Nationale Eendracht is Noodzakelijk.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 18 APRIL 1939. No. 91.
«rg
RIL.
e n
:rs i i
KRONKK m> te Ü4C
door
Jhr. mr. A. F. C. de Casembroot.
koop SUNLIGHT ZEEP
E lil NOOIT ZEEP VAIN ONBEKENDE HERKOMST
VORST COBRA
BHffSENUNB.
Werkloozen k'rijgen reductie bij
reizen per spoor
tüs:
11J
tmocra-
Vrij-
fRDIJK
|de dic-
allen.
fatische
>or te
[ID ons
'rijheid
4. Be-
Lijst 1
irt.
a Boer.
Tasschen hoop en vrees.
Het denkbeeld, dat aan Roosevelt's bood
schap aan Mussolini en Hitler ten grond
slag ligt, is elk rustig denkend en oor
deelend mensch sympathiek. Maar de vorm,
waarin de Amerikaansche president zijn
voorstel goot, zal men moeilijk onvoorwaar
delijk kunnen bewonderen. Wjj gelooven,
dat de bitse reacties van Berlijn aan dezen
vorm geweten moeten worden. Roosevelt
had zjjn nota handiger kunnen inkleeden,
zoo handig, dat de Duitschers en Italianen
er geen of weinig vat op hadden gekregen
met hun venijnige critiek: als hij haar al-
gemeener had gehouden en haar, behalve
aan Hitler en Mussolini, b.v. ook aan Cham
berlain en Daladier had toegezonden. De
vorm, welke ze thans heeft, brandmerkt de
beide dictatoren feitelijk als gevaarlijke lie
den, die een oorlog zullen veroorzaken. Men
kan van meening zijn, dat de verschrikke
lijke politieke spanning van het huidig tijds
gewricht inderdaad louter en alleen een ge
volg is van de „dynamische" politiek der
beide heeren. Maar daarom is het van een
staatsman, die den vrede wil redden, nog
niet verstandig zulks zoo inbewimpeld tot
uitdrukking te brengen. Het zou een klein
kunstje voor den heer Roosevelt zijn ge
weest, dit stekelige aan zjjn boodschap te
ontnemen. Men kan natuurljjk niet zeggen,
dat Berlijn en Rome dan grif op zjjn voor
stellen zouden zjjn ingegaan; wel echter, dat
het öen totalitairen moeiljjk zou zijn
gevallen, om zooveel venjjn aan het stuk
zelf te ontleenen.
Intusschen: het staat nog geenszins vast,
dat hét officieele antwoord van Hitier en
Mussolini straks even volstrekt afwijzend
zal zijn, als de toon der Duitsche pers doet
vreezen. Hitier heeft de zaak alvast belang
rijk genoeg gevonden, om er een bijeen
komst van den Rijksdag aan te spendeeren.
De Duitsche Führer zou al heel veel
kwaads in den zin moeten hebben, indien hij
tot de bjjeenroeping van den Rijksdag had
besloten alleen maar om den president der
Ver. Staten, eens openlijk geducht den
mantel te kunnen uitvegen. Het Reuter-
bericht, dat Hitier wellicht met tegenvoor
stellen zal komen is uit dezen hoofde lang
niet ongeloofwaardig, al zal men zich dan
over die tegenvoorstellen niet veel illusies
behoeven te maken, voorloopig.
Rome heeft veel minder fel gereageerd
dan Berljjn. Ook daaruit mag men mis
schien nog een beetje hoop putten. Het oor
logsgevaar, dat Europa bedreigt, ontleent
zijn afgrijselijkheid aan de waarschijnlijk
heid, dat Duitschland en Italië g e z a -
m e n 1 jj k een politiek hazard-spel spelen.
Indien men den indruk zou krijgen, dat Ita
lië het maar veel liever op een akkoortje
zou gooien met de „bezittende" landen, zou
al heel wat gewonnen zijn.
Die indruk is er op het oogenblik nog
lang niet in voldoende mate, ook al laat de
Italiaansche pers zich rustiger uit over
Roosevelt's boodschap en al heeft graaf
Ciano Zaterdag nadrukkelijk bevestigd, dat
de Italiaansche troepen in Spanje onmid
dellijk na de overwinningsparade te Ma
drid teruggetrokken zullen worden. Met
die verklaring van den Italiaanschen minis
ter zijn wel zeer in tegenspraak de aanhou
dende geruchten, dat de laatste dagen op
nieuw verscheidene duizenden Italiaansche
soldaten in Spanje zijn aangekomen. Het
staat niet vast, dat deze geruchten waar
heid bevatten, maar hun hardnekkigheid
geeft te denken. En Rome liet tot dusver
na een stellige ontkenning te publiceeren.
Het behoeft nauwelijks betoog, dat nieu
we Italiaansche troepenverschepingen naar
Spanje onheilspellend zouden moeten hee-
ten. Franco heeft geen vreemde soldaten
meer noodig. Men kan zich daarom leven
dig indenken, dat de Franschen zich ner
gens ongeruster over maken dan over deze
geruchten. Trouwens, ook de Engelschen
Het is wel zeer toe te juichen, dat de Sta-
tenkieskringen Middelburg en Vlissingen er
ditmaal in geslaagd zijn, tot samenwerking
en daardoor tot indiening van één lijst te
komen, want hierdoor is een goede kans
geschapen, dat er weer een liberale ver
tegenwoordiger van Walcheren in de Pro
vinciale Staten van Zeeland zal komen.
Aan het tot mij gerichte verzoek, als lijst
aanvoerder in deze beide kieskringen een
enkel woord in dit blad te schrijven, voldoe
ik eenerzijds slechts schoorvoetend, omdat
zulks (gelijk de lijstaanvoerder op Zuid- en
Noordbeveland dit gisteren reeds, voor zoo
ver dit zijn persoon betrof, uiteenzette)
misschien den indruk zou kunnen wekken,
voor eigen parochie te preeken; aan den
anderen kant meen ik evenwel dat het
plicht vein dengene, die zich aldus in het
politieke leven dezer dagen begeeft, is, zulk
een schroom te overwinnen en te getuigen
van de opvattingen, welke hij is toegedaan.
Het is, naar mijn gevoelen, een gelukkig
verschijnsel, dat de politiek in den minder
gunstigen zin van dit woord tot dusverre
in de Staten van Zeeland nog geen gelegen
heid heeft gekregen, anders dan bij uitzon
derlijke gelegenheden, hoogtij te vieren. Ge
lukkig pleegt men in de Provinciale Staten
meestal eendrachtig samen te werken om
de belangen van onze provincie Zeeland te
behartigen. Dit neemt niet weg, dat het
aan den vooravond der verkiezingen van
belang is, een kort woord aan deze poli
tiek in meer algemeenen zin te wijden, en
dan in het bijzonder in verband met de libe
rale beginselen, die ik in oprechtheid ben
toegedaan.
Geheel ontbloot van politiek belang zijn
de Statenverkiezingen niet. Bepalen zij niet
mede de samenstelling der Colleges van Ge
deputeerde Staten, en worden Prov. Sta
ten niet bovendien, dan in deze, dan in gene
provinciëngroep, geroepen om aan de ver
nieuwing der Eerste Kamer mede te wer
ken?
Deze politiek brengt ons onmiddellijk mid
den in den strijd der partijen. En dat doet
bij mij onmiddellijk de vraag rijzen: is het
in deze zorgvolle tijden niet droevig, dat
wij van zulk een partijenstrijd getuige
moeten zjjn? Terwijl de grootste eendracht
noodzakelijk is, terwijl velen er naar snak
ken, wordt er onderling gekibbeld in ons
lieve vaderland om heilige huisjes en om
ware of zelfs om vermeende belangetjes,
die in het niet verzinken bij het ééne groote
landsbelang.
Nog steeds denken duizenden Nederlan
ders uitsluitend aan hunne eigen belange
tjes en zij durven in dit vrije land te eischen,
dat de regeerende macht bij hare gezags
uitoefening naar hunne pijpen zal dansen.
Zekere groepen van godsdienstigen, maat-
schappelijken of socialen aard vereenzelvi
gen hun groepsbelang met het landsbelang;
ze denken, of doen althans, of ze alleen op
de wereld zijn, vergetende, dat er buiten
hen nog vele groepen van landgenooten zijn
vaak grooter dan hun eigen, die óók hun-
hebben er meer dan normale notitie van
genomen: sinds de vorige week wordt er
dag en nacht gewerkt aan de versterknig
van Gibraltar
Men kan het zich bijna niet indenken
dat Duitschland en Italië het 'inderdaad op
een gewapend conflict zouden willen laten
aankomen. Een oorlog biedt den beiden
totalitairen landen, al zouden ze dan in den
beginne misschien de hardste klappen kun
nen uitdeelen, niet veel kansen, vanwege
hun economische bloedarmoede. Maar waar
toe dan al die militaire bedrijvigheid? Om
een nieuw „München" te kunnen schep
pen? Dan spelen Rome en Berlijn met vuur.
(Ingez. Medert.
Door MARK CHANNING.
17).
Gewoonlijk begeleidde stormachtig ge
juich Alam Khan, wanneer hij, terugko
mende van een expeditie, langs het steile
pad reed, dat naar het paleis voerde; van
daag drukte een somber stilzwijgen op de
menigte en slechts een enkele misdadiger,
begeerig den Cobra te toonen hoe groot zijn
aanhankelijkheid voor zijn stamhoofd was,
begroette hem met den gebruikelijken wel-
komstkreet van de grens. Het volk had ge
rekend op het gewone schouwspel, dat een
barbaarsche triomphtocht biedt en er
•was geen spoor van te bekennen. Geen kon
vooi van lastdieren met buit beladen volgde
het „hoofd". De Cobra galoppeerde voort
zonder geld onder het volk te strooien. Geen
gevangenen met verwilderde gezichten en
met bloed bevlekte verbanden, waarvan 't
zien alleen al woest geschreeuw uitlokte:
bedreigingen en beleedigingen met schorre
°f krijschende stemmen, al naar gelang 't
geslacht, waartoe de woestaards behoorden.
zou zouden ze zelfs niet eens het ver
maak te zien krijgen van de openbare pijn-
ank op het Strijdplein. Het volk van den
°f ^8 zich beroofd van een privilege,
a, eJ- van oudsher toekwam. Ze konden
0° niet weten, dat, op bevel van den
an raet den Sluier" zijn boodschapper
had onderweg het pad van Alam Khan ge-
kruisd gedurende de week van den rit
jnaar het paleis plunderen verboden was
geweest, evenals de zegetocht.
De Cobra beschouwde het verbod als een
persoonlijke beleediging een ongeoor
loofde dwingelandij in de oogen van
iemand, voor wien bloedvergieten en woeste
optochten het zout van het leven beteeken-
den. Hij was slim genoeg om te begrijpen,
dat de ontvoering van de dochter van den
Britschen resident een nederlaag van de
Mongoolsche bergbewoners als nasleep kon
hebben, indien althans Simla mobiliseerde
en tot den aanval overging. Bepaalde daa
rentegen Simla er zich toe een protest aan
den Mir te zenden, dan zouden alle berg
stammen opstaan in de veronderstelling,
dat men het Indische gouvernement kon
behandelen zooals de Cobra dit herhaalde
lijk dorpen deed, wanneer hij de vrouwen
der hoofden schaakte.
Ongetwijfeld gaf de Gesluierde Man er
zich rekenschap van hoe gespannen de toe
stand was en hij begeerde niet, dat de ont
voering van het Engelsche meisje dienst
baar zou worden gemaakt aan politieke
oogmerken, welke dan ook. Nochtans
dreunden de laatste worden van het bevel
nog steeds in de ooren van den Cobra: „In
dien ge de geringste dwaling begaat, dan
zal uw groot hoofd aan de galg bengelen
aan den baard opgehangen en zoo laag, dat
ieder er op zal kunnen spuwen." Er over
nadenkend balde Alam Khan in een vlaag
van machtelooze woede zijn geweldige
vuist.
Hij uitte een verwensching, terwijl zijn
zwarte hengst een zijsprong maakte.
ne nooden en zorgen, die óók op allerlei
gebied hünne verlangens hebben.
Nu acht ik het een der goede dingen bij
ons liberalen, dat wij niet alleen in andere
denkrichtingen het goede willen, maar
ook dat wij het daar kunnen zien.
Hij, die oprecht en eerlijk wil regeeren,
behoort zich ook in den gedachtengang van
anderen te kunnen en te willen verplaatsen,
met hunne belangen ook rekening te willen
houden. Als de zaak er zoo voor ligt moet
hij zelfs niet schromen eigen belang bij dat
van anderen ten achter te stellen.
Het verwijt, dat zulks slapheid zoude zijn,
verloochening van eigen beginselen, gaat
niet op. Natuurlijk, men moet strijden voor
zjjn belangen, maar in een land als Neder
land, waar geen partij de volstrekte meer
derheid heeft, noch voorloopig zal krijgen,
is het gebiedende noodzaak met anderen
samen te werken. En daartoe is
weer voorwaarde, dat men elk op zijn beurt
het eigen belang voor dat van den ander
doet wijken; dat veler of aller eigen be
langen tenslotte menigmaal voor het veel
grootere landsbelang zullen moeten wijken.
Voldoet men niet aan dezen eersten eisch
eener goede democratie, dan wordt de de
mocratie daarmede tot een aanfluiting en
een straffe dictatuur zal dan het verdiende
loon zjjn!
Het is, naar mijn gevoelen, de plicht der
overheid lands-, provinciaal en gemeente
lijk -in dezen geest te regeeren; het is de
plicht dergenen, die aldus geregeerd wor
den, klaar te beseffen, dat zij de langs de-
mocratisch-grondwettigen weg boven hen
gestelde machten moeten gehoorzamen, en
dat er nog andere belangen dan hun eigen
persoonlijke of groepsbelangetjes te behar
tigen zijn, in laatsten en feitelijk ook in
eersten aanleg: het algemeen be
lang.
Zegt men: dit zijn oeroude waarheden,
dan antwoord ik: zeker, maar ze worden
dagelijks met voeten getreden! Ieders mond
loopt er van over, maar een ieder denkt
daarbij: laat m'n buurman er maar meê
beginnen, als ze maar van mijn eigen be
langen afblijven
Naar mijn gevoelen is het liberalisme de
geestes- en politieke richting, waarbij iede
re Nederlander, met behoud van eigen op
vattingen, zich onder de liberale vaan kan
scharen.
Het liberalisme kan naar de nationale
eendracht voeren, althans hiertoe bijdragen,
en dat is schoone mogelijkheid en taak van
dat liberalisme beide.
Een enkel practisch punt zou ik na
deze algemeene beschouwingen nog willen
aanroeren. Er zijn mij, bij vergissing, eenige
woorden in den mond gelegd, die door mij
niet in dien zin gebezigd zijn. Ik wil dat
hier gaarne rechtzetten: het heette name
lijk, dat ik in het algemeen een groot voor
stander van de gedachte der coöperatie zou
de zijn. Dat is niet juist.
Er zijn natuurlijk verscheidene gevallen,
waarin de coöperatie zonder twijfel nuttig
is, en in sommige gevallen verdient zij in
derdaad zelfs de voorkeur boven het vrije
bedrijf. Dat neemt niet weg, dat ik in het
algemeen, en vooral op het gebied van den
handel, van meening ben, dat hier aan het
particuliere initiatief den voorrang ver
leend dient te worden, en bij het verleenen
van dien voorrang dient de overheid zoo
veel mogelijk voor te gaan. Gemeenschap
pelijk inkoopen, zooals vele gemeenten
doen, acht ik, bijvoorbeeld, uit den booze:
de overheid moet op dit gebied leven en
laten leven. Wanneer door het optreden
der overheid op dit terrein en op deze wijze
de handels- en middenstand in het gedrang
komen en helaas is zulks maar al te vaak
het geval tegenwoordig dan verklaar ik
mij daarvan uitgesproken tegenstander. Dat
is hoogst onbillijk: ik acht een gezonde en
krachtige middenstand een onmisbare fac
tor voor een normale en gezonde samen
leving. Bij het besturen eener provincie
moet met deze belangen, waar zulks pas
geeft, terdege rekening gehouden worden.
Mogen, in de komende periode, de dan
gekozen Statenleden wie dat ook zullen
zijn in den hiervoren geschetsten geest
samenwerken; mogen plattelander en ste
deling bezield worden door een even krach-
tigen als oprechten wil tot samenwerking,
in het belang van en tot heil van, onze pro
vincie.
Er z ij n immers tal van onderwerpen
waterstaat, bevordering der welvaart, na-
tuurschoonbeseherming, volksgezondheid,
verkeersbelangen, en welke niet al waar
bij de politieke belangen verre achter staan
bij de feitelijke belangen; waarbij het alge
meene belang, de bloei onzer goede provin
cie op den voorgrond staat. Het is mijn vaste
overtuiging, dat de liberale- Statenleden, elk
voor zich, zonder zich door enge politieke op
vattingen te laten leiden, 't algemeene pro
vinciale belang van Zeeland zullen willen
behartigen, gedreven door een oprechte en
groote liefde voor ons dierbare gewest.
Westkapelle, 17 April 1939.
DE SPOORWEGEN EN DE
VERKIEZINGEN.
In verband met de a.s. verkiezingen voor
de Provinciale Staten en gemeenteraden
hebben de spoorwegen besloten, een tege
moetkomende regeling voor houders van
weekkaarten te treffen. Op die dagen zul
len de kaarten geldig zijn tot en met den
eersten trein (geen d-trein), welke na 10
uur 's morgens vertrekt van het station,
van hetwelk de weekkaart geldig is. Voor
de terugreis zijn zij die dagen geldig in de
treinen (eveneens geen d-treinen) die 15
uur of later vertrekken van het station tot
waar de weekkaart geldig is.
Naar wij vernemen, hebben de Neder-
landsche Spoorwegen besloten de werkloo
zen, indien zij moeten reizen, door een be
langrijke korting tegemoet te komen. Daar
bij is vooral gedacht aan het maken van
reizen bij het zoeken van werk en voor
dringende familiebezoeken en dergelijke.
Gereis zal kunnen worden tegen den halven
enkele reis prijs. De werkloozen moeten
daartoe een legitimatiebewijs bezitten, dat
hun voor dit doet door de steunverleenings-
organisaties zal worden verstrekt. De vak-
centralen hebben reeds hun instemming
met dezen maatregel betuigd en medewer
king der verschillende gemeentebesturen is
door de spoorwegen ingeroepen.
NEDERLANDSCH HERVORMDE
RADIO OMROEP.
Wij- ontvingen het volgende communiqué:
De vereeniging Nederlandsch Hervormde
Radio Omroep (N.H.R.O.) hield Zaterdag
jl. te Utrecht haar jaarvergadering.
In zijn openingswoord wees die voorzit
ter, ds. A. J. van Rennes erop, dat de tot
nog toe behaalde resultaten hoopvol zijn,
zoodat niet getwijfeld behoeft te worden
aan het welslagen, al zullen nog verschil
lende moeilijkheden overwonnen moeten
worden, voor het gestelde doel zal zijn
bereikt!.
Aan het jaarverslag is het volgende ont
leend. Het ledental steeg na de vorige jaar
vergadering met 10,000 leden en deze stij
ging zet zich in versneld tempo voort, zoo
dat verwacht kan worden, dat binnen be
trekkelijk korten tijd een verdere stijging
van tienduizend leden tegemoet kan wor
den gezien. Het comité van aanbeveling
breidde zich overeenkomstig dezen groei
in sterke mate uit, door toetreding van
een groot aantal vooraanstaande personen
op kerkelijk en maatschappelijk gebied.
Alvorens zendtijd aan te vragen, heeft de
N H.R O. contact gezocht met de N.C.R.V.,
teneinde te trachten tot een federatieve
samenwerking met de N.C R.V. te komen.
De N.H.R.O. heeft echter met zijn pogin
gen in die richting nog niets kunnen be
reiken, omdat de N.C.R.V. dtaar afwijzend
tegenover stond. Daarom kon de N.H.RO.
niet anders doen dan in December 1933
zendtijd aanvragen
Ds. P. v. d. Staay van Enter refereerde
over het onderwerp: „Onze kerk en de
N.H.R.O. in het licht der geschiedenis
waarin spr. deed uitkomen dat de zwak
heid der Hervormden op alle gebied ligt
in de omstandigheid, dat zij onbekend zijn
met de geschiedenis der kerk in de laatste
honderd jaar.
MOTORBOOT OP DE WAAL GEZONKEN
Een der opvarenden verdronken.
Tijdens een plotseling opgestoken Noord-
Westerstorm is gisteravond omstreeks ze
ven uur op de rivier de Waal de motorboot
„broedertrouw", metende 147 ton en gela
den met grint, nabij de Kalkzandsteenfa
briek te Vuren (Gld.) in moeilijkheden ge
raakt en gezonken. De 22-jarige schippers
knecht J. v. d. Ruit uit Papendrecht is hier
bij verdronken.
Op het moment, dat het schip zonk,
sprong de schipper, A. Mijnster uit
Zwijndrecht, te water. Hij zwom naar een
in de nabijheid varend schip en werd opge
pikt. Nadat hij te Vuren aan land was ge
bracht heeft hij zich op weg naar zijn
woonplaats begeven. De knecht verdween
met het schip in de diepte.
DE VERVROEGDE PENSIONNEERENG
IN HET GRAFISCH BEDRIJF.
Van 1 April jl. was het in het typogra
fisch bedrijf mogelijk, dat werknemers van
60 tot 65 jaar met vervroegd pensioen zou
den gaan, indien zij werden vervangen door
een werklooze.
Die vorm van werkloosheidsbestrijding,
welke met medewerking van de regeering
door het bedrijfsleven zelf is tot stand ge
komen, blijkt een succes. Tot dusver zijn
reeds meer dan 200 gevallen van vervan
ging van oudere door jongere werknemers
ingegaan en nog dagelijks melden zich nieu
we belanghebbenden aan.
NOGMAALS DE VRIJSTELLING VAN
PORT VOOR MILITAIREN.
In verband met de groote moeilijkheden,
welke de postdienst van deze regeling ten
gevolge van de onjuiste toepassing door het
publiek ondervindt, wordt er nog eens na
drukkelijk de aandacht op gevestigd, dat de
vrijstelling van port voor correspondentie
voor en van militairen beneden den rang
van officier, alleen van toepassing is op
briefkaarten en óp nieuwsbladen tot en met
100 gram en o.m. niet geldt voor brieven en
drukwerken (dus ook niet voor prentbrief
kaarten, tenzij deze als een briefkaart zijn
beschreven). Bedoelde briefkaarten en
nieuwsbladen zijn voorts alleen dan van
port vrijgesteld, wanneer zij in het binnen-
landsch verkeer worden verzonden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
INSPECTEERT DE KUST- EN GRENS-
BEVEIï.IGING.
De minister van defensie, dr. J. J. C. van.
Dijk, heeft zich gistermiddag na afloop van
den ministerraad, vergezeld van zijn adju
danten luitenant ter zee eerste klasse J. E.
A. Post Uiterweer en kapitein mr. H. J.
Kruis, alsmede van het hoofd van de af-
deeling generalen staf van zijn departement
luit. kolonel A. Q. H. Dijxhoorn, naar Hoek
van Holland en vervolgens naar IJmuiden
begeven om aldaar kennis te nemen van de
maatregelen voer de kustverdediging.
De minister begeeft zich heden naar het
Oosten en Zuiden van ons land teneinde
bezoeken te brengen aan de troepen, belast
met de grensverdediging en zich op de
hoogte te stellen van de in het grensgebied
genomen maatregelen.
NIEUWE TRAJECTKAARTEN BIJ DE
SPOORWEGEN.
Naar wij vernemen zullen de spoorwegen
binnenkort trajectkaarten voor zes opeen
volgende werkdagen invoeren. Zij zullen el-
ken willekeurigen dag kunnen ingaan. Met
de invoering van deze trajectkaarten komt
de directie der spoorwegen aan een veelvul
dig geuiten wensch tegemoet. Tot dusverre
waren n.l. alleen maandtrajectkaarten ver
krijgbaar, welke periode in tal van gevallen
te lang bleek.
THW doetjeqoed!
Een oude vrouw, het weinige, korte haar
in pieken over de hoekige schouders, was
op hem toegeschoten en had zich onder de
hoeven van zijn paard geworpen.
„Oude knol! Satan hale je!"
Een stokkerige arm stak hem een stuk
papier toe.
„Lees!brulde de Cobra tegen een
Hindoeschen koopman, die stond te beven
als een rietje.
Niettegenstaande Alam Khan een uitste
kend ruiter was, kostte het hem moeite zijn
steigerend paard in bedwang te houden.
,Ik verlang bloedwraak, Oh Khan", riep
de vrouw, haar gezicht uit het stof ophef
fend.
„Waarom?"
De machtige stem van den Cobra kwam
zelfs boven bet verschrikte gehinnik van
den zwarten hengst uit.
„Jaffir, die schurk, heeft mijn zoon de
ooren, afgesneden".
„Bedaar, vrouw", knarsetandde Alam
Khan, terwijl hij zijn paard tusschen zijn
beenen kneep. „De ooren van een onnoozele
zjjn nutteloos, oude heks. Jaffir zal onge
twijfeld zijn reden er voor hebben gehad.
Spreek op!"
„Mijn jongen stond het muildier van dien
dikken vent in den weg, het sprong op zij
en gooide hem er af. Dat Satan zijn ziel
martele", krijschte wraakgierig de vrouw.
„Bij den baard van den Profeet",
schreeuwde Alam Khan, „ik geloof dat de
moeder hetzelfde lot wil ondergaan als haar
zoon".
Hij dwong zijn nog steeds steigerend
paard terug te gaan, het daarop de sporen
gevend, kwamen de hoeven der voorbee-
nen van het zenuwachtige dier neer op de
op den grond liggende gedaante, die er on
der verpletterd werd.
Toen de Cobra het paleis binnenging was
de eerste, dien hij ontmoette Jaffir, den
Eunuch, die gedurende zijn herhaaldelijke
afwezigheid de scepter in den harem voerde
„Oh HoogheidOh Voornaamheid
kreunde hij en boog als voor een Sultan,
„wil zoo genadig zijn het rapport aan te
hooren van dezen onwaardigen mensch,
kruipende in het stof
„Spreek, of mijn olifanten zullen je ver
trappen en radicaler dan jouw muildieren
dat zouden kunnen", bromde Alam Khan,
terwpl hij het stof van zijn naar boven om
gebogen schoenen sloeg.
„Gulbundun, dat ontuchtige kind", begon
Jaffir.
„Indien één van de vrouwen uit mijn ha
rem ontuchtig is, dan zal haar ziel die van
zekeren eunuch in de hel ontmoeten!"
schreeuwde zijn woedende meester.
Jaffir maakte een slaafsche buiging.
Sluw als hij was, begreep hij een misslag
te hebben begaan en hij verschool zich ach
ter een bescheiden stilzwijgen. Een brenger
van slechte tijdingen liep kans door den
Cobra gedood te worden.
„Heb je verder niets te vertellen?"
„Niets, Oh Licht der wereld. Ik ben stom
Oh Koning der Koningen".
„Nu, luister dan, zei Alam Khan streng.
(Ingez. Med.j
Zooals ik gezegd had, breng ik een meisje
mee, met rosblond haar van het ras der
sahibs
„Ik verlang dat deze blanke je kostbaar
der zal zijn dan de appel vein je zwijnen-
oogen. Je brengt voor haar een apparte
ment in gereedheid en wee je gebeente, in
dien zij zich ook maar in het minste of ge
ringste over je te beklagen heeft".
„Ze zal gehuisvest worden als in den ze
venden hemel van paarlemoer" verzekerde
Jaffir vleiend. Het appartement van heer
Khoon is groot
„Neen", antwoordde Alam Khan, „Khoon,
de Mongool komt morgen thuis. Zijn ver
trekken moeten voor hem gereserveerd
blijven. Het Engelsche meisje moet maar bij
Vrouwe Chirine wonen".
Hij hield op, want hij zag de tijgerin
Chiv, die 't vertrek kwam binnen springen,
met den rammelenden gouden ketting ach
ter haar aan. Zij duwde haar zwaren kop
tusschen de beenen van haar meester en
haar gespin deed denken aan het rollen van
den donder op een zomeravond achter in
een dal.
Eenige uren later lag Diana Lindsay, na
zich gebaad te hebben en door de vrouwen
van Chirine geparfumeerd en gekleed te
zijn in een wijde Turksche pantalon van
ivoorkleurig satijn en een kort jakje, rijk
met paarlen geborduurd, op een rustbank
van cederhout. Naast haar zaten Chirine erf
Gulbundun.
fJgfPj-f r i (Wordt vervolgd.)