ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD,
L
of
der Zotheid
Iff.
SAM DE PDOVIMCIALE 2EEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAMTl
4 Maart 1939
ZEEUWSCHE KRONIEK.
UIT 'N OUD KOOKBOEK.
De
DAEGELIKSE DIENGEN
DAMMEN EN SCHAKEN.
Oiik,
|o en
6.50
I graai,
lam.
Ra-
|20 en
7,05.
9,05
D;30
7,30
9,40
Ber.
ge
hand,
vol-
don-
zoo-
ne-
In en
|n of
o to's
en
soli.;
?ods-
/aar
geh.
be-
met
j/erk-
Ikun-
Iver-
Ifön-
]sten
v. h.
Iniet
(•act;
vert
con-
vk.;
lers,
lceu-
PI.
d.*s
|gs,
C.
in
£ns
er-
(ien
de
BIS.
Iff.
ra.
en.
Is.
M,
Uitzicht.
Wjj hebben een man gekend, geboren en
getogen op het heerlijk Geldersche platte
land, die manmoedig verklaarde: waar ik
ook kom te wonen: nooit in een straat en
nooit op een bovenhuis.
Die verklaring aan zichzelf afgelegd
is even begrijpelijk als voorbarig. Men
kan in jonge jaren nooit vooruit als een
axioma verklaren wat men in het lange
leven zal doen. Want het leven is wissel
vallig als het weer. 's Morgens kan de zon
heerlijk schijnen en des avonds kunnen
zware regenbuien den zonsondergang ge
heel verduisteren. Menigeen heeft spijt ge
noeg gehad van die jeugdige, vaak over
moedige axiomata's, waaraan hij later werd
herinnerd.
Mijn oude Geldersche schoolkameraad
ook. O, het was zoo begrijpelijk, dat hij die
volop genoot van de schoonheid van zijn
geboortegrond, de gedachte niet verdragen
kon van de ingeslolenheid der straten eener
groote stad; van het uitzichtslooze van een
bovenhuis, dat zelfs de paar vierkante me
ters tuin mist, die herinneren kunnen aan
God's sehoone natuur. Hij had de vergezich
ten van het platteland lief. Hij hield van
bosch en hei; van akkers en van weiden.
Uitzicht moest hij hebben; uitzicht, dat de
eindelooze huizengevels, voor en achter, in
de steden ten eenenmale belemmert.
Het leven was voor hem inderdaad gril
lig als het weer. Het bracht hem in later
dagen in de groote stad, in een straat, op
een bovenhuis. Daar vond ik hem terug.
Het was alles nog goed geworden. Hij had
werk, dat hem paste; zijn gezin, waaraan
zijn hart hing en stoffelijk was zijn be
staan verzekerd. Wij zaten te praten op zijn
werkkamer en op de zolderverdieping,
„Weet je, waarom ik op deze kamer ben
gaan zitten? Omdat ik wat uitzicht hebben
moet. Beneden kijk je tegen de voorgevels
en de achtergevels aan hier, al zijn de
ramen klein, zie je de lucht en de wolken
en de zon. Zooals ik die gezien heb in het
Geldersche in mijn jonge jaren."
De eisch der jonge jaren was wel tot
minimale proportie teruggebracht: een
hooge zolderkamer in een straat in een
groote stad, die tenminste uitzicht bood op
God's hoogen hemel!
Het leven leert veel menschen bescheiden
te worden.
Uitzicht hebben alle menschen noodig.
Ver en wijd. Wij hebben dat noodig als
menschheid, als volk, als gezin, als enke
ling.
De ellende van onzen tijd is, dat de
menschheid geen uitzicht heeft. Hoe zal het
gaan zelfs in de naaste toekomst? Oorlog
of vrede? Economische verbetering of nieu
we depressies? Zedelijke verheffing of toe
nemende moreele verwildering. Zal het bru
te geweld meer macht verkrijgen of de re
delijkheid gaan heerschen?
Wie is er die het weet. Het uitzicht in de
toekomst is zoo beperkt, dat wij aan on
beduidende voorvallen de beteekenis van
voorteekenen gaan geven, als zij maar
eenigszins in de gewensehte richting wijzen.
Bij de volkeren, ieder afzonderlijk, is het
niet anders: weinig of geen uitzicht!
In vele gezinnen in de enkele levens, op
allerlei terrein, is het niet anders: weinig
of geen uitzicht.
Waarom? Omdat het uitzicht heel be
perkt is vanwege den mist, die er hangt.
Natuurlijk: nooit is de mensch zeker ge
weest van de toekomst. Die is niet in zijn
hand. Maar er was meer optimisme om den
komenden tijd tegemoet te zien.
Aan dit optimisme heeft onze tijd ge>
brek. En dat is waarlijk geen wonder.
Zou het mogelijk wezen wat meer goeden
moed te-hebben?
Laat ons allereerst bedenken, dat het
leven tenslotte aan kleine cjingen samen
hangt. Groote dingen gebeuren zelden. De
kleine dingen beïnvloeden het allermeest
ons leven.
Het kan een klein ding zijn, waaraan wfj
misschien zelf nooit gedacht hebben, dat in
eens het uitzicht in ons leven verheldert en
zeer ver doet wezen.
De menschen noemen dat vaak: toeval.
Toevallig ontmoet men iemand, die een op
lossing aan de hand doet in een moeilijke
zaak. Toevallig leest men een artikel, een
advertentie, die den weg wijst. Toevallig
denkt men aan iets, dat ineens wending ge
ven kan: „dat ik daaraan nooit eerder ge-
dipht heb
En dan komt het uitzicht ineens. De
lucht klaart op; de mist trekt weg; het
wordt helder.
Hierop komt het aan, dat men uitzicht
hebben wil; als is het maar door de kleine
ramen van een zolderkamer. Wie zoekt, die
vindt. t>
J. Nagel.
BEDEVAARTPLAATSEN IN
ZEELAND.
Taart van Mevrouw Binkdie
ongemeen lekker is.
Neemt een bierglas uitgedrukt sap van
Citroenen, zet dit op het vuur, en laat het
op de helft verkooken, na dat men 'er een
vierendeel brood-zuiker ingedaan heeft,
doet 'er dan wat room, zes dooiren van
Eyeren, wat booter, geraspte Citroen, ge-
stoote kaneel en Orange bloessem by: doet
dit dan op de onderkorst en dekt het met
de boven-korst toe, en laat het langzaam
gaar bakken, is ongemeen lekker.
Taart van gehakte Zalm, voor de Vasten.
Neemt Mooten Zalm, daar geen graad in
is. a» hakt ze fyn met wat booter, Cham
pignons, petercelie, met wat zout, peper,
Notemuscaat, stoelen van artischokken en
te et het in een korst en zet het
te bakken, js puik.
Reeds vrij spoedig werd in de oude
Christelijke kerk geleerd en geloofd, dat
God op sommige plaatsen in het bijzonder
hoort naar de tot Hem opgezonden smeek-
gebeden. Vooral die plaatsen kwamen daar
voor in aanmerking, waar Jezus heeft gele
den, is gestorven en begraven.
Tal van bedevaartgangers trokken dan
ook naar het heilige land om op genoemde
plaatsen te bidden. Later werden ook per
sonen, meestal edelen, die een zwaar mis
drijf hadden begaan, veroordeeld tot het
doen van een bedevaart naar Palestina tot
verzoening hunner zonde.
Een der voornaamste oorzaken van de
bekende kruistochten (10961291) was, dat
de bedevaartgangers in 't Heilige Land
werden mishandeld of gedood door de Mo
hammedaansche overheerschers van het
land.
Ook werd een bedevaart ondernomen,
vrijwillig of gedwongen, naar het graf van
een der apostelen. In het bijzonder kwam
hiervoor in aanmerking het graf van St
Jacob, dat in de Spaansche stad Santiago
de Compostela zou moeten zijn. Nog altijd
is deze stad een belangrijke bedevaart
plaats. Natuurlijk moet ook genoemd wor
den Rome, waar Petrus en Paulus zijn ge
storven en begraven. Evenzoo trekt het
heilig bloed te Brugge als van ouds veel
bedevaartgangers. Volgens het verhaal
heeft een graaf van Vlaanderen van den
2den kruistocht een stuk van den lenden
doek van Jezus medegebracht, met bloed
bevlekt.
Verder kwam de plaats, waar een bekend
zendeling ligt begraven, voor een bedevaart
in aanmerking. Als zoodanig noemen wij
Echternach in Luxemburg, waar het stof
felijk overschot van Willebrord rust.
De Roomsche kerk heeft van af het be
gin der 5de eeuw Maria in het bijzonder
vereerd als de Deipara, de Moeder Gods
In de latere Middeleeuwen was de eere-
dienst voor haar zeer luisterrijk.
Op sommige plaatsen, waar zjj zich ge
openbaard moet hebben, moeten mirakelen
of wonderen door haar zijn gedaan. Het
op die plaats gestelde Mariabeeld zou ook
in staat zijn wonderen te doen en trok daar
om steeds vele bedevaartgangers. De stad
of het dorp profiteerde of profiteert veel
van dien grooten toeloop. Nog leeft de be
volking van de stad Lourdes in Frankrijk
in hoofdzaak van de duizenden bedevaart
gangers, komende uit alle oorden der we
reld, om een bezoek te brengen aan het On
ze Lieve Vrouwebeeld in de grot. In 1858
moet Maria hier aan Bernadette Soubirous
verscheenen zjjn. De zieke bedevaartgan
gers zoeken genezing in het water in die
grot.
Zeeland had vroeger een vijftal bede
vaartplaatsen, nl. V r o u w e n p o 1 d e r,
Aardenburg, Oostsoeburg,
St. Anna terMuiden enWest-
k a p e 1 1 e. Zj hadden als zoodanig haar
grootsten bloei in de Middeleeuwen, al wa
ren ze niet zoo belangrijk als de andere ge
noemde plaatsen.
Vrfjwillig of als gevolg van een rechter
lijke uitspraak werden zij bezocht om ver
zoening der zonden te verkrijgen. Ook wel
om hulp in moeilijke levensomstandigheden
voornamelijk ziekten. Niet alleen werd ge
beden, maar ook geofferd. Dit laatste be
stond in het laten branden van een of meer
kaarsen van een bepaald gewicht. Dit was
afhankelijk van de grootte van het misdrijf
en van den welstand der bedevaartgangers.
Ten bewijze dat de veroordeelde aan den
opgelegden plicht had voldaan, moest hij
bij zijn terugkomst het schriftelijk bewijs
afgeven, dat hij er geweest was. Dit bewijs,
betoog of bescheid genoemd, werd tegen be
taling door den geestelijke der bedevaart
plaats afgegeven. De kerk en de geestelijk
heid hadden in dat alles een belangrijke
bron van inkomsten, maar ook de nering
doenden, daar de bedevaartgangers, meest
al van verre komende, minstens één nacht
er moesten overnachten.
Wie gestraft werd met het doen van
een bedevaart, moest echter eerst en
vooral aan God, de Justitie en de beleedig-
de partij vergiffenis vragen, verder een
geldelijke boete betalen aan de plaatselijke
overheid, die het vonnis uitsprak. Tal van
dergelijke uitspraken zouden wij kunnen
mededeelen.
VROUWENPOLDER.
De Nieuwe polder, later Onze Lieve Vrou
wepolder genoemd, is in de 13de eeuw be
dijkt. In 1340 werd er een parochiekerk ge
sticht. Deze was, evenals de bevolking, arm.
Een vroom man bestelde bij een schilder te
Middelburg een schilderij van Maria voor
het kerkje. Een engel heeft het werk uit
gevoerd. De schilder wilde daarom geen be
looning er voor ontvangen. Met grooten
eerbied werd de schilderij naar de kerk van
den Polder gebracht, waar het spoedig mi
rakelen of wonderen deed. Op Mariahemel-
vaart (15 Augustus) werd de beeltenis van
Onze Lieve Vrouwe onder grooten toeloop
van bedevaartgangers in optocht door den
Polder gedragen.
Zelfs vorstelijke personen kwamen naar
het onaanzienlijk dorpje om het Mariabeeld
te aanbidden. Het kreeg zoo'n vermaard
heid, dat de zeevarenden, voor zij in zee
staken, eerst te Vere landden om naar O.
L. V. een bedevaart te doen.
Keizer Sigismund deed in gezelschap van
graaf Willem VI, stadhouder van Holland
en Zeeland, en een stoet edelen na een
voorspoedige zeereis van uit Engeland een
.pelgrimage" naar Vrouwenpolder.
Toen de hertog Philips van Bourgondië
in November 1437 te Middelburg vertoefde
en ontroerd was door het noodweer, besloot
hij een bedevaart naar den Polder te
doen. Hier offerde hij een kaars van 100
pond was.
Economie der toekomst.
Indien Warenkennis op school een kwel
ling voor u was, hoezeer zal het dan voor
uw arme kinderen worden! Een huivering
loopt mij omhunnentwille langs den rug,
als ik lees, dat rubber in Duitschland is ver
vangen door buna banden voor personen
auto's worden sedert het begin van dit
jaar uitsluitend uit buna vervaardigd en
dat wol in verschillende landen wordt ver
vangen door lanital, onder het motto:
„Melk is goed voor elk, maar ondermelk is
ondergoed voor elk".
Bij gebrek aan vleesch ziet men visch-
worst ontstaan, costuums worden van glas
vervaardigd, zoodat men, tegen iemand
opbotsend, „prosit" moet zeggen in plaats
van „pardon", of van hout, zoodat men bin
nenkort zijn broeken niet meer laat opper
sen, maar bijschaven.
Het is een mooie wereld waarin wij leven,
maar ze wordt ongetwijfeld nog veel
mooier, en men behoeft geen profeet te zjjn
om te voorspellen dat het woordenboek
over een halve eeuw verrijkt zal zijn met
een serie woorden die ons nu nog als abra
cadabra in de ooren zouden'klinken, even
als enkele jaren geleden buna en lani
tal
Misschien zal het einde der 20ste eeuw
later in de geschiedenis bekend staan als
het ersatz-tijdperk. Men zal wellicht ont
dekken, dat uit onze haren een voortref
felijk vervangmiddel voor benzine valt te
bereiden, dat wie weet onder den
naam harine grooten opgang zal maken, en
uit onze nagels een smakelijke sigaar,
Waarom niet? Wordt niet uit het Oosten
reeds gemeld, dat men ook sigaren uit
glas kan vervaardigen en dat het verschil
nauwelijks is te zien? Als dat zoo is, zullen
we misschien in glasarme landen nog eens
tabaksblazerijen zien ontstaan!
Ook is er weinig phantasie voor noodig
om te voorzien, dat het bankpapier, dat in
sommige landen intrinsiek ongeveer zoo
veel waard is als de zuivere papierwaarde
ervan, op een goedkoopere materie zal
moeten worden gedrukt, omdat de papier-
waarde grooter wordt dan de koopkracht
van het biljet. Dit is zelfs al „dagewesen1
indien men zich slechts gelieft te herinne
ren dat de goochelaar Schacht 1 billioen pa
piermark stabiliseerde op 1 rentemark a 60
cent. In dien tjjd kostte een doosje lucifers
5 milliard mark, en als men die betaalde
met 5.000 biljetten van 1 millioen, kon men
met weinig moeite becijferen waar meer
hout in verwerkt was: in die vijfduizend
biljetten of in dat doosje lucifers. Intus-
schen schijnt men nog geen mos, zeewier
of iets dergelijks dat dan wel mopo of
zeewa zou heeten gevonden te hebben
om papier te vervangen, maar tegen den
tijd dat er geen papier over is om bankno
ten te drukken omdat men alle papiervoor-
raden noodig heeft voor diplomatieke pro
testen, of voor water- en broodkaarten, zal
het genie wel intijds over de menschheid
vaardig worden. Het heeft haar nooit in
den steek gelaten als de nood het hoogst
was.
Wat onze voeding betreft, zijn we al heel
aardig op weg, onze gezellige maaltijden te
vervangen door 3 x per dag 1 eetlepel vi
taminen. Voorloopig worden de traditi-
oneele vormen der eetwaren nog geduld
het is van overheidswege nog toegestaan,
biefstukken, lamscoteletten, tomaten en si
naasappelen te verorberen, maar als men
deze heerlijkheden eens zal noodig hebben
voor defensiedoeleinden (weet zeker, dat
dit tot de onmogelijkheden behoort?), dan
zullen we op onze vitaminekaarten onze we
tenschappelijk gedoseerde pillen mogen af
halen, die de overheid voor ons gemeen
schappelijk welzijn zal uitvinden.
En dat zal nog pas het begin zijn. Een
duivelsche vocabulaire schijnt in de toe
komst de plaats te moeten innemen van de
vertrouwde namen waarmee wij zijn opge
groeid. Wij zullen ons dagelijksch blabo
smeren met bleba, en den smaak wegspoe
len met een kopje tebla, gezoet met gluca.
Als we het kunnen betalen, zullen we na
afloop een lichte glazupuf opsteken. Niet
alleen zullen wij banden van buna gebrui
ken, maar de auto zal loopen op benzuma,
de carrosserie gemaakt zijn van stuma en
de ruiten van gluma. Alleen de belasting
zal nog altijd belasting heeten, en dat zal
het bewijs zijn, dat de oude wereld nog
draait.
E. Rasmus.
De bemanning van het admiraalschip te
Vere kwam in 1524 met een afbeelding van
hun schip naar het Mariabeeld om haar ze
gen af te smeken. Zelfs het zeevarende
volk, de Bartoenen, bewoners van Bretag-
ne, kenden de bedevaartplaats.
Ook vele eenvoudigen kwamen om er te
bidden tot heil hunner ziel, maar vooral
ook tot genezing van hun ziekte. Niet zel
den kwamen zij barrevoets.
De beeldenstorm heeft de schilderij ge
spaard. De Hervorming maakte natuurlijk
aan de bedevaart een einde. De Spaansche
troebelen verwoestten de kerk voor een
groot deel. De schilderij is bewaard geble
ven, eerst te Vere, later te Brugge. Thans
prijkt zij op een prachtig altaar in de
Roomsch-Katholieke kerk te Middelburg,
waar het in 1932 met veel ceremonie is ont
huld.
(Slot volgt).
R. B. J. a. M.
(Nadruk verboden.)'
en n i e' daegelikse ménsen.
Ze is 'egroeid. Bepaeld. Je kunt 't effenof
an d'r zie-e. 't Is toch een wonder, zö
gröos as een ieder is, a ter een stuk van
z'n in de krante 'edrukt staet.
Je weet êest wou ik dae' nie' an, om
m'n plekke an d'r of te staen, maer, om
vrienden te bluven, 'k op een ènde toe-
'egeve.
Ze gin geduld om te wachten toet
Zitterdagsaevens, ze most dadelik wete,
wat a ik er van 'emaekt op z'n boers,
dus ikke dat nog gauw mee potlood over
'eschrieve en nae' d'r toe 'estierd.
Mae' machteg lieve, gin ure laeter kwam
z' a', mee een opgestoke zeil, an-'efietst,..
en kwaed! Dae' was gin spit mee d'r te
wennen. Ik kust glad nie' an 't woord kom-
me. Dat gieng as 'aegel en zand: en
dae' deug' niks van; en j' ei 't glad ver
knoeid; en den 'elt uut-'eflakt; enik
za' 't nog is êens doe, en dan bluuf jie der
is glad mee je tingels of". Daer je 't
Viengertje-ermpje.
Noe mö' je wete: ik ik ok m'n voor
schriften. Oe lank a 't weze mag, wat
'k wé' mag zegge, en wat nie'. 't Is niks
om twi kolommen vol te klessen, dat
zie 'edae', mae' dat mag nie', weet je
één kolom, en dan: stop. In 't oalderêeste
begun 'k 'ezeid: „daer is gin één góed
en gin êen kwaed, of 't komt 'ier, bie óns
op 't durp, voor". As ik dus, in 't algemeen,
m'n gedachten uutdrukke over smokkelen
of moord of brand, dan ei ter gin méns te
dienken, dat dat op 'um bedoeld is. Mae'
lae' me noe is annéme, dat er 'ier van de
weke één 'epakt wordt, a ten mee de licht
bak op pad is, en 's Zitterdagsaevens leest
'n 'ier over zó 'n geval. Den are weke ei
dezelfde persóon 't ongelok in een modder-
dulve te fietsen, den eigenste Zitterdag
wordt dae' 'ier een bak over verteld. Kiek,
a die dan gieng dienke: „dat is iedere keer
op mien gemunt", dan zou je 'n dae' gin
ongeliek in kunne' geve'. En zö iets mag
nie', weet je. Dat bin ik dudelik 'ezeid. Voe'
wat 'oef ik dae' een geheim van te maeken,
As ik zö iets zou doe, dan wier, ik er
uut-'ekégeld. Dat zie noe 'edae', weet-je,
dus dat most ik wê' uutflakke. Ik der
daerom zelft spiet van 'öor, wan' 't was 't
mooiste van 'êel 't verhaal. Maer ik zegge
ok tegen d'r: ,,a' je dat oallegaere onder
de ménsen d'r aandacht wil brienge, dan
mö' je een boek schrieve of een brosjure;
dan ku' je zette, dat a je wilt". Maer in de
krante gaet dat nie': dan mö' je, net liek
as ik, jen antipattieën glad beheerse. En je
simpattieën ok, wan' dae' bin wé' diengen,
die a 'k 'ier, op deze plekke, zö graag
is nae' voren zou brienge'; zö gezeid, een
bitje riklame voe' maeke, maer in dezen
'ouw ik m'n eigen ok in; dat is dae' 'ier de
plekke nie' voe:
Noe ku' je daerom wé begriepe, as je
doet liek as a van 't begun of an mien
plan 'ewist eit: de goeie diengen priest en
de verkeerde d i e n g e n ofkeurt, dat
dan de ménsen, die a die verkêerde
diengen 'edaen zegge: „dat is op mien".
Ik dat een tiedje gelee-e 'ehad, zie je. En
daerom wil ik dat noe is zegge: het gae'
nooit om de ménsen, het gaet oltied
allêene om de d i e n g e n. En as ik
noe over verkeerde diengen m'n oordeel
strieke, dan kan een ieder zelft zurge, da'
gin méns den dae' op anziet dan mot 'n
die diengen nie' doe. Ja, i k zegge nie'
dat 'n 't laete mot, 'öor. Dat mot een ieder
voe' z'n eigen geweten verantwoorde; mae'
dan ok zelft mae' lie-e, dat a ten over
komt.
Begriep me noe wee' nie' verkeerd. Het
laet me nie' koud, as ik zie-e, dat er jonge
ménsen de verkêerde kant uutgae. Daer
'k gelokkeg toch nog te vee' naestenliefde
voe.
En ik 'ope ok wé', dat er is een ienkelde
keer een woord, dat a ik 'ier neerschrieve,
mag bluven 'ange in de gedachten, en is
ietewat ten goeie mag uutwerke. Het on
gelok kan soms deur zö 'n kleinegheid
ekeerd worre. En 't juuste woord op 't
goeie oogenblik kan sturm verandere in
mooi weer. Dat me een Zitterdagaevend.
Liek a 'k 'ezeid Wantje was zö kwaed
as vier op me, omdat 'k zövee' deur-
'ekrauwd en dae'-deur d'r stuk bedurre-
ve. Mae', vergé-me, dae' komt de krante
en dae' krieg zie glad gliek en ikke een
douw. Gö', mane dat je motte zie-e. Ze
groeiden wé' vuuf duum.
Ons prombeerden nog om z' een bitje
nae' benee-en te douwen. Me zei-e: „dat ei
ten maer 'ezeid, om van 't gezanik of te
wezen". Mae' dat 'ielp ok a nie'.
Ik gae der voerêest nie' mi' nae' toe,
oor. D'r mond stae' nie' stille, oalmae'
over: „m'n stuk, m'n stuk", en dat wordt
toch zö vervelend om an t' 'óoren. Ze ei
daerom toch vervelende menieren 'öor; ik
zou nie' daegeliks mee d'r om kunne gae.
Ik kwam der is, toen den baes' ze, een
paer uren voordien, is op-'eschod. Nou, z'
d'r eigen mae' stille 'ehouwe, mae' twint a
ik er was, en ons zatte prate, zat zie oal
mae' zachtjes in d'r eigen te ziengen. Op
een ènde zat 'um oalmae' te lachen. Ik
nergenst erg in, mae' toen luusterden ik is,
en dan zong ze oal mae: „men kan niet al
tijd vroolijk zijn, soms moet men treurig
wezen. Och, waren alle waters wijn, me
dunkt ik waar genezen. Toch moesten dan
Uw lippen, En de eerste teug van nip
penEn dan gaf ze een gröote zucht
en wee' mae' van voren of an an 't ziengen.
Bin dat noe toch menieren. Mfe! nêe-e
öor, ik vinde 'r nie' vee' an, an 'êel Wantje.
Freek Hóógstee.
REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN,
Z a a in s 1 a g.
Ter oplossing het volgend probleem:
Auteur: C. K. Kaan, Koudekerke.
t 2 3
46 47 48 49 50
Cijfer stand: Zwart 9 schijven op 7-9, 13,
15, 18—20 en 22.
Wit 10 schijven op 16, 21, 24, 30, 3234,
38 47 en 50.
Oplossingen worden gaarne ingewacht
vóór 19 Maart a.s. bij de Redactie der Mdb.
Crt. onder motto Damrubriek.
o
Partij No. 13.
Om den Meestertitel 1938.
De volgende fraaie positie-partij, uit de
demi-finale van de wedstrijden om den
Meestertitel, bevat aardige momenten,
waarin de Zeeuwsche vertegenwoordiger
niet voor den geroutineerden Rotterdam-
schen Hoofdklasser onderdeed.
Wit: W. BOOGAARD, Middelburg.
Zwart: G. VAN DER WAALS, Rotterdam
1. 32—28 18—23 2. 33—29
3. 37 x 28 17—22 4. 28x17
Regelmatige opening. 5. 4137
Een afwijking van de bekende
Noeudvariant.
6. 37—32 9—13 7. 32—27
8. 46—41 19—23 9. 41—37
10. 37—32 7—11 11. 31—26
12. 26 x 37 10—14 13. 47-41
Wij geven de voorkeur aan 3933
ontwikkeling van den korten vleugel.
13
14. 36—31 11—17
16. 41—36 2—7
18. 35—30 14—20
19. 40—35 20—24
De witte rechtervleugel
in bedwang gehouden.
21. 3933.' Juist. Gespeeld om
schijf 34 te ruilen.
215—10
Sterker dan 25x34
Blijft in de lijn
23x32
11x22
13—18
Chef-
4—9
14—19
22x31
met
1—7
15. 31—26 7—11
17. 37—31 20—25
Dreigt 2024, enz.
20. 29x20 15X24
wordt tijdelijk
25.
27.
50—45
34—30
14—19
25x34
22.
23.
van
24.
26.
28.
34—29 23x34
30x39 9—14
het speelplan.
45—40 19—23
40—34 10—15
39x30 3—9
Zwart besluit terecht zijn kroonschijf in
het spel te brengen, daar deze op den vleu
gel gemist kan worden.
29. 44—39 9—14
Een noodige uitruil,
tempi te verschaffen.
31. 33x24 23—28
44—40 12—18
39—33 17—21
40—34 19—23
25X14 19x10
30. 49—44 24—29!
teneinde zich wat
33.
35.
37.
39.
32. 32x23 18x20
34. 30—25 7—12
36. 26x17 11x22
38. 33—29 14—19
Het is thans een
kwestie van opbouw geworden, want de
moeilijkheden, die tot dusverre in het mid
denspel aanwezig waren, zijn verdwenen.
40. 38—32 10—14 41. 32—27 12—17
42. 42—38 14—20 43. 45—40 13—19
44. 31—26 22x31 45. 36x27
Dit is sterker dan 26x37, hetgeen maar
tempo-verlies zou beteekenen. 45
17—22.
Stand na 45 zetten.
Zwart: VAN DER WAALS.
1 2 3 4 5
Bruine ragout van zwezerikken.
Neemt opgekookte balletjes zwezerikken
en lamspoten: wenteld het in meel, fruit
het bruin in de boter, stooft het dan met
vleesnat, azjjn of verjuis, notemuscaat,
foelie en zout; als dit wat gestooft heeft, zo
kan men daar moerilles, kastanjes, hane-
kammen, en vogelnesjes by doen, eindelijk
bind men alles met geklopte eyeren en li
moensap, laat het dan nog eens opkoken.
46 47 48 49 50
Wit: W. BOOGAARD.
46. 4842 De eenig juiste zet. In
dit stadium van de partij kan zelfs een
kleine positie-fout tot tastbaar nadeel
leiden. 4622 x 31
47. 26x37 6—11 48. 37—32 11—17
49. 3228 Een sterke uitruil.
4 923x32 50. 38x27
Op 1721 of 22 zou thans volgen 3530,
29—24 en 34x3.
5 08—13 51. 34—30
Nog steeds is 17—21 of 22 verhinderd we
gens 3025.
5 119—23 52. 40—34 (gedw.) 13—19
Wij achten 20-25 iets sterker. 53. 42-37 20-25
54. 32—28 18—22 55. 27x18 (gedw.) 23x12
56. 29—24! 19—23 57. 34—29! 23x34 (gedw.)
58. 30x39 12—18! 59. 24—19 15—20!
60. 35—30 25 x 34 61. 39 x 30 Hier
werd zeer terecht tot Remise beslotén.
Een fraaie partij met interessante mo
menten.
o
Fragmenten uit het kampioenschap van
Nederland 1939.
In de partij J. DruijfW. van der Kraan
kwam het na 13 zetten tot den volgenden
stand: Zwart 17 schijven op 2, 3, 613,
1520 en 24. Wit 17 schijven op 26, 31-38,
40, 42—46, 48 en 49.
Wit speelde 3430 en op 2025 zou dam
volgen naar 5 door 33—28 (25x34); 40x20
(15x24); 2822 en 32x5. Zwart zag het