B00DE STEB
N AT IO N A L E
Hij is
er wèg van!
SUNLIGHT ZEEP
KRONIEK van den DAG.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE M1DDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 3 APRIL 1939. No. 79.
VORST COBRA
Zeeuwsche Landbouw-
Onderlinge.
NIEMEIJER'S
LEVENSVERZEKERING-BANK
verzekerd 607 millioen gulden
de premie-reserve 207 millioen gulden
Een nogal gematigde rede
van den Fiihrer.
Ter gelegenheid van de tewaterlating van
het nieuwe Duitsche slagschip „Tirpitz" te
Wilhelmshaven (ten N. van Hamburg) heeft
Hitier Zaterdagmiddag een rede gehouden,
waarin hij reageerde op de nieuwe buiten-
landsche politiek van Engeland (tot uit
drukking gekomen in de garantie aan Po
len). Zooals men weet, werd Zaterdagoch
tend verwacht, dat de Führer verschrikke
lijk van leer zou trekken. Hoewel de rede
inderdaad niet bepaald malsch was, (zacht
zinnige toespraken houdt de Duitsche dic
tator nimmer), bevatte ze geen enkele pas
sage, welke den internationalen politieken
toestand zou kunnen verergeren. Integen
deel veeleer, men krijgt den indruk, dat
Hitier er op uit was, olie op de politieke
golven te gieten.
Wij laten de voornaamste passages der re
de hier volgen:
„Als de wereld thans zegt, aldus de Füh
rer, dat men de volkeren moet indeelen in
deugdzame naties en in naties, die niet
deugdzaam zijn, en tot de deugdzame naties
behooren in de eerste plaats de Engelschen
en de Franschen en tot de niet-deugdzame
de Duitschers en de Italianen, dan kunnen
wij slechts zeggen: de beoordeling of een
volk deugdzaam of niet is, kan een sterve
ling nauwelijks uitspreken, dat moet men
onzen Lieven Heer overlaten. Misschien zal
nu een Britsch staatsman tegen mij zeggen:
God heeft het oordeel reeds uitgesproken,
want Hij heeft den deugdzamen naties een
vierde deel der wereld geschonken en den
niet deugdzamen heeft hij alles ontnomen.
Het is dan slechts de vraag met welke mid
delen de deugdzame naties zich dit vierde
gedeelte der wereld verworven hebben. En
dan moet ik zeggen, dat zijn geen deugdza
me methoden geweest. Driehonderd jaren
lang heeft Engeland als een ondeugdzame
natie gehandeld, om op zijn ouden dag over
deugd te spreken. Nog twintig jaar geleden
was de kwestie der deugd voor de Britsche
staatslieden niet volkomen opgehelderd, in
zooverre zij naar willekeur omgingen met
vreemden eigendom.
Men hield het toen nog voor vereenigbaar
met de deugd, dat men heele koloniën heeft
veroverd eenvoudig, omdat men de macht
had. Toen wij nationaal-socialisten aan de
macht kwamen, trachtte ik ieder probleem
voor besprekingen op te lossen en ik heb
bij ieder probleem aanbiedingen gedaan en
zij zijn afgewezen. Er is in het geheel geen
twijfel aan, dat ieder volk belangen heeft,
die heilig zijn, omdat zij identiek zijn met
zijn leven en zijn levensweg. Wanneer thans
een Britsch staatsman eischt, dat ieder pro
bleem, dat temidden van de Duitsche levens
belangen en de levenssfeer van ons volk ligt,
eerst met Engeland moet worden bespro
ken, dan kan ik juist zoo eischen dat ieder
Britsch probleem eerst met ons besproken
moet worden. Eén ding zou ik hier willen
uitspreken: Het Duitsche volk van thans,
het Duitsche rijk van tegenwoordig, zijn niet
bereid levensbelangen prijs te geven. Zij zijn
ook niet bereid werkeloos te staan tegen
over opkomende gevaren. Wanneer de ge
allieerden zonder rekening te houden met
doelmatigheid, met recht, met historische
traditie of ook slechts met verstand de land
kaart van Europa zouden wijzigen, dan zou
den wij niet de macht hebben dat te ver
hinderen. Maar wanneer zij van het tegen
woordige Duitschland verwachten, dat het
trawantenstaten, welker eenige taak is te
gen Duitschland in het spel gebracht te
worden, geduldig laat rijpen tot den dag,
waarop dit netwerk dichtgetrokken moet
worden, dan verwisselt men het tegenwoor
dige Duitschland met het Duitschland van
den vorigen oorlog.
Ten aanzien van Tsjechoslovakije en de
inlijving van dit land bij het Derde Rijk
verklaarde de Führer: Ik heb weer ver-
eenigd, wat door geschiedenis en aardrijks
kundige ligging volgens alle regelen van
het verstand vereenigd moest worden. Het
Tsjechische volk zal meer vr jj-
heid hebben dan de onder
drukte volkeren der deugd
zame natie s". Ik ben er van over
tuigd, dat ik den vrede daarmede een groo-
ten dienst heb bewezen en ik heb in de
overtuiging daarvan ook besloten, om den
komenden partijdag den naam te geven van
Part ij dag van den vrede.
Want Duitschland denkt er niet aan, in
het wilde weg andere volkeren aan te val
len. Wat wij willen doen is onze economi-
Door MARK CHANNING.
5)
HOOFDSTUK III.
De mantel van schaapsvel.
Naar mate Diana Lindsay, na haar vader
en Gray verlaten te hebben, de woning na
derde, begon het voorgevoel, dat er iets
vreeselijks zou gebeuren, steeds zwaarder
te wegen.
In gedachten verdiept, was ze op den
hoek van het huis bijna tegen majoor
Mercer, den commandanit van de kleine
cavalerié-escorte van de residentie, opge-
loopen. Deze deed met een lantaarn in de
hand de rondë langs de schildwachten.
,,'t Is een opwindende geschiedenis, vindt
u niet?" zei ze me een geforceerd lachje,
nadat hij haar had aanbevolen de luiken
van haar slaapkamer vooral goed te slui
ten.
Ze had graag het onderhoud nog ver
lengd, doch hij scheen ongerust en haas-
tie.
Met gekletter van wapenen sprongen
twee stoere lanciers bij haar nadering onder
de breede galerij in de houding. Zooals hun
Indische officier de bejaarde Rissaldar
Sher Singh eens beweerd had, beschouw
den deze mannen zich persoonlijk verant
woordelijk, zoowel voor de veiligheid van
Diana als voor die van den resident zelf.
Ze hadden inderdaad groote vereering voor
hen.
Lenig en gracieus in haar groen satijnen
japonnetje liep ze de lange galerij door,
die er vroolijk uitzag met palmen en bloe
men; beneden aan de breede trap bleef 2e
even staan, en liet een onwillekeurigen blik
sche betrekkingen uitbreiden. Daar hebben
wij recht op en ik aanvaard daarbij van
geen Europeesch of buiten-Europeesch
staatsman, voorschriften. In ieder geval is
het Duitsche rijk niet bereid een intimida
tie of ook slechts een omsingelingspolitiek
op den duur te aanvaarden.
Ik heb eens een overeenkomst met Enge
land gesloten: het vlootverdrag.
Dit vlootverdrag is gegrondvest op den
vurigen wensch nooit tegen elkander ten
oorlog te moeten trekken. Deze wensch kan
echter slechts een wederzijdsche zijn. Wan
neer in Engeland deze wensch niet meer
bestaat, dan is de practische voorwaarde
voor dit verdrag daarmede opgeheven.
Duitschland zal ook dat volkomen gelaten
aanvaarden. Wij zijn zoo zeker van ons zelf,
omdat wij sterk zijn en wij zijn sterk, om
dat wij aaneengesloten zijn en in staat tot
opbouw. Geen macht ter wereld zal ons
door welke phrase ook ooit nog de wapens
ontlokken.
Mocht echter werkelijk een volk met ge
weld zijn kracht willen meten met de on
ze, dan is het Duitsche volk ook daartoe
te allen tijde in staat en ook bereid en vast
besloten. Juist zooals wij denken ook onze
vrienden. Zoo denkt in het bijzonder die
staat, waarmede wij ten nauwste verbon
den zijn, en waarmede wij opmarcheeren,
nu en onder alle omstandigheden, ook in de
toekomst voor altijd. Deze spil is het na
tuurlijkste instrument, dat op deze wereld
bestaat. Het is een politieke combinatie, die
niet slechts haar ontstaan dankt aan het
verstand, maar ook aan de gerechtigheid en
daarbovenuit ook aan het idealisme. Ik ge
loof dat de tijd niet ver zal zijn, waarop zal
kunnen blijken, dat de gemeenschap in we
reldbeschouwing tusschen het fascistisch
Italië en 't nationaal-socialistische Duitsch
land toch altijd nog een andere is, dan die
tusschen het democratische Groot-Brittan-
nië en het bolsjewistische Rusland van Sta
lin".
Tot zoover de Führer. Commentaar
hoeft er weinig aan zijn rede toegevoegd
te werden. De eenige passage, welke in
zichzelf tot zekere hoogte dreigend kan
heeten is deze: „In ieder geval is het
Duitsche rijk niet bereid een intimidatie
of ook slechts een omsingelingspolitiek
op den duur te aanvaarden Door dat
„op den duur" ontnam Hitier zelf ech
ter het directe dreigement er aan Zelfs
uit deze passage krijgt men den indruk
dat de ommekeer van Engeland's buiten-
landsche politiek een zeer grooten indruk
te Berlijn heeft gemaakt.
KERK EN SCHOOL.
De jaarvergadering van het negende
district van den Schoolraad voor Scholen
met den Bijbel, omvattende geheel Zeeland,
zal dit jaar te Goes worden gehouden op
Vrijdag 5 Mei. In de morgenvergadering zal
de heer W. 't Hooft, hoofd eener Chr. school
te Goes, spreken over: „Onderwijsvernieu
wing", een onderwerp, dat in de onder
wijswereld thans aan de orde van den dag
is. In de middagvergadering spreekt dr. Van
Broekhuijzen, de gezant uit Zuid-Afrika,
over het onderwijs aldaar.
Geslaagd voor 3en stuurman de heer
A. A. Kaasjager, leerling van de De Ruij-
terschool te Vlissingen.
gaan door de ruime hal met het spiegel
gladde parket en de Perzische karpetten,
verlicht door de groote Moorsche Moskee
lamp. Tegen de lambrizeering openbaarde
het zachte schijnsel van de met rose over
trokken lampjes een fonkelende uitstalling
van Oostersche wapens. Jachttrofeeën hin
gen overal verspreid, 't Was alsof een ge
heime macht haar blik naar één ervan
trok, een immense cobra, door de resident
gedood en in heel natuurlijke houding me,t
wijd open bek opgezet. De meeste bedien
den waren bang voor het dreigende dier
met zijn gapenden muil; ze beweerden, dat
het betooverd was. De ayah (Indische
meid) van Diana zwoer dat zij uit zijn rood,
fataal keelgat gesis had hooren komen.
Na den knecht besteld te hebben, koffie
en biscuits in de werkkamer van haar
vader sir John te brengen, ging Diana
langzaam naar boven. Op het oogenblik,
dat ze haar hand uitstak, om de deur van
haar slaapkamer te openen, aarzelde ze:
dat voorgevoel van een nakend gevaar
werd ondragelijkEn daarbij die stik
kende hitte in huisEen inlandsche
vrouw, dik en omvangrijk in haar witte
mousseline, stond op en begon bedrijvig
en stilzwijgend om haar jeugdige meesteres
heen te draaien. Die ayah was een juweel
in haar soort: geen babbelkous.
Een oogenblik later had Diana haar
avondjaponnetje verwisseld voor een crê-
pe-de-chine peignoir. Toen ze voor haar
kaptafel zat, kreeg ze groot verlangen' al
leen te zijn.
„Ayah, je kunt gaan slapen. Ik doe 't
verder wel alleen."
De zware vrouw schommelde naar de
deur. Opeens bleef ze staan en draaide zich
om.
Afscheid van de heeren H. A.
Hanken en dr. F, E, Posthuma.
Vrijdag werd te Goes in het gebouw „De
Prins van Oranje" onder voorzitterschap
van den heer H. A. Hanken de jaarlijksche
algemeene ledenvergadering gehouden van
de Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge, afdee-
ling van de Centrale Landbouw-Onderlinge,
bedrijfsvereeniging ingevolge de Land- ep
Tuinbouwongevallenwet 1922.
Aan het ter vergadering uitgebrachte ver
slag over het boekjaar 1937-38 ontleenen
wij het navolgende:
Het aantal leden steeg in het verslagjaar
van 3068 tot 3092, vertegenwoordigende een
verzekerd loonbedrag van 5.349.806,TV0*
rig jaar 5.285.113,Aangifte werd ge
daan van 1035 ongevallen, waarvan 931 als
bedrijfsongeval konden worden erkend. In
het voorafgaande boekjaar bedroegen deze
getallen resp. 1120 en 1006. Hoewel hier dus
een afneming te constateeren valt, steeg
het aantal ongevallen, zooals uit het ver
slag der Centrale Landbouw-Onderlinge
blijkt, in alle overige provincies aanmerke
lijk (totaal aantal ongevallen in 1936-37
9268 tegen 10949 in 1937-38). Deze toene
ming vindt zijn oorzaak in de loonsvermeer-
dering en in de werkverschaffingen. Een
bepaalde oorzaak van de daling in Zeeland
is niet gebleken.
Tot leden van het bestuur werden herko
zen de heeren M. C. Lindenbergh te Wemel-
dinge en C. M. Zeijler te Oosterland, terwijl
als opvolger van den heer H. A. Hanken te
Goes, die zich niet meer herkiesbaar stelde,
wrd benoemd de heer A. Minderhoud te
Goes; als plaatsvervangende bestuursleden
werden herbenoemd de heeren W. Dekker
Pzn. te Wemeldinge, D. van den Dries te 's-
Heerenhoek en J. C. van Langeraad te
Dreischor.
Ter vergadering werden de heeren C. J.
Hanse te Bruinisse, J. B. SturmBlondeel
te Oostburg, P. S. van Donge te Dreischor
en A. M. Siese te Zieriksee, die gedurende
25 jaren in een plaatselijke ongevallen-com
missie hunne medewerking aan de Land
bouw-Onderlinge hebben verleend, gehul
digd. Uit handen van den president-direc
teur der Centrale Landbouw-Onderlinge, dr.
F. E. Posthuma, ontvingen zij als bljjk van
waardeering een oorkonde met herinne
ringsmedaille.
Door den heer G. J. van Unnik, den vice-
voorzitter, werd de scheidende voorzitter, de
heer H. A. Hanken zeer hartelijk toegespro
ken namens het geheele bestuur. Gememo
reerd werd het feit, dat de heer Hanken een
der mede-oprichters der Zeeuwsche Land
bouw-Onderlinge is geweest en van den be
ginne tot nu toe onafgebroken als voorzit
ter de leiding in handen heeft gehad.
Spreker memoreerde, dat hij sinds 1923,
toen de Land- en Tuinbouwongevallenwet
in werking was getreden, als lid-werknemer
in helt bestuur den heer Hanken heeft lee-
ren kennen als een sociaal voelend mensch,
die steeds een open oog had voor de belan
gen van de arbeiders. Spreker is hem daar
dankbaar voor.
Namens de Zeeuwsche Landbouw-Onder
linge bood spreker vervolgens den heer Han
ken als een klein bewijs van waardeering
voor hetgeen door hem in de vereeniging
is gedaan, een schilderij in olieverf van den
schilder Heijmans aan, voorstellende een
Zeeuwsche boerderij.
De heer Hanken dankte vervolgens de
vergadering voor dit geschenk, dat door
hem zeer op prijs werd gesteld en den heer
Van Unnik voor de door hem gesproken
woorden. Spr. waardeerde die woorden zeer,
daar hieruit blijkt dat een goede samenwer
king tusschen werkgevers en werknemers
niet alleen noodzakelijk, doch ook mogelijk
is in beider belang.
Spreker nam vervolgens afscheid van dr.
Posthuma, die, evenals spreker, de organi
satie gaat verlaten.
Hij memoreerde 't vele belangrijke werk,
dat door den heer Posthuma als president-
directeur van het Centraal Beheer is ge
daan en roemde diens groote organisatori
sche talenten, waardoor de bloei van de
Zeeuwsche Landbouw-Onderlinge mogelijk
geworden is.
Als blijk van waardeering bood spr. na
mens de geheele Zeeuwsche Landbouw-On«
derlinge den heer PosthiJma 12 antieke
blauwe porceleinen theekopjes aan en hij
sprak de hoop uit, dat de scheidende pre
sident-directeur nog lange jaren van den
bloei der Landbouw-Onderlinge getuige mo
ge zijn.
Vervolgens werden nog woorden van af
scheid gesproken door den heer Van Unnik,
die namens de arbeiders den heer Posthu
ma zeer hartelijk dankte voor al hetgeen hij
voor de arbeiders en speciaal op het gebied
van de ongevallen- en ziekteverzekering ge
daan heeft.
Door den directeur, jhr. mr. P. A. van
Holthe tot Echten, werden vervolgens woor
den van dank en afscheid gesproken tot de
heeren Hanken en dr. Posthuma.
Spreker prees zich gelukkig onder de lei
ding der beide heeren werkzaam te hebben
kunnen zijn en dankte voor hun lessen en
prettige samenwerking.
Mr. H. C. J. Zaaijer memoreerde als chef
van het bijkantoor Goes van Centraal Be
heer de totstandkoming der sociale wetge
ving en speciaal den strijd om het principe
van het zelf doen, welk principe zijn erken
ning heeft gevonden in de tot standkoming
van de Land- en Tuinbouwongevallenwet.
Spreker memoreerde het groote aandeel,
dat dr. Posthuma in dezen strijd heeft ge
had en nog steeds heeft. Spreker wees op
de lange en prettige samenwerking met de
heeren Hanken en Posthuma en hoopte, dat
deze nog lange jaren van de resultaten van
hun arbeid mogen genieten.
Vervolgens werden woorden van afscheid
gesproken door de heeren C. M. Zeijler uit
Oosterland, P. Lindenbergh uit Wemeldin
ge en F. D. van Vessem uit Bruinisse.
Daarna sprak de nieuw-benoemde voor
zitter, de heer A. Minderhoud, directeur van
den Wilhelminapolder, een woord van dank
voor het in hem gestelde vertrouwen en hij
hoopte op een even prettige samenwerking
als er steeds met zijn voorganger, den heer
Hanken heeft bestaan.
Aan het slot der vergadering nam dr. F.
E. Posthuma, die op 1 Mei a.s. aftreden zal
als president-directeur van „Centraal Be
heer" en dus ook van de Centrale Land
bouw-Onderlinge, met 'n persoonlijk woord
afscheid van de velen, met wie hij jaren
lang ook voor de Zeeuwsche Landbouw-
Onderlinge samenwerkte. Spreker herin
nerde er aan, hoe hij weinig jaren geleden
bij gelegenheid van de herdenking van het
25-jarig bestaan der Zeeuwsche Landbouw-
Onderlinge hare lotgevallen in de algemee
ne ledenvergadering had herdacht. Nu, bij
zijn afscheid wilde de heer Posthuma zonder
verder in herhalingen te vervallen niet na
laten, nog eens in erkentelijkheid de namen
te noemen van hen, die in de eerste moei
lijke jaren en daarna hun steun aan de or
ganisatie gaven. Vorsterman van Oyen, Van
Weel, Dominicus, zij zijn onder ons nog niet
vergeten. Inzonderheid wees spreker ver
der op de belangrijke plaats die de heer H.
A. Hanken als voorzitter der Zeeuwsche
steekt, is „wèg" van dit heerlijk
aroma, dezen fijnen smaak l Want
Niemeijer's Roode Ster, zoo mild
en geurig, blinkt uit in kwaliteit.
6» 10 en per
13 ct. half ons
ZELDZAAM ZACHT EN LICHT IN DE PIJP!
(Ingez. Med.)
Landbouw-Onderlinge en als commissaris
der Centrale Landbouw-Onderlinge steeds
heeft ingenomen. Van den heer Hanken
nam de heer Posthuma met een persoonlijk
woord, dat van groote erkentelijkheid ge
tuigde afscheid, om zich tenslotte te richten
tot alle anderen, die hetzij als werkgever-
of werknemerlid van het bestuur, hetzij in
eenigerlei functie in een plaatselijke onge
vallen-commissie de samenwerking tot een
genoegen maakten.
Gelooft van mij, aldus eindige dpserire
Gelooft van mij, aldus eindigde spreker
dat alle diensten, hoe groot of hoe gering
ook, maar bovenal de vriendelijke wijze
waarop ze altijd zijn verleend, bij mij in
dankbare herinnering blijven voortleven.
Nog meer geknoei met de N.S.B.-lijst.
Men meldt uit V/olfaartsdijk aan „De
Zeeuw"
„De candidatenlijst voor de Prov. Staten
van de N. S. B. was o.a. onderteekend door
drie leden der af deeling van den Ned. Chr.
L'andarbeidersbond alhier. Twee daarvan,
t.w. A. F. en C. K„ hebben aan het bestuur
der afdeeling een door hen onderteekende
verklaring verstrekt van den volgenden in
houd
„Ondergeteekende verklaart aan het be
stuur der afdeeling zich niet bewust te zijn
geweest, dat hij zijn handteekening ge
plaatst heeft op een candidatenlijst van de
N. S. B„ en verklaart mitsdien dat hij deze
handteekening als ongeldig en als niet ge
daan wénscht te beschouwen. En dat hij
voorts ook niets met de N. S. B. heeft uit
te staan of van doen heeft."
De derde persoon heeft inmiddels be
dankt als lid van genoemde afdeeling."
Vlug sprong ze uit bed en gleed in haar
muiltjes; ze durfde geen licht te maken
plotselinge Opwelling van iemand, die gg-
wend is snel zijn gedachten te laten gaan...
Zij greep de automatische revolver onder
haar hoofdkussen, vloog naar het raam en
duwde driftig de blinden open Met het
geruststellende antwoord van Gray kwam
de onvermijdelijke reactie: ze was als ver
lamd door het verpletterende voorgevoel.
Toen Gray het woord slang had uitgespro
ken, zag ze in haar verbeelding de vreese-
lijke Alam Khan, de Cobra, en vermoede
lijk door een opeenhooping van voorstel
lingen, met de heillooze faam van dezen
man voor oogen, verbeeldde ze zich een
oogenblik werkelijk in zijn macht te zijn.
Beter dood dan dat.
„Di Lindsay je bent niet wijs", zei ze tot
zichzelf.
Terwijl ze het groene sjaaltje, dat ze even
te voren in den tuin had gedragen, om haar
hals sloeg, ging ze naar de kaptafel toe en
zocht al tastend om het zilveren cigaret-
tenkokertje Een geluid in de kleedkamer
was oorzaak, dat ze staan bleef met uitge
stoken handZij luisterde, doch het le
ven herhaalde zich niet
Op haar teenen sloop ze naar de gang
deur van haar kamer. Twee woorden, ont
leend aan haar vaders vocabulaire schenen
uitstekend van pas voor dezen toestand. Zij
opende resoluut de deur naar de kleedka
mer. Terstond kwam haar een welbekende
lucht van rook en zweet tegemoet.
't Was de lucht van schaapsvellen, welke
de bergbewoners dragen. Wanneer stam
hoofden mfjt hun gevolg aan haar vader
een bezoek brachten, had ze deze dikwijls
genoeg waargenomen, om zich er niet in te
vergissen. (Wordt vervolgd).
ROTTERDAM
Op 31 December 1938 was bij de Nationale
(Ingez. Med.)
„Ik bang", mompelde zij.
Diana, wier kam bleef steken achter een
iweerbastige krul, keek haar verbaasd aan.
Zij wist, dat inlandsche bedienden, ten
prooi aan hevige emoties, zich onverander
lijk in hun landtaal uitdrukken en niet
in het gebroken Engelsch, dat ze gewoon
lijk met hun meesters spreken.
„En waarvoor ben je dan bang?"
„Ik niet weten, missie Sahib."
De leugen kwam er vlot uit. Doch de
meeste inlandsche bedienden spreken met
zooveel ijver onwaarheid, dat Diana deze
al te in het oog loopende half geamuseerd
aanhoorde.
,,'t Zal waar zijn, dat je het niet weeft.
Er is niet de minste reden, om bang te
zijn," zei ze glimlachend.
„Maar missie Sahib, luister."
In een boom onder het raam krasten
luguber een paar uilen voor inlanders
een voorteeken van den dood
„Dat zijn maar vogels", hernam Diana
met een ontroerd lachje, terwijl ze een
vluchtigen blik wierp op de met grendels
geslriten blinden.
„Dat leven kwaad", zei de inlandsche en
zij boog het hoofd om de verwarring op
haar gezicht te verbergen.
Diana merkte, dat ze beefde.
„Ik vragen missie Sahib goed te zijn voor
ongelukkige meid", vervolgde de vrouw
stotterend.
„Heb je soms weer voorschot noodig op
je loon?" vroeg Diana, haar satijnen schoen
tjes uitschoppend. Haar -kamenier schudde
ontkennend het hoofd.
„Neen missie. Ik veel geld hebmissie
goed is voor meid
Zij zweeg en kronkelde haar dikke, brui
cle Jon/
(fó /ion/ sF&n
wrocu
/y-o-crt
E dl NOOIT ZEEP VAN ONBEKENDE HERKOMST
ne, met zilveren ringen overladen vingers
„Nu vertel 't me dan maar", zei Diana
afgetrokken, terwijl ze de titels bestudeer
de van boeken in een kastje naast haar
bed. Er waren juist dien morgen nieuwe
uit' Engeland gekomen. Welk zou ze kie
zen?
„Als 't u blieft, missie Baba, laat mij in
uw kleedkamer slapen! Ik durf niet door
donker! Er geesten zijn ondre de boomen...
Geesten van booze menschen."
„O, dat is goedmaar alleen voor
dezen nacht, hoor
Het verzoek evenals de omstandigheid,
waaronder het werd gedaati, vond ze
vreemd en verdacht.
De ayah liep naar de deur van de kamer
en grendelde deze.
„Dief nu niet binnen kan", zei ze voldaan
glimlachend, waarbij haar tanden, rood van
sirih, zichtbaar waren.
„God zegene missie Baba."
De deur van de kleedkamer sloot zich
achter haar en Diana opende een boek.
Dadelijk daarop sloot ze het weer. Ze kon
er haar gedachten niet bij bepalen. Zij strek
te haar hand uit naar het lampje
een klikduisternis Door haar brein
dwarrelden allerlei onrustbarende gedacht-
ten. De afgetrokkenheid van haar vader...
De vrees van haar kamenier, de ayah
Het aanstaande vertrek van Colin Gray
om den „Gesluierden Man" op te sporen...
De angst hem nooit weer te zullen zien,
liet haar niet los. Hem zou 't natuurlijk
niet kunnen schelen... Maar voor haar?...
Zonder hem zou er in haar leven zoo'n
leegte zijndie uilenleeg
Ze was even in een onrustigen slaap ge
vallen, toen twee schoten in dentuin den
1 vrede van den heeten nacht verscheurden.
(Ingez. Med.)