VOOR DE JEUGD. De ijzeren kandelaar H 23 L H tl t I Waar de vijgen bloeien Wat grootvader vertelde Op visvangst in Birma. MI- >*v.. Kruiswoordraadsel ru r*| ir~ ïT* 14 Sch Grootvader is nu al enige jaren geleden gestorven, maar nooit zullen wij vergeten, hoe aardig hij altijd voor ons was. Hij had altijd tijd voor ons en vertelde ons de mooi ste verhalen. Als het mooi weer was, gin gen we naar buiten en gingen op een mooi plekje zitten. Opa sneed dan fluitjes voor ons en vertelde ons een van zijn prachtige verhalen. Eén was er, dat we niet genoeg konden horen en dat was het sprookje van Abdullah en de ijzeren kandelaar. Dik wijls, als hij vroeg: „Wat zal ik jullie nu eens vertellen?" riepen wij allemaal door elkaar: „Abdullah, het sprookje van Ab dullah!" Ik zal het hier eens na vertellen: Er was eens een Turks priester. Hij werd ziek, toen hij bij een arme vrouw kwam en deze vrouw verpleegde hem en hielp hem zoveel ze kon. Toen de priester weer beter was, zei hij tegen de vrouw: „Ik ben u zeer dankbaar voor uw uitstekende verzorging. Ik heb wel gemerkt, dat u genoeg geld hebt om voor uzelf te zorgen, maar dat de opvoeding van uw zoon eigenlijk te veel is. van den priester en hij had er zelf toch niet veel aan. Gelukkig wist Abdullah nog in welke plaats de priester woonde. Magbaki, heette die plaats. Het was een lange reis daar naar toe. lederen avond stak hij de kande laar aan en op die manier kreeg hij het geld, dat hij voor de reis noodig had. Na maandenlang gereden te hebben, kwam hij in Magbaki aan. Hij gnig naar iemand toe en vroeg waar priester Mouno- dar woonde. Hij werd toen bij een schitte rend paleis gebracht. Aan de poorten ston den 50 portiers, die ieder een stok met een zilveren knop in hun hand hadden. Op het plein liepen bedienden en slaven heen en weer. Abdullah keek zijn ogen uit. Het leek wel of hij bij de woning van een vorst kwam hij in Magbaki aan. Hij ging naar priester. Maar toen kwam er al iemand op hem af, die vriendelijk zei: „Abdullah, mijn meester Mounodar heeft al heel lang op u gewacht. Hij verzoekt u om binnen te ko men." Mag ik nu uw zoon meenemen en verder voor hem zorgen, dan kan ik u daarmee to nen, hoe dankbaar ik ben voor alles wat u voor me hebt gedaan". De vrouw vond het goed en zo ging Ab dullah, haar zoon, met den priester mee. De priester zorgde voor hem, alsof het zijn eigen zoon was en heel dikwijls zei Ab dullah: „Ik kan u niet zeggen, hoe dank baar ik u ben!" Dan antwoordde de pries ter: „Mijn zoon, met daden toont men zijn dankbaarheid, niet met woorden en nu is de gelegenheid gekomen om je dankbaar heid te tonen. We zijn hier op de goede plaats! Ik zal proberen of de aarde zich wil openen. Durf je in de donkere aarde af te dalen?" Abdullah zei, dat hij moed genoeg had daarvoor. Toen ontstak de priester een klein vuur, bad enige tijd en daarna open de de aarde zich. „Daal nu hier af, mijn zoon. Bedenk, dat nu het ogenblik is gekomen om je dank baarheid te tonen. Je kunt me een grote dienst bewijzen en dit is misschien de eni ge gelegenheid. Kijk niet naar al de schat ten, die daar zijn uitgesteld. Je zult een ijzeren kandelaar zien met twaalf armen. Breng die kandelaar mee naar boven, maar raak geen van de andere dingen aan"! Abdullah beloofde alles en ging naar be neden. Maar toen hij al die prachtige din gen zag, vergat hij wat hij beloofd had en vulde zijn zakken met goud en juwelen. Terwijl hij daarmee bezig was, sloot de kloof zich boven zijn hoofd. Maar nog juist zag h|j de ijzeren kandelaar staan. Hij greep hem en probeerde toen een uitweg te vinden uit de donkere aarde, die overal om hem heen was. Eindelijk vond hij een nauwe gang. Maar die gang was zó nauw, dat hij er niet door kon. Hij verweet zich nu zijn ondankbaarheid en zijn overmoed, dat hij niet had gedaan, wat de. goede prietser hem gezegd had. Hij probeerde zich met moeite door de gang te werken en ein delijk lukte het, maar hij scheurde zijn kle ren en kreeg overal diepe schrammen. Aan het einde van de gang was een dichte haag van doornen. Ook daar moest hij doorheen kruipen en toen hij eindelijk, bloedend weer in het volle licht stond, was de priester nergens meer te zien. Toen besloot Abdul lah om de kandelaar aan den priester te gaan brengen en zelf het goud en de siera den te houden. Hij zocht de weg naar huis en toen hij bij zijn moeder kwam, vertelde hij haar alles. Zijn moeder was erg blij, toen ze hem terug zag en zei, dat de priester zeker zijn moed op de proef had willen stellen en dat het de bedoeling van den priester was, geweest, dat zij al die schatten zouden krij gen. Maar terwijl ze naar de schatten ke ken, verdwenen ze plotseling allemaal. Ab dullah schrok erg en hij had al wéér spijt van zijn ondankbaarheid. Hij zei: „Natuur lijk zijn de schatten weg, want die kwamen ons niet toe. Alleen de kandelaar, die voor den priester was bestemd, is gebleven. Ik zal morgen op weg gaan om hem de kan delaar te brengen!" Maar toen het avond was geworden en het donker werd, nam Abdullah een kaars, stak die aan en zette hem in één van de armen van de kandelaar. Dadelijk daarop verscheen een priester in het licht van de kaars. Hij draaide een klok in het rond en wierp daarna een asper (een klein munt stuk) op de tafel. Abdullah vroeg zich nu af, wat er zou ge beuren, als hij ook in de andere kandelaars kaarsen stak. Hij probeerde het en ook hier kwamen priesters, die een klok rond draaiden en een muntstuk op tafel wier pen. Toen Abdullah dat zag, besloot hij om de kandelaar nog niet direct weg te brengen. De volgende avond probeerde hij het weer en hetzelfde gebeurde ook nu. Abdullah merkte al gauw, dat hij het maar ééns in de 24 uur kon doen. Als hij het overdag probeerde, gebeurde er niets. Zijn moeder en hij konden nét van het weinige geld leven. Vroeger zouden ze er tevreden mee zijn geweest, maar nu wil den ze meer geld hebben. Daarom besloot Abdullah om de kandelaar toch maar naar den priester te brengen. Hij was eigenlijk De priester zat in een schitterende ka mer. Toen Abdullah voor hem stond en een lang verahal wilde afsteken over alles wat hij gedaan had, zei de priester: ,Je bent een ondankbare man, Abdullah! Ik weet precies wat jij denkt, dus je hoeft me niet te bedriegen. Je hebt niet van de schat ten af kunnen blijven en nu je ze weer al lemaal hebt verloren, breng je mij de kan delaar terug, omdat die je van te weinig nut is. Maar als je wist hoe belangrijk die kandelaar was, had je hem zeker niet te ruggebréchtDat zal ik je eens laten zien!" Hij zette de kaarsen in de kandelaar en toen de priesters verschenen, sloeg hij ze juist voor ze weer verdwijnen zouden met een stok en meteen veranderden die prieS' ters in edelsteenen. „Zo, zie je nu wat die kandelaar waard is? Maar nu moet je niet denken, dat ik hem uit weeldezucht wilde hebben. Ik heb hem eens van een wijzen man gekregen en er zit voor mij een herin nering aan vast. Om je te overtuigen, dat ik toch al genoeg edelstenen heb, mag je eens door mijn schatkamers lopen". Abdullah liep door twaalf overvolle schatkamers en hij ergerde zich in één stuk door, dat hij niet geweten had, hoe hij met de kandelaar moest omgaan. Mounodar merkte dat wel en op de avond voor Ab dullah's vertrek, zei de priester: „Mijn zoon, ik denk, dat je een flinke les hebt geleerd en dat je niet langer ondankbaar zult zijn. Bij je vertrek zal je voor één van de poorten een paard vinden. Ik geeft je dit paard en verder nog een slaaf en twee kamelen, die je vol mag laden met schat ten. Maar de kandelaar blijft hier." Abdullah kon die nacht niet slapen. Hij vond het onrechtvaardig, dat de priester de kandelaar zou houden, die hij, Abdullah, met zoveel moeite uit de grond had gehaald De priester maakte er misbruik van! En hij gaf maar twee kamelen mee, terwijl hij zoveel had! „Ik zal de kandelaar meene men, dat is mijn recht". Toen sloop hij heel zacht door het paleis. Hij had de sleutels van de schatkamers meegekregen om schat ten uit te zoeken. En toen vulde Abdullah een paar zakken vol met edelstenen en stopte er ook de kandelaar tussen. De volgende morgen nam hij afscheid van Mounodar en vertrok haastig met al zijn bezittingen. Na een paar dagen ver kocht hij den slaaf en kwam weken later bij zijn moeder aan. Meteen wilde hij de kandelaar laten zien. Hij stak de kaarsen aan, nam een stok en sloeg daarmee de priesters, die verschenen. Maar hij had niet gezien, dat Mounodar met zijn linkerhand had geslagen. Hij gebruikte zelf zijn rech terhand om de priesters te slaan en toen haalden de priesters een zware stok te voorschijn en inplaats van in juwelen te veranderen, sloegen ze Abdullah heel hard met die stok, zodat hij bewusteloos neer viel. Daarna namen ze de schatten, het paard en de kamelen mee en verdwenen. Toen Abdullah eindelijk weer bijkwam was hij armer dan hij ooit was geweest. Nu had hij werkelijk spijt, maar het hielp hem niet meer. Zo werd hij voor zijn ondankbaarheid gestraft. Zijn leven lang bleef hij een heel arm man en had geen enkelen vriend. RAADSELS. 1. Met een t als eindletter is het feen jongensnaam met een r is het een worm met een k een soort wapen. 2. Het geheel is een woord van 9 letters ters en is de naam van een stad in Overijsel. 6, 1, 1, 9 zit aan elke schoen 9, 7, 3, 4 is een deel van een toonbank 6, 7, 8, 3 wordt gezaaid 2, 1, 1, 5 salaris, belooning voor gedane diensten 6, 7,-5, 3 vind je bij de zee. 3. Het eerste deel hebben we allemaal het twede deel gebruiken we allemaal bi) het eten In ons land kennen we de meest ver schillende soorten roeibooten. We hebben brede pieremegoggels en slanke, snelle gie ken. Het zomerseizoen is het roeseizoen en in veel plaatsen in Nederland worden dan roeiwedstrijden gehouden. Soms tussen verschillende roeiverenigingen en soms zijn het ook onderlinge wedstrijden, waarbij de ploegen van één club tegen elkaar moeten kampen. Maar in welke boot je ook zit en waar je ook roeit, op een stil kanaal, op een woe lig water, zoals bijvoorbeeld de Amstel in Amsterdam of op een vredig riviertje, één ding hebben al onze roeiers gemeen ze roeien met de handen! Ja, dat lijkt wel vreemd, want iedereen zegt natuurlijk: „Waar wil je anders mee roeien. Zeker met je hoofd of met je voeten!" Maar intussen hebben jullie allemaal al lang naar dit plaatje gekeken en je hebt dus al gezien, dat de man, die hier is afge beeld werkelijk met zijn voeten roeit, ten minste met één voet! Dat ziet er voor ons heel ongewoon en wonderlijk uit. De boot, waarop de man staat, want we kunnen hier niet zeggen, dat hij in! een boot staat, ziet er ook al zo vreemd uit. Het lijkt meer op een vlot, dan op een boot. De man is een visser uit de Brits-Indi sche provincie Birma. Hij hoort tot de In- tha's en voor deze mensen is deze manier van roeien heel vanzelfsprekend. Ze wo nen op een klein meer in Birma. We mo gen werkelijk zeggen óp een meer, want ze hebben hun huizen op palen in het meer uitgebouwd en zo zijn hele dorpen in het Inlémeer gebouwd. Dit meer ligt ver van de bekende toeristenwegen af en er zijn nog niet veel vreemdelingen, die dit prach tige gebied gezien hebben. De Intha's zijn waarschijnlijk vroeger 1 uit het Tavoygebied naar het meer gekomen en hebben zich daar toen gevestigd. Het meer is heel ondiep en de enige ma nier om bij elkaar te komen is door ge bruik te maken van deze schepen, die op een vlot lijken. De kinderen leren al heel vlug, hoe ze zich op de schepen moeten be wegen. Als ze dat ook niet zouden leren, konden ze nooit uit huis gaan, want als ze naar de over willen,: of vrienden willen opzoeken, kunnen ze alleen maar over het water. De Intha's vinden déze manier om met de benen te roeien verreweg de gemakke lijkste. Ze vinden, dat je daarbij minder moe wordt, dan bij het roeien met de han den en de armen. Ze kunnen werkelijk wel 30 km roeien met een boot, die helemaal volgeladen is, zonder dat ze daar ook maar één keer by rusten, p De vissers staan op het einde van hun boot op één been. Met het andere been roeien ze en in hun opgeheven hand hou den ze de speer, waarmee ze de vissen in het water prikken. Op die manier glijden ze door het water zonder dit erg in beroe ring te brengen en daardoor kunnen ze de vissen gemakkelijk volgen. Het roeien zelf gebeurt op de volgende manier. Het riemblad wordt zover mogelijk van den roeier in het water gezet. De vol gende beweging wordt eigenlijk door de hand gedaan, want die oefent een grote druk uit op het ogenblik, dat de riem recht in het water staat, tenslotte tilt de roeier de riem weer uit het water met zijn voet. Boven het water beschrijft hij daarna met zijn voet een halve cirkel tot het blad weer zover mogelijk van hem in het water komt. Als het blad een beetje verder van de boot af in het water wordt gezet, krijgt de boot een zwenking naar links, omdat meestal met het linkerbeen wordt geroeid. Om de boot naar rechts te laten gaan, is het nodig om de slag in tegenovergestelde richting te doen. Het is moeilijk om. met het rechterbeen te roeien, omdat daarbij het linker heupgewricht wordt ingespan nen, wat heel wonderlijk lijkt. Het is een voudiger om het rechterheupgewricht in te spannen. Links worden de roeiers gauwer moe, zoals ze zelf vertelden aan een onder zoeker, die een studie heeft gemaakt van dat gedeelte van Birma en de bewoners. Eigenlijk wordt het hele lichaam omge gooid bij een slag, zodat de slag niet al leen door het been wordt gedaan. Ook deze mensen houden roeiwedstrij den, waarbij de bewoners uit verschillen de dorpen komen en ze zijn. niet minder enthousiast dan de toeschouwers bij een Europese roeiwedstrijd. Hierbij worden lange boten gebruikt en soms staan wel 40 roeiers naast elkaar, die met een ongelofe lijke snelheid door het water schieten. Ze houden zich dan vast aan een lange bam- boelat, die van het ene einde naar het an dere einde van de boot loopt. Terwijl de boten naast elkaar voortschie- ten sluiten de mensen aan de kant wedden schappen welke ploeg zal winnen. Die da gen zijn echte feestdagen voor de Inthia's; ze verheugen zich er al weken van tevoren op, zoals ook de roei-enthousiasten in ons land zich op wedstrijden verheugen. het geheel gebruikt iemand, die aan muziek doet. 4. Welke vrucht kan je maken van: Sambofro Het is vooral de overgang van de rots achtige berghellingen en het woeste berg landschap naar de weelderige, Zuidelijke dalen vol vruchten en bloemen, die het Zuidelijk gedeelte van Zwitserland in deze tijd van het jaar zo bijzonder aantrekkelijk maakt. In de dalen bloeien nu overal de wijndruiven, de citroenen en vijgen en de mimosa's en kastanjes. Er is niets mooiers te denken dan dit zonnige voorjaarsland schap, juist in tegenstelling met de woeste rotsen. De kleine dorpjes liggen verscholen achter de kastanjebomen en wijnbergen. De muren en burchten van de hoofdstad Bellinzona vertellen nog van de oude avon turen van Tessino, zoals dit gebied heet. Aan de oevers van de prachtige meren neemt het vreemdelingenverkeer steeds toe. Het zijn het meer van Lugano en een gedeelte van het Lago Maggiore, dat ook voor een deel Italiaans is. Door de Gott- hardbaan, de Centovallibaan of langs de prachtige autowegen zijn deze meren goed te bereiken. Aan beide meren ligt een grote plaats, die wereldberoemd is door de prachtige natuur en de schoonheid van de plaats zelf. Die twee plaatsen zijn Lugano, waar het meer naar genoemd is en aan het Lago Maggiore, Locarna. Lugano was eerder bij de vreemdelingen bekend, dan Locarno. Ontelbaar is het aantal foto's en schilde rijen, die van de baai van Lugano zijn ge maakt. Dit stadje ligt in een bocht van het meer en een lange boulevard loopt vlak langs het water van Paradiso bijna tot Castagnola toe. Achter die boulevard ligt Lugano zelf, een romantisch stadje met oude booggangen en schilderachtige straat jes. Aan de ene kant wordt het begrensd door de machtige Monte San Salvatore aan de andere kant door de Monte Bré, die minder sprekend van vorm is, maar toch ook een mooie omlijsting vormt voor het lieflijke plaatsje. In de verte zijn de hoge muren van de Monte Generoso en Caprino te zien. Visserschuiten op het meer van Lugano met op de achtergrond de Monte San Salvatore. Wie een tocht maakt over het meer komt niet uitgekeken. Het is niet te begrijpen, hoe het plaatsje Gandria zo steil tegen de berg kan opklimmen. Ook Oria is een schilderachtig overplaatsje. Aan de andere kant van het meer ligt Morcote met de be roemde kerk en het vredige kerkhof, waar een trap met een paar honderd treden naar toe voert. Het stadje Locarno doet ook Italiaans aan met zijn zuilengangen en de Piazza Grande, het grote plein, met het slot en de oude straatjes. Ver strekken de villa's van het stadje zich langs de berghelling uit en elk huis heeft een prachtige tuin. Bijzon der mooi zijn de dalen, die naar het meer toelopen, vooral het Maggiadal en het Ver- zascadal, die in tegenstelling met de zui delijke stadjes Ascona en Brissago, woest en onherbergzaam zijn. Maar juist deze mengeling van bergen en meren maakt het land zo mooi en aantrekkelijk. Dat zal ook wel de reden zijn, dat ieder jaar opnieuw zoveel toeristen, herstellen den en rustzoekenden naar dit prachtige gedeelte van Zwitserland gaan. Hier kan iedereen vinden wat hij zoekt: de hoge lucht in de bergen en het zachte, zuidelij ke klimaat in de dalen. Hier is de gelegen heid voor watersport, voor sprookjesachti ge boottochten op het meer, terwijl de kleine stadjes aan de oever door het maan licht worden beschenen. Hier kan men lan ge wandelingen maken, de drukte van de steden opzoeken of de stille rust van de dorpen. Van de bergen klinken de kerk klokken en het lijkt wel alsof ze op ant woord wachten voor ze weer hun vredige tonen laten horen. Maar bovénal is het de zon, die alles zo mooi en vriendelijk belicht en die zo'n heel bijzondere sfeer schept in dit gebied. Zij is het, die aan dit geze gende stukje aarde de grootste waarde geeft WIL ER NOG IEMAND MEERIJDEN? 2 r~ f— 8 sf""* - 11 12 15 16 17 1 Horizontaal: 1. tweemaal een klinker 3. een gat in een deur of raam, om iets door te geven 6. een groot soort hert 7. een walvisachtig zoogdier 9. een plaats in Gelderland 10. een misslag, fout 13. stam van een werkwoord, dat „uit strekken naar" betekent 15. verbuigingsvorm van een woord, dat gelofte betekent 16. de uitvinder van de fietsband 18. een eentonige wijs 19. de Latijnse naam van ijzer- in samen stellingen. Verticaal: 1. een kleine, vergiftige slang 2. een begrip uit de electriciteit, dat be tekent: positieve pool 3. opschepperij 4. een vrucht van een eigenaardige groe ne kleur 5. 'een specerij uit Oost-Indië 8. een aanvoerder 11. een afgod of afgodsbeeld 12. op het goede ogenblik 14. streek, gril 17. een windrichting 18. twee medeklinkers Oplossing Horizontaal: 1. aa, 3. loket, 6. eland, 7. dolfijn, 9. Ede, 10. feil, 13. reik, 15. ede, 16. Dunlop, 18. dreun, 19. ferro. Verticaal: 1. adder, 2. anode, 3. lef, 4. olijf, 5- kaneel, 8. leider, 11 idool, 12. te pas, 14. kuur, 17 N.N.O., 18. df. öagl Sure Tele 4e G Abo f 2.:l oboè Zal voor| ■greii DuitjB een I nad» met ter I D| <de zing de 9 V strei pers dou; vers te ll den I gesl een I heet I om I zijn I chail een I het I V tercl den! tegel Darl ginJ gekl dou werl ten I sel I wasl pla.sl gelil schel ge I naa I ond I aan I Darl schfl rechl worl ki het ner'i lich| en wool chal well VI ner geb| uit mid| Hij vrail

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 1