De intocht van Koningin Wilhelmina in Brussel. KRONIEK van den DAG. De Belgen hebben H.s M. een luisterrijke en enthousiaste ontvangst bereid. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 24 MEI 1939. No. 121. Twee vorsten groeten elkaar VORST COBRA De aankomst van H. M. op het station Zegetocht naar het lconinlcl^k£paleis. ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN Japan en de spil. Het denkbeeld van het militaire bond genootschap tusschen Duitschland en Ita lië, waarvan Zondag de stukken zijn getee- kend, is aan Duitsch brein ontsproten. Ge- ruimen tijd geleden reeds werd er te Ber lijn van de plannen gerept. Van zekere Fransche zijde wordt het nu voorgesteld, alsof de Duce aan den leiband van den Führer is gaan loopen. Hoewel hierin iets waars zit, is de bewering, zooals ze daar staat, rijkelijk overdreven. Al zou het alleen maar zijn, omdat ook verdragen als het onderhavige van papier worden vervaar digd. Men heeft dat gezien in 1914, toen Ita lië zijn bondgenootschap (met Duitschland en Oostenrijk-Hongarije) rustig in den steek liet. Wij willen hiermee uiteraard niet zeg gen, dat Mussolini een herhaling dezer trou weloosheid in den zin heeft, maar omge keerd is het veel te boud, om te zeggen, dat hij aan Hitler's leiband loopt. Men moet het verdrag o.i. in de eerste plaats beschouwen als een politiek instrument van tegenwicht tegen het anti-agressiefront, dat Enge land aan het smeden is. En dit karakter zou nog veel meer relief hebben gekregen, indien Berlijn er in geslaagd was, om zijn oorspronkelijk plan ten uitvoer te leggen: een militair bondgenootschap tusschen de totalitaire mogendheden en Japan. Zou de Duitsche regeering dit gelukt zijn, dan had zij op een groot diplomatiek succes kunnen bogen, tegenover Engeland. De Japanners ga ven echter nul op het request; een maand geleden ongeveer voor de eerste maal, eer gister voor de tweede maal. Tokio voelt voorshands niet voor deelneming aan het zoo innige bondgenootschap. Hoewel men eens den indruk heeft ge kregen, dat Japan aan het befaamde Anti- Komintern-verdrag (door Berlijn, Rome en Tokio opgeworpen als bolwerk tegen het communisme) wel eenige uitbreiding wilde geven, blijkt nu ten duidelijkste, dat men te Tokio liever eerst nog eens de kat uit den (Europeeschen) boom kijkt, alvorens zich aan een der groote groepen nauw te binden. Mag men den Tokioschen corres pondent van het Engelsche blad „Daily Te legraph" gelooven, dan zijn de banden tus schen Japan en de spil RomeBerlijn zelfs heel losjes en bestaat er vrij veel kans, dat ze binnen afzienbaren tijd ver broken zullen worden! Tal van vooraanstaande Japanners zijn volgens hem tegen de alliantie met de to talitaire mogendheden. Ze werken (achter de schermen) dag in dag uit, om de buiten- landsehe politiek in hun richting te krijgen. Het Anti-Komintern-verdrag is in Japan nooit populair geweest. Het werd op 25 Nov. 1936 een verbaasde natie voorgelegd. De onderhandelingen er over waren geheim gehouden. Deze geheimzinnigheid maakte het pas dubbel onpopulair. Toen de oorlog met China uitbrak, meende het Japansche publiek dat het verdrag voordeel zou moe ten opleveren. Toen echter de Duitsche militaire adviseurs van Tsjiang Kai-sjek op hun post bleven en Duitschland via Hongkong munitie en andere voorraden j naar China bleef sturen, toen ook Duitsch land, behalve uitlatingen over moreelen steun niets deed om Tokio te helpen, keer de de vroegere golf van bitterheid jegens Duitschland met groote kracht terug. Het geloof nam toe dat Japan het verkeerde kamp had gekozen en tijdig naar dat der democratieën moest terugkeeren. De twee jaar oorlog zijn voor Japan niet gemakkelijk geweest; het heeft een zwa- ren prijs moeten betalen en indien er een weg geopend kon worden naar wat een eervolle vrede schijnt te zijn, zou Tokio deze kans met vreugde aangrijpen. Niet slechts Japan's eigen ervaring, maar ook de gebeurtenissen in Europa hebben er Tokio toe gebracht, de waarde van de spil Rome-Berljjn-Tokio opnieuw te overwegen. De vastberaden houding der Vereenigde Staten en de Britsche allianties tegen agressie doen Japan nadenken. De Japanners, die de democratieën als de machtigste partij zien, zouden graag het pact met de totalitaire staten verzwakken en zelfs verbreken; ze worden niet alleen in burgerkringen, maar ook in leger- en marinekringen gevonden. Ze zijn niet sterk genoeg om een plotselingen ommekeer in de politiek teweeg te brengen, dit moet behoedzaam en geleidelijk worden gedaan. Tegenover hen, aldus nog steeds de cor respondent van de „Dailf Telegraph", staan de aanhangers van het anti-kominternpact, die dit verdrag in een drievoudig militair verbond willen wijzigen. Ze trachtten de BRUSSEL, 23 Mei Daar groeten twee vorsten elkaar en er valt een- stilte over de menigte, welke zoo lang in blijde afwach ting dit moment heeft tegemoet gezien. In deze stilte, welke zoo bij uistek goed weer gaf, wat er in allen, die aanwezig mochten zijn, omging, pasten slechts de eenvoudige woorden, welke Neerlands landsvrouwe tot haar koninklijken gastheer zeide, toen Ko ning Leopold met uitgestrekte hand op Ha re Majesteit toetrad: „Ik ben gelukkig hier in Brussel te zijn". Past het niet het best, stil te zijn, wan neer men gelukkig is? Het was alsof deze menschenmassa, welke iedere schatting te buiten ging, dit eene moment van ontmoe ting aanvoelde, de ontmoeting tusschen twee vorsten van koninkrijken, welke zoo nauw aan elkaar verwant zijn. Maar ook slechts een moment kon het stil zijn op het groote Noord-station, want oogenblikkelijk daarna barstten de toejui chingen los. De jubelkreten van de Neder landers, die hun Koningin nabij wisten, de toejuichingen van de bevriende Belgen, wier uitingen van vreugde om deze dagen van vriendschapsmanifestatie samenklonken tot één koor van enthousiasme, verwarmd door de zon, welker klare lente-luister tenslotte alle versieringen op den achtergrond mocht dringen. Het was het einde van een periode van wachten, welke te langer duurde naarmate men meer verlangde naar het begin van den jubel, welke geen grenzen kende. Het was het begin van een zegetocht, waarvan men zich nauwelijks 'n voorstelling kan maken Men kan slechts verheugd zijn, dat men dit eene oogenblik heeft mogen bijwonen. Hoe ontzaglijk de belangstelling was. Reeds vroeg in den middag waren de dui zenden naar de binnenstad van Brussel ge- tögen, om getuige te zijn van de blijde in- comste van Hare Majesteit Koningin Wil helmina als gast van den Koning der Bel gen. Op het Rogierplein voor het station stonden zij samengetrost in compacte mas sa's. De warmte deerde hen niet en toch brandde de zon zoo uitermate fel op dezen zomerschen lentedag, welke- men zich moei lijk feestelijker kan voorstellen. Deze men- plannen hiertoe te ontwikkelen op de con ferentie in het afgeloopen voorjaar te Pa rijs van Japansche diplomaten in Europa. Ze hebben hun werk nooit stopgezet. De gematigde Japansche kringen willen geen crisis in de Duitsch-Japansche betrek kingen teweeg brengen, ze wachten rustig af. Niettemin wordt thans bijna dagelijks beraadslaagd over wat Japan staat te doen voor geval van oorlog in Europa. Zeker is dat Japan slechts zal deelnemen aan een Europeeschen of wereldoorlog, indien het hiertoe vqjstrekt wordt genoodzaakt en slechts twee volken kunnen hiervan de oor zaak zijn, de Vereenigde Staten en Rusland tenzjj een militaire alliantie met Duitsch land steunverleening bij vijandelijkheden meebracht. Zoolang Japan een bescheiden politiek voert zullen de Vereenigde Staten het nooit tot een oorlog dwingen. Sovjet- Rusland is een onberekenbare factor, maar het schijnt dat oorlog met Japan het laat ste is wat men te Moskou wenscht. De der de mogelijkheid om in een oorlog te gera ken, heeft Japan geheel onder controle. Noch Berlijn, noch eenige andere mogend heid kan Tokio er toe dwingen een mili taire alliantie tegen zijn wil te sluiten. De gematigden meenen dat Japan, indien hun opvatting zegeviert, buiten eiken toe- komstigen Europeeschen oorlog kan blij ven en ongestoord aan zijn werk in Oost- Azië voort kan arbeiden. Japan zou dan veel winnen en niets verliezen. De corres pondent zegt tenslotte dat hij van meening is dat Japan zich binnen een jaar tot een nieuwen spil zal bekeeren. 46). Door MARK CHANNING. „Neen, neen, vriend", riep Gray uit, zijn hand terugtrekkend. „Ik heb gezegd, in ruil voor drie dienstenMaar antwoord eens eerst, heb jij onder je gevangenen een Engelsch meisje?" De stomme schudde energiek neen met zijn hoofd. Gray had den indruk, dat de an der hem niet bedroog. Maar dan was 't ook niet Diana geweest, die hij had hooren roepen: Colin, Colin, red me! Het schoot hem opeens te binnen, dat de stem van de Grieksche zoo op die van Diana had geleken, en ook dat de danseres er zoo kinderlijk trotsch op was enkele woorden Engelsch te kunnen babbelen. Wie-bemint had gemakkelijk de enkele woorden kunnen leeren. Ja, zoo zou het zijn. Ze hadden hem voor 't lapje willen houden. Als een licht temidden der duisternis drong de gelukkige waarheid tot hem door; Diana was in veiligheid. „Luister goed, welke de drie condities zijn, die je te vervullen hebt vóór ik je de ze steenen geef", zei Gray, terwijl zijn hart van vreugdebonsde. Ten eerste moet je maatregelen .némen, dat ik den blinden sa hib kan prekan en terstond. Stem je erin toe?" Door een verwoed gebarenspel slaagde de bev er in uit te leggen, dat Gal braith was. Gray maakte even zijn hand I. in het .licht van de fakkel schit ter' kostbare steenen, als de zee op een warmen zomerdag. „Heb je ze goed gezienIk moet hem spreken, hetzij hier in mijn cachot of in het zijne. Begrepen? En daarop breng je me voedsel in overvloed en versche melk". De man knikte toestemmend. „En nu het derde punt. Je moet er voor zorgen, dat deze ring in handen komt van Chirine Bibi. Wie haar dezen brengt", ver volgde hij, den cipier oplettend gadeslaand, „moet haar uitleggen waar ik ben en haar zeggen, dat ik naar tijding verlang van de miss sahib. Zweer, dat je dit zult doen!" Zijn handen op zijn voorhoofd samen brengend, terwijl hij zijn oogen opsloeg naar het gewelf van de galerij, bewoog de cipier zijn lippen als in gebed. „Welnu", riep Gray verheugd uit, „ze zijn van jou". En hij stortte den kostbaren in houd van zijn hand over in die van den cipier, die, zooals hem opviel, merkwaardig klein was voor een mannenhand. Een uurtje later kwam de dierenoppas- ser terug met een groote steenen kruik vol versche melk; op zijn hoofd droeg hij een mand, die koud vleesch, rijst en groenten bevatte. Gray vroeg of de ander maatrege len genomen had om zijn onderhoud met Galbraith voor te bereiden. De stomme voegde beide handen samen tegen zijn wang, waarbij hij het hoofd terzijde boog. Hij wilde te verstaan geven, dat de andere blanke gevangene sliep. „Des te beter, indien hij rust", zei de Engelschman streng. „Maar denk er aan, dat ik hem binnenkort moet spreken, want over een paar uurHij voltooide den zin niet. De man haalde de schouders op, doch uit schen, die zich gelukkig wisten, omdat zij erin geslaagd waren juist hier een plaatsje te hebben bemachtigd zij het een nog zoo klein hadden evenwel genoeg te zien Zij zagen hoe de kranige Brusselsche poli tiemannen met hun felblinkende witte hel men langzamerhand het plein afzetten. Zij morden niet op het moment, dat zij door de sterke arm misschien op zij werden ge zet, zoodat zij ergens anders een kijkpost moesten opzoeken. Zij keken en zagen de troepen aanmarcheeren om langs de gehee- le route van den koninklijken stoet een eerewacht te vormen, zij zagen de komst van de fraai-uitgedoste ruiters van de vier peletons van het eerste regiment mobiele troepen, wier voorname taak het was de koninklijke calèche naar het paleis te be geleiden. Is het niet verwonderlijk, dat wij zelfs in hun uniformen de Nederlandsche vlag ont dekten? De roode pluim op de berenmut sen, een helwitte kuitbroek en een prach tig blauw tuniek: inderdaad vandaag zagen wij hierin de kleuren van Nederlands vlag, welke zonder twijfel fierder dan ooit in de zon schitterden Terzijde van het Rogierplein stond een der muziekcorpsen van het Brusselsche garnizoen opgesteld met trompetters en tamboers. Het plein was schoongeveegd en omlijst door duizenden menschen, tallooze v aggen. Hoog boven deze menschen stond het oranje „welkom"het woord, dat thans in Brussel tot de menigte spreekt en dat men de Nederlandsche koninginne toeroept met versiering en gewuif van vlaggen. Koning' Leopold arriveert. Om tien minuten voor half vijf klinken van buiten plotseling hoornsignalen en kort daarop zien wij in de hall van het station Koning Leopold met gevolg verschijnen. Hij is gekomen om zijn koninklijke gast in zijn zonnige residentie te ontvangen. Met veer krachtige stappen inspecteert hij de man schappen van het negende regiment. Goed keurend is zijn blik, een lach speelt om zijn mond: inderdaad deze mannen staan als uit steen gehouwen om zoo hun hulde te betui gen. De Brabanconne klinkt voor op 't per ron, wanneer de Koning is aangekomen op de plaats, waar Koningin Wilhelmina den trein zal verlaten. Twee stationswachters staan gereed met oranje-vlaggen om den machinisten te be duiden, waar zij moeten stoppen. Precies om half vijf komt de koninklijke Belgische trein, waarin de Koningin te Es schen was overgestapt (de broeder des ko- nings, Prins Kaerl, graaf van Vlaanderen had H. M. hier op Belgisch gebied verwel komd) te Brussel aan. Langzaam hijgt de enorme locomotief het station binnen; voor op het zwarte gevaar te de Belgische en Nederlandsche vlaggen met Neerland's wapen als gouden middel punt. Dan klinkt het Wilhelmus. Hare Majesteit Koningin Wilhelmina be treedt den Brusselschen grond. Onmiddellijk treedt Koning Leopold op haar toe en de begroeting tusschen beide vorsten is aller hartelijkst De kinderen der Nederlanders, op het sta tion aanwezig, kunnen zich niet langer be dwingen en zij heffen tegen de maat van de muziek in opnieuw het Wilhelmus aan: fris- sche stemmen, welker zonnigheid verrast en ontroerd. De Koning der Belgen stelt daarna de commissie van ontvangst aan de koningin voor. Deze commissie bestaat uit generaal Vanderveken, commandant van het eerste militaire district, den heer Houtart, gouver neur van de provincie Brabant, den burge meester van Brussel, den heer Max, den burgemeester van St. Joost-ten-Noode, den heer Petre, den president der Belgische spoorwegen, den heer Rulot. Voorgesteld Ik beproef de dingen aan mij te on derwerpen en niet zelf aan de dingen onderworpen te worden. Horatius, zijn gelaatsuitdrukking maakte Gray op, dat zijn wensch vervuld zou worden. Weer bleef hij alleen in de duisternis, de handen saamgevouwen in zijn nek, luiste ren naar het geknaag der ratten, intusschen nadenkend over drie vraagstukken, die al het overige in belangrijkheid overtroffen: was Diana in veiligheid, zou hij Galbraith zien, zou Chirine den ring in handen krij gen?- De onzekerheid van zijn -toestand gaf hem sombere gedachten en een angstig voorgevoelen, die de herinnering aan den droom, den Sadhu betreffende, niet verja gen kon. Indien men den volgenden dag, in plaats van hem, nu hij nog frisch en krachtig was, naar het Strijdplein te voe ren, hem eens bij toeval in dit cachot liet, maanden, ja zelfs jaren achtereen, eiken g een beetje minder geestkracht, een beetje meer met ongedierte overdekt? Zou zijn verstand dat kunnen weerstaan? Of zou hij het evenals Galbraith verliezen? Indien hij nooit meer dit walgelijke, ver stikkende hol, deze drukkende, bijna tast bare duisternis verliet? Was 't een wonder, dat die rampzalige Gigs gek was geworden? Blind? Wat gaf 't, te kunnen zien waar het eeuwig nacht was? Gave de hemel, dat Chirine het een of andere resultaat be reikte. "W-wi worden ook de leden van het Belgische ge volg van Hare Majesteit. De daverende saluutschoten, gelost uit 75mm-vuurmonden, welke staan opgesteld in het park Cinquantenaire, dringen door tot het station, maar het gedreun gaat ge heel op in het enthousiasme, dat uit de me nigte opstijgt, wanneer de Koningin der Ne pierlanden en de Koning der Belgen tesa- men de eerewacht inspecteeren. Langzaam schrijden de beide vorsten langs de eerewacht. De Koningin ter linker zijde van den "Koning. Eerbiedig groet Ko ningin Wilhelmina den standaard van het regiment. Inderdaad een majesteit. Op het einde van het perron werden der Koninginne bloemen aangeboden door de kleinkinderen van de stationschef, den heer Bogaerts. Het gewuif der kinderen met hun oranje-vlaggen en het gejubel van de menschen kent geen einde. Eenige oogenblikken vertoeven de vor- ten in den wachtkamer, waar Koning Le opold zijn koninklijke gast eenige woorden van welkom toespreekt. Inmiddels zwellen de toejuichingen van het publiek buiten het station aan. Men ziet aan de voorbereidingen van het eere-escor- te, dat het groote oogenblik nadert, waarop Koningin Wilhelmina op het plein zal ver schijnen. De open calèche, getrokken door bereden paarden de jockeys in felroode tunieken gekleed rijdt voor. Om twaalf minuten over half vijf staan Koning Leopold en Neerlands landsvrouwe in de zon, buiten op het enorme plein, dat in deining is van menschen, die wuiven en zwaaien, van vlaggen, die groeien Wederom klinkt het oude Wilhelmus en stram salueeren alle officieren, de soldaten presenteeren het geweer. Wanneer de vorsten zijn ingestegen zet de stoet zich onmiddellijk in beweging, Rechts naast de calèche rijdt generaal De Henin de Boussu Walcourt, links kolonel Dethise, commandant van het escorte. On middellijk daaraan aansluitend volgt de standaard met vaandelwacht. Dan begint de zegtocht, waarbij de toe juichingen zwellen en zwellen alsof er ten slotte geen fortissimo bestaat Langs het Rogierplein zwenken de caros sen de Kruidtuinlaan op, waar het letterlijk zwart staat van de menschen, waar de hoof den niet meer afzonderlijk te onderschei den zijn. Uit de ramen hangen honderden, op de daken staan zij en zij zijn geklommen in de lantaarnpalen. Prachtig is het in de verte de koninklijke stoet naar boven te zien rijden, want de Kruidtuinlaan stijgt sterk. Onophoudelijk wuift Hare Majesteit met de hand. Koning Leopold salueert nu eens, maar meestal ziet hij gelukkig rondom zich heen. Zijn volk bereidt tenslotte deze ontvangst, welke alleen zoo luisterrijk kon zijn, omdat heel Brussel, in feite heel België, in gedachten en via de radio deze incomste beleeft. Een zegetocht? Ach, het is maar een woord. De beteekenis ervan hebben wij van middag in Brussel, langs een weg van den koninklijken stoet naar waarheid leeren kennen. De militaire afzetting staat voorbeeldig in de houding. Een escadron wielrijders vormt een rij van keurige zwarte fietsen, van rechte armen, salueerend de Koningin van de lage landen bij de zee. Op alle straathoeken staan militaire mu ziekcorpsen en nauwelijks is het eene Wil helmus weggestorven of een ander klinkt al weer op Is het een wonder, dat de Nederlanders langs de route telkens uit volle borst mee zingen? Daar ging een jubel over Brussel, welke lang zal heugen, welke een grootsche inlei ding is geweest op de komende dagen. Op het Paleizenplein. Teruggetrokken uit het gewoel van het Paleizenplein, waar het publiek achter de houten afzettingen staat gepakt, ligt, ma jesteitelijk en forsch, het koninklijk paleis. Midden op het dak waait er de Belgische vlag. Geen versiering verder dan een rood- fluweelen, met goud geborduurde draperie, welke afhangt van de balustrade der log gia. Een kanonschot dreunt. De Koningin is thans, prompt half vijf, op het station aan gekomen. Meteen rijst boven den rechter vleugel van het paleis de standaard van Koningin Wilhelmina aan den mast, het oranjedoek met het blauwe kruis en de ko ninklijke wapenteekens. Terwijl telkens de doffe knal van een kanonschot weerklinkt en er steeds meer beweging in de menigte komt, rijden auto's aan, waarin men de ga- la-uniformen ontwaart. Het zijn de Belgi sche ministers, die straks aan de Koningin zullen worden voorgesteld. Kopermuziek korten den tijd. Daar komt de groote kreet reeds waar de duizenden zoo lang op hebben gewacht, de kreet, die de komst der Koningin aankon digt. Burgemeester Max, die in zijn auto terugkeert van het station, waar hij de Ko ningin reeds heeft begroet, is het, die dezen kreet ontlokt. De Koningin kan nu niet ver meer zijn. Commando's klinken, de wacht komt in de houding. Dan komt een kleurige stoet het Paleizenplein op: het bereden eere-escorte, dat thans voor de tweede maal zijn gala-uniform draagt: na poleontische ruiters, hoog te paard met hun enorme berenmutsen en hun zwart-wïtte uniformen, welke hier en daar een vuur- roode onderbreking hebben. In breede rijen dansen de martiale figuren op de dravende paarden, de sabels getrokken, in strak ge lid. Daar zwenken zij en maken front voor den ingang van het paleis. Daar zijn nu ook reeds de scharlaken livreien der voorrijders en daar„Leve de Koningin, vive la Reine". Naast Koning Leopold zit daar Ko ningin Wilhelmina, in blauwen mantel met blauwen hoed, welke kleur prachtig past bij het paars van het grootkruis der Le opoldsorde. Lachend wuift zij het publiek toe, dat geestdriftig juichen blijft. Uitgestapt schrijden de beide vorsten langs de eerewacht der cadetten, voorafge gaan door generaal Deffontaine en kolonel Beernaert, die aan het gevolg van H. M. zijn toegevoegd en terstond zijn uitgestapt om haar voor te gaan. Statig schrijdt de vorstin langs de wacht, buigend als zij het vaandel passeert. Dit is waardigheid en gra tie, dit is een Koningin. Hoeden en handen en vlaggetjes wuiven en uit duizenden ke len klinkt het gejuich. Aan den ingang van het paleis is intus schen de figuur van den grootmaarschalk van den Koning, graaf Cornet de Ways Ruart verschenen, die de Koningin, wan neer zij zich een oogenblik met den com mandant der eerewacht heeft onderhouden, in het paleis geleid, waarna ook, op een afstand, het gevolg der beide vorsten bin nentreedt. Het duurt nu even. Er blijven telkens kreten opstijgen uit het publiek, telkens als iemand meent gordijnen te hebben zien bewegen in de zaal achter de loggia, waar de kronen branden en waar straks de beide vorsten zullen verschijnen. Maar de voorstellingen binnen nemen eeni- gen tijd in beslag. Na een kwartier wordt dan het wachten beloond: de Koningin, door haar gastheer gevolgd, verschijnt op het balcon. Het publiek is buiten zich zelve. Leve de Koningin. Men wuift alsof ieder een speciale per soonlijke groet over te brengen, heeft aan de vorstin. H. M. rechtop, wuift. De Koning staat stram terzijde. De wuivende hand der Koningin brengt een persoonlijken groet, maar ook een groet namens het Nederlandsche volk, aan deze menigte op het plein. Het is de begroeting van twee volken. Het Wilhelmus klinkt, terwijl de wacht het geweer presen teert Dan is het uit. De chaos gener wegstroo- mende menigte is het einde. De duisternis der gang kleurde zich bleek rood, daarop levendiger, om opnieuw te verbleeken. Een vierkant van oranjeachtig licht teekende zich af op de lage zoldering, wanneer de fakkeldrager een hoek omsloeg; de schaduw der tralies danste een groteske horlepijp op den muur. Een legertje groote grijze ratten keerden onder luid rumoer te rug naar hun holen. Ze meenden dat hun oordeelsdag was aangebroken. Gray hoorde aan het andere einde van de gang een deur opengaan en even later week onder een harden stoot aan de buiten zijde het deurtje van zijn eigen cachot. De personen, die op den nauwen drempel verschenen, vormden bij het flikkerende licht van de fakkel een afstuitend taf reel; naast den cipier, die zijn arm om hem heen geslagen had, sleepte zich jammerlijk voort, wat eens Galbraith was, een Galbraith, zóó beklagenswaardig, zóó zwak, dat Gray ontsteld opsprong. ,Dag Galbraith. Ik ben 't, Colin Gray", riep hjj uit. Geen antwoord. „Je bent 't toch, Gigs, is 't niet?" vroeg hij in spanning. „Herken je me niet?" Langzaam wendden de witte ondoorschij nende pupillen zich naar hem toe, Gray sloeg de angst om 't hart. Hij keek den cipier aan, alsof hij ver wachtte, dat de stomme zou gaan spreken. Was een nieuwe gruwel begaan aan dit ontroerende, menschelijke wrak? Was Gal braith ook de tong uitgesneden? De bewaker gesticuleerde met zijn rech terhand, hief deze op en liet ze daarop neer tot op den grond. Gray knikte ten teeken, dat hij den ander had begrepen. (Ingez. Med.J Terwijl hij behoedzaam het behaarde, gebogen geraamte omvatte, "plaatste hij Galbraith op den vloer, als ware hij een broze porseleinen vaas geweest. Hij behoef de geen overreding te gebruiken, de blinde vertrouwde zich als een ziek kind toe aan de krachtige, stevige armen, die hem on dersteunden. „Zoo zullen we beter kunnen praten, denk je ook niet, kerel?" zei Gray met dichtgeschroefde keel. Geen antwoord. De cipier bracht nog een fakkel en een mandje, dat een stuk brood, een fleschje olie en iets, wat leek op een oude wasfla- con half vol met een doorschijnend geel vocht, bevatte. Klaarblijkelijk had hij ge vonden, dat de waarde der kleinoodiën wel eenige attenties meer eischten, dan die wel ke van hem verlangd waren. Even beschouwde de stomme met vra- genden blik op de den grond zittende ge vangenen. ,,'t Is zoo goed", hernam Gray bedaard, „vergeet niet den ring te geven aan je weet wel wie. Je herinnert het je toch? Doch al had de cipier kunnen spreken, toch zou Colin Gray het antwoord niet heb ben gehoord. Met al zijn zenuwen gespan nen luisterde hij naar een stem uit het ver leden, de/stem van Galbraith. „Kom je uit Simla?" vroeg ze schor. Een klamme hand uitstekend, betastte Galbraith het gelaat van Gray. Het voelde vochtig aan. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5