IT,
NATIONALE
N
ties
SUNLIGHT ZEEP
ÊÈtm
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MTODELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 11 APRIL 1939.
No. 85.
|nds
ioms!
te ÖAfc
00STKAPELLE
Het Paaschcongres der SD.A.P
VORST COBRA
LEVENSVERZEKERING-BANK
verzekerd 607 millioen gulden
de premie-reserve 207 millioen gulden
MIDDELBURG.
ïkend,
Igeleid
DE
>ONE,
M- 7x,
afd.
tnl. en
Ikkrin-
April
Aan-
bent.
IISBB
IT of
ïlectr.
i Korte
te
lerwij-
Inlich-
Mid-
Ro-
|g aan
lat 40
J, ka-
iuken,
voor-
t Ter-
Ven.
te
taiï
Het griezelige vraagteeken.
De overweldiging van Albanië heeft een
drukke staatkunstige bedrijvigheid tijdens
de Paaschdagen ten gevolge gehad. In het
bijzonder te Londen en Parijs, waar minis
terraden werden gehouden en verschillende
gezanten van Balkan-landen bezoeken af
staken. Ook vonden besprekingen van mili
taire staven plaats, in de Engelsche zoowel
als in de Fransche hoofdstad.
Tot wat resultaat al deze bedrijvigheid heeft
geleid, of alsnog nog zal leiden, is voors
hands nog niet zichtbaar. De internationale
politieke situatie is troebeler dan ooit de
laatste jaren, troebeler ook dan in Septem
ber van het vorig jaar. Algemeen heerscht
thans het gevoel, dat de beide totalitaire
staten de grens van agressie hebben bereikt;
dat er dus een oorlog zal uitbreken, als ze
nog meer aspiraties door middel van „verras
singen" zouden willen verwezenlijken. An
derzijds verheelt men zich echter evenmin
dat Duitschland en Italië, gedwongen voor
al door hun ontzaglijke economische en fi-
nancieele moeilijkheden, op den eenmaal
ingeslagen weg tot zekere hoogte moeten
voortgaan
In de „Groene Amsterdammer" van Za
terdag j.l. zagen wij een plaatje: Hitier
voor een tafel vol landkaarten zittend; en
achter hem de schim van Napoleon, zeg
gend: „ja, ik wist ook niet, waar ik moest
ophouden". Vergelijkingen in dezen geest
slaan meestal de plank mis. Maar die over
weging kan niet beletten, dat men vreest,
hier met een dier uitzonderingen te doen te
hebben, die den regel heeten te bevestigen.
Uiteraard- geldt dit dan ook ten aanzien
van Mussolini.
Er doen overigens door al de bezorgdheid
in ons werelddeel heen, verschillende eigen
aardige geruchten de ronde. Zoo o.a., dat de
Engelsche regeering van Mussolini's plan
nen ten opzichte van Albanië op de hoogte
zou zijn geweest en dat ze hem oogluikend
zijn gang zou hebben laten gaan; o.m. op
grond van de speculatie, dat de militaire be
zetting van Albanië door Italië op den duur
het ergst voor Duitschland zou worden. Im
mers aldus degenen, die deze stelling
verdedigen Duitschland streeft er naar
den geheelen Balkan te overheerschen. De
bezetting van Albanië bewijst, dat Italië
feitelijk hetzelfde wil. Wat is nu eenvoudi
ger dan dat de beide „concurrenten" bin
nenkort de hoogste ruzie krijgen?
Het wil er bij ons moeilijk in, dat de En
gelsche regeering inderdaad op deze over
weging zoo grof zou zijn gaan speculeeren.
In de plaat van de bovenstaande rhetori-
sche vraag toch, kan men verschillende an
dere stellen. Als: wat is eenvoudiger dan
dat Duitschland en Italië de Balkan in twee
„invloedsferen" verdeelen en mekaar steu
nend het geheeje gebied zullen trachten te
overheerschen? Of: wat is eenvoudiger dan
dat Mussolini een oorlog verwacht en nu
maar bij voorbaat een strategisch punt van
beteekenis heeft bezet?
Met het lanceeren van dergelijke schijn
baar diepzinnige inzichten komt men niet
veel verder. Tenslotte ontwikkelt de ge
schiedenis zich steeds raadselachtiger. Op
het oogenblik weet men nog minder dan in
September van het vorige jaar, waar het
Europa van morgen aan toe zal zijn. Het
eenige wat men weet, en zulks maar al te
goed is, dat de situatie opnieuw uitermate
griezelig is geworden en men de vrees, dat
ons werelddeel voor de tweede maal in
deze eeuw de gruwelen van een modernen
oorlog zal moeten doorstaan, niet meer van
zich kan afzetten.
Abonnementen en Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
E. FLIPSE.
Op het Paaschcongres der S.D.A.P., Za
terdag en Zondag gehouden te Den Haag,
heeft de voorzitter, de heer K. Vorrink
Zondagochtend afscheid genomen van twee
leden, die niet in het bestuur zouden terug
keeren n.l. dr. W. Banning en den heer W
H. Vliegen. Laatstgenoemde werd benoemd
tot buitengewoon lid van den partijraad
evenals prof. Bonger.
In het partijbestuur werden ditmaal geko
zen: ir. J. W. Albarda, mr. H. v. d. Goes
van Naters, J. v. d. Kieft, J. E. Stokvis,
E. J. de VriesBruins, W. Drees, A. B. de
Zeeuw en J. Tuin.
Rede van ir. Albarda.
In de vergadering van Zondagmiddag
hield ir. J. W. Albarda een rede over „de
internationale en nationale politieke toe
stand".
Spr. constateerde, dat wij tegenwoordig
leven in een verschrikkelijke wereld, waar
in alom onrust heerscht. De schuld hiervan
ligt bij het fascisme. Spr. erkende de fou
ten van het verdrag van Versailles, waaruit
het fascisme geboren kon worden. Van 1918
tot 1922 bestond er geen werkelijk oorlogs
gevaar. Toen de fascistische troepen op de
wereld gekomen. Het gevaar werd nog
ernstiger, toen Hitler in 1933 aan de macht
kwam. Het groote Duitsche rijk is een fel
opgestookte haard van onrust geworden.
Men zou niet willen gelooven, dat de the
orieën van „Mein Kampf" gerealiseerd zou
den kunnen worden. Toch is zulks gebeurd
Men zou Hitier een genie willen noemen,
doch naar sprekers meening is een genie
onmogelijk waar het hart ontbreekt. Spr,
vroeg zich af of de plannen van dezen dic
tator ook verder verwezenlijkt zullen wor
den. Wij kunnen dit niet met zekerheid
ontkennen. Spr. ging hierbij de geschiede
nis van de laatste jaren na.
Het is niet Hitiers doel alleen Duitsch
verwante volkeren bij zijn rijk in te lijven
hoewel dit al voor vele landen gevaarlijk is,
Daarbij is het niet gebleven: de verovering
van vreemd grondgebied is begonnen. Wan
neer zal Duitschland daarmee doorgaan
vroeg spreker zich af. Inmiddels is Italië
in Albanië begonnen met agressie. De oor
logsgevaren voor Europa zijn hiermede ver
groot.
In Azië gaat de strijd hardnekkig voort
Het anti-kominternpact heeft in Franco
een vierden medestander gekregen. Dit is
het resultaat van de politiek der groote de
mocratieën.
Gelijk met het slechte verdrag van Ver
sailles kwam het Volkenbondenpact tot
stand, waaruit een rechtsgemeenschap zou
kunnen groeien.
De staten zijn hierin niet geslaagd. Thans
helpt alleen nog vastberadenheid. Dit wil
niet zeggen, dat de S.D.A.P. oorlogszuchtig
mag genoemd worden. Sociaal-democraten
verlangen ook nu naar vrede, (applaus).
De bewapeningswedstrijd is in vollen
gang. Wanneer dit voortgaat, dan staat een
financieele ineenstorting te wachten, ge
paard aan een economische ineenstorting.
Indien het lukt nu een oorlog te voorko
men, dan staat de verbetering misschien
dichtbij. Doch de moeilijkheden zullen ont
zaglijk groot zijn. De grootste vraagstukken
zijn die van internationale rechtsorde en
die van de ontwapening. Het ontwapenings-
vraagstuk heeft twee zijdeninkrimping
der bewapening en compensatie. Ter com
pensatie dient een groot internationaal plan
van den arbeid opgezet te worden. In deze
wereld hebben wij ons werk te verrichten
in het binnenland. Wij willen, dat Neder
land zal zijn een factor ten goede. Dan
moet het Nederlandsche volk vrij zijn en
welvarend worden. Ook als minderheid is
een nationaal-socialistische beweging ge
vaar lijk voor ons volk. Op een meerderheid
zal zij niet behoeven te rekenen. Doch zij
HEEFT DE HOOGSTE SM EERWAARDE PER GELDEN!
iLaat er niets van verloren gaan en Uw motor geregeld;
[verzorgen door een bekwaam vakman. Uw garagenonder Ij
(Ingez. Meded.
Ooüi' -.IA.
CHAN N IN G.
11).
Een bieek iavendelkleur.g licht bescheen
thans de nooge toppen. De dag begon te
gloren, Ze onderscheidde in het schemer
donker een spookachtige lange rij ruiters,
die zich al kronkelend een weg baanden
langs een smal bergpad. Ieder was gewa
pend met een geweer, sommigen met twee.
Als een leger witte mieren doken anderen
Uit de duisternis op en materialiseerden
zich. Ze keek om, teneinde te zien hoevelen
er nog na haar kwamen.
„Kijk naar de ooren van je paard", gromde
Aiam Knan, terwijl hij een gestolen geweer
dat aan zijn zadel slingerde, betastte.
Langzamerhand werd het lavendelkleu-
rige 1 cht rose geverfd, daarop zacht safraan
geel en eindelijk harder van toon. De hori
zon teekende zich scherp af tegen een hel
der blauw uitspansel. De naargeestige deso-
latie der doodsche hellingen temperde naar
mate ze bekleed werden met een gamma
van purper tot zwart. Ieder oogenblik dui
delijker boorde Diana, zonder te weten van
waar het geluid kwam, een waterval, die
met vee) geraas in een diepen afgrond
stortte. Het „schurruk, schidel, - schur-
ruk. schidel" van één door den hoefslag der
paaiden opgeschrikten patrijs deed prettig
ran in de rustige bergatmosfeer.
Uren achtereen reden ze over kale hoog
ten, door cliepe dalen met loodrechte wan
den. af en toe werd een schuimende berg
stroom doorwaad: vervolgens op een hoo-
gen top hield de karavaan halt. Ver. weg
in de diepte lag een dorp; van uit de platte
daken steeg in dunne blauwe spiralen rook
omhoog. Er omheen akkers in onregelma
tige vormen in allerlei nuances van groen,
en in het midden een paar kegels van leem.
Op den achtergrond weer heuvels en nog
verder bergen met besneeuwde toppen.
De jonge bergbewoner Firoz snelde toe
en greep haar paard bij het hoofdstel.
„Ik zal eten voor u halen", fluisterde hij,
terwijl zij afsteeg.
Weidra vlamden tusschen de rotsen vu
ren op, waarboven de mannen van den Co
bra hun maal bereidden. Al spoedig ver
raadde de smakelijke geur van vleesch, dat
boven een geïmproviseerd braadspit ge
roosterd werd, aan Diana dat ze honger
had.
„Namens Sirdar Aiam Khan", zei een
stem.
Diana, die bezig was de riemen aan te
halen van haar met spijkers beslagen san
dalen, keek vragend op. 't Was de jonge
bergbewoner, die haar een bakje met ge-
kookterijst, met in het midden eenige stuk
ken geitenvleesch, toestak.
Zij bedankte hem met haar trage, diepe
alt.
„Hoe is uw naam?" vroeg ze vriendelijk.
„Firoz", antwoordde hij met afgewenden
blik, het bakje op een platten steen plaat
send, waarop hij haastig verdween.
Thans verschenen op den top van den
bergpas drie ruiters. Zij begaven zich op
het kameelpad, dat vlak langs Diana liep
is een voorhoede voor vreemde machten. In
andere landen hebben we dat gezien. Men
doet half werk, wanneer men het nationaal-
socialisme niet volledig bestrijdt. Zou de Ne
derlander dommer zijn dan Belgen en Zwit
sers? vroeg spr. De crisisellende gaf het
nationaal-socialisme voeding.
De vrijheid zal blijven, wanneer het be
drjjfsleven wordt versterkt. De regeering
heeft wel haar gebrekkige welvaartspoli
tiek 't nationaal-socialisme bevorderd. Spr.
ging uitvoerig in op de werkzaamheid van
de regeering, welke in geen enkel opzicht
bevredigt. Het nieuwe wetsontwerp, dat
Vrijdag verscheen, maakt evenmin een be
vredigenden indruk. Bestemd geld is nog
geen verwerkt geld. Maar het plan van den
arbeid begint aanhangers te werven, aldus
spr. De denkbeelden, hierin verwerkt, kan
men terugvinden in voorstellen van aanvan
kelijke tegenstanders. De sociaal-demo
cratie staat sterk, (luid applaus).
Spr. kwam dan tot de aanstaande ver
kiezingen, waarin wij onze vrijheid kunnen
toonen. De verkiezingen voor de Provinciale
Staten zijn 'n waardemeter voor de politiek
der verschillende 'partijen. Het lot van ons
ligt in de handen van de kiezers. De ver
kiezingen zullen ook een antwoord geven
op de vraag naar democratie. Op 19 April
heeft het Nederlandsche volk ook iets aan
Berlijn en Rome te zeggen. Nu gaat het
om de groote waarden der menschheid. Spr.
besloot met te zeggen, dat de sociaal-demo
craat trouw moet blijven aan zijn ideaal
ook in de toekomst, welke hard zal zijn
daarom moeten wij onverbiddelijk zijn.
De vergadering zong hierna de socialis
ten-marsch.
De voorzitter, de heer Vorrink, dankte
den heer Albarda en sloot te half vijf het
Paaschcongres met een korte rede.
BESTRIJDING JEUGDWERK
LOOSHEID.
Naar wij vernemen, hebben het wetsont
werp betreffende de invoering van een
staat-van-dienstboekje voor jeugdige man
nelijke personen alsmede een wetsontwerp
houdende een suppietoire begrooting voor
het dienstjaar 1939 het departement van
sociale zaken verlaten. Laatstbedoeld wets
ontwerp houdt verband met de voorgeno
men uitbreiding der voorzieningen inzake
zorg voor de werklooze jeugd als kamp
werk, centrale werkplaatsen, werkobjecten
cursussen, dienstbodenopleidingen enz.
DE LEGERING VAN HET 11e EN 15e
REGIMENT INFANTERIE.
Van officieele zijde verzoekt men ons
het volgende mede te deelen:
Dienstplichtigen der infanterie, die van
daag worden ingelijfd of m werkelijken
dienst moeten komen bij het 11e regiment
infanterie, worden niet gelegerd te Nijme
gen doch te Ede, barakkenkamp; en zij die
bestemd zjjn voor inlijving of opkomst bij
het 15e regiment, niet te Nijmegen, doch te
Delft, Caspar Fagelstraat 65.
HET VERKEER OP DE WEGEN BIJ DE
GRENS.
Naar aanleiding van de berichten over
door de regeering genomen maatregelen in
verband met den internationalen toestand,
ontvangt de A.N.W.B. talrijke telefonische
aanvragen om inlichtingen omtrent even
tueel afgesloten wegen aan de grens.
In verband hiermede meent de A.N.W.B.
er goed aan te doen onder de aandacht van
de weggebruikers te brengen, dat het aan
beveling verdient bij het berijden van we
gen in de nabijheid der grens, de meest
mogelijke voorzichtigheid in acht te nemen,
wegens eventueele versperringen en omleg
gingen, waarbij het verkeer, op aanwijzing
van de betrokken militaire autoriteiten,
langs een omweg om de versterkingen
wordt heengeleid.
OPVOERING VAN HET MEISPEL
„VIJFTIG JAREN" IN ZANDVOORT
VERBODEN.
Bij het bestuur van de afdeeling Zand-
voort van de s.d.a.p. is bericht binnengeko
men van den burgemeester van Zandvoort,
den heer H. P. van Alphen, dat de voor-
loopige goedkeuring van 25 Jan. tot opvoe
ring van het Meispel „vijftig jaren" van
Maurits Dekker, is ingetrokken. In navol
ging van het besluit van den burgemeester
van Velsen, zal dus ook in Zandvoort het
Meispel niet worden opgevoerd. Een reden
voor het verbod wordt niet opgegeven.
en naar de plek leidde, waar de Cobra,
Aiam Khan, bivakkeerde en temidden van
een half dozijn sirdars of officieren bezig
was den inwendigen mensch te versterken.
Aan het hoofd reed een knappe slanke
jongeman met op het hoofd een lichtblauwe
zijden tulband. Hij bewoog zich met de ge
makkelijkheid en de elegance van den
grand-seigneur. Op dezelfde hoogte geko
men als Diana, bracht hij met een hevigen
ruk aan de stang zijn paard, dat ineen
kromp van pijn, tot staan. Daarop bleef hij
een oogenblik onbeweeglijk, met zijn smalle
hand op de knie, kijken naar de blonde
krullen van het jonge meisje, door de op
komende zon verguld.
Uw naam, jongedame", vroeg hij auto
ritair met een heldere sopraan.
Diana sprong op: 't was een vrouw
Mogelijk iemand, die haar begrijpen en hel
pen zou?
„Ik ben Diana Lindsay", zei ze levendig,
naar het- schuw geworden paard toe gaan
de, dat ze liefkozend op den vochtigen hals
klopte, „de dochter van den Engelschen
resident te Labak".
,,'t Kan me niet schelen, wie je bent",
riep de jonge amazone, opeens woedend,
terwijl haar donkere oogen vonken scho
ten. „Ik heet Chirine, en ik haat je".
Ze liet haar paard keeren en verdween
als een vuurpijl, steen en gruis opjagend,
in de richting van Aiam Khan.
Terwijl Diana een schuimvlok, gevallen
van den mond van het paard, van haar ge
zicht veegde, werd ze zich bewust er een
nieuwe vijandin bij te hebben gekregen.
ROTTERDAM
Op 31 December 1938 was bij de Nationale
(Ingez. Med.)
Feestavond l(!Onder Ons."
De vereeniging „Onder Ons" hield Zater
dagavond in het gebouw St. Joris een feest
avond, welke aanvankelijk matig later ech
ter zeer goed bezocht was. De uitvoering
was alleraardigst en vol afwisseling. Een
bont en vroolijk programma werd ten too
neele gebracht. Reeds het openingsnummer
met het vraagteeken was een leuke vondst,
en slaagde, evenals het eerste nummer
na de pauze, het poppenspel, met de uit
een doos te voorschijn komende dames,
zeer goed. Het verdere programma gaf
o.a. een drietal korte vroolijke tooneel-
stukjes: „Standing en misunderstanding",
Jopie als standbeeld en Knalgas. Vooral
deze laatste klucht was grappig. Verder
mag ook niet onvermeld blijven het num
mer Menuet, een dans uitgevoerd in keu
rige costuums en met goede belichting.
Ook de cabaretnummers en de chansons
werden voor deze amateurs goed uitge
voerd. Onder leiding van het Jesayes' en
semble volgde nog een bal na.
BOND VAN VEREENIGINGEN VAN
LEDEN VAN TRANSPORTCOLONNES
VAN HET NEDERLANDSCH
ROODE KRUIS.
Kranslegging.
Gisterenmiddag vereenigden zich de ver
tegenwoordigers van een 13-tal vereenigin-
gen van leden van transportcolonnes van
het Nederlandsche Roode Kruis, die voor de
jaarvergadering van den Bond van deze
vereenigingen naar Middelburg waren ge
komen zich op het Stationsplein, waar men
moest wachten op den vertegenwoordiger
van het hoofdbestuur van het Nederl.
Roode Kruis, majoor de Waai, wiens trein
een 20 minuten vertraging had.
Toen dit oponthoud tot het verleden be
hoorde, kon de tocht door de stad een aan
vang nemen en konden bij het passeeren
van het monument op den Dam de voorzit
ter van de vereeniging te Middelburg en
de voorzitster van de damesafdeeling, een
krans neerleggen als een stille hulde aan
de Grootmoeder van de Vorstelijke voor
zitster van het Roode Kruis H.K.H. Prinses
Juliana.
Het was natuurlijk ook te laat, toen de
stoet op de Markt kon worden ontbonden
en St. Caecilia, dat den tocht had medege
maakt, haar eigen route, die wij ook reeds
publiceerden, kon vervolgen en zich bij de
woning van den directeur en hij het gast
huis kon doen hooren.
De jaarvergadering.
De jaarvergadering van den Bond, die
onder voorzitterschap van den heer Weste
rink uit Amsterdam, in het Schuttershof
gehouden werd droeg een huishoudelijk
karakter en heeft tot 7 uur geduurd.
Wij kunnen er alleen uit mededeelen, dat
aan de heeren J. G. Ludikuse uit Middel
burg en C. Kokelaar uit Vlissingen het
eere-diploma kon worden uitgereikt, onder
teekend door de bovengenoemde Vorstelijke
presidente.
De Feestavond.
Het was laat geworden, omdat ook de
vergadering zoo laat afgeloopen was, toen
de voorzitter der Middelburgsche vereeni
ging van leden van de transportcolonne, die
op dezen dag tevens haar 25-jarig bestaan
herdacht, de heer P. J. G. Kentin, een
woord van welkom tot de aanwezigen kon
richten. Spr. deed dit in het bijzonder tot
de leden van het hoofdbestuur van den
Bond, tot de leden van de afdeelingen, tot
het bestuur van de afdeeling van het
Nederl. Roode Kruis, tot de doktoren en
dat in het bijzonder tot den oud-leider der
colonne arts E. Scheps. Maar ook tot de
heeren A. Bosdijk, en Chr. J. Mazure en
mej. N. Wisse, en de dames en heeren, die
onder hen den avond zouden vullen. Spr.
wees er op dat niet alleen de colonne ju
bileert, maar dat ook de heeren Ludikuse,
J. Nietshoven, P. Semeijn en J. de Voogd
gedurende al die 25 jaar werkzaam lid zijn.
Spr. hoopt, dat zij dit zullen blijven tot dat
zij den leeftijd hebben bereikt, die gesteld
is voor het beeindigen van het Roode Kruis
werk.
De voorzitter der afdeeling Middelburg,
de heer J. L. A. baron van Ittersum, kwam
daarop naar voren en verzekerde dat het
bestuur vol lof is over de wijze, waarop de
leden der colonne steeds medewerkt en het
daarom goed is dat men dit jubileum voert.
Het valt wel in zeer ernstige tijden, maar
spr. is overtuigd, dat als het onverhoopt
voor oorlogsgevaar noodig zijn een beroep
te doen op de colonne, deze paraat zal zijn
te meer ook als zij er aan denkt, dat het
Prinses Juliana is, die als voorzitster daar
toe zal opwekken. Men heeft echter het
Haar regeering, dat alles zal worden gedaan
haar regeering, dat alles zal worden gedaan
om het onheil af te wenden. Spr. ging daar
na de geschiedenis van de colonne met de
up en downs na en kwam ook tot de op
richting van de dames-afdeeling. Hulde
brengende aan wat arts Scheps heeft ge
daan om de colonne tot bloei te brengen,
v/ees spr. er op, dat thans de heeren artsen
den Boer, Mazzola en Steffelaar zich als
leider van de colonne resp. als leeraren, zich
aan het werk geven. Spr. is verheugd, dat
de heeren Ludekuse en Kokelaar onder
scheiden zijn en vooral eerstgenoemde
bracht spr. namens het afdeelingsbestuur
hulde voor wat hij voor het Roode Kruis
werk doet.
Spr. deelde daarna aan de volgende da
mes, die door het werkzaam zijn in het gast
huis zich verder bekwaamd hebben, het be
wijs uit, dat zjj bevorderd zjjn tot helpster
tweede klasse: Mej. Jacobse, mevr. v. d.
Voorde, mevr. Den Hollander, mej. Brak
man en mej. v. d. Kuip.
De heer Scheps heeft verzekerd, dat hjj
altijd groote waardeering heeft gehad voor
het werk der leden der Colonne en dan ook
i°f>
Wup ol&d
EN NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST
HOOFDSTUK VII.
De kastijding.
Voor Diana Lindsay stond het voortaan
vast, dat de eenige persoon, op wiens sym
pathie zij in haar ellende kon rekenen, Fi
roz was, de jonge bergbewoner, met het
innemende gezicht, die op bevel van den
Cobra haar zijn kleeren had gegeven. Zij
wist bij intuïtie, dat deze jonge man haar
aardig vond, al was 't best mogelijk, dat hij
een meisje in de bergen had. Indien zij hem
met een beetje tact vleide en tegelijkertijd
voorzichtig coquetteerde, zou ze hem er
misschien wel toe krijgen haar in haar nood
te helpen.
Zij had evenwel rekening te houden met
een tegenstander, wiens invloed allicht
grooter zou blijken, dan de hare. Aiam
Khan, wiens dapperheid aan fanatisme
grensde, regeerde zijn wilde horden door
angst, welke zijn demonische wreedheid in
spireerde. De jongen' zou haar kunnen aan
klagen, want, werd nun vertrouwelijkheid
ontdekt, dan zou deze zijn dood tengevolge
hebben.
Na alles zorgvuldig overwogen te heb
ben, besloot ze, het er toch maar op te wa
rn.
Tegen een hooge rots aan, zoo ver moge
lijk van Aiam Khan af, zat ze te wachten.
Een kwartiertje later kwam Firoz terug.
„Wees welkom, Oh Firoz Khan", zei ze in
het inlandsch dialect, hem den vorstentitel
gevend, waarop alle bergbewoners van de
grens aanspraak maken.
Hij raapte het leege rijstbakje op en bleef
(Ingez. Med.)
staan, het voorhoofd vol diepe rimpels,
neerkijkend op het jonge meisje. Nu of
nooit, dacht Diana.
„Oh Firoz Khan", begon ze vriendelijk,
„zouden wij geen vrienden kunnen worden?
Mijn vader
„Daar is water", viel hij haar haastig in
de rede, met een schuine beweging van zijn
hoofd in de richting, waar de Cobra met
zijn onderbevelhebbers beraadslaagde.
„Wilt u me niet zeggen, Oh Firoz, waar
we hier zijn?" vroeg ze, met haar oogen
diep in de zijne geboord.
„Op den pas van den Maha Gunj", mom
pelde hij, onrustig om zich heen kijkend. „Ik
kan niet blijvenDe Khan Sahib komt".
En zich omkeerend ging hij weg.
Hij was nauwelijks verdwenen of om den
hoek van de rots verscheen de fijne gestalte
van Chirine in de licht blauwe zijden pugri,
in haar manskieeren. Ze scheen ternauwer
nood zeventien jaar en ze was een hoofd
kleiner dan Diana. Het kinderlijke ge
zichtje met de wilskrachtige kin en den
zinnelijken, veelzeggenden mond zou een
prachtig schilderij geweest zijn. Achter één
van haar kleine ooren stak een roode roos.
Terwijl ze het Engelsche meisje van on
der de zware oogleden brutaal opnam, stond
ze wijdbeens in mannelijke houding en
speelde met een karwats met een met tur
kooizen ingelegden knop.
„Luister", zei ze bits. „Ik wil niet, dat je
weer met hem praat, anders zal ik dat
blanke poppengezichtje van je hiermee wel
's bewerken. (Wordt vervolgd).