ZEEUWSCH ZONDAGSKLAD -of der Zotheid predicatie ze zaken VAM DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAhT ZATERDAG t J. Ktiyt, ïviele 22. [iwerse, foon 456. [er-Eggel, ndijk 58, lagneet", ïfoon 52. Meijer, foon 647. ïarkt 11. [eviele 4, insma, toon 184. tens Jr., bon 203. oon 770. )on 485, )elft 89, Paterik, )on 271. Co., )on 346, K )on 330. foon 85, >on 211, >on 681, >on 528. jnele 18. on 757. sink, on 835. oon, on 316, on 244. He, on 371. on 742. ele 29. /iele 5, elburg, >n 136. KORTE iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiinirai V, DAEGEUKSE DIENGEN ZEEUWSCHE KRONIEK. IDe mi DAMMEN EN SCHAKEN. UIT DE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR H 1 JUBILATE. Uw luidspreker brengt wellicht bij vergissing klanken uit een kerk tot U: ge hoort menschen God lof toezingen. Ge loopt op Zondag langs een kerk: ge hoort lofzingen. Of beter: ge zit in de kerk: er wordt den lof van God gezongen. Ge vindt, dat het niet schoon is. Maar is het niet zeer verbazend? Hoe is het mogelijk, dat er in deze wereld nog menschen gevonden wor den, die den lof van God zingen? Zingen tusschen bloemen en glinste rende verten goed! Maar kan men lofzingen tusschen een stapel couran ten en een krankzinnigengesticht? Zijn die kerken dan geblindeerd, alsook die lofzingende harten? Ergens in huis loopt een kleuter met zijn beer te zeulen. Hij zingt erbij op zijn manier, zonder woorden, zonder wijs. Het is niet schoon, maar wie het hoort, wordt van binnen warm. Ergens in een kamer staat een wieg in de zon. Er komen kleine geluidjes uit, zeer tot verteedering. Iemand heeft hier naar intens geluisterd. Wanneer hij dan God gaat loven, zingt hij: „in het stamelen der kinderkens en der zui gelingen toont Gij uw macht". Psalm 8.) Dit is het. In den lofzang van wel haast versleten menschen met versle ten stemmen is dit kindergeluid. Wie zal den lof van een almachtig God zingen in deze zieke wereld? Men moet al dicht zijn voor alles. Zal een mensch met een kwetsbaar hart, open naar de duizend smarten, lofzingen? Toch zijn er zulke menschen. Men kan dit zielkundig weg-verklaren. Men kan ook de macht van God erin bewonde ren, de macht zijner liefde, waarmee Hij moeilijke menschen door veel bit terheden heen tot neuriënde kinderen maakt. Wie zich hierover verbazen kan, leze Jezus' woord: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, indien gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinder kens, zoo zult gij het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. F. Twi Zêeuwsche schrievers. Daer je awee' één van die toevallege diengen: ,,a' de keeseboom bloeit, dan za' 'k blie-e weze", liet Poldermans één van de persöonen uut z'n vertelsels zegge, mae' toen a 't zövarre waer, toen most 'n z'n vrouwe nae' 't kerk,-'of brienge. Noe bloeie wee' overoal de keeseböomen, noe a zien wèlbesteed leven tenden is, en 'um in oallen êenvoud de leste êere is be- weze'. Den lesten? Nêe-e, dat mag 'ine' weze. In Soeburg ze voe' d eschriever Louwerse een soort standbeeld op-'ericht. De ge- mêente 's-Gravenpolder za' in dezen ok z'n plicht wè' kenne' tegenover z'n verdienste- likken burger. Ofdat dat noe een banke wordt of een graftêeken, of wat anders, ik dienke, da' me dat gerust over kunne' lae- te'. Twi keer ei ter, 'ier in de krante, een stuksje 'estae' over Poldermans, as schrie- ver; van vrienden van z'n. Dat kan ik nie' zegge, da' 'k was, want, ik de man nooit van m'n leven 'ezie. In dat eeste stuksje wier 'n vernaemelik vernoemd as Jan de Smid; in dat twidde wier 'n epreze' om z'n dialectschetsen. Dae' zal ik dus niks mir over zegge. Maer ie ei n°g meer 'eschreve. Eêle mooie kinderboeken. Ja, ik wille mn eigen noe nie' vóór-doe-e of da' ik zö- vee verstand van schrieven da' ik kan meeprate over de letterkundege waerde en den goeien bouw en 't verloop van een boek, maer ik weet maer al te góed, as ik in de winter Vriedags an de guus vroog: „Welk boek je uut de schoolbibliotheek?" 'oe bu- tengewoon dikkels a 't dan was: „de Katuil" of „de Schouwsche smokkelaar". Die lazze ze ielke winter een paer keer. En dat zei' genoegt. Ik ze zelft ok 'ele- ze. 't Bin prachtege boeken voe' een kind. Ik leze ze trouwens zelft ók nog graag. Net zö wel as die van Louwerse. Die 'k van de winter oal nog is 'eleze: twelleve. Tjongen, ik der wè' gin verstand van oor, mae' toch ku' je merke, dat die de techniek van 't schrieven onder de knie Daer je: „Alfer en Waler" en „Trouw en Ontrouw", twintegmael meer waerd as den 'elt van dat a ter tegenwooreg 'eschre ve' wordt. Het is te 'open, dat er agauw weer is een nieuwen druk van komt, en da' in al de schoolbibliotheken de boeken van Louwerse en van Poldermans te kriegen bin. Ze bin 't waerd. Ze 'oeve voe' gin mens uut de wegt te gaen, die twe Zêeuwsche schrievers. Fr««k Hoogttee. DE ZEEUWSCHE KAAPVAARDERS. II. In het voorgaande artikel zagen wij, hoe de overheid in 1575 de kaapvaart had ge regeld en welk succes was verkregen. Toen het grootste gevaar van uit zee geweken was en door de satisfactie van Goes en Tolen in 1577 geheel Zeeland de zijde van Oranje had gekozen, had de regeering de hulp van kaapvaarders niet meer zoo noo- dig. Eenige jaren later begon de kaapvaart echter weer te bloeien. Met recht begon het nu op zeerooverij te gelijken. De loonen der schepelingen op de vloot waren laag, daar de nog jonge Republiek niet veel kon geven. Voor de admiraliteit was de kaap vaart ook een mooie bron van inkomsten. De admiraliteitsraad voor Zeeland (in de republiek waren er 5 zulke colleges, n.l. in Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Friesland en West-Friesland) was eerst te Vere gevestigd. De admiraal Maximilaan van Bourgondië (t 1555) woonde aldaar als Heer van Vere. Het college werd in 1576 overgebracht naar Vlissingen tot ongenoe gen van Vere en tot groote jaloezie van Middelburg. Ten laatste kon deze stad het niet meer verkroppen en onder Leicesters bestuur kreeg zij het gedaan, dat de admiraliteit te Middelburg werd gevestigd. De Staten van Zeeland hadden hiertoe ook een weinig me degewerkt; want het zeewezen was nu meer onder hun rechtstreeksch bestuur ge komen. Omstreeks 1585 bloeide de kaapvaart bij zonder. De heer H. G. van Grol noemt in zijn werk: Het beheer van het Zeeuwsche zeewezen (15771587) een veertigtal na men van kaperkapiteins. Deze moesten ge regeld naar Vlissingen komen voor de con trole en het afstaan van het aandeel der buit aan den Prins van Oranje en aan de (al) gemeene zaak. Om dit laatste te ont komen voeren sommige vrijbuiters naar een buitenlandsche haven om hier de genomen schepen te verkoopen. Enkele kaapvaarders maakten het nog erger. Zij verkochten in het buitenland niet alleen hun buitgemaak te schepen, maar ook de schepen, waarover zij het bevel voerden, zoodat de reeders op hun vingers konden fluiten. Natuurlijk lie ten zij zich niet meer in Zeeland zien. In onze schoolboeken over Vaderlandsche geschiedenis wordt met recht melding ge maakt van de groote schade, welke de Duinkerker kapers aan onzen handel heb ben berokkend. Wij hebben reeds gemeld, dat de Zeeuwsche collega's hetzelfde beroep ook met succes hebben uitgeoefend. De schrandere en bekwame Spaansche landvoogd Parma, begrijpende, dat hij de Nederlandsche gewesten nooit tot de ge hoorzaamheid aan Spanje kon terugbren gen zoolang de Hollanders en de Zeeuwen meester van de zee waren, had in 1583 te Duinkerken een admiraliteit opgericht. De ze stad behoorde toen nog tot de Zuidelijke Nederlanden en was voor de scheepvaart even gunstig gelegen als Vlissingen. In het eerst had de scheepsmacht der Duinkerkers niet veel te beduiden, maar toen zij zich bijna uitsluitend op de kaap vaart gingen toeleggen, veranderde dat. De Hollandsche en Zeeuwsche handel en voor al de visscherij leed zeer veel schade. Vele Spaansche soldaten, geen voldoende soldij ontvangende in het leger en aange moedigd door den te behalen buit, gingen in dienst bij de Duinkerker kapers. Over het algemeen wachtten de Zeeuw sche kapers zich wel met hun Duinkerker collega's te meten. Niet zoo zeer uit vrees, maar bij overwinning was er geen buit te halen en bij nederlaag meestal de dood. De vloot der Republiek was in die dagen niet bij machte de Duinkerkers van de zee te weren. Om zich beter te kunnen verde digen werden de Hollandsche koopvaardij schepen van kanonnen en ander oorlogsma teriaal voorzien. Nu bedacht een Duinker ker kaper zich tweemaal, eer hij een tame lijk groot en goed bewapend koopvaarder aantastte. De klachten bij de Staten over de Duin kerker kapers bleven echter aanhouden. Vooral weerlooze visschersschuiten waren een gemakkelijke buit. Bij resolutie van 13 Aug. 1597 werd door de Staten-Generaal de kaapvaart opnieuw wettelijk geregeld. De admiraliteitscollegiën moesten ontstane ge schillen nauwkeurig onderzoeken. Nu werd wel menig Spaansch koopvaardijschip tot buit verklaard, maar de Duinkerker ka pers, vaak onder de Hollandsche vlag va rende, bleven aan onzen handel en onze visscherij nog veel schade berokkenen. De Staten besloten daarom onder den invloed van Oldenbarneveld om Prins Maurits met een leger langs de Vlaamsche kust naar Duinkerken te zenden, teneinde deze stad te veroveren. De prins had bij Rammekens zijn soldaten samengetrpkken en trok met een groote transportvloot de Schelde over. Hij kwam echter niet verder dan Nieuw- poort, waar hij het hem tegemoettrekkende leger onder den aartshertog Albertus van Oostenrijk versloeg. Zijn leger achtte hij te zwak geworden om naar Duinkerken op te trekken. Later is het zeerooversnest toch nog veroverd, al is het niet uitsluitend door de Nederlanders. De Zeeuwsche handel leed ook veel na deel door de zeeroovers uit het naburige Sluis, dat door het Zwin in open verbin ding stond met de zee. Op 25 April 1604 zeilde Prins Maurits het Zwarte Gat in (thans een polder) en landde op het eiland van Kadzand. Na een hardnekkige verdedi ging moest Sluis zich op 19 Aug. 1604 over geven. Nu waren de Zeeuwen geheel mees ter van den Scheldemond. De Staten-Generaal namen in 1606 weer hun toevlucht tot de kaapvaart. In de maand Maart van dat jaar verlieten 150 kaperschepen onze havens. Wel werd menig koopvaardijschip als prijs binnen gebracht, doch de Hollandsche en Zeeuwsche kaap- Margot s'en va-t-en guerre. Zij was de weduwe van een Venezo- laansch generaal en zij heette Margot To- pete. Zij was rijk en niet heelemaal leelijk en ze las couranten. Op een avond was zij met een clubje van jonge Spaansche vrou wen, die blijkbaar nog een beetje Franco- dronken waren, en een Duitscher die mis schien ook niet ganz ohne was, aan de zweef gegaan en het groepje belandde in een casino van Biarritz, Nu ligt Biarritz voor- loopig nog in Frankrijk en daarom is het volgende alleen aan Margot Topete's Fran codronkenheid toe te schrijven, die haar wie weet misschien deed veronderstellen dat Frankrijk naar Franco is genoemd. En fin om het nu maar direct te zeggen, Margot Topete, Venezolaansche generaais- weduwe, droeg een japon (o, een beeld overigens!) waarop geborduurd stond: R-O-M-E, B-E-R-L-I-J-N, T-O-K-I-O. Nu heb ik altijd begrepen, dat menschen naar een casino gaan om een gokje te ma ken, maar d i t lijkt mij al een heele rare gok. Ze kon het om zoo te zeggen op de letters van de Anti-Komintern natellen, hoe deze speculatie moest afloopen. Knok ken niet knokken knokken niet knokken vijftien letters, dus: knokken. Het wérd knokken. Men rukte haar de Spil van de japon. Waarna de Spil-zieke da me door een hoffelijke politiecommissaris in de verkoelende avondlucht werd ge bracht. Het is natuurlijk een verheugend teeken van emancipatie, dat vrouwen aan de poli tiek gaan deelnemen, maar ónze vrouwen zullen misschien vinden dat dit niet heele maal de juiste manier is. Ik voel alles voor propaganda, ik voel al les voor inslaande leuzen, maar dit soort propaganda moet uitloopen op ingeslagen neuzen. Ten slotte, welk doel beoogt deze propaganda? Zou mevrouw Topete (ik weet niet waarom ik het zoo'n aardigen naam vind, maar ik kan hem niet vaak ge noeg herhalen) zou mevrouw Topete, ik zeg Topete, heusch veronderstellen dat iemand die een mooie jurk ziet waarop de ze aardrijkskundige- puzzle geborduurd staat, tot zichzelf zal zeggen: „Gut wat een alleraardigste japon. Ik voel me ook ineens 'n beetje totalitair"? Of: „Is dat niet de kleine Topete? Tjonge, diè durft! Ik zal haar beloonen door mij als vrijwilliger aan te sluiten bij de Japanners in Kwangsi"? Nee, dat kan de kleine Topete niet ge meend hebben. Daar is ze veel te snugger voor. Want snugger is ze, anders had ze niet voor de zekerheid een stelletje Span jaarden, en niet te vergeten een Duitscher meegebracht. Maar wat wou ze dan? Er is maar één mogelijkheid, en het spijt me voor de charmante Topete (waar doet het me toch aan denken?) dat ik het leelijke woord moet uitspreken: Ze wou een heel klein beetje provoceeren. Er werd haar in het casino van Biarritz misschien te veel Fransch gesproken (men zegt dat er ook Franschen komen) en daar de Fran- sche taal haar onsympathiek moet zijn, zal ze tegenover die demonstratie van bolsje- wiekschgezindheid de hare hebben willen stellen. „Jedes Tierchen hat sein Plaisier- chen"maar goed voor de gezondheid lijkt het me niet. En mochten er dames zijn, die in het voorbeeld van de lustige Wittwe des Venezolaanschen snorrebaards inspiratie vinden om hetzelfde grapje ook elders uit te halen, dan zullen zij verstandig doen, eerst een gepantserde molestverzeke- ring te sluiten. Dit eenmaal gebeurd zijnde kunnen zij rustig haar gang gaan. En moch ten ze tips noodig hebben, dan sta ik haar gaarne ten dienste. Zij hebben maar te kie zen: Wandel een congres te Neurenberg bin nen (wij krijgen eerstdaags den Partijdag van den Vrede) en draag een roode banier met het woord „Stalin" er op. Loop een bar in de New Yorksche wijk Harlem binnen, roep „Down with the ne groes" en Iet dan goed op, wie het eerst down is. Ga in Rome tusschen de menigte voor het Palazzo Chigi staan, slik een paar maal moedig en gil dan zoo hard als je kunt: „Albania libera! Evviva il re Zog!" Het is origineel om het durven, en het is altijd aardig als je het kunt navertellen. Als! E. Rasmus. vaarders waagden zich niet onnoodig in een hachelpken strijd tegen de Duinkerkers. Het eigenlijke doel werd dus niet bereikt. Ook waren er moeilijkheden ontstaan door dat weieens schepen van onzijdige of be vriende natiën werden aangetast. Het een en ander had het gevolg, dat een paar jaar later de commissiebrieven tot kaapvaart werden ingetrokken. Verscheidene Zeeuwen en Hollanders hadden echter dén smaak van het zeerooven zoodanig te pakken, dat zij in dienst gingen van de Duinkerker kaperkapiteins. Onnoo dig te zeggen, dat bij dezulken de geldzucht grooter was dan de vaderlandsliefde. (Wordt vervlogd.) REDACTEUR: J. A. VAN DKHOORN, Zaamslag. Het volgend probleem, dat werd samen gesteld naar aanleiding van de party De JongeVan Eenennaam uit den jongsten strijd om den Zeeuwschen titel, bieden we onzen lezers ter oplossing aan. Auteur is de heer W. Lente te Middelburg. 1 2 3 4 5 R. (Nadruk verboden.) B. J. d. M. 46 47 48 49 50 Cijferstand: Zwart 11 schijven op 3, 9, 12, 15—17, 20—22, 25 en 27. Wit 10 schijven op 23, 29, 30, 3234, 36, 38, 39 en 46. De opgave, luidt: Zwart begint en wint. Oplossingen gaarne vóór 13 Mei a.s. aan de Redactie der Mdb. Crt. onder motto Damrubriek. o Rectificatie. Naar aanleiding van het in onze voor laatste rubriek weergegeven „moment" uit het Zeeuwsche clubkampioenschap 1939 verzoekt men ons de aandacht erop te vestigen, dat in den diagramstand schijf 24 op 30 behoort te staan. Wij nemen hiervan gaarne nota ofschoon deze verandering aan het reeds gemelde verloop als zoodanig niets afdoet. We laten ter verduidelijking even een kort verloop uit de partij Roe lansDen Hertog volgen, waarbij wij het oog hebben op onderstaanden stand: Zwart: F. DEN HERTOG, Goes. 46 47 48 49 50 Wit: J. ROELANS, Middelburg. De heer Hertog met zwart nam de dam- zet door: 17—22; 28x17 23—28; 32x12 (meerslag) 1318; 12x23 19x48; 30x10 en 15x4. Er volgde: 3530 38; 3832 4839??, waarna de bewuste stand is ont staan. We meenen hiermede dit fragment vol doende belicht te hebben. o Het eindspel BoogaardDo Jonge. We komen thans nog even terug op den zoo juist beëindigden wedstrijd om den Zeeuwschen titel. In de partij Boogaard De Jonge ontstond na wit's 65en zet 61 dam den volgenden stand: Zwart: M. F. DE JONGE, Goes. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Wit: W. BOOGAARD, Middelburg. Zooals wij in onze beschouwing over deze partij reeds schreven, verzuimde zwart de sterkste voortzetting n.l. 4147. Hierdoor toch wordt de lijn 4715 bezet, waarna zwart vroeg of laat moet offeren, daar 16 verhinderd wordt wegens 1217 en winst is slechts een kwestie van tijd. Vanuit den diagramstand verliep het spel evenwel als volgt: 41—46 dam; 44—39 46—28; 39—34 28-19? Verzuimt de winst. Inplaats van den tekst zet geeft de heer B. Dukel in de „IJmuider Courant" het volgende afspel: 28—33; 1—6! 33—15 (dreigt 12—17, ter wijl op 61, 1823 volgt en na 644 of 50 komt 18—22); 6—28? 18—22 en 28x20. Inderdaad! O.i. is aan verlies niet te ont komen, ook al zou eerst het offer 2520 geschieden, voordat wit de dam in het spel brengt. o Fragmenten uit eigen kring. In den twee jaren geleden gespeelden competitie-wedstrijd tusschen de represen- teerende tientallen van Vlissingen en Soe burg deed zich aan het eerste bord tusschen de heeren J. Goedbloed te Vlissingen met wit en W. Boogaard te Soeburg met zwart na 34 zetten onderstaanden stand voor: Zwart (Boogaard) 10 schijven op 3, 11, 13—15, 17, 19 en 22—24. Wit (Goedbloed) 10 schijven op 28, 3033, 35, 38, 43 45 en 48. Met zijn laatsten zet n.l. 1822 had Boo gaard de kettingstelling ingenomen. Er dreigde 2429 en wit antwoordde 4842. Als volgt bewees nu de kettingstelling hare verraderlijkheid: 2227; 32x12 23x32; 38x27 13—18; 12x23 19x26; 30x10 en 15x4. Ondanks de schijfwinst werd het resultaat een puntenverdeeling. o Tenslotte nog een fragment uit een vriendschappelijke party, gespeeld in de damclub „D.I.D." te Goes. Na 26 zetten werd de volgende stand be reikt: Zwart 13 schijven op 2, 3, 6, 810, 1315, 17, 20, 24 en 25. Wit 13 schijven op 28, 29, 33—36, 38—40, 43—45 en 48. De zwartspeler heeft hier met succes de hekstelling ingenomen, zooals men reeds dadelijk zal kunnen zien. Wit speelde 3832 en werd het slachtoffer van een damzet, die in deze soort stellingen maar al te vaak voorkomen. Het ging als volgt: 2430; 35x24 1722; 28x17 8—12; 17x19 14x23; 29x18 en 20x49. Wij vestigden reeds eerder de aandacht op de hekstelling en meenen te mogen vol staan met de vermelding, dat degene, die de hekstelling inneemt en deze kan hand haven meestal zegevierend uit den strijd te voorschijn komt, ofschoon het handha ven dezer stelling vele moeilijkheden en be rekeningen met zich meebrengt, afgezien nog van het feit, dat men meermalen ge dwongen wordt deze stelling te verbreken. o Oplossing probleem Dainme. In onze voorlaatste rubriek boden we het volgende vraagstuk ter oplossing aan: Zwart 13 schijven op 813, 15 en 1722. Wit 13 schijven op 2833 en 3743. In dezen fraaien stand, die aan een ge speelde party* doet denken, wint wit door de volgende diepe combinatie: 29—23 18x29; 33x24 22x35 (meerslag); 31—27! 20x29; 27x18 13 x 22 (gedw.); 38—33! 29x36 (meersl.); 43—38!! 35x24; 3731 36x27 en 32x5. Schitterend! Goede oplossingen ontvangen van de hee ren C. K. K. te Koudekerke, H. te Middel burg, A. C. te Goes en C. W. v. D. te Kort- gene. Nieuwe uitgave. Bij de N.V. Uitg.-Mij. JE. E. Kluwer te Deventer verscheen het fraai uitge voerde damwerk ,,1001 Miniaturen" van den alom bekenden problemist G. L. Gort mans te Londen met medewerking van de heeren P. N. Saure te Amsterdam, W. B. Monsma te Groningen en F. Damoiseau te Luik. Dit meesterwerk is ongetwijfeld de be looning van jarenlangen arbeid, daar de sa menstelling met de uiterste zorg heeft plaats gehad. Onderscheidene damperiodie ken werden geraadpleegd, als gevolg waar van een uitgelezen verzameling kon wor den te boek gesteld. Zoowel voor beginners als voor gevorderden bevat deze z.g. „klein kunst der problematiek" een bron van stu diemateriaal, waardoor men zich alle mo gelijke slagwendingen op de honderd rui ten eigen kan maken. DE GRAPHOLOOG. Balzac, de groote Fransche schrijver, hield zich een tyd lang bezig met de gra- phologie en hij verbeeldde zich op dit ge bied heel wat te presteeren. Op een dag kwam er een dame by hem, welke een schoolschrift met zich bracht. Zij vroeg hem: „Meester, zegt mij het karakter van dezen knaap, die dit geschreven heeft. En mees ter, vertel my, wat hem in de toekomst te wachten staat". Balzac nam het schrift in zün handen, en bestudeerde het handschrift eenigen tijd. Tenslotte vroeg hij: „Mevrouw, zpt gij de moeder van dezen knaap?" Zij antwoordde hem: „Neen, Meester. Ik ben zelfs heelemaal geen familie van hem". „Nu mevrouw, dan kan ik het U zoo wel zeggen. Deze knaap is een doeniet. Hp zal nooit wat kunnen presteeren in de maat schappij". „Meester", zei de dame toen, en zy glim lacht. „Gij zijt inderdaad een groot gra- pholoogBalzac glimlachte gevleid, en boog even, hoffelijk! „Maar het is wonderlijk", zoo ging de dame voort, „dat U uw eigen handschrift van toen U een jongen was, niet herkent... 17e week 1889. Op verlangen van Keizer Wilhelm zal de geheele uitzet van prinses Sophia, die binnen kort met den Griekschen kroonprins in het huwelijk treedt, te Berlijn worden gemaakt van Duitsche stoffen en naar Duitsche modellen. Het is juist, dat de regeering op spoor weggebied groote plannen heeft. Het plan moet zijn den Rpnspoor aan te koopen en de spoorwegen tusschen de Holl. IJzeren spoorwegmaatschappij en de Exploitatie maatschappij te verdeelen. Bedankt voor het beroep naar Vere door den heer J. W. Gunning te Eerbeek (Gelderland). Lord Salisbury heeft in een verga dering van conservatieve kiezers de nood- zakelpkheid der versterking van de vloot verdedigd. Naar wij vernemen bestaat by de fir ma Johan Boudewijnse, ofschoon deze niet wenscht de onderhandelingen met het ge meentebestuur voort te zetten, toch het voornemen te trachten Middelburg elec- trisch te verlichten. Het leven is beter dan de dood. En toch is het veel beter om doodmoe te zpn dan levensmoe.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 9