tyxrouinclule
NIDDELBURGSCHE COURANT
Het beleid van minister Goseling
in de zaak-Oss afgekeurd.
GOESCHE COURANT)
De Kamercommissie oordeelt, dat de verplaatsing
der marechaussee-brigade niet rechtvaardig was
Goselings Positie
Onvoldoende medewerking
van den minister bij het
onderzoek.
Vijfentwintig jaar
burgemeester.
De Kamercommissie, ingesteld
op 1 Februari j.l. en bestaande
uit de heeren Schouten (a.r.),
Tilanus (c.h.), Drees (s.d.),
Wendelaar (lib.) en Sweens
(r.k.), in wier handen de nota
van minister Goseling betreffen
de de zaak-Oss was gesteld,
heeft gister haar verslag aan de
Tweede Kamer uitgebracht.
De meerderheid der commis
sie (blijkbaar de 4 niet-roomsch-
Kamer voor
le. Uit te spreken, dat de fei-
.ten en omstandigheden, welke
TS den minister van justitie hebben
worden ontleend.
2e. De nota van den minister
voor kennisgeving aan te nemen.
Eén lid der commissie kan
zich alleen met de tweede con
clusie vereenigen.
Geen enquête.
De zaak tegen de beide
geestelijken.
De heer Simonse te
Biggekerke jubileert.
De controverse met
p rocureur-generaal.
den
ppelveiling.
!50 c., drie-
c., bonken
Veilingver.
per 100.
2.90—3.10,
ïren 2.80
Kalkoen-
2.40 per
Boterprijs
•ring van
sld op 78
p boter 15;
ting, voor
gesteld op
iag en de
Middel-
Nonhebel,
nt. Schil-
itmuseum
13.00—
00—17 b.
urg Ver.
ïeren.
Muziek-
|A.P. sprs.
Politiek-
fchutters-
fmdh. van
17.00 h.
elb. Muz.
IlkVoor
ll5 h.
vater.
elb. Muz.
Prins
jubileum
rov. Sta-
|b. Muz.
Muz.
lO.OO h.
lb. Muz.
\z. korps
1 20.00 h.
Iz. korps
i20.00 h.
Iz. korps
120.00 h.
[lb. Muz.
I.M. de
lb. Muz.
„Met de
1 20.15 h.
Groote
sburger.
Groote
Groote
Groote
lia", Gr.
U". Gr.
Groote
Groote
15 -Tun.:
|o 15.00
Jun.:
vrouw
15.00 h.
IStrass-
pswijk's
dit en
(Snap),
ten" te
eclame
aenk.
|schap"
en" te
Vliss.
Trek-
ch.
|en" te
te
^rgr.
en" te
lo" te
|en" te
en" te
Vliss.
en" te
en" te
Vliss.
Dagblad. Uitg.N.V. DeMiddelburgscheCrt.
Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr.28,
Telefoon Redactie 269, Administratie 139;
te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255.
Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes
ff 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week
abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct.
NUMMER 135. DRIE BLADEN. ZATERDAG
10 JUNI 1038. EERSTE BLAD. 189e JAARG
Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden
mededeetingen 60 ct p. r. Bij contract lager.
Tarief op aanvraag. Familieberichten en
dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine
Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij
vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau
v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 et,
Wy moeten ons al sterk vergissen, wan
neer niet een zeer groot deel van het Ne-
derlandsche volk hedenavond met een ge
voel van voldoening en geruststelling ken
nis zal nemen van den, weinig minder dan
sensationeelen, inhoud der nota van de Ka
mercommissie, dienende ten antwoord op de
nota van minister Goseling in de zaak van
Oss.
Met geruststelling, omdat er
uit blijkt, dat er niet alleen vroeger nog
rechters in Berlijn waren, maar dat er te
genwoordig toch ook nog een onafhanke
lijke en, als 't moet, op haar stuk staande
volksvertegenwoordiging in Den Haag is.
Met voldoening, omdat nu ein
delijk Kamerleden van de vier groote niet-
roomsche politieke partijen elk voor zich
hun handteekening hebben gezet hebben
durven zetten, mag men welhaast zeggen
onder een parlementair document, waarin
het beleid van dezen minister van justitie
onomwonden is afgekeurd.
Dit stemt tot voldoening, omdat men nu
niet langer in Nederland de vrees behoeft
te koesteren, dat de heer Goseling, om
dat hij een bepaalde politieke richting is
toegedaan, taboe, onaantastbaar zoude zijn.
Voldoening, geen leedvermaak. Nog min
der vreugde, omdat een roomsche minister
nu eens zijn trekken tehuis gekregen heeft, j K l.K.l _j.pD aan Je
Wij weten ons tezeer van alle anti-papisti- ^aln01lelte *eaeni Sle" aan ae
sche gevoelens vrij, om uit dezen hoofde
verheugd te zijn over dit rapport.
nisterieele loopbaan van een in menigerlei I geleid tot het nemen Van den
opzicht verdienstelijk jong politicus, maar i i A IQOO f._
er zijn, om mindere dingen, wel meer, ook I maatregel Van 1 April VU
liberale, ministers gevallen, zonder dat men aanzien Van de brigade Oss der
Het landsbelang, de zuiverheid der poii-l Koninklijke marechaussee, dien
tiek en deszelfs onbeinvloedbaarheid door maatregel niet rechtvaardigen,
factoren, die in de politiek geen recht-"t1 1"
streeksche rol mogen spelen, zjjn meer I terwijl aan hetgeen nadien IS §6'
waard dan het politieke leven en welzijn, I bleken in elk geval geen lïlOtl-
groeien en bloeien, van een enkeling hij i» i„_
zij dan roomsch of rood, liberaal of anti-1 veering voor dien maatregel kan
wier werk blijkbaar tot ernstige klachten
en scherpe criüek aanleiding gaf, gele
genheid te geven zich te verantwooiUen.
Voor zoover aan wachtmeester De Gier
wel die gelegenheid is geboden, is dit ge
schied op een wijze, welke niet behoorlijk
was. Zoowel de voorbereiding aïS de uit
voering van den tegen de brigade geno
men maatregel dragen dientengevolge het
karakter van overhaasting.
Wat de zaak van den H. en die van de
beide geestelijken betreft merkt de com
missie op:
le. Dat zij het betreurt, dat een verder
onderzoek in de zaak Van den H. achter
wege is gelaten.
2e. Dat inzake pastoor V. niet is geble
ken van redenen, welke tot voortzetting
van het onderzoek aanleiding hadden moe»
ten geven.
3e. Dat zij inzake pastoor B., bij ge
brek aan voldoende gegevens), niet kan
beoordeelen of er tot voortzetting van het
onderzoek redenen waren.
Een van de leden der commissie acht
den door den minister genomen maatre
gel onder de toenmalige omstandigheden
ten, volle gerechtvaardigd. Ook dit lid
betreurt intusschen, dat het contact met
het korpscommando niet beter is geweest.
revolutionair.
„Dat op deze wijze een einde moet ko
men aan een ministerieele loopbaan"
maar is dat wel zoo zeker?
Inderdaad, hier kan nog eenige twij
fel rjjzen helaas.
Helaas, wijl het de verandeirng ten on
gunste in de politieke zeden van onzen tijd
demonstreert. Het moest natuurlijk eenvou
dig ondenkbaar zijn, dat een minister, over
wien zulk een Kamercommissie een zooda
nig rapport uitbrengt, ook nog maar een
kwartier de mogelijkheid zou overwegen, of
hij nog zou kunnen aanblijven: een onmid
dellijk opstaan van den ministerieelen zetèl
is, naar ons misschien wat ouderwet-
sche gevoel de eenig mogelijke van par
lementair zuiver gevoel blijk gevende re
actie op dit rapport.
Maar, als gezegd: er kan nog twijfel
rijzen.
En wanneer die tot gevolg heeft, dat
minister Goseling blijft zitten, dan moet
erkend worden dat de schuld daarvoor
ten deele ook bij de Kamer zelf ligt, die
destijds zoo onverstandig is geweest het
toen uitsluitend ter zake dienende en juis
te middel van de parlementaire enquête
van de hand te wijzen.
Daardoor stond de Kamer-commissie
van nu zooveel zwakker dan een zuivere
parlementaire enquête-commissie met haar
veel grootere bevoegdheden en haar veel
grooter gezag ook, gestaan zou hebben;
daardoor is het nu mogelijk de, weliswaar
slechts formeele, vraag te doen, of het
parlementaire stelsel ,en zijn gebruiken,
naar de aloude regelen, den minister
thans wel zouden verplichten
heen te gaan?
En, mocht zulks dan volgens het wet
boek van mevrouw Etiquettej, fiiet het
geval wezen, dan is helaas de mo
gelijkheid niet uitgesloten te achten, dat
de heer Goseling met een stalen gezicht
van wie-doet-me-wat toch nog zou willen
trachten te blijven zitten, wederom tot
ernstige schade van het aanzien en de
eer der R.K. medeburgers en de R.K. po
litiek in Nederland!
Het is dit laatste, hetwelk wij ook reeds
•bij een vorige gelegenheid betoogd heb
ben, en waarvan wij zoo gaarne zouden
willen, dat het tot onze R.K. medeburgers
doordrong. Wat is het belang van een
minister Goseling, van den een of anderen
pastoor zelfs, vergeleken bij het belang van
het gehee'le roomsch-katholieke volksdeel?
Niets immers!
Mocht men, in plaats van overal anti
papisme te zien en zich dienovereenkom
stig fel te weer stellen, van roomschen
kant toch eens trachten de zaak in alle
nuchterheid aldus van den anderen
kant te bezien: dan zou de weg naar on
derling begrip en betere onderlinge waar
deering open staan
Maar als minister Goseling nu ondanks
alles toch wil trachten te blijven zitten?
Wjj kunnen -on9 niet voorspellen dat
de vier mannen die uit de vier groote
niet-roomsche stroomingen in onze poli
tiek in de commissie zijn aangewezen, gee
nerlei aanraking met hun politieke vrien
den gehad zullen hebben.
Is dat inderdaad geschied, en staan de
fracties dus achter dit rapport, dan zal de
Kamer niet anders resten dan, zooöls dat
huiselijk-parlementair heet, den minister
„weg te jagen" door het aannemen van
een motie, of het bij meerderheid van
stemmen aanvaarden der eerste conclusie
van dit verslag.
Dan moet het uit zijn.
Maar zou 't niet beter zijn als de heer
Goseling ons dit onverkwikkelijke tooneel
besparen wilde?
De meerderheid der commissie betreurt
het dat de minister van justitie heeft ge
meend, slechts zeer ten deele aan haar
verzoek tot overlegging van stukken te
kunnen voldoen, en dat zij de concrete
vragen, welker beantwoording wellicht
op eenige punten verdere opheldering zou
hebben kunnen brengen aan de door haar
uitgenoodigde personen, uitgezonderd aan
den gep. luitenant-kolonel Boellaard. niet
heeft kunnen stellen Dit i s u i t e r-
aard niet bevorderlijk
geweest aan haar onder
zoek, en heeft haar voor
moeilijkheden geplaatst
bij de overweging van be
paalde feiten en omstan
digheden, en bij fl e vor
ming van haar oordeel
daarover. Intusschen is zij niet de
overtuiging toegedaan, dat deze bezwaren
en moeilijkheden van dien aard zijn, dat
zij tengevolge daarvan zich niet in staat
moet verklaren tot het uitspreken van
een oordeel over het beleid van den mi
nister van justitie.
Deze meerderheid is van gevoelen dat
de door den minister van justitie op
April 1938 getroffen maatregel ten aan
zien van de brigade Oss Ier koninklijke
marechaussee niet noodzakelijk was-, en
dat de minister er niet in geslaagd is dien
maatregel- op genoegzame wijze te moti-
veeren.
Door leden van de brigade Oss zijn fou
ten begaan., maar deze rechtvaardigen
niet, dat men op haar leiding van toepas
sing kan verklaren: zij is op hol geslagen
Wel konden die fouten aanleiding geven
tot het nemen of doen nemen van maat
regelen, waardoor herhaling daarvan kon
wortlen voorkomen. Wanneer de brigade
was gewaarschuwd, en deze waarschuwing
was gepaard gegaan met bevordering
van een meer doeltreffende leiding aan
en een beter toezicht op haar arbeid
zou dit, in ieder geval voorshands, vol
doende zijn geweest.
In den tijd, waarin de werkzaamheden
van de brigade bij den procureur-generaa
ernstige critiek begonnen te ontmoeten-
en in de periode waarin, tengevolge van
berichten van den procureur-generaal
het treffen van maatregelen bij den
nister in overweging wasi, heeft naar vlc
meening van de commissie het contaci
met het korpscommando veel te wenschen
overgelaten, en is verzuimd de leden van
de brigade in de gelegenheid te stellen
zich te verantwoorden over hun daden
Dit moet te meer worden betreurd,
dat van geen enkele omstandigheid is ge
bleken, welke een beletsel vormde om
voldoende contact met het korpscomman-
do te onderhouden en de leden der brigade.
Tenslotte heeft
de vraag gestéld,
de commissie zich nog
of de geschiedenis van
de zaak Oss, met inbegrip van de erva
ringen, welke zij heeft opgedaan tijdens
het haar door de Kamer opgedragen on
derzoek, genoegzame aanleiding geeft om
uit te spreken, dat een nader onderzoek
(enquête) noodig of wenschelijk is voor
het verkrijgen van afdoende klaarheid. Zij
meent, zij het ook dat de gronden, waar
op het oordeel van de leden steunt, ver
schillen, dat een zoodanig onderzoek, ge
let op den gang en den huidigen stand
van zaken, niet noodzakelijk is, mede
omdat het tekort aan gegevens, liaars in
ziens niet van die beteekenis is, dat om
trent de hoofdzaak, nl. het beleid van
den minister, thans van een uitspraak
zou moeten worden afgezien.
Bovenstaande is een korte samenvatting
van het zeer lijvige verslag. Aan den let
terlijken tekst willen wij hier verder nog
het volgende ont.leenen:
Rapporten, ,'die niet mochten wor
den overgelegd.
Bij kennisneming van de door den mi
nister toegezonden stukken bleek aan de
commissie, dat tot de niet aan haar, doch
wel aan den ambtenarenrechter overge
legde stukken o.a. behoorden het volle
dige dossier inzake de zg. fraude bij de
werkverschaffing voor jeugdige personen
het dossier inzake v. d. H„ de vragen welke
mr. Van der Burg in opdracht van den
procureur-generaal richtte tot wachtmees
ter De Gier in de zaak tegen de geeste
lijken, met diens antwoord daarop en het
proces-verbaal van zijn verhoor door den
procureur-generaa], benevens ejikele an
dere stukken, betrekking hebbende op deze
zaak, het dossier in de zaak B. en eeni
ge processen-verbaal in de zaak W.
De minister weigerde pertinent om deze
stukken alsnog over te leggen.
Ambtenaren, die niet mochten
worden gehoord
Op 12 Mei besloot de commissie de vol
gende ambtenaren op te roepen, teneinde
door haar te worden gehoord.
De procureur-generaal bij het gerechts
hof te 's-Hertogenbosch, mr. E. L. M. H
baron Speyart van Woerden,
de substituut-officier van justitie bij de
rechtbank aldaar, mr. B. van der Burg
de toenmalige rechter-commissaris
strafzaken aldaar, mr, A. W. Kleinen
Hammans,
de inspecteur der koninklijke marechaus
see, kolonel J. van Selm,
de commandant van de tweede divisie
der koninklijke marechaussee, majoor H
G. van Everdingen,
de vroegere commandant van deze divi
sie, gep. luitenant-kolonel A. P. H. Boel
laard,
opperwachtmeester L. H. Curfs, wacht
meester C. G. de Gier en wachtmeester G.
van Rennes.
De opgeroepen ambtenaren kregen van
den minister een brief, waarin hun fei
telijk werd verboden voor de commissie
te verschijnen.
Alleen de gepensionneerde oud-comman
dant Boellaard gaf aan de oproeping ge
hoor.
Uitvoerig behandelt de commissie de di
verse zaken, welke den minister indertijd
tot zijn ingrijpen aanleiding gaven. Nieu
we gezichtspunten komen hierbij niet naai-
voren, uitgezonderd in het geval van de
beide pastoors, tegen wie een verdenking
van onzedelijke handelingen bestond.
De commissie acht het nuttig te ver
klaren, dat naar haar oordeel het on
derzoek in de zaak van pastoor V. afge-
loopen was en dat zij op hervatting daar
van niet wilde aandringen. Voor zoovel
zij kan nagaan, zijn alle personen, die
verhoord moesten worden, inderdaad ge
hoord en heeft hun verhoor niet zooveel
opgeleverd, dat een strafvervolging zou
kunnen slagen. Er is slechts een verkla
ring met betrekking tot een niet-verjaard
feit verkregen.
Heel wat onduidelijker dan de zaak te
gen pastoor V. acht de commissie die te
gen pastoor B. Anders dein bjj de vorige
zaak heeft de commissie niet tot de con
clusie kunnen komen, dat de sta
king van het onderzoek
hier in al le opzichten
ewettigd was. Wellicht zou
dit wel kunnen, wanneer haar alle op deze
zaak betrekking hebbende stukken be
kend waren. Ook kan zij, nu zij niet over
alle haars inziens noodzakelijke inlichtin
gen beschikt, over het optreden van de
marechaussee in deze zaak geen defini
tief oordeel vellen.
Ook in deze zaak is het hoofdverwijt
tegen de marechaussee, dat zij een uitvoe
rig onderzoek instelden, niettegenstaande
er van eenige aanwijzing van een niet
verjaard strafbaar feit geen sprake was.
De commissie moet zich hier beperken tot
de mededeeling, dat z ij niet
heeft kunnnen vaststel
len, of er inderdaad gee
nerlei aanwijzing van de
zen aard bestond.
De ruchtbaarheid in deze zaak schrijft
de commissie aan de getuigen, die zich
uit eigen beweging zijn komen aanmel
den, toe.
Een voornaam punt in deze gehee'le
zaak betreft de vraag, inhoeverre de sub
stituut-officier van justitie de bijzonderhe
den gekend heeft en de wijze van onder
zoek heeft goedgekeurd. Hierbij moet te
vens worden besproken of er inderdaad
bij de marechaussee bedenkelijke opvattin
gen bestonden omtrent het (Onderzoeken
van niet-strafbare feiten, gepleegd {door
geestelijken. De verklaringen van mr. Van
der Burg en van wachtmeester De Gier
staan scherp tegenover elkaar. De com
missie kan hierin geen partij kiezen. Wel
acht zij het aannemelijk, dat mr. Van den
Burg zich heeft uitgelaten in dezen zin,
dat hij, indien het onderzoek niet mocht
leiden tot het ontdekken van feiten
waarvan het wettige bewijs te leveren was,
de kerkelijke overheid van de resultaten
op de hoogte zou stellen. Alleen wanneer
men aanneemt, dat De Gier aan deze uit
lating van mr. Van der Burg gedacht
heeft, is het te verklaren, dat hij aan het
slot van zijn rapport en proces-verbaal
heeft vermeld, dat het onderzoek op gron
den, aan het algemeen belang ontleend,
werd gestaakt.j De commjssie acht het
aannemelijk, dat De Gier gemeend heeft,
dat de officier, nu het onderzoek onvol
doende gronden voor een strafvervolging
had opgeleverd, van hetgeen wel gebleken
was mededeeling wilde gaan doen aan de
kerkelijke overheid. Het ware echter goed
geweest, aldus de commissie, indien hij,
alvorens zijn inderdaad op het eerste ge
zicht vreemd aandoende verklaring neer
te schrijven, zich daarvan beter had ver-
gewischt.
De commissie verwerpt
de beschuldiging van on
waarheid tegen De Gier
geuit, omdat hij ten onrechte zou
hebben verklaard te hebben gehandeld in
overleg met d«m officier van justitie. Een
zeker overleg heeft plaats gehad. Het
betoog van den minister dat De Gier op
eigen gezag, op gronden aan het alge
meen belang ontleend, het onderzoek heeft
gestaakt, verliest dan ook
veel van zijn kracht.
Het hooren van getuige X. te's-Graven-
hage acht de commissie geen ernstige
fout. Wel zou zij het als een ernstige fout
beschouwen, "indien de wachtmeester te
gen deze getuige heeft gezegd, dat de
pastoor reeds bekend had!. Volstrekte ze
kerheid daaromtrent bestaat niet.
De commissie is er niet geheel zeker
van of de opvatting, dat niet strafbare
onbetamelijke gedragingen van geestelijken
het onderwerp van politiaire onderzoekin
gen behooren uit te maken, inderdaad bij
den wachtmeester aanwezig was, al schijnt
het haar aannemelijk, dat hij het onder
scheid tusschen strafbare en enkel immo-
reele handelingen niet bij voortduring vol
doende in het oog heeft gehouden, hetgeen
in een opsporingsambtenaar een fout is
Wel staat volkomen vast, dat een beden
kelijke opvatting omtrent de tjaak der
politie met betrekking tot geestelijker
aanvankelijk heerschte bij den inspecteur
der koninklijke marechaussee.
De commissie acht het juist, dat de pro
cureur-generaal over het onderzoek teger
de pastoors inlichtingen van de zijde dei-
marechaussee verlangde. ZIJ spreek
echter haar afkeuring
uit over de wijze waarop
dit is geschied. Het i
niet behoorlijk dat ee
meerdere een minder
gedurende 7% uur een ver
hoor afneemt. Het beroe
van den minister dat D
Gier in die omstandighe
den het proces-verbaal
heeft onderteekend, zon
der voorlezing daarva
te wenschen, acht de com
sie weinig gelukkig.
Heden is het 25 jaar geleden, dat de
oudste burgemeester in dienstjaren op Wal
cheren, de heer L. Simonse, te Biggekerke
werd benoemd.
Burgemeester Simonse is een bijzondere
persoonlijkheid niet alleen om zijn werk
kracht en organisatie-talent, doch ook om
zijn optreden, dat hem in zjjn eigen ge
meente en in "een grooten kring daarbuiten
zeer gezien heeft gemaakt.
In zijn gemeente is hij naast „burgerva
der" in den ruimsten zin des woords, voor
zitter of bestuurder van verschillende ver-
eenigingen en organisaties; buiten zijn ge
meente neemt hij een groote plaats in be
sturen van diverse corporaties en vereeni-
gingen in; van vele is hij de groote stuw
kracht.
Zijn jubileum zal niet onopgemerkt voor
bijgaan. Het bestuur der Oranjevereeniging
heeft plannen ontworpen om op Vrijdag 23
Juni a.s. het jubileum op feestelijke wijze
te herdenken.
De dag wordt ingezet met een muzikale
wandeling, waarbij de voor enkele maanden
opgerichte muziekvereeniging voor de eer
ste maal in het openbaar zal optreden.
Na een zanghulde door de schoolkinderen,
zullen schoolfeestjes worden gehouden. Om
half twee des namiddags worden de burge
meester en zijn echtgenoote afgehaald en
zal in één der scholen een feestelijk samen
zijn plaats vinden, waar de voorzitter van
de Oranjevereeniging namens de gemeente
het woord zal voeren en een geschenk zal
worden aangeboden. Vervolgens zal een
historische en allegorische optocht worden
gehouden, waarna de dag met volksspelen,
een concert door de muziekvereeniging en
een filmvoorstelling zal worden gevuld.
De commissie besteedt daarna aandacht
aan het contact tusschen den procureur-ge
neraal en de officieren der koninklijke ma
rechaussee. Zjj is de overtuiging toegedaan,
dat dit contact veel te wenschen heeft over
gelaten, niet alleen in de zaak-Oss, maar
ook in het algemeen. Dat het contact in het
algemeen onvoldoende 'was, kan tot op ze
kere hoogte verklaren, hoewel niet recht
vaardigen, dat ook in de zaak-Oss niet tij
dig aanraking is gezocht met het korps
commando. Het staat wel vast, dat de ver
houding tusschen den vorigen divisiecom-
ipandant en den procureur-generaal slecht
was, doch dit mocht geen aanleiding zijn om
ook met zijn opvolger niet over dienstzaken
te willen spreken. Wat het contact in de
zaak-Oss zelve betreft, betreurt de commis
sie het, dat aan de korpscom
mandanten geen mededee
ling is gedaan van de op
eenvolgende critiek op de
brigade en dat eerst op 1
April daarvan mededeeling
werd gedaan. De commissie
spreekt er haar leedwezen
over uit, dat de procureur-
generaal de officieren der
koninklijke marechaussee
niet heeft ingelicht, toen
hjj zijn grieven aan den
minister ter kennis bracht.
Op lApril 1938 heeft de minister van ju
stitie tot zijn ingrijpen besloten. Zijn maat
regel lag inderdaad op het terrein, waarop
hjj zelfstandig bevoegd was. Wel zou de tij
delijke ontneming van de opsporingsbe
voegdheid tot een onhoudbaren toestand
hebben geleid, indien de minister van de
fensie zijn toestemming niet had gegeven
tot overplaatsing van het personeel, doch
deze toestemming was blijkbaar monde
ling verkregen. Echter heeft de minister
van justitie het wenschelijk geacht eerst
nog den inspecteur der koninklijke mare-
schaussee en den divisie-commandant in de
gelegenheid te stellen eventueele bezwaren
tegen zijn maatregel kenbaar te maken.
Daartoe diende de conferentie van 1 April.
Naar het oordeel van de
commissie had zulk een be
spreking reeds in een eer
der stadium behooren plaats
te vinden.
Dit laatste is ook daarom
van belang, omdat de beide
officieren blijkbaar nog
een dag tijd hebben gehad
omzich een oordeel over
de zaak te vormen.
Het heeft op de commissie een onaange-
namen indruk gemaakt, dat de minister zijn
besluit reeds had genomen, voordat de
beide officieren geraad
pleegd waren. Wel had de minis
ter met den procureur-generaal afgespro
ken, dat deze zijn nadere beslissing zou vra
gen, wanneer in de gedachtenwisseling met
hen punten naar voren zouden komen, die
aanleiding zouden kunnen geven tot her
ziening van 's ministers aanvankelijk stand
punt, doch het ware juister geweest, in
dien de minister de beslissing tot na af
loop van de bewuste conferentie had uit
gesteld teneinde van het daar besprokene
rustig kennis te nemen. De meerderheid der
commissie kan in ieder geval niet inzien,
dat het ontnemen van de opsporingsbe
voegdheid, indien dit al noodig was, met
zoodanigen spoed moest
geschieden, dat het geen
dag en geen nacht kon wor
den uitgesteld.
Overigens merkt de commissie op, dat de
beide officieren, die aanvankelijk blijkbaar