ZEEUWSCH
ZONDAGSKLAD
-of
der Zotheid
predicatie
ze zaken
VAM DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAhT
ZATERDAG
t J. Ktiyt,
ïviele 22.
[iwerse,
foon 456.
[er-Eggel,
ndijk 58,
lagneet",
ïfoon 52.
Meijer,
foon 647.
ïarkt 11.
[eviele 4,
insma,
toon 184.
tens Jr.,
bon 203.
oon 770.
)on 485,
)elft 89,
Paterik,
)on 271.
Co.,
)on 346,
K
)on 330.
foon 85,
>on 211,
>on 681,
>on 528.
jnele 18.
on 757.
sink,
on 835.
oon,
on 316,
on 244.
He,
on 371.
on 742.
ele 29.
/iele 5,
elburg,
>n 136.
KORTE
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiinirai
V,
DAEGEUKSE DIENGEN
ZEEUWSCHE KRONIEK.
IDe
mi
DAMMEN EN SCHAKEN.
UIT DE MIDDELBURGSCHE
COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR
H
1
JUBILATE.
Uw luidspreker brengt wellicht bij
vergissing klanken uit een kerk tot U:
ge hoort menschen God lof toezingen.
Ge loopt op Zondag langs een kerk:
ge hoort lofzingen. Of beter: ge zit in
de kerk: er wordt den lof van God
gezongen. Ge vindt, dat het niet schoon
is. Maar is het niet zeer verbazend?
Hoe is het mogelijk, dat er in deze
wereld nog menschen gevonden wor
den, die den lof van God zingen?
Zingen tusschen bloemen en glinste
rende verten goed! Maar kan men
lofzingen tusschen een stapel couran
ten en een krankzinnigengesticht? Zijn
die kerken dan geblindeerd, alsook
die lofzingende harten?
Ergens in huis loopt een kleuter met
zijn beer te zeulen. Hij zingt erbij op
zijn manier, zonder woorden, zonder
wijs. Het is niet schoon, maar wie het
hoort, wordt van binnen warm. Ergens
in een kamer staat een wieg in de zon.
Er komen kleine geluidjes uit, zeer
tot verteedering. Iemand heeft hier
naar intens geluisterd. Wanneer hij
dan God gaat loven, zingt hij: „in het
stamelen der kinderkens en der zui
gelingen toont Gij uw macht". Psalm
8.)
Dit is het. In den lofzang van wel
haast versleten menschen met versle
ten stemmen is dit kindergeluid.
Wie zal den lof van een almachtig
God zingen in deze zieke wereld? Men
moet al dicht zijn voor alles. Zal een
mensch met een kwetsbaar hart, open
naar de duizend smarten, lofzingen?
Toch zijn er zulke menschen. Men kan
dit zielkundig weg-verklaren. Men kan
ook de macht van God erin bewonde
ren, de macht zijner liefde, waarmee
Hij moeilijke menschen door veel bit
terheden heen tot neuriënde kinderen
maakt. Wie zich hierover verbazen
kan, leze Jezus' woord: Voorwaar,
voorwaar zeg Ik u, indien gij u niet
verandert, en wordt gelijk de kinder
kens, zoo zult gij het Koninkrijk der
hemelen geenszins ingaan.
F.
Twi Zêeuwsche schrievers.
Daer je awee' één van die toevallege
diengen: ,,a' de keeseboom bloeit, dan za' 'k
blie-e weze", liet Poldermans één van de
persöonen uut z'n vertelsels zegge, mae'
toen a 't zövarre waer, toen most 'n z'n
vrouwe nae' 't kerk,-'of brienge.
Noe bloeie wee' overoal de keeseböomen,
noe a zien wèlbesteed leven tenden is, en
'um in oallen êenvoud de leste êere is be-
weze'.
Den lesten? Nêe-e, dat mag 'ine' weze.
In Soeburg ze voe' d eschriever Louwerse
een soort standbeeld op-'ericht. De ge-
mêente 's-Gravenpolder za' in dezen ok z'n
plicht wè' kenne' tegenover z'n verdienste-
likken burger. Ofdat dat noe een banke
wordt of een graftêeken, of wat anders, ik
dienke, da' me dat gerust over kunne' lae-
te'.
Twi keer ei ter, 'ier in de krante, een
stuksje 'estae' over Poldermans, as schrie-
ver; van vrienden van z'n.
Dat kan ik nie' zegge, da' 'k was, want,
ik de man nooit van m'n leven 'ezie.
In dat eeste stuksje wier 'n vernaemelik
vernoemd as Jan de Smid; in dat twidde
wier 'n epreze' om z'n dialectschetsen. Dae'
zal ik dus niks mir over zegge. Maer ie ei
n°g meer 'eschreve.
Eêle mooie kinderboeken. Ja, ik wille
mn eigen noe nie' vóór-doe-e of da' ik zö-
vee verstand van schrieven da' ik kan
meeprate over de letterkundege waerde en
den goeien bouw en 't verloop van een boek,
maer ik weet maer al te góed, as ik in de
winter Vriedags an de guus vroog: „Welk
boek je uut de schoolbibliotheek?" 'oe bu-
tengewoon dikkels a 't dan was: „de Katuil"
of „de Schouwsche smokkelaar". Die lazze
ze ielke winter een paer keer.
En dat zei' genoegt. Ik ze zelft ok 'ele-
ze. 't Bin prachtege boeken voe' een kind. Ik
leze ze trouwens zelft ók nog graag. Net zö
wel as die van Louwerse. Die 'k van de
winter oal nog is 'eleze: twelleve.
Tjongen, ik der wè' gin verstand van
oor, mae' toch ku' je merke, dat die de
techniek van 't schrieven onder de knie
Daer je: „Alfer en Waler" en „Trouw en
Ontrouw", twintegmael meer waerd as
den 'elt van dat a ter tegenwooreg 'eschre
ve' wordt.
Het is te 'open, dat er agauw weer is een
nieuwen druk van komt, en da' in al de
schoolbibliotheken de boeken van Louwerse
en van Poldermans te kriegen bin.
Ze bin 't waerd. Ze 'oeve voe' gin mens
uut de wegt te gaen, die twe Zêeuwsche
schrievers.
Fr««k Hoogttee.
DE ZEEUWSCHE KAAPVAARDERS.
II.
In het voorgaande artikel zagen wij, hoe
de overheid in 1575 de kaapvaart had ge
regeld en welk succes was verkregen. Toen
het grootste gevaar van uit zee geweken
was en door de satisfactie van Goes en
Tolen in 1577 geheel Zeeland de zijde van
Oranje had gekozen, had de regeering de
hulp van kaapvaarders niet meer zoo noo-
dig.
Eenige jaren later begon de kaapvaart
echter weer te bloeien. Met recht begon
het nu op zeerooverij te gelijken. De loonen
der schepelingen op de vloot waren laag,
daar de nog jonge Republiek niet veel kon
geven. Voor de admiraliteit was de kaap
vaart ook een mooie bron van inkomsten.
De admiraliteitsraad voor Zeeland (in de
republiek waren er 5 zulke colleges, n.l. in
Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland,
Friesland en West-Friesland) was eerst te
Vere gevestigd. De admiraal Maximilaan
van Bourgondië (t 1555) woonde aldaar
als Heer van Vere. Het college werd in 1576
overgebracht naar Vlissingen tot ongenoe
gen van Vere en tot groote jaloezie van
Middelburg.
Ten laatste kon deze stad het niet meer
verkroppen en onder Leicesters bestuur
kreeg zij het gedaan, dat de admiraliteit te
Middelburg werd gevestigd. De Staten van
Zeeland hadden hiertoe ook een weinig me
degewerkt; want het zeewezen was nu
meer onder hun rechtstreeksch bestuur ge
komen.
Omstreeks 1585 bloeide de kaapvaart bij
zonder. De heer H. G. van Grol noemt in
zijn werk: Het beheer van het Zeeuwsche
zeewezen (15771587) een veertigtal na
men van kaperkapiteins. Deze moesten ge
regeld naar Vlissingen komen voor de con
trole en het afstaan van het aandeel der
buit aan den Prins van Oranje en aan de
(al) gemeene zaak. Om dit laatste te ont
komen voeren sommige vrijbuiters naar een
buitenlandsche haven om hier de genomen
schepen te verkoopen. Enkele kaapvaarders
maakten het nog erger. Zij verkochten in
het buitenland niet alleen hun buitgemaak
te schepen, maar ook de schepen, waarover
zij het bevel voerden, zoodat de reeders op
hun vingers konden fluiten. Natuurlijk lie
ten zij zich niet meer in Zeeland zien.
In onze schoolboeken over Vaderlandsche
geschiedenis wordt met recht melding ge
maakt van de groote schade, welke de
Duinkerker kapers aan onzen handel heb
ben berokkend. Wij hebben reeds gemeld,
dat de Zeeuwsche collega's hetzelfde beroep
ook met succes hebben uitgeoefend.
De schrandere en bekwame Spaansche
landvoogd Parma, begrijpende, dat hij de
Nederlandsche gewesten nooit tot de ge
hoorzaamheid aan Spanje kon terugbren
gen zoolang de Hollanders en de Zeeuwen
meester van de zee waren, had in 1583 te
Duinkerken een admiraliteit opgericht. De
ze stad behoorde toen nog tot de Zuidelijke
Nederlanden en was voor de scheepvaart
even gunstig gelegen als Vlissingen.
In het eerst had de scheepsmacht der
Duinkerkers niet veel te beduiden, maar
toen zij zich bijna uitsluitend op de kaap
vaart gingen toeleggen, veranderde dat. De
Hollandsche en Zeeuwsche handel en voor
al de visscherij leed zeer veel schade.
Vele Spaansche soldaten, geen voldoende
soldij ontvangende in het leger en aange
moedigd door den te behalen buit, gingen in
dienst bij de Duinkerker kapers.
Over het algemeen wachtten de Zeeuw
sche kapers zich wel met hun Duinkerker
collega's te meten. Niet zoo zeer uit vrees,
maar bij overwinning was er geen buit te
halen en bij nederlaag meestal de dood.
De vloot der Republiek was in die dagen
niet bij machte de Duinkerkers van de zee
te weren. Om zich beter te kunnen verde
digen werden de Hollandsche koopvaardij
schepen van kanonnen en ander oorlogsma
teriaal voorzien. Nu bedacht een Duinker
ker kaper zich tweemaal, eer hij een tame
lijk groot en goed bewapend koopvaarder
aantastte.
De klachten bij de Staten over de Duin
kerker kapers bleven echter aanhouden.
Vooral weerlooze visschersschuiten waren
een gemakkelijke buit. Bij resolutie van 13
Aug. 1597 werd door de Staten-Generaal de
kaapvaart opnieuw wettelijk geregeld. De
admiraliteitscollegiën moesten ontstane ge
schillen nauwkeurig onderzoeken. Nu werd
wel menig Spaansch koopvaardijschip tot
buit verklaard, maar de Duinkerker ka
pers, vaak onder de Hollandsche vlag va
rende, bleven aan onzen handel en onze
visscherij nog veel schade berokkenen. De
Staten besloten daarom onder den invloed
van Oldenbarneveld om Prins Maurits met
een leger langs de Vlaamsche kust naar
Duinkerken te zenden, teneinde deze stad
te veroveren. De prins had bij Rammekens
zijn soldaten samengetrpkken en trok met
een groote transportvloot de Schelde over.
Hij kwam echter niet verder dan Nieuw-
poort, waar hij het hem tegemoettrekkende
leger onder den aartshertog Albertus van
Oostenrijk versloeg. Zijn leger achtte hij te
zwak geworden om naar Duinkerken op te
trekken. Later is het zeerooversnest toch
nog veroverd, al is het niet uitsluitend door
de Nederlanders.
De Zeeuwsche handel leed ook veel na
deel door de zeeroovers uit het naburige
Sluis, dat door het Zwin in open verbin
ding stond met de zee. Op 25 April 1604
zeilde Prins Maurits het Zwarte Gat in
(thans een polder) en landde op het eiland
van Kadzand. Na een hardnekkige verdedi
ging moest Sluis zich op 19 Aug. 1604 over
geven. Nu waren de Zeeuwen geheel mees
ter van den Scheldemond.
De Staten-Generaal namen in 1606 weer
hun toevlucht tot de kaapvaart. In de
maand Maart van dat jaar verlieten 150
kaperschepen onze havens. Wel werd menig
koopvaardijschip als prijs binnen gebracht,
doch de Hollandsche en Zeeuwsche kaap-
Margot s'en va-t-en guerre.
Zij was de weduwe van een Venezo-
laansch generaal en zij heette Margot To-
pete. Zij was rijk en niet heelemaal leelijk
en ze las couranten. Op een avond was zij
met een clubje van jonge Spaansche vrou
wen, die blijkbaar nog een beetje Franco-
dronken waren, en een Duitscher die mis
schien ook niet ganz ohne was, aan de
zweef gegaan en het groepje belandde in een
casino van Biarritz, Nu ligt Biarritz voor-
loopig nog in Frankrijk en daarom is het
volgende alleen aan Margot Topete's Fran
codronkenheid toe te schrijven, die haar
wie weet misschien deed veronderstellen
dat Frankrijk naar Franco is genoemd. En
fin om het nu maar direct te zeggen,
Margot Topete, Venezolaansche generaais-
weduwe, droeg een japon (o, een beeld
overigens!) waarop geborduurd stond:
R-O-M-E, B-E-R-L-I-J-N, T-O-K-I-O.
Nu heb ik altijd begrepen, dat menschen
naar een casino gaan om een gokje te ma
ken, maar d i t lijkt mij al een heele
rare gok. Ze kon het om zoo te zeggen op
de letters van de Anti-Komintern natellen,
hoe deze speculatie moest afloopen. Knok
ken niet knokken knokken niet
knokken vijftien letters, dus: knokken.
Het wérd knokken. Men rukte haar de
Spil van de japon. Waarna de Spil-zieke da
me door een hoffelijke politiecommissaris
in de verkoelende avondlucht werd ge
bracht.
Het is natuurlijk een verheugend teeken
van emancipatie, dat vrouwen aan de poli
tiek gaan deelnemen, maar ónze vrouwen
zullen misschien vinden dat dit niet heele
maal de juiste manier is.
Ik voel alles voor propaganda, ik voel al
les voor inslaande leuzen, maar dit soort
propaganda moet uitloopen op ingeslagen
neuzen. Ten slotte, welk doel beoogt deze
propaganda? Zou mevrouw Topete (ik
weet niet waarom ik het zoo'n aardigen
naam vind, maar ik kan hem niet vaak ge
noeg herhalen) zou mevrouw Topete, ik
zeg Topete, heusch veronderstellen dat
iemand die een mooie jurk ziet waarop de
ze aardrijkskundige- puzzle geborduurd
staat, tot zichzelf zal zeggen: „Gut wat een
alleraardigste japon. Ik voel me ook ineens
'n beetje totalitair"? Of: „Is dat niet de
kleine Topete? Tjonge, diè durft! Ik zal
haar beloonen door mij als vrijwilliger aan
te sluiten bij de Japanners in Kwangsi"?
Nee, dat kan de kleine Topete niet ge
meend hebben. Daar is ze veel te snugger
voor. Want snugger is ze, anders had ze
niet voor de zekerheid een stelletje Span
jaarden, en niet te vergeten een Duitscher
meegebracht.
Maar wat wou ze dan?
Er is maar één mogelijkheid, en het
spijt me voor de charmante Topete (waar
doet het me toch aan denken?) dat ik het
leelijke woord moet uitspreken: Ze wou een
heel klein beetje provoceeren. Er werd
haar in het casino van Biarritz misschien te
veel Fransch gesproken (men zegt dat er
ook Franschen komen) en daar de Fran-
sche taal haar onsympathiek moet zijn, zal
ze tegenover die demonstratie van bolsje-
wiekschgezindheid de hare hebben willen
stellen.
„Jedes Tierchen hat sein Plaisier-
chen"maar goed voor de gezondheid
lijkt het me niet. En mochten er dames
zijn, die in het voorbeeld van de lustige
Wittwe des Venezolaanschen snorrebaards
inspiratie vinden om hetzelfde grapje ook
elders uit te halen, dan zullen zij verstandig
doen, eerst een gepantserde molestverzeke-
ring te sluiten. Dit eenmaal gebeurd zijnde
kunnen zij rustig haar gang gaan. En moch
ten ze tips noodig hebben, dan sta ik haar
gaarne ten dienste. Zij hebben maar te kie
zen:
Wandel een congres te Neurenberg bin
nen (wij krijgen eerstdaags den Partijdag
van den Vrede) en draag een roode banier
met het woord „Stalin" er op.
Loop een bar in de New Yorksche wijk
Harlem binnen, roep „Down with the ne
groes" en Iet dan goed op, wie het eerst
down is.
Ga in Rome tusschen de menigte voor het
Palazzo Chigi staan, slik een paar maal
moedig en gil dan zoo hard als je kunt:
„Albania libera! Evviva il re Zog!"
Het is origineel om het durven, en het is
altijd aardig als je het kunt navertellen.
Als!
E. Rasmus.
vaarders waagden zich niet onnoodig in
een hachelpken strijd tegen de Duinkerkers.
Het eigenlijke doel werd dus niet bereikt.
Ook waren er moeilijkheden ontstaan door
dat weieens schepen van onzijdige of be
vriende natiën werden aangetast. Het een
en ander had het gevolg, dat een paar jaar
later de commissiebrieven tot kaapvaart
werden ingetrokken.
Verscheidene Zeeuwen en Hollanders
hadden echter dén smaak van het zeerooven
zoodanig te pakken, dat zij in dienst gingen
van de Duinkerker kaperkapiteins. Onnoo
dig te zeggen, dat bij dezulken de geldzucht
grooter was dan de vaderlandsliefde.
(Wordt vervlogd.)
REDACTEUR: J. A. VAN DKHOORN,
Zaamslag.
Het volgend probleem, dat werd samen
gesteld naar aanleiding van de party De
JongeVan Eenennaam uit den jongsten
strijd om den Zeeuwschen titel, bieden we
onzen lezers ter oplossing aan. Auteur is de
heer W. Lente te Middelburg.
1 2 3 4 5
R.
(Nadruk verboden.)
B. J. d. M.
46 47 48 49 50
Cijferstand: Zwart 11 schijven op 3, 9, 12,
15—17, 20—22, 25 en 27.
Wit 10 schijven op 23, 29, 30, 3234, 36,
38, 39 en 46.
De opgave, luidt: Zwart begint en
wint.
Oplossingen gaarne vóór 13 Mei a.s. aan
de Redactie der Mdb. Crt. onder motto
Damrubriek.
o
Rectificatie.
Naar aanleiding van het in onze voor
laatste rubriek weergegeven „moment" uit
het Zeeuwsche clubkampioenschap 1939
verzoekt men ons de aandacht erop te
vestigen, dat in den diagramstand schijf 24
op 30 behoort te staan. Wij nemen hiervan
gaarne nota ofschoon deze verandering aan
het reeds gemelde verloop als zoodanig
niets afdoet. We laten ter verduidelijking
even een kort verloop uit de partij Roe
lansDen Hertog volgen, waarbij wij het
oog hebben op onderstaanden stand:
Zwart: F. DEN HERTOG, Goes.
46 47 48 49 50
Wit: J. ROELANS, Middelburg.
De heer Hertog met zwart nam de dam-
zet door: 17—22; 28x17 23—28; 32x12
(meerslag) 1318; 12x23 19x48; 30x10
en 15x4. Er volgde: 3530 38; 3832
4839??, waarna de bewuste stand is ont
staan.
We meenen hiermede dit fragment vol
doende belicht te hebben.
o
Het eindspel BoogaardDo Jonge.
We komen thans nog even terug op den
zoo juist beëindigden wedstrijd om den
Zeeuwschen titel. In de partij Boogaard
De Jonge ontstond na wit's 65en zet 61
dam den volgenden stand:
Zwart: M. F. DE JONGE, Goes.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Wit: W. BOOGAARD, Middelburg.
Zooals wij in onze beschouwing over deze
partij reeds schreven, verzuimde zwart de
sterkste voortzetting n.l. 4147. Hierdoor
toch wordt de lijn 4715 bezet, waarna
zwart vroeg of laat moet offeren, daar 16
verhinderd wordt wegens 1217 en winst
is slechts een kwestie van tijd. Vanuit den
diagramstand verliep het spel evenwel als
volgt: 41—46 dam; 44—39 46—28; 39—34
28-19? Verzuimt de winst. Inplaats van
den tekst zet geeft de heer B. Dukel in de
„IJmuider Courant" het volgende afspel:
28—33; 1—6! 33—15 (dreigt 12—17, ter
wijl op 61, 1823 volgt en na 644 of
50 komt 18—22); 6—28? 18—22 en 28x20.
Inderdaad! O.i. is aan verlies niet te ont
komen, ook al zou eerst het offer 2520
geschieden, voordat wit de dam in het spel
brengt.
o
Fragmenten uit eigen kring.
In den twee jaren geleden gespeelden
competitie-wedstrijd tusschen de represen-
teerende tientallen van Vlissingen en Soe
burg deed zich aan het eerste bord tusschen
de heeren J. Goedbloed te Vlissingen met
wit en W. Boogaard te Soeburg met zwart
na 34 zetten onderstaanden stand voor:
Zwart (Boogaard) 10 schijven op 3, 11,
13—15, 17, 19 en 22—24. Wit (Goedbloed)
10 schijven op 28, 3033, 35, 38, 43 45 en
48.
Met zijn laatsten zet n.l. 1822 had Boo
gaard de kettingstelling ingenomen. Er
dreigde 2429 en wit antwoordde 4842.
Als volgt bewees nu de kettingstelling hare
verraderlijkheid: 2227; 32x12 23x32;
38x27 13—18; 12x23 19x26; 30x10 en
15x4. Ondanks de schijfwinst werd het
resultaat een puntenverdeeling.
o
Tenslotte nog een fragment uit een
vriendschappelijke party, gespeeld in de
damclub „D.I.D." te Goes.
Na 26 zetten werd de volgende stand be
reikt:
Zwart 13 schijven op 2, 3, 6, 810, 1315,
17, 20, 24 en 25. Wit 13 schijven op 28, 29,
33—36, 38—40, 43—45 en 48.
De zwartspeler heeft hier met succes de
hekstelling ingenomen, zooals men reeds
dadelijk zal kunnen zien. Wit speelde 3832
en werd het slachtoffer van een damzet,
die in deze soort stellingen maar al te vaak
voorkomen.
Het ging als volgt: 2430; 35x24 1722;
28x17 8—12; 17x19 14x23; 29x18 en
20x49.
Wij vestigden reeds eerder de aandacht
op de hekstelling en meenen te mogen vol
staan met de vermelding, dat degene, die
de hekstelling inneemt en deze kan hand
haven meestal zegevierend uit den strijd
te voorschijn komt, ofschoon het handha
ven dezer stelling vele moeilijkheden en be
rekeningen met zich meebrengt, afgezien
nog van het feit, dat men meermalen ge
dwongen wordt deze stelling te verbreken.
o
Oplossing probleem Dainme.
In onze voorlaatste rubriek boden we het
volgende vraagstuk ter oplossing aan:
Zwart 13 schijven op 813, 15 en 1722.
Wit 13 schijven op 2833 en 3743.
In dezen fraaien stand, die aan een ge
speelde party* doet denken, wint wit door
de volgende diepe combinatie:
29—23 18x29; 33x24 22x35 (meerslag);
31—27! 20x29; 27x18 13 x 22 (gedw.);
38—33! 29x36 (meersl.); 43—38!! 35x24;
3731 36x27 en 32x5. Schitterend!
Goede oplossingen ontvangen van de hee
ren C. K. K. te Koudekerke, H. te Middel
burg, A. C. te Goes en C. W. v. D. te Kort-
gene.
Nieuwe uitgave.
Bij de N.V. Uitg.-Mij. JE. E. Kluwer te
Deventer verscheen het fraai uitge
voerde damwerk ,,1001 Miniaturen" van
den alom bekenden problemist G. L. Gort
mans te Londen met medewerking van de
heeren P. N. Saure te Amsterdam, W. B.
Monsma te Groningen en F. Damoiseau te
Luik.
Dit meesterwerk is ongetwijfeld de be
looning van jarenlangen arbeid, daar de sa
menstelling met de uiterste zorg heeft
plaats gehad. Onderscheidene damperiodie
ken werden geraadpleegd, als gevolg waar
van een uitgelezen verzameling kon wor
den te boek gesteld. Zoowel voor beginners
als voor gevorderden bevat deze z.g. „klein
kunst der problematiek" een bron van stu
diemateriaal, waardoor men zich alle mo
gelijke slagwendingen op de honderd rui
ten eigen kan maken.
DE GRAPHOLOOG.
Balzac, de groote Fransche schrijver,
hield zich een tyd lang bezig met de gra-
phologie en hij verbeeldde zich op dit ge
bied heel wat te presteeren. Op een dag
kwam er een dame by hem, welke een
schoolschrift met zich bracht. Zij vroeg
hem:
„Meester, zegt mij het karakter van dezen
knaap, die dit geschreven heeft. En mees
ter, vertel my, wat hem in de toekomst te
wachten staat".
Balzac nam het schrift in zün handen,
en bestudeerde het handschrift eenigen tijd.
Tenslotte vroeg hij:
„Mevrouw, zpt gij de moeder van dezen
knaap?"
Zij antwoordde hem:
„Neen, Meester. Ik ben zelfs heelemaal
geen familie van hem".
„Nu mevrouw, dan kan ik het U zoo wel
zeggen. Deze knaap is een doeniet. Hp zal
nooit wat kunnen presteeren in de maat
schappij".
„Meester", zei de dame toen, en zy glim
lacht. „Gij zijt inderdaad een groot gra-
pholoogBalzac glimlachte gevleid, en
boog even, hoffelijk!
„Maar het is wonderlijk", zoo ging de
dame voort, „dat U uw eigen handschrift
van toen U een jongen was, niet herkent...
17e week 1889.
Op verlangen van Keizer Wilhelm zal
de geheele uitzet van prinses Sophia, die
binnen kort met den Griekschen kroonprins
in het huwelijk treedt, te Berlijn worden
gemaakt van Duitsche stoffen en naar
Duitsche modellen.
Het is juist, dat de regeering op spoor
weggebied groote plannen heeft. Het plan
moet zijn den Rpnspoor aan te koopen en
de spoorwegen tusschen de Holl. IJzeren
spoorwegmaatschappij en de Exploitatie
maatschappij te verdeelen.
Bedankt voor het beroep naar Vere
door den heer J. W. Gunning te Eerbeek
(Gelderland).
Lord Salisbury heeft in een verga
dering van conservatieve kiezers de nood-
zakelpkheid der versterking van de vloot
verdedigd.
Naar wij vernemen bestaat by de fir
ma Johan Boudewijnse, ofschoon deze niet
wenscht de onderhandelingen met het ge
meentebestuur voort te zetten, toch het
voornemen te trachten Middelburg elec-
trisch te verlichten.
Het leven is beter dan de dood. En
toch is het veel beter om doodmoe te zpn
dan levensmoe.