ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD, L of der Zotheid Iff. SAM DE PDOVIMCIALE 2EEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAMTl 4 Maart 1939 ZEEUWSCHE KRONIEK. UIT 'N OUD KOOKBOEK. De DAEGELIKSE DIENGEN DAMMEN EN SCHAKEN. Oiik, |o en 6.50 I graai, lam. Ra- |20 en 7,05. 9,05 D;30 7,30 9,40 Ber. ge hand, vol- don- zoo- ne- In en |n of o to's en soli.; ?ods- /aar geh. be- met j/erk- Ikun- Iver- Ifön- ]sten v. h. Iniet (•act; vert con- vk.; lers, lceu- PI. d.*s |gs, C. in £ns er- (ien de BIS. Iff. ra. en. Is. M, Uitzicht. Wjj hebben een man gekend, geboren en getogen op het heerlijk Geldersche platte land, die manmoedig verklaarde: waar ik ook kom te wonen: nooit in een straat en nooit op een bovenhuis. Die verklaring aan zichzelf afgelegd is even begrijpelijk als voorbarig. Men kan in jonge jaren nooit vooruit als een axioma verklaren wat men in het lange leven zal doen. Want het leven is wissel vallig als het weer. 's Morgens kan de zon heerlijk schijnen en des avonds kunnen zware regenbuien den zonsondergang ge heel verduisteren. Menigeen heeft spijt ge noeg gehad van die jeugdige, vaak over moedige axiomata's, waaraan hij later werd herinnerd. Mijn oude Geldersche schoolkameraad ook. O, het was zoo begrijpelijk, dat hij die volop genoot van de schoonheid van zijn geboortegrond, de gedachte niet verdragen kon van de ingeslolenheid der straten eener groote stad; van het uitzichtslooze van een bovenhuis, dat zelfs de paar vierkante me ters tuin mist, die herinneren kunnen aan God's sehoone natuur. Hij had de vergezich ten van het platteland lief. Hij hield van bosch en hei; van akkers en van weiden. Uitzicht moest hij hebben; uitzicht, dat de eindelooze huizengevels, voor en achter, in de steden ten eenenmale belemmert. Het leven was voor hem inderdaad gril lig als het weer. Het bracht hem in later dagen in de groote stad, in een straat, op een bovenhuis. Daar vond ik hem terug. Het was alles nog goed geworden. Hij had werk, dat hem paste; zijn gezin, waaraan zijn hart hing en stoffelijk was zijn be staan verzekerd. Wij zaten te praten op zijn werkkamer en op de zolderverdieping, „Weet je, waarom ik op deze kamer ben gaan zitten? Omdat ik wat uitzicht hebben moet. Beneden kijk je tegen de voorgevels en de achtergevels aan hier, al zijn de ramen klein, zie je de lucht en de wolken en de zon. Zooals ik die gezien heb in het Geldersche in mijn jonge jaren." De eisch der jonge jaren was wel tot minimale proportie teruggebracht: een hooge zolderkamer in een straat in een groote stad, die tenminste uitzicht bood op God's hoogen hemel! Het leven leert veel menschen bescheiden te worden. Uitzicht hebben alle menschen noodig. Ver en wijd. Wij hebben dat noodig als menschheid, als volk, als gezin, als enke ling. De ellende van onzen tijd is, dat de menschheid geen uitzicht heeft. Hoe zal het gaan zelfs in de naaste toekomst? Oorlog of vrede? Economische verbetering of nieu we depressies? Zedelijke verheffing of toe nemende moreele verwildering. Zal het bru te geweld meer macht verkrijgen of de re delijkheid gaan heerschen? Wie is er die het weet. Het uitzicht in de toekomst is zoo beperkt, dat wij aan on beduidende voorvallen de beteekenis van voorteekenen gaan geven, als zij maar eenigszins in de gewensehte richting wijzen. Bij de volkeren, ieder afzonderlijk, is het niet anders: weinig of geen uitzicht! In vele gezinnen in de enkele levens, op allerlei terrein, is het niet anders: weinig of geen uitzicht. Waarom? Omdat het uitzicht heel be perkt is vanwege den mist, die er hangt. Natuurlijk: nooit is de mensch zeker ge weest van de toekomst. Die is niet in zijn hand. Maar er was meer optimisme om den komenden tijd tegemoet te zien. Aan dit optimisme heeft onze tijd ge> brek. En dat is waarlijk geen wonder. Zou het mogelijk wezen wat meer goeden moed te-hebben? Laat ons allereerst bedenken, dat het leven tenslotte aan kleine cjingen samen hangt. Groote dingen gebeuren zelden. De kleine dingen beïnvloeden het allermeest ons leven. Het kan een klein ding zijn, waaraan wfj misschien zelf nooit gedacht hebben, dat in eens het uitzicht in ons leven verheldert en zeer ver doet wezen. De menschen noemen dat vaak: toeval. Toevallig ontmoet men iemand, die een op lossing aan de hand doet in een moeilijke zaak. Toevallig leest men een artikel, een advertentie, die den weg wijst. Toevallig denkt men aan iets, dat ineens wending ge ven kan: „dat ik daaraan nooit eerder ge- dipht heb En dan komt het uitzicht ineens. De lucht klaart op; de mist trekt weg; het wordt helder. Hierop komt het aan, dat men uitzicht hebben wil; als is het maar door de kleine ramen van een zolderkamer. Wie zoekt, die vindt. t> J. Nagel. BEDEVAARTPLAATSEN IN ZEELAND. Taart van Mevrouw Binkdie ongemeen lekker is. Neemt een bierglas uitgedrukt sap van Citroenen, zet dit op het vuur, en laat het op de helft verkooken, na dat men 'er een vierendeel brood-zuiker ingedaan heeft, doet 'er dan wat room, zes dooiren van Eyeren, wat booter, geraspte Citroen, ge- stoote kaneel en Orange bloessem by: doet dit dan op de onderkorst en dekt het met de boven-korst toe, en laat het langzaam gaar bakken, is ongemeen lekker. Taart van gehakte Zalm, voor de Vasten. Neemt Mooten Zalm, daar geen graad in is. a» hakt ze fyn met wat booter, Cham pignons, petercelie, met wat zout, peper, Notemuscaat, stoelen van artischokken en te et het in een korst en zet het te bakken, js puik. Reeds vrij spoedig werd in de oude Christelijke kerk geleerd en geloofd, dat God op sommige plaatsen in het bijzonder hoort naar de tot Hem opgezonden smeek- gebeden. Vooral die plaatsen kwamen daar voor in aanmerking, waar Jezus heeft gele den, is gestorven en begraven. Tal van bedevaartgangers trokken dan ook naar het heilige land om op genoemde plaatsen te bidden. Later werden ook per sonen, meestal edelen, die een zwaar mis drijf hadden begaan, veroordeeld tot het doen van een bedevaart naar Palestina tot verzoening hunner zonde. Een der voornaamste oorzaken van de bekende kruistochten (10961291) was, dat de bedevaartgangers in 't Heilige Land werden mishandeld of gedood door de Mo hammedaansche overheerschers van het land. Ook werd een bedevaart ondernomen, vrijwillig of gedwongen, naar het graf van een der apostelen. In het bijzonder kwam hiervoor in aanmerking het graf van St Jacob, dat in de Spaansche stad Santiago de Compostela zou moeten zijn. Nog altijd is deze stad een belangrijke bedevaart plaats. Natuurlijk moet ook genoemd wor den Rome, waar Petrus en Paulus zijn ge storven en begraven. Evenzoo trekt het heilig bloed te Brugge als van ouds veel bedevaartgangers. Volgens het verhaal heeft een graaf van Vlaanderen van den 2den kruistocht een stuk van den lenden doek van Jezus medegebracht, met bloed bevlekt. Verder kwam de plaats, waar een bekend zendeling ligt begraven, voor een bedevaart in aanmerking. Als zoodanig noemen wij Echternach in Luxemburg, waar het stof felijk overschot van Willebrord rust. De Roomsche kerk heeft van af het be gin der 5de eeuw Maria in het bijzonder vereerd als de Deipara, de Moeder Gods In de latere Middeleeuwen was de eere- dienst voor haar zeer luisterrijk. Op sommige plaatsen, waar zjj zich ge openbaard moet hebben, moeten mirakelen of wonderen door haar zijn gedaan. Het op die plaats gestelde Mariabeeld zou ook in staat zijn wonderen te doen en trok daar om steeds vele bedevaartgangers. De stad of het dorp profiteerde of profiteert veel van dien grooten toeloop. Nog leeft de be volking van de stad Lourdes in Frankrijk in hoofdzaak van de duizenden bedevaart gangers, komende uit alle oorden der we reld, om een bezoek te brengen aan het On ze Lieve Vrouwebeeld in de grot. In 1858 moet Maria hier aan Bernadette Soubirous verscheenen zjjn. De zieke bedevaartgan gers zoeken genezing in het water in die grot. Zeeland had vroeger een vijftal bede vaartplaatsen, nl. V r o u w e n p o 1 d e r, Aardenburg, Oostsoeburg, St. Anna terMuiden enWest- k a p e 1 1 e. Zj hadden als zoodanig haar grootsten bloei in de Middeleeuwen, al wa ren ze niet zoo belangrijk als de andere ge noemde plaatsen. Vrfjwillig of als gevolg van een rechter lijke uitspraak werden zij bezocht om ver zoening der zonden te verkrijgen. Ook wel om hulp in moeilijke levensomstandigheden voornamelijk ziekten. Niet alleen werd ge beden, maar ook geofferd. Dit laatste be stond in het laten branden van een of meer kaarsen van een bepaald gewicht. Dit was afhankelijk van de grootte van het misdrijf en van den welstand der bedevaartgangers. Ten bewijze dat de veroordeelde aan den opgelegden plicht had voldaan, moest hij bij zijn terugkomst het schriftelijk bewijs afgeven, dat hij er geweest was. Dit bewijs, betoog of bescheid genoemd, werd tegen be taling door den geestelijke der bedevaart plaats afgegeven. De kerk en de geestelijk heid hadden in dat alles een belangrijke bron van inkomsten, maar ook de nering doenden, daar de bedevaartgangers, meest al van verre komende, minstens één nacht er moesten overnachten. Wie gestraft werd met het doen van een bedevaart, moest echter eerst en vooral aan God, de Justitie en de beleedig- de partij vergiffenis vragen, verder een geldelijke boete betalen aan de plaatselijke overheid, die het vonnis uitsprak. Tal van dergelijke uitspraken zouden wij kunnen mededeelen. VROUWENPOLDER. De Nieuwe polder, later Onze Lieve Vrou wepolder genoemd, is in de 13de eeuw be dijkt. In 1340 werd er een parochiekerk ge sticht. Deze was, evenals de bevolking, arm. Een vroom man bestelde bij een schilder te Middelburg een schilderij van Maria voor het kerkje. Een engel heeft het werk uit gevoerd. De schilder wilde daarom geen be looning er voor ontvangen. Met grooten eerbied werd de schilderij naar de kerk van den Polder gebracht, waar het spoedig mi rakelen of wonderen deed. Op Mariahemel- vaart (15 Augustus) werd de beeltenis van Onze Lieve Vrouwe onder grooten toeloop van bedevaartgangers in optocht door den Polder gedragen. Zelfs vorstelijke personen kwamen naar het onaanzienlijk dorpje om het Mariabeeld te aanbidden. Het kreeg zoo'n vermaard heid, dat de zeevarenden, voor zij in zee staken, eerst te Vere landden om naar O. L. V. een bedevaart te doen. Keizer Sigismund deed in gezelschap van graaf Willem VI, stadhouder van Holland en Zeeland, en een stoet edelen na een voorspoedige zeereis van uit Engeland een .pelgrimage" naar Vrouwenpolder. Toen de hertog Philips van Bourgondië in November 1437 te Middelburg vertoefde en ontroerd was door het noodweer, besloot hij een bedevaart naar den Polder te doen. Hier offerde hij een kaars van 100 pond was. Economie der toekomst. Indien Warenkennis op school een kwel ling voor u was, hoezeer zal het dan voor uw arme kinderen worden! Een huivering loopt mij omhunnentwille langs den rug, als ik lees, dat rubber in Duitschland is ver vangen door buna banden voor personen auto's worden sedert het begin van dit jaar uitsluitend uit buna vervaardigd en dat wol in verschillende landen wordt ver vangen door lanital, onder het motto: „Melk is goed voor elk, maar ondermelk is ondergoed voor elk". Bij gebrek aan vleesch ziet men visch- worst ontstaan, costuums worden van glas vervaardigd, zoodat men, tegen iemand opbotsend, „prosit" moet zeggen in plaats van „pardon", of van hout, zoodat men bin nenkort zijn broeken niet meer laat opper sen, maar bijschaven. Het is een mooie wereld waarin wij leven, maar ze wordt ongetwijfeld nog veel mooier, en men behoeft geen profeet te zjjn om te voorspellen dat het woordenboek over een halve eeuw verrijkt zal zijn met een serie woorden die ons nu nog als abra cadabra in de ooren zouden'klinken, even als enkele jaren geleden buna en lani tal Misschien zal het einde der 20ste eeuw later in de geschiedenis bekend staan als het ersatz-tijdperk. Men zal wellicht ont dekken, dat uit onze haren een voortref felijk vervangmiddel voor benzine valt te bereiden, dat wie weet onder den naam harine grooten opgang zal maken, en uit onze nagels een smakelijke sigaar, Waarom niet? Wordt niet uit het Oosten reeds gemeld, dat men ook sigaren uit glas kan vervaardigen en dat het verschil nauwelijks is te zien? Als dat zoo is, zullen we misschien in glasarme landen nog eens tabaksblazerijen zien ontstaan! Ook is er weinig phantasie voor noodig om te voorzien, dat het bankpapier, dat in sommige landen intrinsiek ongeveer zoo veel waard is als de zuivere papierwaarde ervan, op een goedkoopere materie zal moeten worden gedrukt, omdat de papier- waarde grooter wordt dan de koopkracht van het biljet. Dit is zelfs al „dagewesen1 indien men zich slechts gelieft te herinne ren dat de goochelaar Schacht 1 billioen pa piermark stabiliseerde op 1 rentemark a 60 cent. In dien tjjd kostte een doosje lucifers 5 milliard mark, en als men die betaalde met 5.000 biljetten van 1 millioen, kon men met weinig moeite becijferen waar meer hout in verwerkt was: in die vijfduizend biljetten of in dat doosje lucifers. Intus- schen schijnt men nog geen mos, zeewier of iets dergelijks dat dan wel mopo of zeewa zou heeten gevonden te hebben om papier te vervangen, maar tegen den tijd dat er geen papier over is om bankno ten te drukken omdat men alle papiervoor- raden noodig heeft voor diplomatieke pro testen, of voor water- en broodkaarten, zal het genie wel intijds over de menschheid vaardig worden. Het heeft haar nooit in den steek gelaten als de nood het hoogst was. Wat onze voeding betreft, zijn we al heel aardig op weg, onze gezellige maaltijden te vervangen door 3 x per dag 1 eetlepel vi taminen. Voorloopig worden de traditi- oneele vormen der eetwaren nog geduld het is van overheidswege nog toegestaan, biefstukken, lamscoteletten, tomaten en si naasappelen te verorberen, maar als men deze heerlijkheden eens zal noodig hebben voor defensiedoeleinden (weet zeker, dat dit tot de onmogelijkheden behoort?), dan zullen we op onze vitaminekaarten onze we tenschappelijk gedoseerde pillen mogen af halen, die de overheid voor ons gemeen schappelijk welzijn zal uitvinden. En dat zal nog pas het begin zijn. Een duivelsche vocabulaire schijnt in de toe komst de plaats te moeten innemen van de vertrouwde namen waarmee wij zijn opge groeid. Wij zullen ons dagelijksch blabo smeren met bleba, en den smaak wegspoe len met een kopje tebla, gezoet met gluca. Als we het kunnen betalen, zullen we na afloop een lichte glazupuf opsteken. Niet alleen zullen wij banden van buna gebrui ken, maar de auto zal loopen op benzuma, de carrosserie gemaakt zijn van stuma en de ruiten van gluma. Alleen de belasting zal nog altijd belasting heeten, en dat zal het bewijs zijn, dat de oude wereld nog draait. E. Rasmus. De bemanning van het admiraalschip te Vere kwam in 1524 met een afbeelding van hun schip naar het Mariabeeld om haar ze gen af te smeken. Zelfs het zeevarende volk, de Bartoenen, bewoners van Bretag- ne, kenden de bedevaartplaats. Ook vele eenvoudigen kwamen om er te bidden tot heil hunner ziel, maar vooral ook tot genezing van hun ziekte. Niet zel den kwamen zij barrevoets. De beeldenstorm heeft de schilderij ge spaard. De Hervorming maakte natuurlijk aan de bedevaart een einde. De Spaansche troebelen verwoestten de kerk voor een groot deel. De schilderij is bewaard geble ven, eerst te Vere, later te Brugge. Thans prijkt zij op een prachtig altaar in de Roomsch-Katholieke kerk te Middelburg, waar het in 1932 met veel ceremonie is ont huld. (Slot volgt). R. B. J. a. M. (Nadruk verboden.)' en n i e' daegelikse ménsen. Ze is 'egroeid. Bepaeld. Je kunt 't effenof an d'r zie-e. 't Is toch een wonder, zö gröos as een ieder is, a ter een stuk van z'n in de krante 'edrukt staet. Je weet êest wou ik dae' nie' an, om m'n plekke an d'r of te staen, maer, om vrienden te bluven, 'k op een ènde toe- 'egeve. Ze gin geduld om te wachten toet Zitterdagsaevens, ze most dadelik wete, wat a ik er van 'emaekt op z'n boers, dus ikke dat nog gauw mee potlood over 'eschrieve en nae' d'r toe 'estierd. Mae' machteg lieve, gin ure laeter kwam z' a', mee een opgestoke zeil, an-'efietst,.. en kwaed! Dae' was gin spit mee d'r te wennen. Ik kust glad nie' an 't woord kom- me. Dat gieng as 'aegel en zand: en dae' deug' niks van; en j' ei 't glad ver knoeid; en den 'elt uut-'eflakt; enik za' 't nog is êens doe, en dan bluuf jie der is glad mee je tingels of". Daer je 't Viengertje-ermpje. Noe mö' je wete: ik ik ok m'n voor schriften. Oe lank a 't weze mag, wat 'k wé' mag zegge, en wat nie'. 't Is niks om twi kolommen vol te klessen, dat zie 'edae', mae' dat mag nie', weet je één kolom, en dan: stop. In 't oalderêeste begun 'k 'ezeid: „daer is gin één góed en gin êen kwaed, of 't komt 'ier, bie óns op 't durp, voor". As ik dus, in 't algemeen, m'n gedachten uutdrukke over smokkelen of moord of brand, dan ei ter gin méns te dienken, dat dat op 'um bedoeld is. Mae' lae' me noe is annéme, dat er 'ier van de weke één 'epakt wordt, a ten mee de licht bak op pad is, en 's Zitterdagsaevens leest 'n 'ier over zó 'n geval. Den are weke ei dezelfde persóon 't ongelok in een modder- dulve te fietsen, den eigenste Zitterdag wordt dae' 'ier een bak over verteld. Kiek, a die dan gieng dienke: „dat is iedere keer op mien gemunt", dan zou je 'n dae' gin ongeliek in kunne' geve'. En zö iets mag nie', weet je. Dat bin ik dudelik 'ezeid. Voe' wat 'oef ik dae' een geheim van te maeken, As ik zö iets zou doe, dan wier, ik er uut-'ekégeld. Dat zie noe 'edae', weet-je, dus dat most ik wê' uutflakke. Ik der daerom zelft spiet van 'öor, wan' 't was 't mooiste van 'êel 't verhaal. Maer ik zegge ok tegen d'r: ,,a' je dat oallegaere onder de ménsen d'r aandacht wil brienge, dan mö' je een boek schrieve of een brosjure; dan ku' je zette, dat a je wilt". Maer in de krante gaet dat nie': dan mö' je, net liek as ik, jen antipattieën glad beheerse. En je simpattieën ok, wan' dae' bin wé' diengen, die a 'k 'ier, op deze plekke, zö graag is nae' voren zou brienge'; zö gezeid, een bitje riklame voe' maeke, maer in dezen 'ouw ik m'n eigen ok in; dat is dae' 'ier de plekke nie' voe: Noe ku' je daerom wé begriepe, as je doet liek as a van 't begun of an mien plan 'ewist eit: de goeie diengen priest en de verkeerde d i e n g e n ofkeurt, dat dan de ménsen, die a die verkêerde diengen 'edaen zegge: „dat is op mien". Ik dat een tiedje gelee-e 'ehad, zie je. En daerom wil ik dat noe is zegge: het gae' nooit om de ménsen, het gaet oltied allêene om de d i e n g e n. En as ik noe over verkeerde diengen m'n oordeel strieke, dan kan een ieder zelft zurge, da' gin méns den dae' op anziet dan mot 'n die diengen nie' doe. Ja, i k zegge nie' dat 'n 't laete mot, 'öor. Dat mot een ieder voe' z'n eigen geweten verantwoorde; mae' dan ok zelft mae' lie-e, dat a ten over komt. Begriep me noe wee' nie' verkeerd. Het laet me nie' koud, as ik zie-e, dat er jonge ménsen de verkêerde kant uutgae. Daer 'k gelokkeg toch nog te vee' naestenliefde voe. En ik 'ope ok wé', dat er is een ienkelde keer een woord, dat a ik 'ier neerschrieve, mag bluven 'ange in de gedachten, en is ietewat ten goeie mag uutwerke. Het on gelok kan soms deur zö 'n kleinegheid ekeerd worre. En 't juuste woord op 't goeie oogenblik kan sturm verandere in mooi weer. Dat me een Zitterdagaevend. Liek a 'k 'ezeid Wantje was zö kwaed as vier op me, omdat 'k zövee' deur- 'ekrauwd en dae'-deur d'r stuk bedurre- ve. Mae', vergé-me, dae' komt de krante en dae' krieg zie glad gliek en ikke een douw. Gö', mane dat je motte zie-e. Ze groeiden wé' vuuf duum. Ons prombeerden nog om z' een bitje nae' benee-en te douwen. Me zei-e: „dat ei ten maer 'ezeid, om van 't gezanik of te wezen". Mae' dat 'ielp ok a nie'. Ik gae der voerêest nie' mi' nae' toe, oor. D'r mond stae' nie' stille, oalmae' over: „m'n stuk, m'n stuk", en dat wordt toch zö vervelend om an t' 'óoren. Ze ei daerom toch vervelende menieren 'öor; ik zou nie' daegeliks mee d'r om kunne gae. Ik kwam der is, toen den baes' ze, een paer uren voordien, is op-'eschod. Nou, z' d'r eigen mae' stille 'ehouwe, mae' twint a ik er was, en ons zatte prate, zat zie oal mae' zachtjes in d'r eigen te ziengen. Op een ènde zat 'um oalmae' te lachen. Ik nergenst erg in, mae' toen luusterden ik is, en dan zong ze oal mae: „men kan niet al tijd vroolijk zijn, soms moet men treurig wezen. Och, waren alle waters wijn, me dunkt ik waar genezen. Toch moesten dan Uw lippen, En de eerste teug van nip penEn dan gaf ze een gröote zucht en wee' mae' van voren of an an 't ziengen. Bin dat noe toch menieren. Mfe! nêe-e öor, ik vinde 'r nie' vee' an, an 'êel Wantje. Freek Hóógstee. REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN, Z a a in s 1 a g. Ter oplossing het volgend probleem: Auteur: C. K. Kaan, Koudekerke. t 2 3 46 47 48 49 50 Cijfer stand: Zwart 9 schijven op 7-9, 13, 15, 18—20 en 22. Wit 10 schijven op 16, 21, 24, 30, 3234, 38 47 en 50. Oplossingen worden gaarne ingewacht vóór 19 Maart a.s. bij de Redactie der Mdb. Crt. onder motto Damrubriek. o Partij No. 13. Om den Meestertitel 1938. De volgende fraaie positie-partij, uit de demi-finale van de wedstrijden om den Meestertitel, bevat aardige momenten, waarin de Zeeuwsche vertegenwoordiger niet voor den geroutineerden Rotterdam- schen Hoofdklasser onderdeed. Wit: W. BOOGAARD, Middelburg. Zwart: G. VAN DER WAALS, Rotterdam 1. 32—28 18—23 2. 33—29 3. 37 x 28 17—22 4. 28x17 Regelmatige opening. 5. 4137 Een afwijking van de bekende Noeudvariant. 6. 37—32 9—13 7. 32—27 8. 46—41 19—23 9. 41—37 10. 37—32 7—11 11. 31—26 12. 26 x 37 10—14 13. 47-41 Wij geven de voorkeur aan 3933 ontwikkeling van den korten vleugel. 13 14. 36—31 11—17 16. 41—36 2—7 18. 35—30 14—20 19. 40—35 20—24 De witte rechtervleugel in bedwang gehouden. 21. 3933.' Juist. Gespeeld om schijf 34 te ruilen. 215—10 Sterker dan 25x34 Blijft in de lijn 23x32 11x22 13—18 Chef- 4—9 14—19 22x31 met 1—7 15. 31—26 7—11 17. 37—31 20—25 Dreigt 2024, enz. 20. 29x20 15X24 wordt tijdelijk 25. 27. 50—45 34—30 14—19 25x34 22. 23. van 24. 26. 28. 34—29 23x34 30x39 9—14 het speelplan. 45—40 19—23 40—34 10—15 39x30 3—9 Zwart besluit terecht zijn kroonschijf in het spel te brengen, daar deze op den vleu gel gemist kan worden. 29. 44—39 9—14 Een noodige uitruil, tempi te verschaffen. 31. 33x24 23—28 44—40 12—18 39—33 17—21 40—34 19—23 25X14 19x10 30. 49—44 24—29! teneinde zich wat 33. 35. 37. 39. 32. 32x23 18x20 34. 30—25 7—12 36. 26x17 11x22 38. 33—29 14—19 Het is thans een kwestie van opbouw geworden, want de moeilijkheden, die tot dusverre in het mid denspel aanwezig waren, zijn verdwenen. 40. 38—32 10—14 41. 32—27 12—17 42. 42—38 14—20 43. 45—40 13—19 44. 31—26 22x31 45. 36x27 Dit is sterker dan 26x37, hetgeen maar tempo-verlies zou beteekenen. 45 17—22. Stand na 45 zetten. Zwart: VAN DER WAALS. 1 2 3 4 5 Bruine ragout van zwezerikken. Neemt opgekookte balletjes zwezerikken en lamspoten: wenteld het in meel, fruit het bruin in de boter, stooft het dan met vleesnat, azjjn of verjuis, notemuscaat, foelie en zout; als dit wat gestooft heeft, zo kan men daar moerilles, kastanjes, hane- kammen, en vogelnesjes by doen, eindelijk bind men alles met geklopte eyeren en li moensap, laat het dan nog eens opkoken. 46 47 48 49 50 Wit: W. BOOGAARD. 46. 4842 De eenig juiste zet. In dit stadium van de partij kan zelfs een kleine positie-fout tot tastbaar nadeel leiden. 4622 x 31 47. 26x37 6—11 48. 37—32 11—17 49. 3228 Een sterke uitruil. 4 923x32 50. 38x27 Op 1721 of 22 zou thans volgen 3530, 29—24 en 34x3. 5 08—13 51. 34—30 Nog steeds is 17—21 of 22 verhinderd we gens 3025. 5 119—23 52. 40—34 (gedw.) 13—19 Wij achten 20-25 iets sterker. 53. 42-37 20-25 54. 32—28 18—22 55. 27x18 (gedw.) 23x12 56. 29—24! 19—23 57. 34—29! 23x34 (gedw.) 58. 30x39 12—18! 59. 24—19 15—20! 60. 35—30 25 x 34 61. 39 x 30 Hier werd zeer terecht tot Remise beslotén. Een fraaie partij met interessante mo menten. o Fragmenten uit het kampioenschap van Nederland 1939. In de partij J. DruijfW. van der Kraan kwam het na 13 zetten tot den volgenden stand: Zwart 17 schijven op 2, 3, 613, 1520 en 24. Wit 17 schijven op 26, 31-38, 40, 42—46, 48 en 49. Wit speelde 3430 en op 2025 zou dam volgen naar 5 door 33—28 (25x34); 40x20 (15x24); 2822 en 32x5. Zwart zag het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 7