Verbindend-verklaring van bedrijfsregelingen in den landbouw. KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. Het euvel der te groote schoolklassen. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEOWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHb CRT.) VAN WOENSDAG 7 JUNI 1939. No. 132. Een wetsontwerp ingediend, dat deze moeilijke materie ter hand neemt. De regelingen, welke eventueel aan alle deelnemers zullen worden opgelegd, moeten door „spontaan" gegroeide organen zijn vastgesteld. De re geering zal er nauwkeuring op letten, dat het algemeen niet in het gedrang komt. transport van een dok van Initiatief-wetsvoorstel van den heer Van Houten tot verlaging van de leerlingen schalen. De georganiseerde geestdrif t Zes dagen lang zijn de Prins-regent van Zuidslavië en zijn echtgenoote eeregasten Van het Groot-Duitsche Rijk geweest. Ze zijn ontvangen, naar onze Berlijnsehe cor respondent ons meldt, met alle praal, die bij zulke staatsbezoeken hoort en waarvan men in Duitsehland, sedert Adolf Hitler het te zeggen heeft, „kaas heeft gegeten". Het Derde Rijk is een zoogenaamde „Volksstaat". Men begon met eenvoud te prediken. Maar daarvan is niet al te veel over gebleven. Men hecht er thans bijzon der veel waarde aan uiterlijkheden en de „hofstaat" van het Hoofd van Staat is min stens even rijk aan schittering van unifor men, aan vertoon van luxe-auto's, aan eti quette en alles, wat daar verder zoo bij hoort, als vroeger een keizerlijk hof. Men spreekt Hitier niet met „Majesteit" aan, maar met (als men Duitseher is) „Mein Führer" of (als men een buitenlandsche pas heeft en niet tevens „Volksdeutscher" is, want die beschouwen niet hun eigen staatshoofd maar wel degelijk ook Hitier als hun Führer) met „Herr Reichskanz- ler" of nóg officiëeler „Herr deutscher Reichskanzler" gelijk de Pauselijke nun tius bij zijn nieuwjaarsbegroeting pleegt te beginnen. Maar verder is alles rondom de zen machtigen man, die eens in het stadje Braunau in hoogst eenvoudige, ja bijna armoedige omgeving als zoon van een dou anebeambte zijn eerste kinderlijke bevelen gaf, van een plechtigheid en een overvloed van uiterlijk gedoe, die weliswaar uitne mend past bij de mentaliteit van den gemid delden Duitseher (de bij Hitier bijzonder hoog aangeschreven Duitsche „intellectu- eelen" zien natuurlijk door die „make-up" met een tikje ironie dwars heen!) maar toch altijd weer verrassend werkt. Het Derde Rijk is weer, en wel in veel hoogere mate dan vóór 1918, één groote kazerne geworden en tevens een tot hoog ste hoogte opgedreven staat van ambtena ren en beambten. Het arme Rijk voedt een leger van staatsruif-knabbelaars, gelijk men vroeger niet voor mogelijk zou hebben ge houden. Dus is ook de rijkshoofdstad met hoog, nog hoogere en allerhoogste ambte naren met en zonder uniform in de meest overvloedige wijze gezegend. Het betrek kelijk eenvoudige vorstenhuis uit Belgrado zal zijn oogen niet geloofd hebben. Als het Duitsche Rijk van heden hooge gasten officieel ontvangt, dan doet het dat op een wijze, die stellig zeer indrukwek kend is, maar die tevens eenigszins ont stemt door een al te voortreffelijke regie. Dat schijnt men in Berlijn niet te weten, behalve dan in een betrekkelijk kleinen kring van zeer beschaafde menschen, die heel goed zien, waar de grenzen der gast vrijheid zijn en waar het gekunstelde be gint. Van spontaneïteit kan bij een ont vangst van gasten uit een land, dat men nauwelijks of in het geheel niet kent het is nog pas een goed jaar onmiddellijke buur geworden, en dan ook slechts via Oos tenrijk, dat nog altijd niet heusch als „Duitsehland" wordt beseft kan natuur lijk geen sprake zijn. Maar de ontvangende Centrale wenschte bij de hooge gasten toch den indruk te vestigen, dat het geheele Duitsche volk en in het bijzonder de be volking van Berlijn en omstreken, met on geduld op de heerschers uit Belgrado had gewacht om hen te huldigen en hun te danken voor zooveel vriendschap en gene genheid. Het Derde Rijk kent op dit gebied geen risico. Want het is van boven tot onder georganiseerd. Eén wenk uit de Wilhelm- strasse en waar dan ook in het groote Rijk loopt de bevolking te hoop, vult de stra ten en juicht. De Zuidslaven hebben de on dervinding kunnen opdoen, dat deze regie uitmuntend is, en zijn er wellicht een oogenblik door verrast geweest, dat in derdaad bij hun aankomst in Berlijn en bij al hun ritten dwars door de stad alle stra ten boordevol jubelende menschen waren, alsof het ging om een populairen veldheer, die na een gewonnen slag in zijn hoofdstad intocht hield. -In werkelijkheid was alles in bijzonder heden geregeld. Alle scholen, alle fabrie ken, alle winkels waren gesloten. Arbeiders, beambten, Hitlerjeugd, Bond van Duitsche Meisjes, en al die andere groote organisa ties hadden zich op hoog bevel verzameld en marcheerden in gesloten gelederen naar de straten, die de stoet zou volgen. S.A., S.S., Werkscharen (georganiseerde arbei ders), N.S.K.K. (gemotoriseerde korpsen), N.S.F.K. (vliegerkorpsen) en hoe ze verder mogen heeten, zorgden met de weermacht voor de afzettingen. Tenslotte was er, door al dit vertoon en door de reclame, die te voren in "de kranten was gemaakt, ook een zeer talrijk vrijwillig publiek. Met het eindresultaat, dat inderdaad de hooge gas ten door niet veel minder dan een half millioen menschen welkom konden worden geheeten. Daarbij komt dan nog de onmiddellijke omgeving van den gastheer: ministers, ge neraals, admiraals, tallooze adjudanten, partij-onderaanvoerders, ontelbare luxe auto's, vlaggendoek van beide staten, over vloedige feestverlichting in de avonduren, een paleis als woning, eere-bataljons, mu ziek, volksliederen, dit alles in een omvang, die met soortgelijke feestelijkheden in an dere hoofdsteden slechts zelden vergeleken kan worden want het Derde Rijk is bij uitstek prachtlievend en men kan zich voorstellen, welk een indruk dit geheel op de heerschers van een betrekkelijk-klei- nen staat moest maken! 40.000 TON NAAR ALEXANDRIë. Over enkele weken zullen de sleepbooten „Zwarte Zee" „Thames" en „Witte Zee" wederom een dok gaan versieepen. Ditmaal betreft het een dok van 40.000 ton, dat van Portsmouth naar Alexandrië vervoerd moet worden. Voor L. Smit en Co.'s internationalen sleep dienst is dit wederom een mooie opdracht Bij de Staten-Generaal is gister inge diend een ontwerp van wet houdende re gelen betreffende het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bedrijfs regelingen in den landbouw, d.w.z. om be paalde bedrijfsregelingen aan alle onder nemers (landbouwers etc.) te kunnen op leggen. Aan de memorie van toelichting ontlee- nen wij het volgende. Aanleiding tot indiening van het ont werp is het feit, dat in den landbouw het inzicht baan breekt, dat de omstandighe den waaronder het bedrijf in den land bouw moet worden gevoerd, ingrijpend zijn gewijzigd en dat, wil het bedrijf zich aan deze omstandig heden kunnen aanpassen, nieuwe vormen van econo- mischesamenwerkingnood- z a k e I ij k z ij n. In het bijzonder ten gevolge van den nog steeds toenemende belemmeringen, welke aan den uitvoer van landbouwproducten in den weg wor den gelegd, wordt de bedrijfsvoering in der landbouw voor steeds moeilijker proble men gesteld. De regeering heeft by d maatregelen, die zij ten behoeve van de landbouw heeft getroffen en nog steed treft, aan deze problemen uiteraard oo aandacht gewijd. Zij meent echter, dat zij hoezeer zij ook het bedrijf met voorliet, ting en steun ter zijde kan staan, niet d in de eerste plaats aangewezen instanti is om het bedrijfsleven in den landbou\ op een hooger peil te brengen en bv. doo het zoeken van doelmatiger productie methoden of nieuwe afzetmogelijkheden d bestaande moeilijkheden tot een oplossin te brengen. Deze taak rus in de eerste plaats ophe bedrijfsleven zelf, dat zie) door een juisten vorm van samenwerkin beter aan de gewijzigde economische om standigheden kan aanpassen. Geen „crisismaatregelen". Uit de behandeling van de vraag, welk regelingen nu wel op grond van deze we door het landbouwbedrijf ter hand geno men kunnen worden, blijkt, dat het ont werp er van uitgaat, dat daarvoor in aan merking komen allé regelingen, welke ge acht kunnen worden van blijvende waard voor de economische ontwikkeling var den landbouw te zijn. Dit beteekent, da het niet de bedoeling is, dat „crisismaat regelen" op de basis van dit wetsontwerj tot stand worden gebracht. Voorwaarden, waaraan de regelin gen moeten voldoen. De regelingen, waarop men bij het ont werpen van dit wetsvoorstel het oog had moet aan drie voorwaarden voldoen: le. Zij moeten uit het bedrijfsleven zeli voortkomen en dus niet door de regee ring worden opgelegd. 2e. De bemoeiing der overheid moet zich tot leiding en toezicht kunnen bepa len. 3e. Overheersching vari den landbouw over daaraan verwante takken van han del en nijverheid moet worden voorkomen Voor den wettelijken vorm is aanslui ting gezocht bij de wet' tot het algemeen verbindend- en onverbindend-verklaren van ondernemersovereenkomsten, echter met dit verschil, dat slechts ver bindend verklaard kunnen worden bedrijfsregelingen, welke door een door on dernemers in het leven geroepen orgaan zijn vast gesteld. De gang van zaken is hierbij aldus ge dacht, dat hetzij een of meer organisaties hetzij een belangrijke groep van onderne mers, die van meening zijn, dat voor hun bedrijf een economische bedrijfsregeling geboden is, eenrechtspersoon- lijkheid bezittendllchaam in het leven roept, dat dan de gewenschte rege ling ontwerpt en voor haar leden of aangeslo tene vaststelt. Door dit orgaan kan dan alge me e- ne verbindend-verklaring voor het geheele land of een gedeelte des lands aan den minister van eco nomische zaken worden verzocht, welk verzoek kan worden ingewilligd, indien eenige voorwaarden zijn vervuld. Ook verwante takken van handel en industrie er bij betrokken. Uit de memorie van toelichting blijkt verder, dat deze wet niet alleen bedoeld is voor den landbouw in engen zin, nl. de voortbrenging van landbouwproducten, doch ook voor den handel in en de industrie van landbouwproducten. Door deze ruime werkingsfeer kan bv. worden be reikt, dat voor één landbouwproduct met één bedrijfsregeling, gebaseerd op één wet, kan worden volstaan. Aan zulk een be drijfsregeling zouden dan producenten, handelaren, verwerkers en ook exporteurs kunnen deelnemen. Op grond van deze wet kunnen dus niet alleen bedrijfsrege lingen verbindend verklaard worden, wel ke uitgaan van door producenten-groepen ingestelde organen,, maar ook bedrijfs regelingen, getroffen door een orgaan, in gesteld door handel of industrie van land bouwproducten of door een orgaan, dat door producenten, handelaren en verwer kers tezamen in het leven is geroepen. Hoe men zekere overheersching wil voorkomen. Wat nu het voorkomen van overheer sching door landbouw over handel of in dustrie of omgekeerd betreft, blijkt, dat in het ontwerp hiertegen in den vorm van voorwaarden, welke aan de verbin dendverklaring zyn gesteld, waarborgen zyn geschapen. Indien nl. met betrekking tot een landbouwproduct de producenten tezamen met den handel of industrie een orgaan hebben opgericht en dit orgaan legt een bedrijfsregeling ter verbindend verklaring aan den minister voor, dan kan hij zulk een regeling alleen verbindend verklaren, indien het orgaan voor den betreffenden bedrijfstak een genoeg zaam algemeen karakter draagt, m. a. w. indien het orgaan door middel van dat orgaan samenstellen de deelen voldoende „re presentatief" is. Ook voor het geval, dat door een der bedrijfsgroepen, bv. de producenten, een orgaan in het le ven is geroepen en dit orgaan een bedrijfs regeling voorlegt, waarbij het belang van de ondernemers uit den handel of industrie naar het oordeel van den minister direct is betrokken, is in het ontwerp een waar borg tegen overheersching van de eene groep over de andere opgenomen. In art. 2, lid 2 is nl. bepaald, dat in zulk een ge val de minister de bedrijfsregeling sléchts verbindend kan verklaren, indien een naar zijn oordeel genoegzaam deel dier onderne mers geacht kan worden zich met' de re geling te vereenigen. Als voorwaarde ten aanzien van de al gemeen verbindendverklaring is voorts ge steld, dat het economische bedrijfsbelang verbindend verklaring vordert en dat de verbindendverklaring niet in strijd is met het algemeen belang. De bedoeling der voorwaarden. De bedoeling van deze voorwaarden is de volgende: Indien de mogelijkheid om een bedrijfs regeling aan alle ondernemers in een be drijf op te leggen wordt overwogen, dient allereerst te worden nagegaan, of het eco nomische belang van dat bedrijf daarmede zoozeer gediend is, dat verbindendverkla ring als een vereischte voor een juiste eco nomische ontwikkeling van dat bedrijf kan worden aangemerkt. Niet altijd kan het geheele bedrijfsbelang door de ondernemers zelf worden overzien en wel in het bijzon der niet in die-gevallen, waar tengevolge van tegenstellingen tusschen de verschil lende groepen van ondernemers het be drijfsbelang in zijn geheel minder duidelijk naar voren treedt. Zulks kan zich bijvoor beeld voordoen, indien in een bedrijf de be langen van het groot- en kleinbedrijf uit- eenloopen, of wel tusschen coöperatieve en particuliere ondernemers een tegenstelling bestaat. Ook in gevallen, dat een gedeelte der producenten tevens handelaar, expor teur of verwerker is, kan van tegenstellin gen sprake zijn. In het stellen der voorwaarde, dat het economische bedrijfsbelang verbindendver klaring vordert, is derhalve tot uitdrukking gebracht, dat alle in het be treffende bedrijf aanwezi ge belangen door den mi nister tegen elkaar zullen worden afgewogen, tenein de te kunnen vaststellen of de regeling zelf -van zoodanige beteekenis voor den betrokken bedrijfstak is, dat het belang van het bedrijf in zijn geheel ge zien, verbindendverklaring e i s c h t. Indien bljjkt, dat aan deze in het bedrijf gelegen voorwaarde is voldaan, dient te worden nagegaan, of buiten het bedrijf gelegen belangen zich tegen verbinden dv er- klaring verzetten. Daartoe is als tweede voorwaarde gesteld, dat verbindendver klaring niet in stryd zij met het algemeen belang. Op grond van dit vereischte dient de mi nister alvorens tot verbindendverklaring over te gaan de bedrijfsregeling te toetsen aan het algemeen landsbelang. H i e r b ij zal in iet b ij zonder het consumentenbelang worden overwogen. Door deze toetsing kan worden voorkomen, dat een bedrijfsregeling verbindend wordt verklaard, hoewel be langen van hooger orde dan het bedrijfs belang daardoor zouden worden geschaad. Perspectieven. Bevat, aldus de memorie van toelichting, de in het ontwerp vervatte regeling tot verbindendverklaring voldoende waarbor gen tegen een onjuiste en onrijpe totstand koming van bedrijfsregelingen in den land bouw, aan den anderen kant houdt het, in dien de landbouw waaronder dus ook de handel in en de industrie van landbouw producten is te verstaan zich de gebo den gelegenheid ten nutte zal weten te ma ken om door zelfwerkzaamheid en doel treffende organisatie nuttige economische regelingen te treffen, de mogelijkheid in NOGMAALS: LET OP DEN COLORADOKEVER. De Plantenziektenkundige Dienst vestigt er nogmaals de aandacht op, dat de omstan digheden op dit oogenblik voor een volledi ge opruiming van de Coloradokevers, die nu nog in ons land aanwezig zijn, zeer gunstig zijn. Doordat de wind voortdurend uit het Noorden en Oosten waait, kunnen geen ke vers uit België of Frankrijk ons land bin nenvliegen, zoodat op deze wijze geen nieu we haarden ontstaan. Laten wij er nu al les op zetten de weinige kevers, die nu in het Zuiden optreden, te vangen en te doo- den, terwijl een zeer nauwgezette uitvoe ring der voorgeschreven bespuiting met loodarsenaat in het daarvoor aangewezen deel van ons land alle verdere mogelijkheid van het tot ontwikkeling komen van larven gteheel kan uitsluiten. Als dat gelukt, zou de toestand voor ons land veel gunstiger worden, daar wij voor- loopig dan weer alleen met besmetting uit het Zuiden rekening zouden behoeven te houden en deze zal elk jaar niet zulk een omvang hebben als verleden jaar het geval was. Uit een uit Frankrijk ontvangen bericht is gebleken, dat aldaar op dit oogenblik de Coloradokever nog slechts in betrekkelijk geringe mate voorkomt en de ontwikkeling langzaam gaat. De weersomstandigheden schijnen dus in het algemeen niet gunstig te zijn voor het insect. Er moet dus zeer ijverig in alle aardap pelvelden naar den kever en/of de larven gezocht worden en alle vondsten moeten ge meld worden, oudat voor algeheele oprui ming gezorgd kan worden. Laat men ook letten op het aardappelop slag, dat ondanks den strengen winter, dit jaar weer tamelijk veel aanwezig is in al lerlei gewassen en waarin de Colorado-ke- ver ook meermalen gevonden is. Als ieder zijn plicht doet, kunnen wij met bestrijding zeer veel bereiken en kan waar schijnlijk veel nadeel voor den handel op geheven worden. Daarom: LET OP DEN COLORADO KEVER. DE VESTIGINGSEISCHEN VOOR HET KRUIDENIERSBEDRIJF. Maatregelen tegen filiaal- en grootbedrijven gevraagd. In verband met de heden in werking ge treden vestigingseischen voor het kruide- niersbedryf heeft het hoofdbestuur van den Landelijken Bond van kruideniers een te legram gezonden aan den minister van eco nomische zaken, waarin wordt gezegd, dat door het departement in de twaalf maan den, dat de spertijd in de kruideniersbran che heeft geduurd geen enkele oplossing is gevonden, om paal en perk te stellen aan de ongebreidelde uitbreiding van filiaal- en grootwinkelbedrijven, hetgeen urgent noo- dig is. Het hoofdbestuur verwacht thans van den minister, onverwijlde maatregelen, om, in afwachting van een wettelijke rege- van een krachtige ontwikkeling van de eco nomische bedrijfsorganisatie in dat onder deel van ons nationale bedrijfsleven. Deze ontwikkeling zou, indien zij gunstig bljjkt te zijn, op den duur er toe kunnen leiden, dat op grond slag van artikel 152 der grondwet voor het bedrijfs- leven in den landbouw li chamen in het leven wor den geroepen, welke met verordenende bevoegdheid zouden kunnen worden be kleed. Op welke wijze de zaak in prak tijk moet worden gebracht. Uit den verderen inhoud van de memorie van toelichting bljjkt, dat men zich als regelingen, waarvoor deze wet zal kunnen worden gebruikt, o.m. gedacht heeft: teelt en productieregelingen, regelingen tot op koop van surplus aan landbouwproducten, regelingen tot inlevering van een bepaald deel der producten, maatregelen, welke op rationeeler productie en kwaliteitsverbete ring gericht zijn, regelingen betreffende den afzet in binnen- en buitenland en ten aan zien van de be- en verwerking van land- bouwproductén. De minister wint over een verzoek tot verbindendverklaring van een bedrijfsrege ling het advies in van een voor dat doel in te stellen vaste commissie van den eco- nomischen raad, waarin zitting zullen heb ben naast leden van den raad vertegen woordigers van organisaties op het gebied van den landbouw en van den handel en industrie van landbouwproducten. Ook de landarbeiders zullen in deze commissie ver tegenwoordigd zijn. Voorts is bepaald, dat de commissie ver tegenwoordigers uit de belanghebbende be drijfstakken, den bedrijfsraad. of indien deze er niet is, vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers en werkne mers hoort. De gevolgen van de verbindendverklaring zijn geregeld op ongeveer analoge wijze als in de wet tot het verbindendverklaren van ondernemersovereenkomsten. Er is echter dit verschil, dat naast civielrechte lijke sancties ook de mogelijkheid tot straf rechtelijke vervolging in het ontwerp is op genomen, waarbij naast geld boete ook hechtenis van ten hoogste zes maanden kan worden opgelegd. Deze uitbreiding wordt in de memorie van toe lichting gemotiveerd met de overweging, dat door de geringe draagkracht van be trokkenen voldoende verhaal voor de toe gewezen schadevergoedingen en de gemaak te proceskosten veelal niet aanwezig zal zyn. Ook de mogelijkheid tot onverbindend- verklaring van bedrijfsregelingen is in het ontwerp opgenomen. Het toezicht op de naleving der wet zal in de eerste plaats bij de betrokkenen zelf berusten en wel in het bijzonder bij het door hen gevormde orgaan. Daarnaast wordt van overheidswege controle uitge oefend door een door de kroon in te stellen commissie van toezicht. ling, te verhinderen, dat na heden een stroom van nieuwe vestigingen van filiaal- en grootwinkelbedrijven losbreekt, waar door wederom voor tal van nijvere mid denstanders de weg naar de stempellokalen zal worden geopend. Bij de Tweede Kamer is ingediend een voorstel van wet van den heer Van Houten (chr. dem. unie) tot wijziging van de arti kelen 28 en 191 der lager-onderwijswet 1920. Aan de memorie van toelichting is het vol gende ontleend: De wenschelijkheid, om door verlaging van de in artikel 28 van de lager-onderwijs wet 1920 vastgestelde getallen te komen tot verbetering van de leerlingenschalen, be hoeft nauwelijks meer aangetoond te wor den. De voorsteller meent, dat een einde ge maakt moet worden aan het euvel der te groote klassen en tegelijkertijd aan den hoogst ongewenschten en met alle eischen van sociale rechtvaardigheid strijdenden toestand, dat meer dan 4400 noodzakelijke leerkrachten, die, onder den naam „kwee- keling met acte", de bevoegdheid van een onderwijzer hebbende, het werk van een onderwijzer verrichten en de verantwoorde lijkheid van een onderwijzer dragen, zonder nochtans de rechtspositie van een onderwij zer te bezitten en een salaris te ontvangen overeenkomstig dat van een onderwijzer, "leze figuur past niet in ons onderwijs- ysteem en dient daaruit te verdwijnen. Dit alatste zal slechts mogelijk zijn door ■en gelijktijdige belangrijke verbetering ?an de in artikel 28 vastgestelde getallen. 'Iet voorstel bedoelt dus zoowel het paeda- togische belang van de scholen te dienen, ils de sociale gerechtigheid te bevorderen. Deze beide motieven zijn voldoende om een •jrootere uitgave van ongeveer 6 millioen gulden te rechtvaardigen. Tenslotte heeft bij den voorsteller ook rvvaar gewogen de overweging, dat het be- 'ang van ons onderwijs vordert, dat jaar lijks een behoorlijk quantum jong, frisch bloed aan het corps der leerkrachten wordt toegevoegd, hetgeen gedurende de laatste 5 a 6 jaar nagenoeg niet het geval is ge weest. Al deze overwegingen hebben hem doen besluiten, zijn voorstel van wet in te dienen nu tot zijn groote teleurstelling van den minister van onderwijs, kunsten en weten schappen een voortsel tot verbetering van de leerlingenschalen blijkbaar nog niet te wachten is. Artikel 1 van het voorgestelde- wetsont werp luidt als volgt: De eerste vier leden van art. 28 der la- geronderwïjswet 1920 worden gelezen als volgt 1. Aan elke school voor gewoon lager ónderwijs wordt het hoofd bijgestaan door ten minste één onderwijzer, zoodra het aan tal leerlingen zes-en-dertig, door ten min ste twee onderwijzers, zoodra het een-en- zeventig, door tenminste drie onderwijzers, zoodra het honderd zes, door ten minste vier onderwijzers, zoodra het honderd een- en-veertig bedraagt. 2. Voor elk vijf-en-veertigtal leerlingen boven de honderd-een-en-veertig wordt een onderwijzer meer vereischt. 3. Aa nelke school voor uitgebreid lager onderwijs wordt het hoofd bijgestaan door ten minste één onderwijzer, zoodra het aan tal leerlingen negen-en-twintig bedraagt. 4. Voor elk acht-en-twintigtal leerlingen boven de negen-en-twintig wordt een on derwijzer meer vereischt. Van art. 2 is de bedoeling, de mogelijk heid om zoogenaamde kweekelingen met akte als zelfstandige leerkracht in de scho len te gebruiken, te doen vervallen. In artikel 3 wordt de inwerkingtreding van de wet gesteld op 1 Januari 1940. ONS INSULINDE IN EEN KLEURENFILM. Naar wij vernemen, is in den loop van het vorig jaar in opdracht van de N.V. Stoomvaart Maatschappij „Nederland" een film in natuurlijke kleuren opgenomen van de reis naar en door Nederlandsch-Indië. Met de opnamen zijn verschillende maan den gemoeid geweest en momenteel wordt de film hier te lande gemonteerd en afge werkt. Thans is men reeds zoover gevor derd, dat de vertooning binnen korten tijd tegemoet kan worden gezien. De Stoomvaart Maatschappij „Neder land" beoogt met deze kleurenfilm, die in vele plaatsen voor genoodigden zal worden vertoond, een bijdrage' te leveren tot een meer verbreide en betere kennis en waar deering van ons overzeesch gewest met het uiteindelijk doel: opwekking tot een per soonlijk bezoek aan dit in alle opzichten zoo interessante eilandenrijk. BIJ HET ZWEMMEN VERDRONKEN. Gisteravond is de 17-jarige P. de Ruiter uit Vlaardingen in de Vlaardingsche vaart onder de gemeente Vlaardingerambacht bij het zwemmen verdronken. Binnen een kwartier had men hem uit het water ge haald, doch hoewel men ruim twee uur kunstmatige ademhaling heeft toegepast, mocht dit niet meer baten. In de Buitenvestinggracht te Naarden is gisteravond de 20-jarige milicien E. H. van Rijnsoever, die aldaar in garnizoen ligt, bij het baden verdronken. Hij was in gezelschap van twee kamera den, die waren gaan zwemmen, terwijl v. R., die de zwemkunst niet machtig was, op den wal bleef toekijken. Later had hij zich eveneens te water begeven om tus schen de twee anderen in naar den ande ren oever over te steken. Dit liep echter verkeerd af. want toen het drietal zich mid- den in de gracht bevond, zonk v. R. in de diepte, zonder dat de anderen er in slaag den hem te redden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5