VOOR DE JEUGD. De juffer van de Beukenhoeve GOUD WASDAG VOOR ONZE MEISJES INVULRAADSEL door Lies Helgers. Even biuten het dorp stond een prachtig groot huis in een schitterend aangelegd park. „De Beukenhoeve" heette dat huis en daar woonden meneer en mevrouw Er kerbeek van Leuven met hun enig kind Norma. Meneer en mevrouw hielden dol veel van hun dochtertje en ze waren altijd zo voorzichtig met haar, alsof ze van porse lein was. Norma mocht dit niet en Norma mocht dat niet, want altijd waren haar ouders bang, dat er iets met haar zou ge beuren. Ze was ook nooit met de dorpskin deren op school geweest, want meneer en mevrouw Erkerbeek van Leuven waren bang, dat die kinderen, die allemaal uit ar me families kwamen, misschien ziekten on der de leden hadden en die ziekten op Nor- ma zouden overbrengen. Zo kwam het, dat Norma een verwend kind was geworden. Iedereen in huis deed, wat Norma wilde. Ze had altijd van een eigen gouvernante les gekregen en ging heel weinig met andere kinderen om. Soms kwam er een nichtje op de Beukenhoeve logeren, maar dat duurde toch nooit lang. Norma dacht er ook nooit aan om zich met de dorpskinderen te bemoeien. Ze vond, dat die kinderen er allemaal arm en vies uitzagen en ze haalde haar fijne neusje voor hen op. De kinderen en ook de grote mensen van het dorp groetten Norma altijd heel be leefd. „De juffer van de Beukelhoeve" noemden ze haar. Maar Norma groette lang niet altijd terug. Ze vond het niet nodig om iedereen te groeten. Er was één ding, dat Norma wel mocht van haar ouders, zonder dat ze daarbij dachten, dat er wel eens een ongeluk met hun dochter kon gebeuren, en dat was: paardrijden. Haar vader was zelf een harts tochtelijk paardrijder en hij had een paar mooie rijpaarden in de stallen staan. Nor- ma had een eigen paard, „Marion" heette het en elke dag ging zij een heel eind rij den. Dan kwam ze eerst langs de eenvou dige arbeidershuizen en als ze daar in ga lop langs reed, keken de mensen elkaar aan en zeiden: Daar gaat de juffer weer! Wat die toch altijd hard rijdt. Er gebeurt nog eens een ongeluk met haar! Dat die ouders dat goed vinden!" Maar Norma dacht niet aan gevaar, ze hield van het paard en ze vond niets heerlijker dan door de bossen en langs de velden te rijden. Uit de verte riep ze dan al, als er iets op haar weg stond: „Uit de weg!" En zonder een ogenblik haar vaart te minderen reed ze dan door. Ze was er zeker van, dat de men sen wel voor haar uit de weg zouden gaan. Op een keer ging Norma weer uit rijden. Het was heerlijk voorjaarsweer en ze was van plan om eens een flink eind weg te gaan. Heel recht zat ze op haar paard en ze keek trots in het rond. Een paar boeren tikten aan hun pet en zeiden: „G'n mórgen, juffer"! Norma knikte alleen. Ze was al voorbij, voor ze 'antwoord kon geven. Even later kwamen een paar kinderen aan. Een klein jongetje zwaaide al uit de verte en riep „Dag! Dag!!" Het jongetje zag er erg vies uit. Norma reed met afgewend hoofd langs de arme kinderen! „Bah, wat zagen die er vies uit! Wat zouden die toch voor huis hebben. Ze was maar blij, dat zij altijd mooie kleren mocht dragen en in een mooi huis woonde. Die mensen zouden vast ook nooit aardig voor hun kinderen zijn, an ders liet je ze toch niet zó over straat lo pen!" Even later was Norma het alweer verge ten en reed vrolijk verder. Toen zag ze in de verte een meisje met een wagentje lopen. Ze reed nu op een mul le zandweg en de weg was vrij smal. Heel hard riep Norma: „Uit de weg daar!". Nu zag Norma ook, dat er een ander klein meisje in de wagen zat. „Uit de weg!'!' riep ze nog eens, maar zelf verminderde ze haar vaart niet. Ze kwam steeds dichterbij en het meisje was nog niet weg. Ze kon de wagen niet gemakkelijk tegen de hoge berm optrekken. Het paard werd angstig, toen het de kin deren voor zich zag, het maakte een paar onverwachte sprongen, schopte toen de wa gen omver, stuikelde, trapte een" paar maal en stond toen hijgend stil. Doodsbleek hield Norma zich aan de teugels vast en keek achter zich, waar ze nu alleen het snikken van het oudste meisje hoorde. De wagen lag omver getrapt, het kleine kindje lag er onder en bewoog zich niet. Het oudere zus je hield huilend haar handen om haar heen geklemd. Norma bedacht zich even, stapte toen af en liet Marion alleen staan. Het kindje in de wagen lag met haar gezichtje in het zand en er kwam bloed uit een diep gat in haar hoofd. Het zusje keek wanhopig naar Norma en huilde: „Mijn been! Mijn been! Wat is er met Marietje gebeurd? Pak Marietje eens op!" Norma draaide de wagen om en pakte het kleine kindje op. Norma keek even naar de dunne armoedige kleren en toen naar het doodsbleke gezichtje. Wat had ze gedaan! Het was haar schuld, zij had nog wel kunnen inhouden! Ze legde het kindje weer neer, haalde een zakdoek uit haar zak en legde dat op de gapende wond. Toen zei ze: „Ga mee, ik zal jullie wegbrengen! Waar woon je?" „In de Kerkstraat, juffer! Maar ik kan haast niet lopen, mijn been doet zo'n pijn. O juffer, als Marietje maar niet dood is!" Dood? Daar had Norma nog niet eens aan gedacht. Angstig keek ze naar het meis je, dat voor haar lag, het kleine gezichtje was heel bleek en het bloed kleurde de zak doek helemaal rood. „Kan jij hier blijven zitten? Ik zal je zusje wegbrengen en hulp halen. Hoe heet je? Annie? Goed, blijf jij maar rustig zitten, Annie. Marietje is niet dood, geloof ik". Ze pakte het kleine meisje op en droeg haar weg. En zo kwam Norma Erkerbeek van Leuven voor het eerst in de heel arme buurt van het dorp. Ze keek niet om zich heen, terwijl ze het meisje naar huis droeg. Ze gaf geen antwoord op de vragen van de mensen en gaf eindelijk het kind aan de moeder over, die in huilen uitbarstte, toen ze haar dochtertje zag. Annie zit nog op de landweg", zei Nor- ma toen en ze hoorde zelf, hoe vreemd haar stem klonk. „Ik heb hen aangereden met mijn paard. Ik zal haar gaan halen". Nu pas zag Marietjes moeder, dat het de juffer van de Beukenhoeve was, die haar kind gebracht had. Maar meteen was Nor- ma alweer weg en vroeg aan een man om mee te gaan en Annie te halen. Toen later de dokter kwam, bleek dat Annie's been verstuikt was en dat Marietje een hersenschudding had en bovendien veel bloed had verloren door de wond aan haar hoofd. Ze moest versterkende midde len hebben, zei de dokter, maar toen zei Annie's moeder: „Dokter, ik zou alles wil len geven, maar waar moet ik geld van daan halen voor versterkende middelen? We hebben het toch al zo arm." Norma die al die tijd gebleven was, zei niets. Ze dacht er niet eens aan, dat ze nu in zo'n heel arm huis was. Ze vond de moeder van de meisjes heel aardig en ze kreeg een kleur van schaamte, toen Annie zei: „De juffer kon er niets aan doen, moe der, ik week niet vlug genoeg uit!" Toen Norma weer naar huis ging reed ze heel langzaam en voorzichtig en week voor iedereen uit. Ze vertelde aan haar ouders wat er gebeurd was en toen haar moeder haar een zoen gaf en zei: „O, kind je, wat ben ik blij, dat er niets met jou is gebeurd!" zei Norma: „Ja, moeder, maar die arme kinderen dan? Hun moeder was zo wanhopig en ik schaamde me zo en ze hebben niet eens geld om versterkende middelen te kopen!" Die avond kwam Norma heel laat nog beneden in haar pyama. Ze bleef aarzelend bij de deur staan en zei: „Vader en moe der, vindt u het goed, als ik morgen vruch ten breng aan Marietje. Ik kan er niet van slapen. Stel je voor, dat ze dood was ge gaan! Mag ik elke dag iets aan Marietje gaan brengen?" Toen trok mevrouw Er kerbeek haar dochtertje naar zich toe en zei: „Dat is goed kindje. We zullen met el kaar zorgen, dat Marietje weer gauw hele maal beter wordt. Pieker er nu maar niet meer over en ga maar lekker slapen". Zo kwam het, dat Norma voortaan elke dag naar de Kerkstraat ging, waar de arm ste mensen van het hele dorp woonden en daar lekkere vruchten en andere verster kende middelen bracht. En toen Marietje alweer helemaal beter was, bracht Norma toch nog geregeld iets lekkers bij haar. Het ongeluk had Norma helemaal verandèrd. Ze ging nu ook naar de andere mensen in het dorp en praatte vriendelijk met ieder een en als er zieken waren, hielp ze door goed eten en bloemen te brengen. Als de mensen uit het dorp haar nu te genkwamen, terwijl ze een ritje op Marion maakte, groetten ze al van verre en riepen vriendelijk: „Dag juffer!" en dan wuifde Norma terug en riep: „Dag Klaas, groeten aan je vrouw!" of iets anders, dat hartelijk en aardig was en het duurde niet lang meer of iedereen hield van „de juffer van de Beukelhoeve" en Norma had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. RAADSELS. 1. Het geheel is een woord van 15 letters en betekent iets waarmee veel mensen alweer bezig zijn, nu het tegen de zo mer loopt. 6, 7, 14, 5 een telwoord 9, 2, 12, 13, 8, 15 staan in de keuken, 10, 4, 3 het Franse woord voor: meer (een water), 1, 11, 5 voorzetsel. 2. Met een m is het een grote rivier in ons land. met een v wordt het voor bloemen ge bruikt. met een k smaakt het heel lekker. 3. Verborgen plaatsnamen uit België: Hij heeft zes paarden en drie koeien op stal. Hij heeft de Oost en de West bezocht met een vrachtboot. Het geld, dat de dief meenam en ver stopte bedroeg ongeveer vierhonderd gulden. De walvis heeft een grote maag en toch een klein keelgat. OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels der vorige week zijn: 1. een bed. 2. de stilte. 3. zeven, even. 4. de letter m. 5. bon, lam, eind, ma. Bloeimaand. Goud! Goud klinkt als een toverwoord en we denken daarbij direct aan iets heel moois en heel kostbaars. Ringen worden van goud gemaakt en andere siraden. Er bestaan gouden dozen en de kronen van koningen en koninginnen zijn van goud. Goud is het metaal, dat altijd als het mooi ste en kostbaarste is beschouwd door alle tijden heen. Ieder heeft wel eens gehoord van de „Gold-rush", de wedstrijd die in gebieden, waar goud in de grond zat, werd gehouden. Als bekend werd gemaakt, dat ergens een goudaartje in de grond was ge vonden en dat er misschien wel meer goud zat, gingen de goudzoekers aan het werk. Ieder probeerde een zo groot mogelijk ter rein voor zichzelf te krijgen en daarvoor sloeg hij stokken in de grond. Het land binnen die stokken was dan van hem. Zo werden er hele gevechten geleverd om een stukje grond, waarvan men meende, dat het goud in de bodem verborg. Tegenwoordig is er veel veranderd, hoe wel op sommige plaatsen alles nog onge veer bij het oude is gebleven. Maar grote maatschappijen hebben nu het gouddelven in hun hand en er worden steeds'weer nieuwe expedities uitgezonden om nieuwe goudvelden te vinden. Goud is een edel metaal, d.w.z. dat het door verschillende chemische stoffen niet wordt aangetast, waardoor andere metalen wel worden aangetast. Daarom is het dan ook van veel belang en zijn er verschil lende dingen, die bij voorkeur van goud gemaakt worden. Zilver is niet meer zo duur tegenwoordig, maar goud blijft toch altijd nog een kostbaar metaal. Het bijzon dere van het goud is o.a. dat het een hoog soortelijk gewicht heeft. Velen van jullie zullen wel weten, wat dat betekent. Het S.G. van goud is 19.2, met andere woorden is goud bijna 20 maal zo zwaar als water. Het S.G. van ijzer is 7.5, dus goud is on geveer 2% maal zo zwaar als ijzer. Weet je wat dat betekent? Dat wil zeggen, dat een gouden gewichtje, dat zo groot is als een kilogewicht ijzer, 2% maal zo zwaar is en dus 2% kilo of 5 pond weegt. Als je dus een gewichtje van goud wilt maken, dat precies 1 kilo weegt, zou je er een krijgen, dat bijna even groot was, als twee ijzeren gewichtjes van 200 gram. Men zou dus ge rust een groot bedrag aan goud kunnen la ten staan, want een dief zou met geen mo gelijkheid een grote zak goud weg kunnen slepen. Natuurlijk is men toch wel zo verstandig om het goud veilig achter slot en grendel op te sluiten. Een dief zou een grote zak goud niet kunnen wegdragen. Als men goud in dunne platen zou smel ten om het zo in een spoorwegwagon te laden, dan moet je eens bedenken, dat een gewone wagon ongeveer 20.000 kilo kan dragen. In kolen uitgedrukt is de wagon bijna helemaal vol met dit gewicht. Dus er gaan ongeveer 20.000 kilo kolen in een wa gon. Maar in goud? Goud is 20 maal zo zwaar als water en 20.000 kilo goud nemen dus evenveel plaats in als 1000 kilo of 1000 liter water. Als nu de oppervlakte van een wagon ongeveer 20 vierkante meter is, dat is dus gelijk aan 2000 vierkante dm., dan is een waterstand van dm of 5 cm ge noeg om de wagon met 1000 liter water te Een goederenwagen met een maximumge wicht aan kolen en aan goud. vullen. En een spoorwegwagon kan dus tot dm of 5 cm hoogte met platen goud worden gevuld. Als we er meer in zouden leggen, zou de wagen het gewicht niet meer kunnen dragen. Kilo Uit 16 kilo goud zou een draad gesponnen kunnen worden, die de hele aardbol zou omspannen. Nu kan goud ook geplet worden en tot heel dunne draden worden getrokken. Dat gebeurt door goudblaadjes en gouddraden nog eens heel fijn te verwerken. Tenslotte geeft dan 1 gram zuiver goud een ragfijn draadje van 2% km lengte. Jullie weten, dat de omtrek van de aarde 40.000 km is, dat is dus 16000 maal zolang en uit 16000 gram of uit 16 kilo goud zouden we een draad kunnen maken, die we om de hele aardbol zouden kunnen heenleggen. Maar 16 kilo goud zien er ongeveer zo uit als 5 kilo ijzer! door Lisette Teulings. „Mams", roept blij de kleine Wiesje, „Voel eens wat een heerlijk briesje! Nu, dat komt ons fijn te pas Voor het drogen van de was!" Fluks spant moeder nu het lijntje In het warme zonneschijntje, En daar hangt het natte goed Dat het windje wapp'ren doet! Om te borduren. Jettie wist heus niet, wat ze voor Oma's verjaardag moest doen. Ze had al eens een kussen gemaakt en een kleedje, maar nu wilde ze eens iets anders maken. Ze had het al aan moeder gevraagd en moeder wist wel iets, maar ze zei, dat het veel leu ker was, als Jettie het zelf uitzocht. En toen zei de juffrouw op school een keer: „Ik heb een aardig plaatje gevonden en dat heb ik nu in een ruitjesschrift nage- overtekenen en kan je zelf zien, wat je re- mee wilt doen." De kinderen vonden het allemaal een leuk plan. Ze tekenden het plaatje netjes over in een kruisjesschrift en Jettie bedacht intussen, waar ze het voor zou gebruiken. Toen herinnerde ze zich ineens, dat oma laatst had gezegd: „Dat klokkekleedje wordt al aardig oud. De kleuren zijn ver schoten en het goed wordt lelijk. Ik moest eens een nieuw kleedje hebben!" tekend, want ik denk, dat jullie daar ook wel iets aan hebben. Het stelt een rijtuig voor met een dametje erin. Het dametje houdt een parasol in de hand. Kijk maar eens." De kinderen keken allemaal naar de te kening en ze vonden het een erg leuk plaatje. De juffrouw bad het aardig ge kleurd. Ze begrepen alleen nog niet erg, waarvoor ze het moesten gebruiken, maar dat vertelde de juffrouw al. „Dit is nu een heel geschikt plaatje om na te borduren met kruissteken. Je kunt er een heel randje van maken voor een kussen, een slabbetje voor je zusje of broertje, een klokkekleedje voor de oude Friese klok of een randje op een zakdoek. Dat moeten jullie zelf maar eens zien. We zullen het ook niet hier ma ken, want we hebben allemaal nog genoeg te i doen, maar ik wil het wel voortekenen op het bord, dan mogen jullie het straks En meteen besloot ze om een nieuw kleedje voor oma's Friese klok te maken. Dat was een heel leuk cadeau. Ze zei er niets van aan moeder en maakte het stille tjes op haar kamer af. Het was een heel werk, want behalve borduren, moest ze ook een open zoom in het kleedje maken, en dat vond ze altijd erg moeilijk. Maar toen het af was, zag het er zo aardig uit, dat ze dubbel en dwars voor haar moeite beloond werd. Oma was er heel erg blij mee en Moeder zei: „Weet je, dat ik ook aan een klokkekleedje heb gedacht? Wat vind ik het leuk, dat ik niets heb gezegd en dat je het helemaal zelf hebt gevonden! De juf frouw heeft je misschien wel op het idee gebracht, maar je hebt het toch helemaal zelf uitgewerkt. Ik ben echt trots op mijn dochter!" En Jetteke straalde van blijdschap bij al die lof. Deze keer hebben we weer een invul- raaidsel. Alle létters, die hieronder staan aangegeven, moeten dus gebruikt worden om de verschillende woorden samen te stel len. Er zijn er heel wat nodig, zoals je ziet. Om nu niet elke letter apart te hoeven op schrijven, hebben we voor elke letter ge schreven, hoeveel er van nodig zijn. Dus 7 a betekent, dat er zeven maal de letter a moet gebruikt worden. In het geheel zijn er 72 letters en 't zijn de volgende soorten: 7 a, 2 b, 2 c, 2d, 14 e, 1 g, 6 i, 1 k, 31, 1 m, 6 n, 6 o, 3 p, 9 r, 4 s, 41, 1 yr Het horizontale woord op de bo venste rij is iets, wat je op het plaatje ziet afgebeeld. Alle andere woorden zijn verticaal en wel: 1. een volksstam uit Nieuw-Gui- nea (met kroeshaar) 2. een ander woord voor: elkeen 3. een land, dat pas geleden aan Italië is gekomen 4. een openbaar ambtenaar 5. .een opdracht 6. een lange, slanke boom, die in i Zuidelijke streken groeit 7. een bekend schaaldier 8. een telwoord 9. een gele vrucht 10. een plaats in de provincie Gelderland 11. een heester, die nu bloeit 12. de hoofdstad van het land, dat bij 8 werd gevraagd. •bubitx 'Zl isequ Tl !uioqona '01 -ra '6 !uogou '9 Mojsoo fsatdAo, •9 Mepjo -g !sijb;ou -f !otueqiV '8 !jopei z iBeóded :ibbotÏJ®a T Tieouoooueid :pssjuozuoT 't tCNiaSOTtfO Als de bladzijden van goud waren, zou het boek 500.000 bladzijden hebben. Die goudblaadjes waar we zo juist over spraken zijn maar het 10.000ste deel van een mm dik. Dus een boek van 50 mm dikte, dat van die goudblaadjes was ge maakt, zou 50 maal 10.000 is 500.000 bladen hebben of een milüoen kantjes. Duitse goudsmeden uit de middeleeuwen beroemden zich erop, dat ze met één gram goud een heel ruiterstandbeeld konden ver gulden. Tot slot willen we nog zeggen, dat men zich over het algemeen een heel verkeerde voorstelling maakt van het goud, dat op de hele aarde wordt gewonnen. Alles bij elkaar zou dat, als het werd samengesmol ten, misschien een blok zijn met een lengte van 10 meter.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 10