B00DE STEB N AT IO N A L E Hij is er wèg van! SUNLIGHT ZEEP KRONIEK van den DAG. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE M1DDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 3 APRIL 1939. No. 79. VORST COBRA Zeeuwsche Landbouw- Onderlinge. NIEMEIJER'S LEVENSVERZEKERING-BANK verzekerd 607 millioen gulden de premie-reserve 207 millioen gulden Een nogal gematigde rede van den Fiihrer. Ter gelegenheid van de tewaterlating van het nieuwe Duitsche slagschip „Tirpitz" te Wilhelmshaven (ten N. van Hamburg) heeft Hitier Zaterdagmiddag een rede gehouden, waarin hij reageerde op de nieuwe buiten- landsche politiek van Engeland (tot uit drukking gekomen in de garantie aan Po len). Zooals men weet, werd Zaterdagoch tend verwacht, dat de Führer verschrikke lijk van leer zou trekken. Hoewel de rede inderdaad niet bepaald malsch was, (zacht zinnige toespraken houdt de Duitsche dic tator nimmer), bevatte ze geen enkele pas sage, welke den internationalen politieken toestand zou kunnen verergeren. Integen deel veeleer, men krijgt den indruk, dat Hitier er op uit was, olie op de politieke golven te gieten. Wij laten de voornaamste passages der re de hier volgen: „Als de wereld thans zegt, aldus de Füh rer, dat men de volkeren moet indeelen in deugdzame naties en in naties, die niet deugdzaam zijn, en tot de deugdzame naties behooren in de eerste plaats de Engelschen en de Franschen en tot de niet-deugdzame de Duitschers en de Italianen, dan kunnen wij slechts zeggen: de beoordeling of een volk deugdzaam of niet is, kan een sterve ling nauwelijks uitspreken, dat moet men onzen Lieven Heer overlaten. Misschien zal nu een Britsch staatsman tegen mij zeggen: God heeft het oordeel reeds uitgesproken, want Hij heeft den deugdzamen naties een vierde deel der wereld geschonken en den niet deugdzamen heeft hij alles ontnomen. Het is dan slechts de vraag met welke mid delen de deugdzame naties zich dit vierde gedeelte der wereld verworven hebben. En dan moet ik zeggen, dat zijn geen deugdza me methoden geweest. Driehonderd jaren lang heeft Engeland als een ondeugdzame natie gehandeld, om op zijn ouden dag over deugd te spreken. Nog twintig jaar geleden was de kwestie der deugd voor de Britsche staatslieden niet volkomen opgehelderd, in zooverre zij naar willekeur omgingen met vreemden eigendom. Men hield het toen nog voor vereenigbaar met de deugd, dat men heele koloniën heeft veroverd eenvoudig, omdat men de macht had. Toen wij nationaal-socialisten aan de macht kwamen, trachtte ik ieder probleem voor besprekingen op te lossen en ik heb bij ieder probleem aanbiedingen gedaan en zij zijn afgewezen. Er is in het geheel geen twijfel aan, dat ieder volk belangen heeft, die heilig zijn, omdat zij identiek zijn met zijn leven en zijn levensweg. Wanneer thans een Britsch staatsman eischt, dat ieder pro bleem, dat temidden van de Duitsche levens belangen en de levenssfeer van ons volk ligt, eerst met Engeland moet worden bespro ken, dan kan ik juist zoo eischen dat ieder Britsch probleem eerst met ons besproken moet worden. Eén ding zou ik hier willen uitspreken: Het Duitsche volk van thans, het Duitsche rijk van tegenwoordig, zijn niet bereid levensbelangen prijs te geven. Zij zijn ook niet bereid werkeloos te staan tegen over opkomende gevaren. Wanneer de ge allieerden zonder rekening te houden met doelmatigheid, met recht, met historische traditie of ook slechts met verstand de land kaart van Europa zouden wijzigen, dan zou den wij niet de macht hebben dat te ver hinderen. Maar wanneer zij van het tegen woordige Duitschland verwachten, dat het trawantenstaten, welker eenige taak is te gen Duitschland in het spel gebracht te worden, geduldig laat rijpen tot den dag, waarop dit netwerk dichtgetrokken moet worden, dan verwisselt men het tegenwoor dige Duitschland met het Duitschland van den vorigen oorlog. Ten aanzien van Tsjechoslovakije en de inlijving van dit land bij het Derde Rijk verklaarde de Führer: Ik heb weer ver- eenigd, wat door geschiedenis en aardrijks kundige ligging volgens alle regelen van het verstand vereenigd moest worden. Het Tsjechische volk zal meer vr jj- heid hebben dan de onder drukte volkeren der deugd zame natie s". Ik ben er van over tuigd, dat ik den vrede daarmede een groo- ten dienst heb bewezen en ik heb in de overtuiging daarvan ook besloten, om den komenden partijdag den naam te geven van Part ij dag van den vrede. Want Duitschland denkt er niet aan, in het wilde weg andere volkeren aan te val len. Wat wij willen doen is onze economi- Door MARK CHANNING. 5) HOOFDSTUK III. De mantel van schaapsvel. Naar mate Diana Lindsay, na haar vader en Gray verlaten te hebben, de woning na derde, begon het voorgevoel, dat er iets vreeselijks zou gebeuren, steeds zwaarder te wegen. In gedachten verdiept, was ze op den hoek van het huis bijna tegen majoor Mercer, den commandanit van de kleine cavalerié-escorte van de residentie, opge- loopen. Deze deed met een lantaarn in de hand de rondë langs de schildwachten. ,,'t Is een opwindende geschiedenis, vindt u niet?" zei ze me een geforceerd lachje, nadat hij haar had aanbevolen de luiken van haar slaapkamer vooral goed te slui ten. Ze had graag het onderhoud nog ver lengd, doch hij scheen ongerust en haas- tie. Met gekletter van wapenen sprongen twee stoere lanciers bij haar nadering onder de breede galerij in de houding. Zooals hun Indische officier de bejaarde Rissaldar Sher Singh eens beweerd had, beschouw den deze mannen zich persoonlijk verant woordelijk, zoowel voor de veiligheid van Diana als voor die van den resident zelf. Ze hadden inderdaad groote vereering voor hen. Lenig en gracieus in haar groen satijnen japonnetje liep ze de lange galerij door, die er vroolijk uitzag met palmen en bloe men; beneden aan de breede trap bleef 2e even staan, en liet een onwillekeurigen blik sche betrekkingen uitbreiden. Daar hebben wij recht op en ik aanvaard daarbij van geen Europeesch of buiten-Europeesch staatsman, voorschriften. In ieder geval is het Duitsche rijk niet bereid een intimida tie of ook slechts een omsingelingspolitiek op den duur te aanvaarden. Ik heb eens een overeenkomst met Enge land gesloten: het vlootverdrag. Dit vlootverdrag is gegrondvest op den vurigen wensch nooit tegen elkander ten oorlog te moeten trekken. Deze wensch kan echter slechts een wederzijdsche zijn. Wan neer in Engeland deze wensch niet meer bestaat, dan is de practische voorwaarde voor dit verdrag daarmede opgeheven. Duitschland zal ook dat volkomen gelaten aanvaarden. Wij zijn zoo zeker van ons zelf, omdat wij sterk zijn en wij zijn sterk, om dat wij aaneengesloten zijn en in staat tot opbouw. Geen macht ter wereld zal ons door welke phrase ook ooit nog de wapens ontlokken. Mocht echter werkelijk een volk met ge weld zijn kracht willen meten met de on ze, dan is het Duitsche volk ook daartoe te allen tijde in staat en ook bereid en vast besloten. Juist zooals wij denken ook onze vrienden. Zoo denkt in het bijzonder die staat, waarmede wij ten nauwste verbon den zijn, en waarmede wij opmarcheeren, nu en onder alle omstandigheden, ook in de toekomst voor altijd. Deze spil is het na tuurlijkste instrument, dat op deze wereld bestaat. Het is een politieke combinatie, die niet slechts haar ontstaan dankt aan het verstand, maar ook aan de gerechtigheid en daarbovenuit ook aan het idealisme. Ik ge loof dat de tijd niet ver zal zijn, waarop zal kunnen blijken, dat de gemeenschap in we reldbeschouwing tusschen het fascistisch Italië en 't nationaal-socialistische Duitsch land toch altijd nog een andere is, dan die tusschen het democratische Groot-Brittan- nië en het bolsjewistische Rusland van Sta lin". Tot zoover de Führer. Commentaar hoeft er weinig aan zijn rede toegevoegd te werden. De eenige passage, welke in zichzelf tot zekere hoogte dreigend kan heeten is deze: „In ieder geval is het Duitsche rijk niet bereid een intimidatie of ook slechts een omsingelingspolitiek op den duur te aanvaarden Door dat „op den duur" ontnam Hitier zelf ech ter het directe dreigement er aan Zelfs uit deze passage krijgt men den indruk dat de ommekeer van Engeland's buiten- landsche politiek een zeer grooten indruk te Berlijn heeft gemaakt. KERK EN SCHOOL. De jaarvergadering van het negende district van den Schoolraad voor Scholen met den Bijbel, omvattende geheel Zeeland, zal dit jaar te Goes worden gehouden op Vrijdag 5 Mei. In de morgenvergadering zal de heer W. 't Hooft, hoofd eener Chr. school te Goes, spreken over: „Onderwijsvernieu wing", een onderwerp, dat in de onder wijswereld thans aan de orde van den dag is. In de middagvergadering spreekt dr. Van Broekhuijzen, de gezant uit Zuid-Afrika, over het onderwijs aldaar. Geslaagd voor 3en stuurman de heer A. A. Kaasjager, leerling van de De Ruij- terschool te Vlissingen. gaan door de ruime hal met het spiegel gladde parket en de Perzische karpetten, verlicht door de groote Moorsche Moskee lamp. Tegen de lambrizeering openbaarde het zachte schijnsel van de met rose over trokken lampjes een fonkelende uitstalling van Oostersche wapens. Jachttrofeeën hin gen overal verspreid, 't Was alsof een ge heime macht haar blik naar één ervan trok, een immense cobra, door de resident gedood en in heel natuurlijke houding me,t wijd open bek opgezet. De meeste bedien den waren bang voor het dreigende dier met zijn gapenden muil; ze beweerden, dat het betooverd was. De ayah (Indische meid) van Diana zwoer dat zij uit zijn rood, fataal keelgat gesis had hooren komen. Na den knecht besteld te hebben, koffie en biscuits in de werkkamer van haar vader sir John te brengen, ging Diana langzaam naar boven. Op het oogenblik, dat ze haar hand uitstak, om de deur van haar slaapkamer te openen, aarzelde ze: dat voorgevoel van een nakend gevaar werd ondragelijkEn daarbij die stik kende hitte in huisEen inlandsche vrouw, dik en omvangrijk in haar witte mousseline, stond op en begon bedrijvig en stilzwijgend om haar jeugdige meesteres heen te draaien. Die ayah was een juweel in haar soort: geen babbelkous. Een oogenblik later had Diana haar avondjaponnetje verwisseld voor een crê- pe-de-chine peignoir. Toen ze voor haar kaptafel zat, kreeg ze groot verlangen' al leen te zijn. „Ayah, je kunt gaan slapen. Ik doe 't verder wel alleen." De zware vrouw schommelde naar de deur. Opeens bleef ze staan en draaide zich om. Afscheid van de heeren H. A. Hanken en dr. F, E, Posthuma. Vrijdag werd te Goes in het gebouw „De Prins van Oranje" onder voorzitterschap van den heer H. A. Hanken de jaarlijksche algemeene ledenvergadering gehouden van de Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge, afdee- ling van de Centrale Landbouw-Onderlinge, bedrijfsvereeniging ingevolge de Land- ep Tuinbouwongevallenwet 1922. Aan het ter vergadering uitgebrachte ver slag over het boekjaar 1937-38 ontleenen wij het navolgende: Het aantal leden steeg in het verslagjaar van 3068 tot 3092, vertegenwoordigende een verzekerd loonbedrag van 5.349.806,TV0* rig jaar 5.285.113,Aangifte werd ge daan van 1035 ongevallen, waarvan 931 als bedrijfsongeval konden worden erkend. In het voorafgaande boekjaar bedroegen deze getallen resp. 1120 en 1006. Hoewel hier dus een afneming te constateeren valt, steeg het aantal ongevallen, zooals uit het ver slag der Centrale Landbouw-Onderlinge blijkt, in alle overige provincies aanmerke lijk (totaal aantal ongevallen in 1936-37 9268 tegen 10949 in 1937-38). Deze toene ming vindt zijn oorzaak in de loonsvermeer- dering en in de werkverschaffingen. Een bepaalde oorzaak van de daling in Zeeland is niet gebleken. Tot leden van het bestuur werden herko zen de heeren M. C. Lindenbergh te Wemel- dinge en C. M. Zeijler te Oosterland, terwijl als opvolger van den heer H. A. Hanken te Goes, die zich niet meer herkiesbaar stelde, wrd benoemd de heer A. Minderhoud te Goes; als plaatsvervangende bestuursleden werden herbenoemd de heeren W. Dekker Pzn. te Wemeldinge, D. van den Dries te 's- Heerenhoek en J. C. van Langeraad te Dreischor. Ter vergadering werden de heeren C. J. Hanse te Bruinisse, J. B. SturmBlondeel te Oostburg, P. S. van Donge te Dreischor en A. M. Siese te Zieriksee, die gedurende 25 jaren in een plaatselijke ongevallen-com missie hunne medewerking aan de Land bouw-Onderlinge hebben verleend, gehul digd. Uit handen van den president-direc teur der Centrale Landbouw-Onderlinge, dr. F. E. Posthuma, ontvingen zij als bljjk van waardeering een oorkonde met herinne ringsmedaille. Door den heer G. J. van Unnik, den vice- voorzitter, werd de scheidende voorzitter, de heer H. A. Hanken zeer hartelijk toegespro ken namens het geheele bestuur. Gememo reerd werd het feit, dat de heer Hanken een der mede-oprichters der Zeeuwsche Land bouw-Onderlinge is geweest en van den be ginne tot nu toe onafgebroken als voorzit ter de leiding in handen heeft gehad. Spreker memoreerde, dat hij sinds 1923, toen de Land- en Tuinbouwongevallenwet in werking was getreden, als lid-werknemer in helt bestuur den heer Hanken heeft lee- ren kennen als een sociaal voelend mensch, die steeds een open oog had voor de belan gen van de arbeiders. Spreker is hem daar dankbaar voor. Namens de Zeeuwsche Landbouw-Onder linge bood spreker vervolgens den heer Han ken als een klein bewijs van waardeering voor hetgeen door hem in de vereeniging is gedaan, een schilderij in olieverf van den schilder Heijmans aan, voorstellende een Zeeuwsche boerderij. De heer Hanken dankte vervolgens de vergadering voor dit geschenk, dat door hem zeer op prijs werd gesteld en den heer Van Unnik voor de door hem gesproken woorden. Spr. waardeerde die woorden zeer, daar hieruit blijkt dat een goede samenwer king tusschen werkgevers en werknemers niet alleen noodzakelijk, doch ook mogelijk is in beider belang. Spreker nam vervolgens afscheid van dr. Posthuma, die, evenals spreker, de organi satie gaat verlaten. Hij memoreerde 't vele belangrijke werk, dat door den heer Posthuma als president- directeur van het Centraal Beheer is ge daan en roemde diens groote organisatori sche talenten, waardoor de bloei van de Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge mogelijk geworden is. Als blijk van waardeering bood spr. na mens de geheele Zeeuwsche Landbouw-On« derlinge den heer PosthiJma 12 antieke blauwe porceleinen theekopjes aan en hij sprak de hoop uit, dat de scheidende pre sident-directeur nog lange jaren van den bloei der Landbouw-Onderlinge getuige mo ge zijn. Vervolgens werden nog woorden van af scheid gesproken door den heer Van Unnik, die namens de arbeiders den heer Posthu ma zeer hartelijk dankte voor al hetgeen hij voor de arbeiders en speciaal op het gebied van de ongevallen- en ziekteverzekering ge daan heeft. Door den directeur, jhr. mr. P. A. van Holthe tot Echten, werden vervolgens woor den van dank en afscheid gesproken tot de heeren Hanken en dr. Posthuma. Spreker prees zich gelukkig onder de lei ding der beide heeren werkzaam te hebben kunnen zijn en dankte voor hun lessen en prettige samenwerking. Mr. H. C. J. Zaaijer memoreerde als chef van het bijkantoor Goes van Centraal Be heer de totstandkoming der sociale wetge ving en speciaal den strijd om het principe van het zelf doen, welk principe zijn erken ning heeft gevonden in de tot standkoming van de Land- en Tuinbouwongevallenwet. Spreker memoreerde het groote aandeel, dat dr. Posthuma in dezen strijd heeft ge had en nog steeds heeft. Spreker wees op de lange en prettige samenwerking met de heeren Hanken en Posthuma en hoopte, dat deze nog lange jaren van de resultaten van hun arbeid mogen genieten. Vervolgens werden woorden van afscheid gesproken door de heeren C. M. Zeijler uit Oosterland, P. Lindenbergh uit Wemeldin ge en F. D. van Vessem uit Bruinisse. Daarna sprak de nieuw-benoemde voor zitter, de heer A. Minderhoud, directeur van den Wilhelminapolder, een woord van dank voor het in hem gestelde vertrouwen en hij hoopte op een even prettige samenwerking als er steeds met zijn voorganger, den heer Hanken heeft bestaan. Aan het slot der vergadering nam dr. F. E. Posthuma, die op 1 Mei a.s. aftreden zal als president-directeur van „Centraal Be heer" en dus ook van de Centrale Land bouw-Onderlinge, met 'n persoonlijk woord afscheid van de velen, met wie hij jaren lang ook voor de Zeeuwsche Landbouw- Onderlinge samenwerkte. Spreker herin nerde er aan, hoe hij weinig jaren geleden bij gelegenheid van de herdenking van het 25-jarig bestaan der Zeeuwsche Landbouw- Onderlinge hare lotgevallen in de algemee ne ledenvergadering had herdacht. Nu, bij zijn afscheid wilde de heer Posthuma zonder verder in herhalingen te vervallen niet na laten, nog eens in erkentelijkheid de namen te noemen van hen, die in de eerste moei lijke jaren en daarna hun steun aan de or ganisatie gaven. Vorsterman van Oyen, Van Weel, Dominicus, zij zijn onder ons nog niet vergeten. Inzonderheid wees spreker ver der op de belangrijke plaats die de heer H. A. Hanken als voorzitter der Zeeuwsche steekt, is „wèg" van dit heerlijk aroma, dezen fijnen smaak l Want Niemeijer's Roode Ster, zoo mild en geurig, blinkt uit in kwaliteit. 6» 10 en per 13 ct. half ons ZELDZAAM ZACHT EN LICHT IN DE PIJP! (Ingez. Med.) Landbouw-Onderlinge en als commissaris der Centrale Landbouw-Onderlinge steeds heeft ingenomen. Van den heer Hanken nam de heer Posthuma met een persoonlijk woord, dat van groote erkentelijkheid ge tuigde afscheid, om zich tenslotte te richten tot alle anderen, die hetzij als werkgever- of werknemerlid van het bestuur, hetzij in eenigerlei functie in een plaatselijke onge vallen-commissie de samenwerking tot een genoegen maakten. Gelooft van mij, aldus eindige dpserire Gelooft van mij, aldus eindigde spreker dat alle diensten, hoe groot of hoe gering ook, maar bovenal de vriendelijke wijze waarop ze altijd zijn verleend, bij mij in dankbare herinnering blijven voortleven. Nog meer geknoei met de N.S.B.-lijst. Men meldt uit V/olfaartsdijk aan „De Zeeuw" „De candidatenlijst voor de Prov. Staten van de N. S. B. was o.a. onderteekend door drie leden der af deeling van den Ned. Chr. L'andarbeidersbond alhier. Twee daarvan, t.w. A. F. en C. K„ hebben aan het bestuur der afdeeling een door hen onderteekende verklaring verstrekt van den volgenden in houd „Ondergeteekende verklaart aan het be stuur der afdeeling zich niet bewust te zijn geweest, dat hij zijn handteekening ge plaatst heeft op een candidatenlijst van de N. S. B„ en verklaart mitsdien dat hij deze handteekening als ongeldig en als niet ge daan wénscht te beschouwen. En dat hij voorts ook niets met de N. S. B. heeft uit te staan of van doen heeft." De derde persoon heeft inmiddels be dankt als lid van genoemde afdeeling." Vlug sprong ze uit bed en gleed in haar muiltjes; ze durfde geen licht te maken plotselinge Opwelling van iemand, die gg- wend is snel zijn gedachten te laten gaan... Zij greep de automatische revolver onder haar hoofdkussen, vloog naar het raam en duwde driftig de blinden open Met het geruststellende antwoord van Gray kwam de onvermijdelijke reactie: ze was als ver lamd door het verpletterende voorgevoel. Toen Gray het woord slang had uitgespro ken, zag ze in haar verbeelding de vreese- lijke Alam Khan, de Cobra, en vermoede lijk door een opeenhooping van voorstel lingen, met de heillooze faam van dezen man voor oogen, verbeeldde ze zich een oogenblik werkelijk in zijn macht te zijn. Beter dood dan dat. „Di Lindsay je bent niet wijs", zei ze tot zichzelf. Terwijl ze het groene sjaaltje, dat ze even te voren in den tuin had gedragen, om haar hals sloeg, ging ze naar de kaptafel toe en zocht al tastend om het zilveren cigaret- tenkokertje Een geluid in de kleedkamer was oorzaak, dat ze staan bleef met uitge stoken handZij luisterde, doch het le ven herhaalde zich niet Op haar teenen sloop ze naar de gang deur van haar kamer. Twee woorden, ont leend aan haar vaders vocabulaire schenen uitstekend van pas voor dezen toestand. Zij opende resoluut de deur naar de kleedka mer. Terstond kwam haar een welbekende lucht van rook en zweet tegemoet. 't Was de lucht van schaapsvellen, welke de bergbewoners dragen. Wanneer stam hoofden mfjt hun gevolg aan haar vader een bezoek brachten, had ze deze dikwijls genoeg waargenomen, om zich er niet in te vergissen. (Wordt vervolgd). ROTTERDAM Op 31 December 1938 was bij de Nationale (Ingez. Med.) „Ik bang", mompelde zij. Diana, wier kam bleef steken achter een iweerbastige krul, keek haar verbaasd aan. Zij wist, dat inlandsche bedienden, ten prooi aan hevige emoties, zich onverander lijk in hun landtaal uitdrukken en niet in het gebroken Engelsch, dat ze gewoon lijk met hun meesters spreken. „En waarvoor ben je dan bang?" „Ik niet weten, missie Sahib." De leugen kwam er vlot uit. Doch de meeste inlandsche bedienden spreken met zooveel ijver onwaarheid, dat Diana deze al te in het oog loopende half geamuseerd aanhoorde. ,,'t Zal waar zijn, dat je het niet weeft. Er is niet de minste reden, om bang te zijn," zei ze glimlachend. „Maar missie Sahib, luister." In een boom onder het raam krasten luguber een paar uilen voor inlanders een voorteeken van den dood „Dat zijn maar vogels", hernam Diana met een ontroerd lachje, terwijl ze een vluchtigen blik wierp op de met grendels geslriten blinden. „Dat leven kwaad", zei de inlandsche en zij boog het hoofd om de verwarring op haar gezicht te verbergen. Diana merkte, dat ze beefde. „Ik vragen missie Sahib goed te zijn voor ongelukkige meid", vervolgde de vrouw stotterend. „Heb je soms weer voorschot noodig op je loon?" vroeg Diana, haar satijnen schoen tjes uitschoppend. Haar -kamenier schudde ontkennend het hoofd. „Neen missie. Ik veel geld hebmissie goed is voor meid Zij zweeg en kronkelde haar dikke, brui cle Jon/ (fó /ion/ sF&n wrocu /y-o-crt E dl NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST ne, met zilveren ringen overladen vingers „Nu vertel 't me dan maar", zei Diana afgetrokken, terwijl ze de titels bestudeer de van boeken in een kastje naast haar bed. Er waren juist dien morgen nieuwe uit' Engeland gekomen. Welk zou ze kie zen? „Als 't u blieft, missie Baba, laat mij in uw kleedkamer slapen! Ik durf niet door donker! Er geesten zijn ondre de boomen... Geesten van booze menschen." „O, dat is goedmaar alleen voor dezen nacht, hoor Het verzoek evenals de omstandigheid, waaronder het werd gedaati, vond ze vreemd en verdacht. De ayah liep naar de deur van de kamer en grendelde deze. „Dief nu niet binnen kan", zei ze voldaan glimlachend, waarbij haar tanden, rood van sirih, zichtbaar waren. „God zegene missie Baba." De deur van de kleedkamer sloot zich achter haar en Diana opende een boek. Dadelijk daarop sloot ze het weer. Ze kon er haar gedachten niet bij bepalen. Zij strek te haar hand uit naar het lampje een klikduisternis Door haar brein dwarrelden allerlei onrustbarende gedacht- ten. De afgetrokkenheid van haar vader... De vrees van haar kamenier, de ayah Het aanstaande vertrek van Colin Gray om den „Gesluierden Man" op te sporen... De angst hem nooit weer te zullen zien, liet haar niet los. Hem zou 't natuurlijk niet kunnen schelen... Maar voor haar?... Zonder hem zou er in haar leven zoo'n leegte zijndie uilenleeg Ze was even in een onrustigen slaap ge vallen, toen twee schoten in dentuin den 1 vrede van den heeten nacht verscheurden. (Ingez. Med.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5