Nationale Eendracht is Noodzakelijk. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 18 APRIL 1939. No. 91. «rg RIL. e n :rs i i KRONKK m> te Ü4C door Jhr. mr. A. F. C. de Casembroot. koop SUNLIGHT ZEEP E lil NOOIT ZEEP VAIN ONBEKENDE HERKOMST VORST COBRA BHffSENUNB. Werkloozen k'rijgen reductie bij reizen per spoor tüs: 11J tmocra- Vrij- fRDIJK |de dic- allen. fatische >or te [ID ons 'rijheid 4. Be- Lijst 1 irt. a Boer. Tasschen hoop en vrees. Het denkbeeld, dat aan Roosevelt's bood schap aan Mussolini en Hitler ten grond slag ligt, is elk rustig denkend en oor deelend mensch sympathiek. Maar de vorm, waarin de Amerikaansche president zijn voorstel goot, zal men moeilijk onvoorwaar delijk kunnen bewonderen. Wjj gelooven, dat de bitse reacties van Berlijn aan dezen vorm geweten moeten worden. Roosevelt had zjjn nota handiger kunnen inkleeden, zoo handig, dat de Duitschers en Italianen er geen of weinig vat op hadden gekregen met hun venijnige critiek: als hij haar al- gemeener had gehouden en haar, behalve aan Hitler en Mussolini, b.v. ook aan Cham berlain en Daladier had toegezonden. De vorm, welke ze thans heeft, brandmerkt de beide dictatoren feitelijk als gevaarlijke lie den, die een oorlog zullen veroorzaken. Men kan van meening zijn, dat de verschrikke lijke politieke spanning van het huidig tijds gewricht inderdaad louter en alleen een ge volg is van de „dynamische" politiek der beide heeren. Maar daarom is het van een staatsman, die den vrede wil redden, nog niet verstandig zulks zoo inbewimpeld tot uitdrukking te brengen. Het zou een klein kunstje voor den heer Roosevelt zijn ge weest, dit stekelige aan zjjn boodschap te ontnemen. Men kan natuurljjk niet zeggen, dat Berlijn en Rome dan grif op zjjn voor stellen zouden zjjn ingegaan; wel echter, dat het öen totalitairen moeiljjk zou zijn gevallen, om zooveel venjjn aan het stuk zelf te ontleenen. Intusschen: het staat nog geenszins vast, dat hét officieele antwoord van Hitier en Mussolini straks even volstrekt afwijzend zal zijn, als de toon der Duitsche pers doet vreezen. Hitier heeft de zaak alvast belang rijk genoeg gevonden, om er een bijeen komst van den Rijksdag aan te spendeeren. De Duitsche Führer zou al heel veel kwaads in den zin moeten hebben, indien hij tot de bjjeenroeping van den Rijksdag had besloten alleen maar om den president der Ver. Staten, eens openlijk geducht den mantel te kunnen uitvegen. Het Reuter- bericht, dat Hitier wellicht met tegenvoor stellen zal komen is uit dezen hoofde lang niet ongeloofwaardig, al zal men zich dan over die tegenvoorstellen niet veel illusies behoeven te maken, voorloopig. Rome heeft veel minder fel gereageerd dan Berljjn. Ook daaruit mag men mis schien nog een beetje hoop putten. Het oor logsgevaar, dat Europa bedreigt, ontleent zijn afgrijselijkheid aan de waarschijnlijk heid, dat Duitschland en Italië g e z a - m e n 1 jj k een politiek hazard-spel spelen. Indien men den indruk zou krijgen, dat Ita lië het maar veel liever op een akkoortje zou gooien met de „bezittende" landen, zou al heel wat gewonnen zijn. Die indruk is er op het oogenblik nog lang niet in voldoende mate, ook al laat de Italiaansche pers zich rustiger uit over Roosevelt's boodschap en al heeft graaf Ciano Zaterdag nadrukkelijk bevestigd, dat de Italiaansche troepen in Spanje onmid dellijk na de overwinningsparade te Ma drid teruggetrokken zullen worden. Met die verklaring van den Italiaanschen minis ter zijn wel zeer in tegenspraak de aanhou dende geruchten, dat de laatste dagen op nieuw verscheidene duizenden Italiaansche soldaten in Spanje zijn aangekomen. Het staat niet vast, dat deze geruchten waar heid bevatten, maar hun hardnekkigheid geeft te denken. En Rome liet tot dusver na een stellige ontkenning te publiceeren. Het behoeft nauwelijks betoog, dat nieu we Italiaansche troepenverschepingen naar Spanje onheilspellend zouden moeten hee- ten. Franco heeft geen vreemde soldaten meer noodig. Men kan zich daarom leven dig indenken, dat de Franschen zich ner gens ongeruster over maken dan over deze geruchten. Trouwens, ook de Engelschen Het is wel zeer toe te juichen, dat de Sta- tenkieskringen Middelburg en Vlissingen er ditmaal in geslaagd zijn, tot samenwerking en daardoor tot indiening van één lijst te komen, want hierdoor is een goede kans geschapen, dat er weer een liberale ver tegenwoordiger van Walcheren in de Pro vinciale Staten van Zeeland zal komen. Aan het tot mij gerichte verzoek, als lijst aanvoerder in deze beide kieskringen een enkel woord in dit blad te schrijven, voldoe ik eenerzijds slechts schoorvoetend, omdat zulks (gelijk de lijstaanvoerder op Zuid- en Noordbeveland dit gisteren reeds, voor zoo ver dit zijn persoon betrof, uiteenzette) misschien den indruk zou kunnen wekken, voor eigen parochie te preeken; aan den anderen kant meen ik evenwel dat het plicht vein dengene, die zich aldus in het politieke leven dezer dagen begeeft, is, zulk een schroom te overwinnen en te getuigen van de opvattingen, welke hij is toegedaan. Het is, naar mijn gevoelen, een gelukkig verschijnsel, dat de politiek in den minder gunstigen zin van dit woord tot dusverre in de Staten van Zeeland nog geen gelegen heid heeft gekregen, anders dan bij uitzon derlijke gelegenheden, hoogtij te vieren. Ge lukkig pleegt men in de Provinciale Staten meestal eendrachtig samen te werken om de belangen van onze provincie Zeeland te behartigen. Dit neemt niet weg, dat het aan den vooravond der verkiezingen van belang is, een kort woord aan deze poli tiek in meer algemeenen zin te wijden, en dan in het bijzonder in verband met de libe rale beginselen, die ik in oprechtheid ben toegedaan. Geheel ontbloot van politiek belang zijn de Statenverkiezingen niet. Bepalen zij niet mede de samenstelling der Colleges van Ge deputeerde Staten, en worden Prov. Sta ten niet bovendien, dan in deze, dan in gene provinciëngroep, geroepen om aan de ver nieuwing der Eerste Kamer mede te wer ken? Deze politiek brengt ons onmiddellijk mid den in den strijd der partijen. En dat doet bij mij onmiddellijk de vraag rijzen: is het in deze zorgvolle tijden niet droevig, dat wij van zulk een partijenstrijd getuige moeten zjjn? Terwijl de grootste eendracht noodzakelijk is, terwijl velen er naar snak ken, wordt er onderling gekibbeld in ons lieve vaderland om heilige huisjes en om ware of zelfs om vermeende belangetjes, die in het niet verzinken bij het ééne groote landsbelang. Nog steeds denken duizenden Nederlan ders uitsluitend aan hunne eigen belange tjes en zij durven in dit vrije land te eischen, dat de regeerende macht bij hare gezags uitoefening naar hunne pijpen zal dansen. Zekere groepen van godsdienstigen, maat- schappelijken of socialen aard vereenzelvi gen hun groepsbelang met het landsbelang; ze denken, of doen althans, of ze alleen op de wereld zijn, vergetende, dat er buiten hen nog vele groepen van landgenooten zijn vaak grooter dan hun eigen, die óók hun- hebben er meer dan normale notitie van genomen: sinds de vorige week wordt er dag en nacht gewerkt aan de versterknig van Gibraltar Men kan het zich bijna niet indenken dat Duitschland en Italië het 'inderdaad op een gewapend conflict zouden willen laten aankomen. Een oorlog biedt den beiden totalitairen landen, al zouden ze dan in den beginne misschien de hardste klappen kun nen uitdeelen, niet veel kansen, vanwege hun economische bloedarmoede. Maar waar toe dan al die militaire bedrijvigheid? Om een nieuw „München" te kunnen schep pen? Dan spelen Rome en Berlijn met vuur. (Ingez. Medert. Door MARK CHANNING. 17). Gewoonlijk begeleidde stormachtig ge juich Alam Khan, wanneer hij, terugko mende van een expeditie, langs het steile pad reed, dat naar het paleis voerde; van daag drukte een somber stilzwijgen op de menigte en slechts een enkele misdadiger, begeerig den Cobra te toonen hoe groot zijn aanhankelijkheid voor zijn stamhoofd was, begroette hem met den gebruikelijken wel- komstkreet van de grens. Het volk had ge rekend op het gewone schouwspel, dat een barbaarsche triomphtocht biedt en er •was geen spoor van te bekennen. Geen kon vooi van lastdieren met buit beladen volgde het „hoofd". De Cobra galoppeerde voort zonder geld onder het volk te strooien. Geen gevangenen met verwilderde gezichten en met bloed bevlekte verbanden, waarvan 't zien alleen al woest geschreeuw uitlokte: bedreigingen en beleedigingen met schorre °f krijschende stemmen, al naar gelang 't geslacht, waartoe de woestaards behoorden. zou zouden ze zelfs niet eens het ver maak te zien krijgen van de openbare pijn- ank op het Strijdplein. Het volk van den °f ^8 zich beroofd van een privilege, a, eJ- van oudsher toekwam. Ze konden 0° niet weten, dat, op bevel van den an raet den Sluier" zijn boodschapper had onderweg het pad van Alam Khan ge- kruisd gedurende de week van den rit jnaar het paleis plunderen verboden was geweest, evenals de zegetocht. De Cobra beschouwde het verbod als een persoonlijke beleediging een ongeoor loofde dwingelandij in de oogen van iemand, voor wien bloedvergieten en woeste optochten het zout van het leven beteeken- den. Hij was slim genoeg om te begrijpen, dat de ontvoering van de dochter van den Britschen resident een nederlaag van de Mongoolsche bergbewoners als nasleep kon hebben, indien althans Simla mobiliseerde en tot den aanval overging. Bepaalde daa rentegen Simla er zich toe een protest aan den Mir te zenden, dan zouden alle berg stammen opstaan in de veronderstelling, dat men het Indische gouvernement kon behandelen zooals de Cobra dit herhaalde lijk dorpen deed, wanneer hij de vrouwen der hoofden schaakte. Ongetwijfeld gaf de Gesluierde Man er zich rekenschap van hoe gespannen de toe stand was en hij begeerde niet, dat de ont voering van het Engelsche meisje dienst baar zou worden gemaakt aan politieke oogmerken, welke dan ook. Nochtans dreunden de laatste worden van het bevel nog steeds in de ooren van den Cobra: „In dien ge de geringste dwaling begaat, dan zal uw groot hoofd aan de galg bengelen aan den baard opgehangen en zoo laag, dat ieder er op zal kunnen spuwen." Er over nadenkend balde Alam Khan in een vlaag van machtelooze woede zijn geweldige vuist. Hij uitte een verwensching, terwijl zijn zwarte hengst een zijsprong maakte. ne nooden en zorgen, die óók op allerlei gebied hünne verlangens hebben. Nu acht ik het een der goede dingen bij ons liberalen, dat wij niet alleen in andere denkrichtingen het goede willen, maar ook dat wij het daar kunnen zien. Hij, die oprecht en eerlijk wil regeeren, behoort zich ook in den gedachtengang van anderen te kunnen en te willen verplaatsen, met hunne belangen ook rekening te willen houden. Als de zaak er zoo voor ligt moet hij zelfs niet schromen eigen belang bij dat van anderen ten achter te stellen. Het verwijt, dat zulks slapheid zoude zijn, verloochening van eigen beginselen, gaat niet op. Natuurlijk, men moet strijden voor zjjn belangen, maar in een land als Neder land, waar geen partij de volstrekte meer derheid heeft, noch voorloopig zal krijgen, is het gebiedende noodzaak met anderen samen te werken. En daartoe is weer voorwaarde, dat men elk op zijn beurt het eigen belang voor dat van den ander doet wijken; dat veler of aller eigen be langen tenslotte menigmaal voor het veel grootere landsbelang zullen moeten wijken. Voldoet men niet aan dezen eersten eisch eener goede democratie, dan wordt de de mocratie daarmede tot een aanfluiting en een straffe dictatuur zal dan het verdiende loon zjjn! Het is, naar mijn gevoelen, de plicht der overheid lands-, provinciaal en gemeente lijk -in dezen geest te regeeren; het is de plicht dergenen, die aldus geregeerd wor den, klaar te beseffen, dat zij de langs de- mocratisch-grondwettigen weg boven hen gestelde machten moeten gehoorzamen, en dat er nog andere belangen dan hun eigen persoonlijke of groepsbelangetjes te behar tigen zijn, in laatsten en feitelijk ook in eersten aanleg: het algemeen be lang. Zegt men: dit zijn oeroude waarheden, dan antwoord ik: zeker, maar ze worden dagelijks met voeten getreden! Ieders mond loopt er van over, maar een ieder denkt daarbij: laat m'n buurman er maar meê beginnen, als ze maar van mijn eigen be langen afblijven Naar mijn gevoelen is het liberalisme de geestes- en politieke richting, waarbij iede re Nederlander, met behoud van eigen op vattingen, zich onder de liberale vaan kan scharen. Het liberalisme kan naar de nationale eendracht voeren, althans hiertoe bijdragen, en dat is schoone mogelijkheid en taak van dat liberalisme beide. Een enkel practisch punt zou ik na deze algemeene beschouwingen nog willen aanroeren. Er zijn mij, bij vergissing, eenige woorden in den mond gelegd, die door mij niet in dien zin gebezigd zijn. Ik wil dat hier gaarne rechtzetten: het heette name lijk, dat ik in het algemeen een groot voor stander van de gedachte der coöperatie zou de zijn. Dat is niet juist. Er zijn natuurlijk verscheidene gevallen, waarin de coöperatie zonder twijfel nuttig is, en in sommige gevallen verdient zij in derdaad zelfs de voorkeur boven het vrije bedrijf. Dat neemt niet weg, dat ik in het algemeen, en vooral op het gebied van den handel, van meening ben, dat hier aan het particuliere initiatief den voorrang ver leend dient te worden, en bij het verleenen van dien voorrang dient de overheid zoo veel mogelijk voor te gaan. Gemeenschap pelijk inkoopen, zooals vele gemeenten doen, acht ik, bijvoorbeeld, uit den booze: de overheid moet op dit gebied leven en laten leven. Wanneer door het optreden der overheid op dit terrein en op deze wijze de handels- en middenstand in het gedrang komen en helaas is zulks maar al te vaak het geval tegenwoordig dan verklaar ik mij daarvan uitgesproken tegenstander. Dat is hoogst onbillijk: ik acht een gezonde en krachtige middenstand een onmisbare fac tor voor een normale en gezonde samen leving. Bij het besturen eener provincie moet met deze belangen, waar zulks pas geeft, terdege rekening gehouden worden. Mogen, in de komende periode, de dan gekozen Statenleden wie dat ook zullen zijn in den hiervoren geschetsten geest samenwerken; mogen plattelander en ste deling bezield worden door een even krach- tigen als oprechten wil tot samenwerking, in het belang van en tot heil van, onze pro vincie. Er z ij n immers tal van onderwerpen waterstaat, bevordering der welvaart, na- tuurschoonbeseherming, volksgezondheid, verkeersbelangen, en welke niet al waar bij de politieke belangen verre achter staan bij de feitelijke belangen; waarbij het alge meene belang, de bloei onzer goede provin cie op den voorgrond staat. Het is mijn vaste overtuiging, dat de liberale- Statenleden, elk voor zich, zonder zich door enge politieke op vattingen te laten leiden, 't algemeene pro vinciale belang van Zeeland zullen willen behartigen, gedreven door een oprechte en groote liefde voor ons dierbare gewest. Westkapelle, 17 April 1939. DE SPOORWEGEN EN DE VERKIEZINGEN. In verband met de a.s. verkiezingen voor de Provinciale Staten en gemeenteraden hebben de spoorwegen besloten, een tege moetkomende regeling voor houders van weekkaarten te treffen. Op die dagen zul len de kaarten geldig zijn tot en met den eersten trein (geen d-trein), welke na 10 uur 's morgens vertrekt van het station, van hetwelk de weekkaart geldig is. Voor de terugreis zijn zij die dagen geldig in de treinen (eveneens geen d-treinen) die 15 uur of later vertrekken van het station tot waar de weekkaart geldig is. Naar wij vernemen, hebben de Neder- landsche Spoorwegen besloten de werkloo zen, indien zij moeten reizen, door een be langrijke korting tegemoet te komen. Daar bij is vooral gedacht aan het maken van reizen bij het zoeken van werk en voor dringende familiebezoeken en dergelijke. Gereis zal kunnen worden tegen den halven enkele reis prijs. De werkloozen moeten daartoe een legitimatiebewijs bezitten, dat hun voor dit doet door de steunverleenings- organisaties zal worden verstrekt. De vak- centralen hebben reeds hun instemming met dezen maatregel betuigd en medewer king der verschillende gemeentebesturen is door de spoorwegen ingeroepen. NEDERLANDSCH HERVORMDE RADIO OMROEP. Wij- ontvingen het volgende communiqué: De vereeniging Nederlandsch Hervormde Radio Omroep (N.H.R.O.) hield Zaterdag jl. te Utrecht haar jaarvergadering. In zijn openingswoord wees die voorzit ter, ds. A. J. van Rennes erop, dat de tot nog toe behaalde resultaten hoopvol zijn, zoodat niet getwijfeld behoeft te worden aan het welslagen, al zullen nog verschil lende moeilijkheden overwonnen moeten worden, voor het gestelde doel zal zijn bereikt!. Aan het jaarverslag is het volgende ont leend. Het ledental steeg na de vorige jaar vergadering met 10,000 leden en deze stij ging zet zich in versneld tempo voort, zoo dat verwacht kan worden, dat binnen be trekkelijk korten tijd een verdere stijging van tienduizend leden tegemoet kan wor den gezien. Het comité van aanbeveling breidde zich overeenkomstig dezen groei in sterke mate uit, door toetreding van een groot aantal vooraanstaande personen op kerkelijk en maatschappelijk gebied. Alvorens zendtijd aan te vragen, heeft de N H.R O. contact gezocht met de N.C.R.V., teneinde te trachten tot een federatieve samenwerking met de N.C R.V. te komen. De N.H.R.O. heeft echter met zijn pogin gen in die richting nog niets kunnen be reiken, omdat de N.C.R.V. dtaar afwijzend tegenover stond. Daarom kon de N.H.RO. niet anders doen dan in December 1933 zendtijd aanvragen Ds. P. v. d. Staay van Enter refereerde over het onderwerp: „Onze kerk en de N.H.R.O. in het licht der geschiedenis waarin spr. deed uitkomen dat de zwak heid der Hervormden op alle gebied ligt in de omstandigheid, dat zij onbekend zijn met de geschiedenis der kerk in de laatste honderd jaar. MOTORBOOT OP DE WAAL GEZONKEN Een der opvarenden verdronken. Tijdens een plotseling opgestoken Noord- Westerstorm is gisteravond omstreeks ze ven uur op de rivier de Waal de motorboot „broedertrouw", metende 147 ton en gela den met grint, nabij de Kalkzandsteenfa briek te Vuren (Gld.) in moeilijkheden ge raakt en gezonken. De 22-jarige schippers knecht J. v. d. Ruit uit Papendrecht is hier bij verdronken. Op het moment, dat het schip zonk, sprong de schipper, A. Mijnster uit Zwijndrecht, te water. Hij zwom naar een in de nabijheid varend schip en werd opge pikt. Nadat hij te Vuren aan land was ge bracht heeft hij zich op weg naar zijn woonplaats begeven. De knecht verdween met het schip in de diepte. DE VERVROEGDE PENSIONNEERENG IN HET GRAFISCH BEDRIJF. Van 1 April jl. was het in het typogra fisch bedrijf mogelijk, dat werknemers van 60 tot 65 jaar met vervroegd pensioen zou den gaan, indien zij werden vervangen door een werklooze. Die vorm van werkloosheidsbestrijding, welke met medewerking van de regeering door het bedrijfsleven zelf is tot stand ge komen, blijkt een succes. Tot dusver zijn reeds meer dan 200 gevallen van vervan ging van oudere door jongere werknemers ingegaan en nog dagelijks melden zich nieu we belanghebbenden aan. NOGMAALS DE VRIJSTELLING VAN PORT VOOR MILITAIREN. In verband met de groote moeilijkheden, welke de postdienst van deze regeling ten gevolge van de onjuiste toepassing door het publiek ondervindt, wordt er nog eens na drukkelijk de aandacht op gevestigd, dat de vrijstelling van port voor correspondentie voor en van militairen beneden den rang van officier, alleen van toepassing is op briefkaarten en óp nieuwsbladen tot en met 100 gram en o.m. niet geldt voor brieven en drukwerken (dus ook niet voor prentbrief kaarten, tenzij deze als een briefkaart zijn beschreven). Bedoelde briefkaarten en nieuwsbladen zijn voorts alleen dan van port vrijgesteld, wanneer zij in het binnen- landsch verkeer worden verzonden. DE MINISTER VAN DEFENSIE INSPECTEERT DE KUST- EN GRENS- BEVEIï.IGING. De minister van defensie, dr. J. J. C. van. Dijk, heeft zich gistermiddag na afloop van den ministerraad, vergezeld van zijn adju danten luitenant ter zee eerste klasse J. E. A. Post Uiterweer en kapitein mr. H. J. Kruis, alsmede van het hoofd van de af- deeling generalen staf van zijn departement luit. kolonel A. Q. H. Dijxhoorn, naar Hoek van Holland en vervolgens naar IJmuiden begeven om aldaar kennis te nemen van de maatregelen voer de kustverdediging. De minister begeeft zich heden naar het Oosten en Zuiden van ons land teneinde bezoeken te brengen aan de troepen, belast met de grensverdediging en zich op de hoogte te stellen van de in het grensgebied genomen maatregelen. NIEUWE TRAJECTKAARTEN BIJ DE SPOORWEGEN. Naar wij vernemen zullen de spoorwegen binnenkort trajectkaarten voor zes opeen volgende werkdagen invoeren. Zij zullen el- ken willekeurigen dag kunnen ingaan. Met de invoering van deze trajectkaarten komt de directie der spoorwegen aan een veelvul dig geuiten wensch tegemoet. Tot dusverre waren n.l. alleen maandtrajectkaarten ver krijgbaar, welke periode in tal van gevallen te lang bleek. THW doetjeqoed! Een oude vrouw, het weinige, korte haar in pieken over de hoekige schouders, was op hem toegeschoten en had zich onder de hoeven van zijn paard geworpen. „Oude knol! Satan hale je!" Een stokkerige arm stak hem een stuk papier toe. „Lees!brulde de Cobra tegen een Hindoeschen koopman, die stond te beven als een rietje. Niettegenstaande Alam Khan een uitste kend ruiter was, kostte het hem moeite zijn steigerend paard in bedwang te houden. ,Ik verlang bloedwraak, Oh Khan", riep de vrouw, haar gezicht uit het stof ophef fend. „Waarom?" De machtige stem van den Cobra kwam zelfs boven bet verschrikte gehinnik van den zwarten hengst uit. „Jaffir, die schurk, heeft mijn zoon de ooren, afgesneden". „Bedaar, vrouw", knarsetandde Alam Khan, terwijl hij zijn paard tusschen zijn beenen kneep. „De ooren van een onnoozele zjjn nutteloos, oude heks. Jaffir zal onge twijfeld zijn reden er voor hebben gehad. Spreek op!" „Mijn jongen stond het muildier van dien dikken vent in den weg, het sprong op zij en gooide hem er af. Dat Satan zijn ziel martele", krijschte wraakgierig de vrouw. „Bij den baard van den Profeet", schreeuwde Alam Khan, „ik geloof dat de moeder hetzelfde lot wil ondergaan als haar zoon". Hij dwong zijn nog steeds steigerend paard terug te gaan, het daarop de sporen gevend, kwamen de hoeven der voorbee- nen van het zenuwachtige dier neer op de op den grond liggende gedaante, die er on der verpletterd werd. Toen de Cobra het paleis binnenging was de eerste, dien hij ontmoette Jaffir, den Eunuch, die gedurende zijn herhaaldelijke afwezigheid de scepter in den harem voerde „Oh HoogheidOh Voornaamheid kreunde hij en boog als voor een Sultan, „wil zoo genadig zijn het rapport aan te hooren van dezen onwaardigen mensch, kruipende in het stof „Spreek, of mijn olifanten zullen je ver trappen en radicaler dan jouw muildieren dat zouden kunnen", bromde Alam Khan, terwpl hij het stof van zijn naar boven om gebogen schoenen sloeg. „Gulbundun, dat ontuchtige kind", begon Jaffir. „Indien één van de vrouwen uit mijn ha rem ontuchtig is, dan zal haar ziel die van zekeren eunuch in de hel ontmoeten!" schreeuwde zijn woedende meester. Jaffir maakte een slaafsche buiging. Sluw als hij was, begreep hij een misslag te hebben begaan en hij verschool zich ach ter een bescheiden stilzwijgen. Een brenger van slechte tijdingen liep kans door den Cobra gedood te worden. „Heb je verder niets te vertellen?" „Niets, Oh Licht der wereld. Ik ben stom Oh Koning der Koningen". „Nu, luister dan, zei Alam Khan streng. (Ingez. Med.j Zooals ik gezegd had, breng ik een meisje mee, met rosblond haar van het ras der sahibs „Ik verlang dat deze blanke je kostbaar der zal zijn dan de appel vein je zwijnen- oogen. Je brengt voor haar een apparte ment in gereedheid en wee je gebeente, in dien zij zich ook maar in het minste of ge ringste over je te beklagen heeft". „Ze zal gehuisvest worden als in den ze venden hemel van paarlemoer" verzekerde Jaffir vleiend. Het appartement van heer Khoon is groot „Neen", antwoordde Alam Khan, „Khoon, de Mongool komt morgen thuis. Zijn ver trekken moeten voor hem gereserveerd blijven. Het Engelsche meisje moet maar bij Vrouwe Chirine wonen". Hij hield op, want hij zag de tijgerin Chiv, die 't vertrek kwam binnen springen, met den rammelenden gouden ketting ach ter haar aan. Zij duwde haar zwaren kop tusschen de beenen van haar meester en haar gespin deed denken aan het rollen van den donder op een zomeravond achter in een dal. Eenige uren later lag Diana Lindsay, na zich gebaad te hebben en door de vrouwen van Chirine geparfumeerd en gekleed te zijn in een wijde Turksche pantalon van ivoorkleurig satijn en een kort jakje, rijk met paarlen geborduurd, op een rustbank van cederhout. Naast haar zaten Chirine erf Gulbundun. fJgfPj-f r i (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5