Verbindend-verklaring
van bedrijfsregelingen
in den landbouw.
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
Het euvel der
te groote schoolklassen.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEOWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE
GOESCHb CRT.) VAN WOENSDAG 7 JUNI 1939. No. 132.
Een wetsontwerp ingediend, dat deze moeilijke
materie ter hand neemt. De regelingen,
welke eventueel aan alle deelnemers zullen
worden opgelegd, moeten door „spontaan"
gegroeide organen zijn vastgesteld. De re
geering zal er nauwkeuring op letten, dat het
algemeen niet in het gedrang komt.
transport van een dok van
Initiatief-wetsvoorstel van
den heer Van Houten tot
verlaging van de leerlingen
schalen.
De georganiseerde geestdrif t
Zes dagen lang zijn de Prins-regent van
Zuidslavië en zijn echtgenoote eeregasten
Van het Groot-Duitsche Rijk geweest. Ze
zijn ontvangen, naar onze Berlijnsehe cor
respondent ons meldt, met alle praal, die
bij zulke staatsbezoeken hoort en waarvan
men in Duitsehland, sedert Adolf Hitler het
te zeggen heeft, „kaas heeft gegeten".
Het Derde Rijk is een zoogenaamde
„Volksstaat". Men begon met eenvoud te
prediken. Maar daarvan is niet al te veel
over gebleven. Men hecht er thans bijzon
der veel waarde aan uiterlijkheden en de
„hofstaat" van het Hoofd van Staat is min
stens even rijk aan schittering van unifor
men, aan vertoon van luxe-auto's, aan eti
quette en alles, wat daar verder zoo bij
hoort, als vroeger een keizerlijk hof. Men
spreekt Hitier niet met „Majesteit" aan,
maar met (als men Duitseher is) „Mein
Führer" of (als men een buitenlandsche
pas heeft en niet tevens „Volksdeutscher"
is, want die beschouwen niet hun eigen
staatshoofd maar wel degelijk ook Hitier
als hun Führer) met „Herr Reichskanz-
ler" of nóg officiëeler „Herr deutscher
Reichskanzler" gelijk de Pauselijke nun
tius bij zijn nieuwjaarsbegroeting pleegt te
beginnen. Maar verder is alles rondom de
zen machtigen man, die eens in het stadje
Braunau in hoogst eenvoudige, ja bijna
armoedige omgeving als zoon van een dou
anebeambte zijn eerste kinderlijke bevelen
gaf, van een plechtigheid en een overvloed
van uiterlijk gedoe, die weliswaar uitne
mend past bij de mentaliteit van den gemid
delden Duitseher (de bij Hitier bijzonder
hoog aangeschreven Duitsche „intellectu-
eelen" zien natuurlijk door die „make-up"
met een tikje ironie dwars heen!) maar
toch altijd weer verrassend werkt.
Het Derde Rijk is weer, en wel in veel
hoogere mate dan vóór 1918, één groote
kazerne geworden en tevens een tot hoog
ste hoogte opgedreven staat van ambtena
ren en beambten. Het arme Rijk voedt een
leger van staatsruif-knabbelaars, gelijk men
vroeger niet voor mogelijk zou hebben ge
houden. Dus is ook de rijkshoofdstad met
hoog, nog hoogere en allerhoogste ambte
naren met en zonder uniform in de meest
overvloedige wijze gezegend. Het betrek
kelijk eenvoudige vorstenhuis uit Belgrado
zal zijn oogen niet geloofd hebben.
Als het Duitsche Rijk van heden hooge
gasten officieel ontvangt, dan doet het dat
op een wijze, die stellig zeer indrukwek
kend is, maar die tevens eenigszins ont
stemt door een al te voortreffelijke regie.
Dat schijnt men in Berlijn niet te weten,
behalve dan in een betrekkelijk kleinen
kring van zeer beschaafde menschen, die
heel goed zien, waar de grenzen der gast
vrijheid zijn en waar het gekunstelde be
gint. Van spontaneïteit kan bij een ont
vangst van gasten uit een land, dat men
nauwelijks of in het geheel niet kent
het is nog pas een goed jaar onmiddellijke
buur geworden, en dan ook slechts via Oos
tenrijk, dat nog altijd niet heusch als
„Duitsehland" wordt beseft kan natuur
lijk geen sprake zijn. Maar de ontvangende
Centrale wenschte bij de hooge gasten toch
den indruk te vestigen, dat het geheele
Duitsche volk en in het bijzonder de be
volking van Berlijn en omstreken, met on
geduld op de heerschers uit Belgrado had
gewacht om hen te huldigen en hun te
danken voor zooveel vriendschap en gene
genheid.
Het Derde Rijk kent op dit gebied geen
risico. Want het is van boven tot onder
georganiseerd. Eén wenk uit de Wilhelm-
strasse en waar dan ook in het groote Rijk
loopt de bevolking te hoop, vult de stra
ten en juicht. De Zuidslaven hebben de on
dervinding kunnen opdoen, dat deze regie
uitmuntend is, en zijn er wellicht een
oogenblik door verrast geweest, dat in
derdaad bij hun aankomst in Berlijn en bij
al hun ritten dwars door de stad alle stra
ten boordevol jubelende menschen waren,
alsof het ging om een populairen veldheer,
die na een gewonnen slag in zijn hoofdstad
intocht hield.
-In werkelijkheid was alles in bijzonder
heden geregeld. Alle scholen, alle fabrie
ken, alle winkels waren gesloten. Arbeiders,
beambten, Hitlerjeugd, Bond van Duitsche
Meisjes, en al die andere groote organisa
ties hadden zich op hoog bevel verzameld
en marcheerden in gesloten gelederen naar
de straten, die de stoet zou volgen. S.A.,
S.S., Werkscharen (georganiseerde arbei
ders), N.S.K.K. (gemotoriseerde korpsen),
N.S.F.K. (vliegerkorpsen) en hoe ze verder
mogen heeten, zorgden met de weermacht
voor de afzettingen. Tenslotte was er, door
al dit vertoon en door de reclame, die te
voren in "de kranten was gemaakt, ook
een zeer talrijk vrijwillig publiek. Met het
eindresultaat, dat inderdaad de hooge gas
ten door niet veel minder dan een half
millioen menschen welkom konden worden
geheeten.
Daarbij komt dan nog de onmiddellijke
omgeving van den gastheer: ministers, ge
neraals, admiraals, tallooze adjudanten,
partij-onderaanvoerders, ontelbare luxe
auto's, vlaggendoek van beide staten, over
vloedige feestverlichting in de avonduren,
een paleis als woning, eere-bataljons, mu
ziek, volksliederen, dit alles in een omvang,
die met soortgelijke feestelijkheden in an
dere hoofdsteden slechts zelden vergeleken
kan worden want het Derde Rijk is bij
uitstek prachtlievend en men kan zich
voorstellen, welk een indruk dit geheel
op de heerschers van een betrekkelijk-klei-
nen staat moest maken!
40.000 TON NAAR ALEXANDRIë.
Over enkele weken zullen de sleepbooten
„Zwarte Zee" „Thames" en „Witte Zee"
wederom een dok gaan versieepen. Ditmaal
betreft het een dok van 40.000 ton, dat van
Portsmouth naar Alexandrië vervoerd moet
worden.
Voor L. Smit en Co.'s internationalen sleep
dienst is dit wederom een mooie opdracht
Bij de Staten-Generaal is gister inge
diend een ontwerp van wet houdende re
gelen betreffende het algemeen verbindend
en onverbindend verklaren van bedrijfs
regelingen in den landbouw, d.w.z. om be
paalde bedrijfsregelingen aan alle onder
nemers (landbouwers etc.) te kunnen op
leggen.
Aan de memorie van toelichting ontlee-
nen wij het volgende.
Aanleiding tot indiening van het ont
werp is het feit, dat in den landbouw het
inzicht baan breekt, dat de omstandighe
den waaronder het bedrijf in den land
bouw moet worden gevoerd, ingrijpend zijn
gewijzigd en dat, wil het bedrijf
zich aan deze omstandig
heden kunnen aanpassen,
nieuwe vormen van econo-
mischesamenwerkingnood-
z a k e I ij k z ij n. In het bijzonder ten
gevolge van den nog steeds toenemende
belemmeringen, welke aan den uitvoer
van landbouwproducten in den weg wor
den gelegd, wordt de bedrijfsvoering in der
landbouw voor steeds moeilijker proble
men gesteld. De regeering heeft by d
maatregelen, die zij ten behoeve van de
landbouw heeft getroffen en nog steed
treft, aan deze problemen uiteraard oo
aandacht gewijd. Zij meent echter, dat zij
hoezeer zij ook het bedrijf met voorliet,
ting en steun ter zijde kan staan, niet d
in de eerste plaats aangewezen instanti
is om het bedrijfsleven in den landbou\
op een hooger peil te brengen en bv. doo
het zoeken van doelmatiger productie
methoden of nieuwe afzetmogelijkheden d
bestaande moeilijkheden tot een oplossin
te brengen. Deze taak rus
in de eerste plaats ophe
bedrijfsleven zelf, dat zie)
door een juisten vorm van samenwerkin
beter aan de gewijzigde economische om
standigheden kan aanpassen.
Geen „crisismaatregelen".
Uit de behandeling van de vraag, welk
regelingen nu wel op grond van deze we
door het landbouwbedrijf ter hand geno
men kunnen worden, blijkt, dat het ont
werp er van uitgaat, dat daarvoor in aan
merking komen allé regelingen, welke ge
acht kunnen worden van blijvende waard
voor de economische ontwikkeling var
den landbouw te zijn. Dit beteekent, da
het niet de bedoeling is, dat „crisismaat
regelen" op de basis van dit wetsontwerj
tot stand worden gebracht.
Voorwaarden, waaraan de regelin
gen moeten voldoen.
De regelingen, waarop men bij het ont
werpen van dit wetsvoorstel het oog had
moet aan drie voorwaarden voldoen:
le. Zij moeten uit het bedrijfsleven zeli
voortkomen en dus niet door de regee
ring worden opgelegd.
2e. De bemoeiing der overheid moet
zich tot leiding en toezicht kunnen bepa
len.
3e. Overheersching vari den landbouw
over daaraan verwante takken van han
del en nijverheid moet worden voorkomen
Voor den wettelijken vorm is aanslui
ting gezocht bij de wet' tot het algemeen
verbindend- en onverbindend-verklaren van
ondernemersovereenkomsten, echter met
dit verschil, dat slechts ver
bindend verklaard kunnen
worden bedrijfsregelingen,
welke door een door on
dernemers in het leven
geroepen orgaan zijn vast
gesteld.
De gang van zaken is hierbij aldus ge
dacht, dat hetzij een of meer organisaties
hetzij een belangrijke groep van onderne
mers, die van meening zijn, dat voor hun
bedrijf een economische bedrijfsregeling
geboden is, eenrechtspersoon-
lijkheid bezittendllchaam
in het leven roept, dat
dan de gewenschte rege
ling ontwerpt en voor
haar leden of aangeslo
tene vaststelt. Door dit
orgaan kan dan alge me e-
ne verbindend-verklaring
voor het geheele land
of een gedeelte des lands
aan den minister van eco
nomische zaken worden
verzocht, welk verzoek kan worden
ingewilligd, indien eenige voorwaarden zijn
vervuld.
Ook verwante takken van handel
en industrie er bij betrokken.
Uit de memorie van toelichting blijkt
verder, dat deze wet niet alleen bedoeld
is voor den landbouw in engen zin, nl. de
voortbrenging van landbouwproducten,
doch ook voor den handel
in en de industrie van
landbouwproducten. Door deze
ruime werkingsfeer kan bv. worden be
reikt, dat voor één landbouwproduct met
één bedrijfsregeling, gebaseerd op één wet,
kan worden volstaan. Aan zulk een be
drijfsregeling zouden dan producenten,
handelaren, verwerkers en ook exporteurs
kunnen deelnemen. Op grond van deze
wet kunnen dus niet alleen bedrijfsrege
lingen verbindend verklaard worden, wel
ke uitgaan van door producenten-groepen
ingestelde organen,, maar ook bedrijfs
regelingen, getroffen door een orgaan, in
gesteld door handel of industrie van land
bouwproducten of door een orgaan, dat
door producenten, handelaren en verwer
kers tezamen in het leven is geroepen.
Hoe men zekere overheersching
wil voorkomen.
Wat nu het voorkomen van overheer
sching door landbouw over handel of in
dustrie of omgekeerd betreft, blijkt, dat
in het ontwerp hiertegen in den vorm
van voorwaarden, welke aan de verbin
dendverklaring zyn gesteld, waarborgen
zyn geschapen. Indien nl. met betrekking
tot een landbouwproduct de producenten
tezamen met den handel of industrie een
orgaan hebben opgericht en dit orgaan
legt een bedrijfsregeling ter verbindend
verklaring aan den minister voor, dan kan
hij zulk een regeling alleen verbindend
verklaren, indien het orgaan
voor den betreffenden
bedrijfstak een genoeg
zaam algemeen karakter
draagt, m. a. w. indien het
orgaan door middel van
dat orgaan samenstellen
de deelen voldoende „re
presentatief" is. Ook voor het
geval, dat door een der bedrijfsgroepen,
bv. de producenten, een orgaan in het le
ven is geroepen en dit orgaan een bedrijfs
regeling voorlegt, waarbij het belang van
de ondernemers uit den handel of industrie
naar het oordeel van den minister direct
is betrokken, is in het ontwerp een waar
borg tegen overheersching van de eene
groep over de andere opgenomen. In art.
2, lid 2 is nl. bepaald, dat in zulk een ge
val de minister de bedrijfsregeling sléchts
verbindend kan verklaren, indien een naar
zijn oordeel genoegzaam deel dier onderne
mers geacht kan worden zich met' de re
geling te vereenigen.
Als voorwaarde ten aanzien van de al
gemeen verbindendverklaring is voorts ge
steld, dat het economische
bedrijfsbelang verbindend
verklaring vordert en dat
de verbindendverklaring
niet in strijd is met het
algemeen belang.
De bedoeling der voorwaarden.
De bedoeling van deze voorwaarden is
de volgende:
Indien de mogelijkheid om een bedrijfs
regeling aan alle ondernemers in een be
drijf op te leggen wordt overwogen, dient
allereerst te worden nagegaan, of het eco
nomische belang van dat bedrijf daarmede
zoozeer gediend is, dat verbindendverkla
ring als een vereischte voor een juiste eco
nomische ontwikkeling van dat bedrijf kan
worden aangemerkt. Niet altijd kan het
geheele bedrijfsbelang door de ondernemers
zelf worden overzien en wel in het bijzon
der niet in die-gevallen, waar tengevolge
van tegenstellingen tusschen de verschil
lende groepen van ondernemers het be
drijfsbelang in zijn geheel minder duidelijk
naar voren treedt. Zulks kan zich bijvoor
beeld voordoen, indien in een bedrijf de be
langen van het groot- en kleinbedrijf uit-
eenloopen, of wel tusschen coöperatieve en
particuliere ondernemers een tegenstelling
bestaat. Ook in gevallen, dat een gedeelte
der producenten tevens handelaar, expor
teur of verwerker is, kan van tegenstellin
gen sprake zijn.
In het stellen der voorwaarde, dat het
economische bedrijfsbelang verbindendver
klaring vordert, is derhalve tot uitdrukking
gebracht, dat alle in het be
treffende bedrijf aanwezi
ge belangen door den mi
nister tegen elkaar zullen
worden afgewogen, tenein
de te kunnen vaststellen
of de regeling zelf -van
zoodanige beteekenis voor
den betrokken bedrijfstak
is, dat het belang van het
bedrijf in zijn geheel ge
zien, verbindendverklaring
e i s c h t.
Indien bljjkt, dat aan deze in het bedrijf
gelegen voorwaarde is voldaan, dient te
worden nagegaan, of buiten het
bedrijf gelegen belangen
zich tegen verbinden dv er-
klaring verzetten. Daartoe
is als tweede voorwaarde
gesteld, dat verbindendver
klaring niet in stryd zij
met het algemeen belang.
Op grond van dit vereischte dient de mi
nister alvorens tot verbindendverklaring
over te gaan de bedrijfsregeling te toetsen
aan het algemeen landsbelang. H i e r b ij
zal in iet b ij zonder het
consumentenbelang worden
overwogen. Door deze toetsing kan
worden voorkomen, dat een bedrijfsregeling
verbindend wordt verklaard, hoewel be
langen van hooger orde dan het bedrijfs
belang daardoor zouden worden geschaad.
Perspectieven.
Bevat, aldus de memorie van toelichting,
de in het ontwerp vervatte regeling tot
verbindendverklaring voldoende waarbor
gen tegen een onjuiste en onrijpe totstand
koming van bedrijfsregelingen in den land
bouw, aan den anderen kant houdt het, in
dien de landbouw waaronder dus ook
de handel in en de industrie van landbouw
producten is te verstaan zich de gebo
den gelegenheid ten nutte zal weten te ma
ken om door zelfwerkzaamheid en doel
treffende organisatie nuttige economische
regelingen te treffen, de mogelijkheid in
NOGMAALS: LET OP DEN
COLORADOKEVER.
De Plantenziektenkundige Dienst vestigt
er nogmaals de aandacht op, dat de omstan
digheden op dit oogenblik voor een volledi
ge opruiming van de Coloradokevers, die nu
nog in ons land aanwezig zijn, zeer gunstig
zijn.
Doordat de wind voortdurend uit het
Noorden en Oosten waait, kunnen geen ke
vers uit België of Frankrijk ons land bin
nenvliegen, zoodat op deze wijze geen nieu
we haarden ontstaan. Laten wij er nu al
les op zetten de weinige kevers, die nu in
het Zuiden optreden, te vangen en te doo-
den, terwijl een zeer nauwgezette uitvoe
ring der voorgeschreven bespuiting met
loodarsenaat in het daarvoor aangewezen
deel van ons land alle verdere mogelijkheid
van het tot ontwikkeling komen van larven
gteheel kan uitsluiten.
Als dat gelukt, zou de toestand voor ons
land veel gunstiger worden, daar wij voor-
loopig dan weer alleen met besmetting uit
het Zuiden rekening zouden behoeven te
houden en deze zal elk jaar niet zulk een
omvang hebben als verleden jaar het geval
was.
Uit een uit Frankrijk ontvangen bericht
is gebleken, dat aldaar op dit oogenblik de
Coloradokever nog slechts in betrekkelijk
geringe mate voorkomt en de ontwikkeling
langzaam gaat. De weersomstandigheden
schijnen dus in het algemeen niet gunstig te
zijn voor het insect.
Er moet dus zeer ijverig in alle aardap
pelvelden naar den kever en/of de larven
gezocht worden en alle vondsten moeten ge
meld worden, oudat voor algeheele oprui
ming gezorgd kan worden.
Laat men ook letten op het aardappelop
slag, dat ondanks den strengen winter, dit
jaar weer tamelijk veel aanwezig is in al
lerlei gewassen en waarin de Colorado-ke-
ver ook meermalen gevonden is.
Als ieder zijn plicht doet, kunnen wij met
bestrijding zeer veel bereiken en kan waar
schijnlijk veel nadeel voor den handel op
geheven worden.
Daarom: LET OP DEN COLORADO
KEVER.
DE VESTIGINGSEISCHEN VOOR HET
KRUIDENIERSBEDRIJF.
Maatregelen tegen filiaal- en
grootbedrijven gevraagd.
In verband met de heden in werking ge
treden vestigingseischen voor het kruide-
niersbedryf heeft het hoofdbestuur van den
Landelijken Bond van kruideniers een te
legram gezonden aan den minister van eco
nomische zaken, waarin wordt gezegd, dat
door het departement in de twaalf maan
den, dat de spertijd in de kruideniersbran
che heeft geduurd geen enkele oplossing is
gevonden, om paal en perk te stellen aan
de ongebreidelde uitbreiding van filiaal- en
grootwinkelbedrijven, hetgeen urgent noo-
dig is. Het hoofdbestuur verwacht thans
van den minister, onverwijlde maatregelen,
om, in afwachting van een wettelijke rege-
van een krachtige ontwikkeling van de eco
nomische bedrijfsorganisatie in dat onder
deel van ons nationale bedrijfsleven.
Deze ontwikkeling zou,
indien zij gunstig bljjkt te
zijn, op den duur er toe
kunnen leiden, dat op grond
slag van artikel 152 der
grondwet voor het bedrijfs-
leven in den landbouw li
chamen in het leven wor
den geroepen, welke met
verordenende bevoegdheid
zouden kunnen worden be
kleed.
Op welke wijze de zaak in prak
tijk moet worden gebracht.
Uit den verderen inhoud van de memorie
van toelichting bljjkt, dat men zich als
regelingen, waarvoor deze wet zal kunnen
worden gebruikt, o.m. gedacht heeft: teelt
en productieregelingen, regelingen tot op
koop van surplus aan landbouwproducten,
regelingen tot inlevering van een bepaald
deel der producten, maatregelen, welke op
rationeeler productie en kwaliteitsverbete
ring gericht zijn, regelingen betreffende den
afzet in binnen- en buitenland en ten aan
zien van de be- en verwerking van land-
bouwproductén.
De minister wint over een verzoek tot
verbindendverklaring van een bedrijfsrege
ling het advies in van een voor dat doel
in te stellen vaste commissie van den eco-
nomischen raad, waarin zitting zullen heb
ben naast leden van den raad vertegen
woordigers van organisaties op het gebied
van den landbouw en van den handel en
industrie van landbouwproducten. Ook de
landarbeiders zullen in deze commissie ver
tegenwoordigd zijn.
Voorts is bepaald, dat de commissie ver
tegenwoordigers uit de belanghebbende be
drijfstakken, den bedrijfsraad. of indien
deze er niet is, vertegenwoordigers van de
organisaties van werkgevers en werkne
mers hoort.
De gevolgen van de verbindendverklaring
zijn geregeld op ongeveer analoge wijze
als in de wet tot het verbindendverklaren
van ondernemersovereenkomsten. Er is
echter dit verschil, dat naast civielrechte
lijke sancties ook de mogelijkheid tot straf
rechtelijke vervolging in het ontwerp is op
genomen, waarbij naast geld
boete ook hechtenis van
ten hoogste zes maanden
kan worden opgelegd. Deze
uitbreiding wordt in de memorie van toe
lichting gemotiveerd met de overweging,
dat door de geringe draagkracht van be
trokkenen voldoende verhaal voor de toe
gewezen schadevergoedingen en de gemaak
te proceskosten veelal niet aanwezig zal
zyn. Ook de mogelijkheid tot onverbindend-
verklaring van bedrijfsregelingen is in het
ontwerp opgenomen.
Het toezicht op de naleving der wet zal
in de eerste plaats bij de betrokkenen zelf
berusten en wel in het bijzonder bij het
door hen gevormde orgaan. Daarnaast
wordt van overheidswege controle uitge
oefend door een door de kroon in te stellen
commissie van toezicht.
ling, te verhinderen, dat na heden een
stroom van nieuwe vestigingen van filiaal-
en grootwinkelbedrijven losbreekt, waar
door wederom voor tal van nijvere mid
denstanders de weg naar de stempellokalen
zal worden geopend.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
voorstel van wet van den heer Van Houten
(chr. dem. unie) tot wijziging van de arti
kelen 28 en 191 der lager-onderwijswet 1920.
Aan de memorie van toelichting is het vol
gende ontleend:
De wenschelijkheid, om door verlaging
van de in artikel 28 van de lager-onderwijs
wet 1920 vastgestelde getallen te komen tot
verbetering van de leerlingenschalen, be
hoeft nauwelijks meer aangetoond te wor
den.
De voorsteller meent, dat een einde ge
maakt moet worden aan het euvel der te
groote klassen en tegelijkertijd aan den
hoogst ongewenschten en met alle eischen
van sociale rechtvaardigheid strijdenden
toestand, dat meer dan 4400 noodzakelijke
leerkrachten, die, onder den naam „kwee-
keling met acte", de bevoegdheid van een
onderwijzer hebbende, het werk van een
onderwijzer verrichten en de verantwoorde
lijkheid van een onderwijzer dragen, zonder
nochtans de rechtspositie van een onderwij
zer te bezitten en een salaris te ontvangen
overeenkomstig dat van een onderwijzer,
"leze figuur past niet in ons onderwijs-
ysteem en dient daaruit te verdwijnen.
Dit alatste zal slechts mogelijk zijn door
■en gelijktijdige belangrijke verbetering
?an de in artikel 28 vastgestelde getallen.
'Iet voorstel bedoelt dus zoowel het paeda-
togische belang van de scholen te dienen,
ils de sociale gerechtigheid te bevorderen.
Deze beide motieven zijn voldoende om een
•jrootere uitgave van ongeveer 6 millioen
gulden te rechtvaardigen.
Tenslotte heeft bij den voorsteller ook
rvvaar gewogen de overweging, dat het be-
'ang van ons onderwijs vordert, dat jaar
lijks een behoorlijk quantum jong, frisch
bloed aan het corps der leerkrachten wordt
toegevoegd, hetgeen gedurende de laatste 5
a 6 jaar nagenoeg niet het geval is ge
weest.
Al deze overwegingen hebben hem doen
besluiten, zijn voorstel van wet in te dienen
nu tot zijn groote teleurstelling van den
minister van onderwijs, kunsten en weten
schappen een voortsel tot verbetering van
de leerlingenschalen blijkbaar nog niet te
wachten is.
Artikel 1 van het voorgestelde- wetsont
werp luidt als volgt:
De eerste vier leden van art. 28 der la-
geronderwïjswet 1920 worden gelezen als
volgt
1. Aan elke school voor gewoon lager
ónderwijs wordt het hoofd bijgestaan door
ten minste één onderwijzer, zoodra het aan
tal leerlingen zes-en-dertig, door ten min
ste twee onderwijzers, zoodra het een-en-
zeventig, door tenminste drie onderwijzers,
zoodra het honderd zes, door ten minste
vier onderwijzers, zoodra het honderd een-
en-veertig bedraagt.
2. Voor elk vijf-en-veertigtal leerlingen
boven de honderd-een-en-veertig wordt een
onderwijzer meer vereischt.
3. Aa nelke school voor uitgebreid lager
onderwijs wordt het hoofd bijgestaan door
ten minste één onderwijzer, zoodra het aan
tal leerlingen negen-en-twintig bedraagt.
4. Voor elk acht-en-twintigtal leerlingen
boven de negen-en-twintig wordt een on
derwijzer meer vereischt.
Van art. 2 is de bedoeling, de mogelijk
heid om zoogenaamde kweekelingen met
akte als zelfstandige leerkracht in de scho
len te gebruiken, te doen vervallen.
In artikel 3 wordt de inwerkingtreding
van de wet gesteld op 1 Januari 1940.
ONS INSULINDE IN EEN
KLEURENFILM.
Naar wij vernemen, is in den loop van
het vorig jaar in opdracht van de N.V.
Stoomvaart Maatschappij „Nederland" een
film in natuurlijke kleuren opgenomen van
de reis naar en door Nederlandsch-Indië.
Met de opnamen zijn verschillende maan
den gemoeid geweest en momenteel wordt
de film hier te lande gemonteerd en afge
werkt. Thans is men reeds zoover gevor
derd, dat de vertooning binnen korten tijd
tegemoet kan worden gezien.
De Stoomvaart Maatschappij „Neder
land" beoogt met deze kleurenfilm, die in
vele plaatsen voor genoodigden zal worden
vertoond, een bijdrage' te leveren tot een
meer verbreide en betere kennis en waar
deering van ons overzeesch gewest met het
uiteindelijk doel: opwekking tot een per
soonlijk bezoek aan dit in alle opzichten zoo
interessante eilandenrijk.
BIJ HET ZWEMMEN VERDRONKEN.
Gisteravond is de 17-jarige P. de Ruiter
uit Vlaardingen in de Vlaardingsche vaart
onder de gemeente Vlaardingerambacht bij
het zwemmen verdronken. Binnen een
kwartier had men hem uit het water ge
haald, doch hoewel men ruim twee uur
kunstmatige ademhaling heeft toegepast,
mocht dit niet meer baten.
In de Buitenvestinggracht te Naarden is
gisteravond de 20-jarige milicien E. H. van
Rijnsoever, die aldaar in garnizoen ligt, bij
het baden verdronken.
Hij was in gezelschap van twee kamera
den, die waren gaan zwemmen, terwijl v.
R., die de zwemkunst niet machtig was,
op den wal bleef toekijken. Later had hij
zich eveneens te water begeven om tus
schen de twee anderen in naar den ande
ren oever over te steken. Dit liep echter
verkeerd af. want toen het drietal zich mid-
den in de gracht bevond, zonk v. R. in de
diepte, zonder dat de anderen er in slaag
den hem te redden.