gevoel blijk gevende re actie op dit rapport. Maar, als gezegd: er kan nog twijfel rijzen. En wanneer die tot gevolg heeft, dat minister Goseling blijft zitten, dan moet erkend worden dat de schuld daarvoor ten deele ook bij de Kamer zelf ligt, die destijds zoo onverstandig is geweest het toen uitsluitend ter zake dienende en juis te middel van de parlementaire enquête van de hand te wijzen. Daardoor stond de Kamer-commissie van nu zooveel zwakker dan een zuivere parlementaire enquête-commissie met haar veel grootere bevoegdheden en haar veel grooter gezag ook, gestaan zou hebben; daardoor is het nu mogelijk de, weliswaar slechts formeele, vraag te doen, of het parlementaire stelsel ,en zijn gebruiken, naar de aloude regelen, den minister thans wel zouden verplichten heen te gaan? En, mocht zulks dan volgens het wet boek van mevrouw Etiquettej, fiiet het geval wezen, dan is helaas de mo gelijkheid niet uitgesloten te achten, dat de heer Goseling met een stalen gezicht van wie-doet-me-wat toch nog zou willen trachten te blijven zitten, wederom tot ernstige schade van het aanzien en de eer der R.K. medeburgers en de R.K. po litiek in Nederland! Het is dit laatste, hetwelk wij ook reeds •bij een vorige gelegenheid betoogd heb ben, en waarvan wij zoo gaarne zouden willen, dat het tot onze R.K. medeburgers doordrong. Wat is het belang van een minister Goseling, van den een of anderen pastoor zelfs, vergeleken bij het belang van het gehee'le roomsch-katholieke volksdeel? Niets immers! Mocht men, in plaats van overal anti papisme te zien en zich dienovereenkom stig fel te weer stellen, van roomschen kant toch eens trachten de zaak in alle nuchterheid aldus van den anderen kant te bezien: dan zou de weg naar on derling begrip en betere onderlinge waar deering open staan Maar als minister Goseling nu ondanks alles toch wil trachten te blijven zitten? Wjj kunnen -on9 niet voorspellen dat de vier mannen die uit de vier groote niet-roomsche stroomingen in onze poli tiek in de commissie zijn aangewezen, gee nerlei aanraking met hun politieke vrien den gehad zullen hebben. Is dat inderdaad geschied, en staan de fracties dus achter dit rapport, dan zal de Kamer niet anders resten dan, zooöls dat huiselijk-parlementair heet, den minister „weg te jagen" door het aannemen van een motie, of het bij meerderheid van stemmen aanvaarden der eerste conclusie van dit verslag. Dan moet het uit zijn. Maar zou 't niet beter zijn als de heer Goseling ons dit onverkwikkelijke tooneel besparen wilde? De meerderheid der commissie betreurt het dat de minister van justitie heeft ge meend, slechts zeer ten deele aan haar verzoek tot overlegging van stukken te kunnen voldoen, en dat zij de concrete vragen, welker beantwoording wellicht op eenige punten verdere opheldering zou hebben kunnen brengen aan de door haar uitgenoodigde personen, uitgezonderd aan den gep. luitenant-kolonel Boellaard. niet heeft kunnen stellen Dit i s u i t e r- aard niet bevorderlijk geweest aan haar onder zoek, en heeft haar voor moeilijkheden geplaatst bij de overweging van be paalde feiten en omstan digheden, en bij fl e vor ming van haar oordeel daarover. Intusschen is zij niet de overtuiging toegedaan, dat deze bezwaren en moeilijkheden van dien aard zijn, dat zij tengevolge daarvan zich niet in staat moet verklaren tot het uitspreken van een oordeel over het beleid van den mi nister van justitie. Deze meerderheid is van gevoelen dat de door den minister van justitie op April 1938 getroffen maatregel ten aan zien van de brigade Oss Ier koninklijke marechaussee niet noodzakelijk was-, en dat de minister er niet in geslaagd is dien maatregel- op genoegzame wijze te moti- veeren. Door leden van de brigade Oss zijn fou ten begaan., maar deze rechtvaardigen niet, dat men op haar leiding van toepas sing kan verklaren: zij is op hol geslagen Wel konden die fouten aanleiding geven tot het nemen of doen nemen van maat regelen, waardoor herhaling daarvan kon wortlen voorkomen. Wanneer de brigade was gewaarschuwd, en deze waarschuwing was gepaard gegaan met bevordering van een meer doeltreffende leiding aan en een beter toezicht op haar arbeid zou dit, in ieder geval voorshands, vol doende zijn geweest. In den tijd, waarin de werkzaamheden van de brigade bij den procureur-generaa ernstige critiek begonnen te ontmoeten- en in de periode waarin, tengevolge van berichten van den procureur-generaal het treffen van maatregelen bij den nister in overweging wasi, heeft naar vlc meening van de commissie het contaci met het korpscommando veel te wenschen overgelaten, en is verzuimd de leden van de brigade in de gelegenheid te stellen zich te verantwoorden over hun daden Dit moet te meer worden betreurd, dat van geen enkele omstandigheid is ge bleken, welke een beletsel vormde om voldoende contact met het korpscomman- do te onderhouden en de leden der brigade. Tenslotte heeft de vraag gestéld, de commissie zich nog of de geschiedenis van de zaak Oss, met inbegrip van de erva ringen, welke zij heeft opgedaan tijdens het haar door de Kamer opgedragen on derzoek, genoegzame aanleiding geeft om uit te spreken, dat een nader onderzoek (enquête) noodig of wenschelijk is voor het verkrijgen van afdoende klaarheid. Zij meent, zij het ook dat de gronden, waar op het oordeel van de leden steunt, ver schillen, dat een zoodanig onderzoek, ge let op den gang en den huidigen stand van zaken, niet noodzakelijk is, mede omdat het tekort aan gegevens, liaars in ziens niet van die beteekenis is, dat om trent de hoofdzaak, nl. het beleid van den minister, thans van een uitspraak zou moeten worden afgezien. Bovenstaande is een korte samenvatting van het zeer lijvige verslag. Aan den let terlijken tekst willen wij hier verder nog het volgende ont.leenen: Rapporten, ,'die niet mochten wor den overgelegd. Bij kennisneming van de door den mi nister toegezonden stukken bleek aan de commissie, dat tot de niet aan haar, doch wel aan den ambtenarenrechter overge legde stukken o.a. behoorden het volle dige dossier inzake de zg. fraude bij de werkverschaffing voor jeugdige personen het dossier inzake v. d. H„ de vragen welke mr. Van der Burg in opdracht van den procureur-generaal richtte tot wachtmees ter De Gier in de zaak tegen de geeste lijken, met diens antwoord daarop en het proces-verbaal van zijn verhoor door den procureur-generaa], benevens ejikele an dere stukken, betrekking hebbende op deze zaak, het dossier in de zaak B. en eeni ge processen-verbaal in de zaak W. De minister weigerde pertinent om deze stukken alsnog over te leggen. Ambtenaren, die niet mochten worden gehoord Op 12 Mei besloot de commissie de vol gende ambtenaren op te roepen, teneinde door haar te worden gehoord. De procureur-generaal bij het gerechts hof te 's-Hertogenbosch, mr. E. L. M. H baron Speyart van Woerden, de substituut-officier van justitie bij de rechtbank aldaar, mr. B. van der Burg de toenmalige rechter-commissaris strafzaken aldaar, mr, A. W. Kleinen Hammans, de inspecteur der koninklijke marechaus see, kolonel J. van Selm, de commandant van de tweede divisie der koninklijke marechaussee, majoor H G. van Everdingen, de vroegere commandant van deze divi sie, gep. luitenant-kolonel A. P. H. Boel laard, opperwachtmeester L. H. Curfs, wacht meester C. G. de Gier en wachtmeester G. van Rennes. De opgeroepen ambtenaren kregen van den minister een brief, waarin hun fei telijk werd verboden voor de commissie te verschijnen. Alleen de gepensionneerde oud-comman dant Boellaard gaf aan de oproeping ge hoor. Uitvoerig behandelt de commissie de di verse zaken, welke den minister indertijd tot zijn ingrijpen aanleiding gaven. Nieu we gezichtspunten komen hierbij niet naai- voren, uitgezonderd in het geval van de beide pastoors, tegen wie een verdenking van onzedelijke handelingen bestond. De commissie acht het nuttig te ver klaren, dat naar haar oordeel het on derzoek in de zaak van pastoor V. afge- loopen was en dat zij op hervatting daar van niet wilde aandringen. Voor zoovel zij kan nagaan, zijn alle personen, die verhoord moesten worden, inderdaad ge hoord en heeft hun verhoor niet zooveel opgeleverd, dat een strafvervolging zou kunnen slagen. Er is slechts een verkla ring met betrekking tot een niet-verjaard feit verkregen. Heel wat onduidelijker dan de zaak te gen pastoor V. acht de commissie die te gen pastoor B. Anders dein bjj de vorige zaak heeft de commissie niet tot de con clusie kunnen komen, dat de sta king van het onderzoek hier in al le opzichten ewettigd was. Wellicht zou dit wel kunnen, wanneer haar alle op deze zaak betrekking hebbende stukken be kend waren. Ook kan zij, nu zij niet over alle haars inziens noodzakelijke inlichtin gen beschikt, over het optreden van de marechaussee in deze zaak geen defini tief oordeel vellen. Ook in deze zaak is het hoofdverwijt tegen de marechaussee, dat zij een uitvoe rig onderzoek instelden, niettegenstaande er van eenige aanwijzing van een niet verjaard strafbaar feit geen sprake was. De commissie moet zich hier beperken tot de mededeeling, dat z ij niet heeft kunnnen vaststel len, of er inderdaad gee nerlei aanwijzing van de zen aard bestond. De ruchtbaarheid in deze zaak schrijft de commissie aan de getuigen, die zich uit eigen beweging zijn komen aanmel den, toe. Een voornaam punt in deze gehee'le zaak betreft de vraag, inhoeverre de sub stituut-officier van justitie de bijzonderhe den gekend heeft en de wijze van onder zoek heeft goedgekeurd. Hierbij moet te vens worden besproken of er inderdaad bij de marechaussee bedenkelijke opvattin gen bestonden omtrent het (Onderzoeken van niet-strafbare feiten, gepleegd {door geestelijken. De verklaringen van mr. Van der Burg en van wachtmeester De Gier staan scherp tegenover elkaar. De com missie kan hierin geen partij kiezen. Wel acht zij het aannemelijk, dat mr. Van den Burg zich heeft uitgelaten in dezen zin, dat hij, indien het onderzoek niet mocht leiden tot het ontdekken van feiten waarvan het wettige bewijs te leveren was, de kerkelijke overheid van de resultaten op de hoogte zou stellen. Alleen wanneer men aanneemt, dat De Gier aan deze uit lating van mr. Van der Burg gedacht heeft, is het te verklaren, dat hij aan het slot van zijn rapport en proces-verbaal heeft vermeld, dat het onderzoek op gron den, aan het algemeen belang ontleend, werd gestaakt.j De commjssie acht het aannemelijk, dat De Gier gemeend heeft, dat de officier, nu het onderzoek onvol doende gronden voor een strafvervolging had opgeleverd, van hetgeen wel gebleken was mededeeling wilde gaan doen aan de kerkelijke overheid. Het ware echter goed geweest, aldus de commissie, indien hij, alvorens zijn inderdaad op het eerste ge zicht vreemd aandoende verklaring neer te schrijven, zich daarvan beter had ver- gewischt. De commissie verwerpt de beschuldiging van on waarheid tegen De Gier geuit, omdat hij ten onrechte zou hebben verklaard te hebben gehandeld in overleg met d«m officier van justitie. Een zeker overleg heeft plaats gehad. Het betoog van den minister dat De Gier op eigen gezag, op gronden aan het alge meen belang ontleend, het onderzoek heeft gestaakt, verliest dan ook veel van zijn kracht. Het hooren van getuige X. te's-Graven- hage acht de commissie geen ernstige fout. Wel zou zij het als een ernstige fout beschouwen, "indien de wachtmeester te gen deze getuige heeft gezegd, dat de pastoor reeds bekend had!. Volstrekte ze kerheid daaromtrent bestaat niet. De commissie is er niet geheel zeker van of de opvatting, dat niet strafbare onbetamelijke gedragingen van geestelijken het onderwerp van politiaire onderzoekin gen behooren uit te maken, inderdaad bij den wachtmeester aanwezig was, al schijnt het haar aannemelijk, dat hij het onder scheid tusschen strafbare en enkel immo- reele handelingen niet bij voortduring vol doende in het oog heeft gehouden, hetgeen in een opsporingsambtenaar een fout is Wel staat volkomen vast, dat een beden kelijke opvatting omtrent de tjaak der politie met betrekking tot geestelijker aanvankelijk heerschte bij den inspecteur der koninklijke marechaussee. De commissie acht het juist, dat de pro cureur-generaal over het onderzoek teger de pastoors inlichtingen van de zijde dei- marechaussee verlangde. ZIJ spreek echter haar afkeuring uit over de wijze waarop dit is geschied. Het i niet behoorlijk dat ee meerdere een minder gedurende 7% uur een ver hoor afneemt. Het beroe van den minister dat D Gier in die omstandighe den het proces-verbaal heeft onderteekend, zon der voorlezing daarva te wenschen, acht de com sie weinig gelukkig. Heden is het 25 jaar geleden, dat de oudste burgemeester in dienstjaren op Wal cheren, de heer L. Simonse, te Biggekerke werd benoemd. Burgemeester Simonse is een bijzondere persoonlijkheid niet alleen om zijn werk kracht en organisatie-talent, doch ook om zijn optreden, dat hem in zjjn eigen ge meente en in "een grooten kring daarbuiten zeer gezien heeft gemaakt. In zijn gemeente is hij naast „burgerva der" in den ruimsten zin des woords, voor zitter of bestuurder van verschillende ver- eenigingen en organisaties; buiten zijn ge meente neemt hij een groote plaats in be sturen van diverse corporaties en vereeni- gingen in; van vele is hij de groote stuw kracht. Zijn jubileum zal niet onopgemerkt voor bijgaan. Het bestuur der Oranjevereeniging heeft plannen ontworpen om op Vrijdag 23 Juni a.s. het jubileum op feestelijke wijze te herdenken. De dag wordt ingezet met een muzikale wandeling, waarbij de voor enkele maanden opgerichte muziekvereeniging voor de eer ste maal in het openbaar zal optreden. Na een zanghulde door de schoolkinderen, zullen schoolfeestjes worden gehouden. Om half twee des namiddags worden de burge meester en zijn echtgenoote afgehaald en zal in één der scholen een feestelijk samen zijn plaats vinden, waar de voorzitter van de Oranjevereeniging namens de gemeente het woord zal voeren en een geschenk zal worden aangeboden. Vervolgens zal een historische en allegorische optocht worden gehouden, waarna de dag met volksspelen, een concert door de muziekvereeniging en een filmvoorstelling zal worden gevuld. De commissie besteedt daarna aandacht aan het contact tusschen den procureur-ge neraal en de officieren der koninklijke ma rechaussee. Zjj is de overtuiging toegedaan, dat dit contact veel te wenschen heeft over gelaten, niet alleen in de zaak-Oss, maar ook in het algemeen. Dat het contact in het algemeen onvoldoende 'was, kan tot op ze kere hoogte verklaren, hoewel niet recht vaardigen, dat ook in de zaak-Oss niet tij dig aanraking is gezocht met het korps commando. Het staat wel vast, dat de ver houding tusschen den vorigen divisiecom- ipandant en den procureur-generaal slecht was, doch dit mocht geen aanleiding zijn om ook met zijn opvolger niet over dienstzaken te willen spreken. Wat het contact in de zaak-Oss zelve betreft, betreurt de commis sie het, dat aan de korpscom mandanten geen mededee ling is gedaan van de op eenvolgende critiek op de brigade en dat eerst op 1 April daarvan mededeeling werd gedaan. De commissie spreekt er haar leedwezen over uit, dat de procureur- generaal de officieren der koninklijke marechaussee niet heeft ingelicht, toen hjj zijn grieven aan den minister ter kennis bracht. Op lApril 1938 heeft de minister van ju stitie tot zijn ingrijpen besloten. Zijn maat regel lag inderdaad op het terrein, waarop hjj zelfstandig bevoegd was. Wel zou de tij delijke ontneming van de opsporingsbe voegdheid tot een onhoudbaren toestand hebben geleid, indien de minister van de fensie zijn toestemming niet had gegeven tot overplaatsing van het personeel, doch deze toestemming was blijkbaar monde ling verkregen. Echter heeft de minister van justitie het wenschelijk geacht eerst nog den inspecteur der koninklijke mare- schaussee en den divisie-commandant in de gelegenheid te stellen eventueele bezwaren tegen zijn maatregel kenbaar te maken. Daartoe diende de conferentie van 1 April. Naar het oordeel van de commissie had zulk een be spreking reeds in een eer der stadium behooren plaats te vinden. Dit laatste is ook daarom van belang, omdat de beide officieren blijkbaar nog een dag tijd hebben gehad omzich een oordeel over de zaak te vormen. Het heeft op de commissie een onaange- namen indruk gemaakt, dat de minister zijn besluit reeds had genomen, voordat de beide officieren geraad pleegd waren. Wel had de minis ter met den procureur-generaal afgespro ken, dat deze zijn nadere beslissing zou vra gen, wanneer in de gedachtenwisseling met hen punten naar voren zouden komen, die aanleiding zouden kunnen geven tot her ziening van 's ministers aanvankelijk stand punt, doch het ware juister geweest, in dien de minister de beslissing tot na af loop van de bewuste conferentie had uit gesteld teneinde van het daar besprokene rustig kennis te nemen. De meerderheid der commissie kan in ieder geval niet inzien, dat het ontnemen van de opsporingsbe voegdheid, indien dit al noodig was, met zoodanigen spoed moest geschieden, dat het geen dag en geen nacht kon wor den uitgesteld. Overigens merkt de commissie op, dat de beide officieren, die aanvankelijk blijkbaar

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 1